Masterproef. Hoeveel weegt Vlaanderen? Het wegen van well-being binnen de capability approach door middel van diverse gewichtenschema s.



Vergelijkbare documenten
Sociaal kapitaal en gezondheid. Annelien Poppe Evelyn Verlinde Prof. dr. Sara Willems Prof. dr. Jan De Maeseneer

Hoe gelukkig ben je? Opdracht 1

Gelukkig met geluksbeleid?

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Vlaming maakt zich minder zorgen over crisis

Samenvatting, conclusies en discussie

Op zoek naar geluk. Op zoek naar geluk. George Gelauff. Min. AZ 16 dec 2008

filosofie havo 2015-II

Flanders ISSP 2002 Family and Changing Gender Roles III Questionnaire

Perstekst - 14 september Pluk je geluk. CM lanceert campagne ter bevordering van geestelijke gezondheid

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Het Inkomen van Chronisch zieke mensen

Coöperatie en communicatie:

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Wat is armoede? Er zijn veel verschillende theorieën en definities over wat armoede is. Deze definities zijn te verdelen in categorieën.

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5)

Lezing, 10 december Relatie tussen sociaal isolement en psychiatrische ziekte

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 17 oktober Armoede in België

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Geluk en Capabilities: een filosofische analyse. Ingrid Robeyns Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Wijsbegeerte

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Inleiding. Johan Van der Heyden

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

MDG. Eerst en tweede graad. Te lezen zinnen (in willekeurige volgorde!)

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

Programma. Tussen bedoelde insluiting en onbedoelde uitsluiting. Een capability evaluatiekader voor sociale interventies

Voelen arme mensen zich eigenlijk arm?

Groepskenmerken Aantal cliënten 103 Gemiddelde leeftijd 52 (Dit is gebaseerd op 42 cliënten) 56 Mannen, 47 Vrouwen en 0 niet ingevuld

Wat is co-ouderschap? 1. Wat is co-ouderschap wettelijk gezien. 2. Wat is belangrijk voor een goed co-ouderschap. 3. Co-ouderschap in de praktijk

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Profiel brede welvaart Goeree Overflakkee

Capability en opleiden? Prof. Dr. J. Van der Klink Jeannette de Boer

Vreugde, positieve emoties, geluk, tevredenheid, sereniteit, enzovoort zijn enkele

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID OVER GOEDE DOEL

filosofie havo 2015-II

Sustainable development goals

Vlaams Archeologencollectief

KANS Kwetsbaarheid Aanpakken in de Samenleving

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

SCREENING VAN AFHANKELIJKHEID

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap

Argumentenkaart Deeltijdwerken 3. Samenleving. Wat zijn de voor- en nadelen voor de samenleving als vrouwen meer gaan werken?

NT2-docent, man/vrouw met missie

Geluk en politiek Een pleidooi voor helder denken. Frank Vandenbroucke Itinera,

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Managers zijn de meest tevreden werknemers

ARMOEDE GEPEILD Een analyse van de EU-SILC cijfers naar aanleiding van 17 oktober Werelddag van verzet tegen armoede

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

HUMO enquête naar de koopkracht

Toon Vandevelde. Economische en menselijke rationaliteit

Rapport voor deelnemers M²P panel

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

Nieuwe technologie voor een oud probleem

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e

Geluksgevoel hangt meer af van je mentale vermogen dan van wat je overkomt

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Enquête intimiteit & seksualiteit Oktober 2017

Positieve verpleegkunde: op weg naar een bloeiende samenleving!

Stageplaza.nl. Nationaal Docentenonderzoek De Ruyterkade 106 II 1011 AB Amsterdam Tel : Fax : I :

WAARDEGOED. betekenisvol leren en werken WIE? WAT? WAARDE! Methode voor waardengericht leren in bestaande lessen. HANDLEIDING voor docenten

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

ARMOEDE- INDICATOREN

Een gelukkige leerkracht voor gelukkige leerlingen

Beleving van rijkdom en armoede

Nationaal geluksonderzoek. Deel 5: werk

GENDERWORKSHOP. Dag van de 4 de Pijler 18/2/17

Standaard Eurobarometer 86. Die publieke opinie in de Europese Unie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Profiel van de Vlaamse AA

Bas van Bavel Universiteit Utrecht. Brede welvaart. 18 september 2018

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Standaard Eurobarometer 90. De publieke opinie in de Europese Unie

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014

filosofie havo 2016-I

Inge Test

Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten)

Naam vrijwillige huisbezoeker Naam respondent. Postcode huisbezoek. 1. Wat is uw geboortedatum? (Vul in a.u.b.) 2. Geslacht? (Vul in a.u.b.

PAGINA BESTEMD VOOR DE INTERVIEWER. Interviewernummer : INTCODE. Module INTIMITEIT. (bij de vragenlijst volwassene lente 2002)

Leefbaarheid en Geluk Martijn Burger & Frank van Oort

Oordeel over de positie van ouderen in Nederland in 2013

Transcriptie:

Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Masterproef Hoeveel weegt Vlaanderen? Het wegen van well-being binnen de capability approach door middel van diverse gewichtenschema s. Lynn De Wandele & Stefanie Lanckriet Master Handelswetenschappen Afstudeerrichting Finance and Risk Manangement Afstudeerrichting Accountancy - Fiscaliteit Promotor: Prof. Dr. Luc Van Ootegem Co-promotor: Prof. Dr. Elsy Verhofstadt Academiejaar 2010-2011

2

Voorwoord Deze masterproef werd geschreven in het kader van de master Handelswetenschappen aan de Hogeschool Gent. Het onderwerp sluit aan bij de vakgroep Algemene Economie. Graag bedanken we onze promotor prof. Dr. Luc Van Ootegem en co-promotor prof. Dr. Elsy Verhofstadt voor hun begeleiding en hulp bij de totstandkoming van deze masterproef. Bij hen konden we steeds terecht met vragen waarop we zeer snel en duidelijk antwoord kregen. Dankzij hun grote kennis van en interesse in het onderwerp konden zij ons steeds in de juiste richting sturen. Ook het opstellen van de enquête en de cleaning van de dataset hebben we aan hen te danken. Zo kwamen we tot een goede dataset die onmisbaar is voor dit onderzoek. De voorbije twee jaar was het een aangename samenwerking waarvoor we hen oprecht willen bedanken. We bedanken onze medestudenten Nathalie Delmotte, Cosie Goudesone, Elke Kindt, Elien Seynaeve, Charlotte Vandewalle en Anneleen Vanelslander om samen met ons de enquêtes af te nemen en zo een grote dataset te bekomen. Daarbij danken we ook alle respondenten voor het invullen van de enquête. Daarnaast zouden we graag onze ouders en vriend bedanken, die ons gedurende de volledige opleiding hebben gesteund. i

Inhoudstafel 1. ALGEMENE SITUERING VAN DE CAPABILITY APPROACH... 1 2. HET GEBRUIK VAN EEN WELL-BEING INDEX... 5 3. DE DIMENSIES IN DE WELL-BEING INDEX... 7 3.1. THEORIE... 7 3.2. METHODES VOOR HET SELECTEREN VAN DE DIMENSIES... 8 3.2.1. Individuele methodes... 8 3.2.2. Participatieve methodes... 9 3.2.3. Collectieve methodes... 9 3.2.4. Paternalisme... 13 3.3. DIMENSIES VOOR HET ONDERZOEK... 14 3.3.1. Mate geluk... 14 3.3.2. Doelstellingen bereiken... 15 3.3.3. Gezondheid... 15 3.3.4. Onderwijs/Opleiding... 16 3.3.5. Inkomen... 17 3.3.6. Sociaal leven... 18 3.3.7. Omgeving... 19 3.3.8. Leven volgens persoonlijke visie... 19 3.3.9. Huidige situatie... 20 3.3.10. Relatie... 20 3.3.11. Leven in een welvaartstaat... 21 4. GEWICHTEN IN DE INDEX... 23 4.1. DATAGEDREVEN GEWICHTEN... 23 4.1.1. Frequentiegebaseerde gewichten... 23 4.1.2. Statistische gewichten... 24 4.1.3. Meest gunstige gewichten... 25 4.2. NORMATIEVE GEWICHTEN... 25 4.2.1. Gelijke of willekeurige gewichten... 25 4.2.2. Expert opinie gewichten... 26 4.2.3. Prijsgebaseerde gewichten... 27 4.3. HYBRIDE GEWICHTEN... 27 4.3.1. Ordeningsgewichten... 28 4.3.2. Hedonische gewichten... 28 5. INLEIDING VAN HET ONDERZOEK... 29 6. BESCHRIJVING VAN DE DATASET... 31 6.1. BESCHRIJVING VAN DIVERSE INVLOEDEN OP WELL-BEING... 31 6.2. BESCHRIJVING VAN DE CAPABILITIES... 32 6.3. BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIONINGS... 33 7. BEREKENEN VAN DE GEWICHTEN... 35 iii

7.1. SCOREGEWICHTEN... 36 7.2. REGRESSIEGEWICHTEN... 37 7.2.1. Regressiegewichten gebaseerd op capabilities... 38 7.2.1.1. Capability-regressiegewichten met alle variabelen... 38 7.2.1.2. Capability-regressiegewichten zonder de variabele gelukkig leven... 40 7.2.2. Regressiegewichten gebaseerd op functionings... 41 7.2.2.1. Functioning-regressiegewichten met alle variabelen... 41 7.2.3. Vergelijking capability-regressiegewichten en functioning-regressiegewichten 42 7.3. CORRELATIEGEWICHTEN... 43 7.3.1. Vergelijking correlatiegewichten... 44 8. VERGELIJKING TUSSEN DE GEWICHTENSCHEMA S... 45 8.1. REGRESSIEGEWICHTEN VERSUS CORRELATIEGEWICHTEN... 45 8.2. SCOREGEWICHTEN VERSUS CORRELATIEGEWICHTEN... 45 9. GEWICHTEN VOOR GROEPEN RESPONDENTEN... 47 9.1. GESLACHT... 47 9.2. OPLEIDINGSNIVEAU... 50 9.3. RELATIE... 53 9.4. HUIDIGE SITUATIE... 55 9.5. LEEFTIJD... 55 10. BELEIDSTHEMA S... 64 10.1. BESPREKING VAN DE BELEIDSTHEMA S EN HUN GEWICHTEN... 64 10.1.1. Gezondheidszorg... 66 10.1.2. Tewerkstelling... 67 10.1.3. Onderwijs... 68 10.1.4. Huisvesting... 69 10.1.5. Veiligheid... 69 10.1.6. Armoede... 70 10.1.7. Pensioenen... 71 10.1.8. Milieu... 72 10.1.9. Mobiliteit... 73 10.1.10. Non discriminatie... 73 11. CONCLUSIE... 75 LITERATUURLIJST... 79 LIJST VAN TABELLEN... 85 BIJLAGEN... 87 iv

Inleiding In hoofdstuk één van het theoretisch deel van deze masterproef wordt het begrip wellbeing gedefinieerd aan de hand van de capability approach. Dit is een conceptueel raamwerk, ontwikkeld door Amartya Sen, om well-being te beoordelen. Daarin zijn twee begrippen zeer belangrijk, namelijk functionings en capabilities. Na de situering van de capability approach bespreken we in een tweede hoofdstuk het gebruik van een index voor het wegen van de verschillende dimensies die well-being bepalen. De keuze van de dimensies wordt besproken in hoofdstuk drie. In dit hoofdstuk komen ook de dimensies aan bod die opgenomen worden voor het onderzoek in deze paper. We trachten de bevindingen uit de literatuur omtrent de impact van deze dimensies op well-being te achterhalen, zodat we de resultaten van het onderzoek kunnen vergelijken met vaststellingen van andere onderzoekers. Het is ons doel om na te gaan welke bevindingen in de literatuur de resultaten van ons onderzoek bevestigen en welke bevindingen onze resultaten tegenspreken. Aan elke dimensie wordt een gewicht toegekend. Daarvoor bestaan verschillende gewichtenschema s. Deze worden besproken in hoofdstuk vier. In het onderzoeksgedeelte, dat start in hoofdstuk vijf, proberen we aan de hand van een dataset van 1553 Vlaamse respondenten een gewichtenschema op te stellen voor het wegen van well-being. In hoofdstuk zes wordt een beschrijvende analyse van de dataset uitgevoerd. Voor het wegen van well-being worden diverse gewichtenschema s opgesteld in hoofdstuk zeven: een score-gewichtenschema, twee regressiegewichtenschema s en twee correlatie-gewichtenschema s. Voor het opstellen van het score-gewichtenschema maken we gebruik van de invloed die diverse dimensies hebben op het well-being van de respondenten. De capabilities worden gebruikt om een capability-regressiegewichtenschema en een capability-correlatiegewichtenschema op te stellen. De functionings liggen aan de basis van het functioningregressiegewichtenschema en het functioning-correlatiegewichtenschema. In hoofdstuk acht worden deze verschillende gewichtenschema s naast elkaar geplaatst om de gelijkenissen en verschillen te achterhalen. Hierbij trachten we na te gaan welk gewichtenschema het best gehanteerd wordt voor het wegen van well-being. Na deze vergelijking wordt in hoofdstuk negen een onderscheid gemaakt tussen respondenten op basis van het geslacht, het opleidingsniveau, het al dan niet hebben van een relatie, de huidige situatie en de leeftijd. We trachten een verklaring te geven voor de verschillen in gewichten tussen deze groepen. Het is ons doel te achterhalen welke dimensies het meest bepalend zijn voor het well-being van verschillende groepen. In hoofdstuk tien richten we ons op beleidsthema s. De beleidsthema s die we zullen bespreken zijn: gezondheidszorg, onderwijs, milieu, veiligheid, huisvesting, v

tewerkstelling, non-discriminatie, mobiliteit, armoede en pensioenen. We veronderstellen dat deze beleidsthema s relevant zijn voor het bespreken van wellbeing. We willen nagaan welk belang de Vlaming hecht aan tien opgelegde beleidsthema s. Dit belang wordt nagegaan aan de hand van ordeningsgewichten. Per beleidsthema bespreken we het gewicht dat eraan toegekend wordt door de volledige groep respondenten. Indien relevant maken we ook een onderscheid tussen de respondenten om het verschil in gewichten tussen de verschillende groepen respondenten na te gaan. We zoeken literatuur over deze beleidsthema s om na te gaan wat de gelijkenissen en verschillen zijn met de resultaten van ons onderzoek. vi

1. Algemene situering van de capability approach De meeste individuen zijn in staat hun leven te evalueren. Ze kunnen er bijvoorbeeld een score aan geven. Toch is het volgens Schwarz en Strack (1991, in Verlet en Callens, 2010) naïef om te stellen dat de antwoorden van elk individu accuraat zijn. Zo kunnen onder andere mood -effecten een invloed hebben op de rapportering van subjectief welzijn. Een bekend voorbeeld voor het evalueren van het leven, is de volgende vraag, bedacht door Cantril (1965). Een ladder met tien treden weerspiegelt het leven. De onderste trede staat voor het slechtst mogelijke leven en de tiende trede staat voor het best mogelijke leven. Kan je aanduiden op welke trede jij je bevindt? Binnen de studie naar de kwaliteit van het leven is er geen algemeen theoretisch kader. Volgens Verlet en Callens (2010) is dit eigen aan het onderzoeksveld. De kwaliteit van het leven wordt gedefinieerd naargelang de wijze waarop men deze zal meten. Meestal zijn de omschrijvingen die men geeft vrij vaag. Zo definiëren Andrews en Withey (1976, in Verlet en Callens 2010) subjectief well-being als het oordeel dat een persoon maakt over zijn leven als geheel. Volgens Bradburn is subjectief well-being een kwaliteit van ervaring die voortkomt uit het relatieve overgewicht van positieve gevoelens tegenover negatieve gevoelens (Kammann, 1984 in Verlet en Callens, 2010). Economen daarentegen hanteren vaak de begrippen welvaart en nut wanneer ze het hebben over subjectief well-being. Er moet opgemerkt worden dat de begrippen kwaliteit van het leven, subjectief wellbeing, geluk en levenstevredenheid op diverse wijzen geïnterpreteerd worden en al dan niet als synoniemen gebruikt worden. Dit zorgt voor verwarring. Er werden reeds pogingen ondernomen om tot standaarddefinities te komen, maar dit met weinig succes (Verlet en Callens, 2010). Om well-being van een samenleving te meten wordt vaak beroep gedaan op één monetaire of economische indicator. Vaak is dit het inkomen of de consumptie (Decancq e.a., 2009). Men gaat er van uit dat de hoeveelheid van goederen en diensten die door een samenleving geproduceerd wordt of door een individu wordt verworven, een weerspiegeling is van de kwaliteit van het leven van deze samenleving of dat individu. Deze gedachtegang veronderstelt dat de kwaliteit van het leven verhoogd wordt door een hogere economische productiviteit. Het gebruik van één indicator is volgens Sen en Nussbaum niet voldoende voor het meten van well-being omdat er geen rekening gehouden wordt met de heterogeniteit tussen individuen (Decancq e.a., 2009). Er wordt algemeen aanvaard dat well-being een begrip is dat meerdere dimensies omvat. Zowel materiële als psychologische dimensies (Narayan, 2000). Volgens Parmenter (1994 in Algemene situering van de capability approach 1

Verlet en Callens, 2010) blijkt deze multi-dimensionaliteit uit de diversiteit aan indicatoren die men hanteert om het well-being te meten. Monetaire indicatoren kunnen aangevuld worden met niet-monetaire of sociale indicatoren zoals gezondheid, scholing, water en elektriciteit. Dit wordt de resourcebased approach genoemd (Alkire, 2008). Het voordeel van deze benadering is dat ze elk individu vrij laat in de keuze van zijn resources. Er zijn echter redenen om de resourcebased approach ontoereikend te noemen om de levenskwaliteit te meten. Zo kan niet op elke resource een waarde gekleefd worden. Indien dat wel mogelijk zou zijn, is niet het bezit ervan, maar de mogelijkheid om er iets mee te bereiken, van belang bij het meten van de levenskwaliteit. Een ander nadeel is dat resources geen waardeoordeel bevatten. Een andere manier om naar de levenskwaliteit te kijken is die van de utilitaristen. Zij stellen vast dat de levenskwaliteit een subjectief gegeven is en dat ze overeenkomt met de mate van tevredenheid over de behoeftebevrediging (De Blander, 2008). De capability approach gaat er van uit dat de levenskwaliteit gemeten moet worden in termen van functionings en capabilities in plaats van resources en utility. Om wellbeing te meten is het dus belangrijk te weten wat de functionings en capabilities van een individu zijn. Een functioning kan gedefinieerd worden als elk aspect of elke dimensie van iemands bestaan dat relevant is voor (het beoordelen van) zijn well-being (De Blander, 2008). Een capability is de reële mogelijkheid van een persoon om iets te doen of te zijn, de ontplooiingsmogelijkheden of realisatiemogelijkheden die een persoon heeft. Voorbeelden zijn de mogelijkheid om te kunnen lezen, schrijven, dansen, eten, gezond zijn, werken, ontspannen enzovoort. Er zijn oneindig veel capabilities. Een individu kan zelf beslissen of hij die capability wil realiseren of niet (Robeyns, 2004). Capabilities vertegenwoordigen dus de echte vrijheid van het individu. Een gerealiseerde capability is een achieved functioning, dat wat iemand echt kan doen of zijn (Boulanger e.a., 2009). Het is moeilijk om totaal verschillende functionings en capabilities samen te voegen in één maatstaf. Hoe kunnen we bijvoorbeeld het verlangen naar een ijsje, het niet hebben van hoofdpijn, het geschreven hebben van het mooiste sonnet ooit en het naar bed gaan met je favoriete filmster samenvoegen op basis van een aantal objectieve maatstaven? De capability approach erkent verschillende meervoudige en onvergelijkbare soorten menselijke achievements. De gewichten toegekend aan de verschillende functionings zijn dus waardeoordelen over het relatieve belang van elke functioning binnen de gehele set van functionings die gebruikt wordt voor het meten van well-being (Alkire, 2008). 2 Algemene situering van de capability approach

Volgens de capability approach moet men zich meer focussen op capabilities dan op gerealiseerde functionings om de kwaliteit van het leven te beoordelen. De Grewal studie (Grewal e.a. 2006), waarin geconcludeerd wordt dat men de kwaliteit van het leven ervaart als een set van kansen, volgt de capability approach hierin. Het is echter niet correct om enkel rekening te houden met capabilities. Een argument voor het gebruik van functionings is dat ongelijkheden in het bereikte niveau van functionings tussen groepen, kunnen verklaard worden door de verschillen in toegang tot dezelfde capabilities (Robeyns en Van der Veen, 2007). Het probleem van de keuze tussen functionings en capabilities kan opgelost worden door het meten van refined functionings. Dit betekent in het bezit zijn van alternatieve mogelijkheden is een onderdeel van het zijn of doen zelf (bijvoorbeeld. kiezen voor een parttime job in plaats van het krijgen van een parttime job). Optie A kiezen wanneer optie B ook mogelijk is, is een andere refined functioning dan A kiezen omdat B niet mogelijk is. Zo is vasten niet hetzelfde als verhongeren omdat men er bij vasten zelf voor kiest minder te eten. Ingeval van verhongering is dit niet de eigen keuze, er is geen keuze (Sen e.a.,1987 in Schokkaert, 2007). Algemene situering van de capability approach 3

2. Het gebruik van een well-being index Om well-being te meten wordt gebruik gemaakt van een index. In de well-being index worden verschillende dimensies opgenomen. Aan elke dimensie wordt een gewicht toegekend dat het relatieve belang van de dimensie weergeeft. Dit relatieve belang is een waardeoordeel. Waardeoordelen kunnen we opvatten als het blijvend belang van de dimensie ten opzichte van de andere dimensies en de prioriteit van de uitbreiding van een dimensie ten opzichte van de andere dimensies. Voor een individu zal de keuze van de gewichten een weerspiegeling zijn van zijn waardeoordelen (Alkire, 2008). Doordat de well-being index de achievements van een individu samenvoegt, zoals bijvoorbeeld de materiële levensstandaard en de gezondheid, kan men op basis van de indexcijfers het well-being tussen individuen in een samenleving vergelijken doorheen de tijd en ruimte (Decancq e.a., 2009). Well-being indexen zijn een belangrijk instrument voor overheden en analisten om een beeld te krijgen van de verdeling van de welvaart in de samenleving. Ze kunnen andere indicatoren, zoals het BBP per capita, aanvullen (Decancq e.a., 2009). Er is een overvloed aan multi-dimensionele well-being indexen. Ze verschillen in de dimensies en het relatieve gewicht dat aan de dimensies gegeven wordt. Het kiezen van een geschikte well-being index wordt door Rawls the index problem genoemd (Rawls, 1971). De weging van verschillende domeinen en die samen brengen tot een algemene indicator is geen evidentie. Eerst en vooral is de weging door individuen onderling helemaal verschillend en is het onmogelijk om met alle domeinen rekening te houden. Daarom is het interessante te peilen naar de algemene levenstevredenheid en naar de tevredenheid over meer specifieke domeinen van het leven (Verlet & Callens, 2010). Het gebruik van een well-being index 5

3. De dimensies in de well-being index 3.1. Theorie Volgens de social production function theorie (SPF) zijn affectie, gedragsbevestiging, status, comfort en stimulatie de relevante dimensies van subjectief well-being. De realisatie van deze elementen en de toekomstige opportuniteiten om ze te realiseren, dragen bij tot het well-being van een individu. De SPF-theorie stelt dat al deze elementen een dalend marginaal nut hebben (Nieboer e.a., 2004). In het eindverslag Naar theoretisch gefundeerde en democratisch gelegitimeerde indicatoren voor de meting van welzijn in België (Van Ootegem en Spillemaeckers, 2009) worden wetenschappelijk verantwoorde en democratisch representatieve indicatoren ontwikkeld voor well-being. Eind 2007 werden er acht focusgroepen georganiseerd rond verschillende dimensies van well-being. De dimensies waren werk, sociale omgeving, mentale en fysische gezondheid, fysische omgeving, vrije tijd en cultuur, opleiding en informatie, inkomen en politieke omgeving. Op die manier werd nagegaan hoe de Belgische bevolking subjectief well-being ervaart. Er werd geconcludeerd dat gezondheid bovenaan komt in de rangschikking. Gezondheid werd gevolgd door de sociale omgeving en vervolgens door inkomen en werk. Deze vier dimensies werden door de deelnemers aanzien als zeer sterk met elkaar verbonden. Daarna kwamen de fysische omgeving en de vrije tijd, gevolgd door opleiding. De politieke omgeving werd algemeen beschouwd als de minst belangrijkste dimensie. Het klasseren gebeurde dikwijls in functie van de levensomstandigheden van het individu. Indien één van de dimensies voor problemen zorgde in hun leven, of indien hun verwachtingen voor deze dimensie niet werden ingevuld, dan werd deze beschouwd als zeer belangrijk voor hun well-being. De Europese enquête naar de kwaliteit van het leven uitgevoerd door Eurofound verschaft een inzicht in de scores die een Europeaan geeft aan de verschillende dimensies (Anderson e.a., 2009). Uit de enquête blijkt dat gezondheid voor 81 procent van de Europeanen zeer belangrijk is. 68,7 procent van de individuen vinden een goed gezinsleven zeer belangrijk voor hun levenskwaliteit. Inkomen is ook een belangrijke factor voor het bepalen van de levenstevredenheid. De mensen die het moeilijk hebben om rond te komen geven een score van 4,5 op 10 aan het leven, terwijl mensen die het niet moeilijk hebben om rond te komen, een score geven van 7,8 op 10. Enkele andere bepalende factoren die in de studie aan bod komen zijn: werktevredenheid, vertrouwen in overheidsinstellingen en economische welvaart van het land. De dimensies in de well-being index 7

De Studiedienst van de Vlaamse Regering bestudeert elk jaar de Vlaamse Regionale Indicatoren (Vrind, 2010). Uit hun enquête blijkt dat de Vlamingen een score geven van 7,5 op 10 aan levenstevredenheid. Op gebied van maatschappelijke problemen worden werkloosheid, pensioenenonzekerheid en de stijgende kostprijs van gezondheid het hoogst aangeschreven. 9 op 10 individuen zijn zeer tevreden over de buurt waarin ze wonen. Ook de sociale contacten vinden de Vlamingen heel belangrijk en scoren dus hoog. Andere dimensies die belangrijk blijken uit deze studie zijn politiek, overheidsinstellingen en vrijwilligerswerk. De Sociaal-Culturele Verschuivingen (SCV-survey, 2008 in Verlet en Callens, 2010), uitgevoerd door de Studiedienst van de Vlaamse Regering, peilt naar de waarden, opvattingen en overtuigingen van Vlamingen met betrekking tot maatschappelijke en beleidsrelevante thema s. Centraal stond de algemene levenstevredenheid. Er werd ook gepeild naar de tevredenheid over elf specifieke domeinen: woning, buurt, inkomen, werk, levensstandaard, vrije tijd, gezondheidstoestand, tijd om te doen wat gedaan moet worden, sociale contacten met huisgenoten, sociale contacten met familie en sociale contacten met vrienden. De respondenten bleken het meest tevreden over de buurt en woning waarin ze wonen en de sociale contacten met vrienden. Het minst tevreden zijn ze over het inkomen, de beschikbare tijd die men heeft en het werk dat men doet. 3.2. Methodes voor het selecteren van de dimensies Er bestaan verschillende methodes om de dimensies te bepalen. Een eerste categorie bevat methodes die rekening houden met de waardeoordelen van individuen (individuele methodes). Een tweede categorie houdt echter geen rekening met die waardeoordelen. Dit is het paternalisme. Tussen deze twee uitersten bevinden zich de participatiemethodes en collectieve methodes. 3.2.1. Individuele methodes Bij een individuele methode worden zowel de dimensies als de gewichten bepaald door het individu. De index weerspiegeld enkel de waardeoordelen van het individu. Een enquête is een vragenlijst opgesteld door de onderzoeker. In deze masterproef wordt een enquête geclassificeerd als een individuele methode Er moet opgemerkt worden dat er een zekere vorm van paternalisme optreedt. De onderzoeker bepaalt welke vragen er worden opgenomen in de enquête en eveneens de antwoordmogelijkheden. Onrechtstreeks zitten zijn waardeoordelen verwerkt in de enquête. Zo krijgen de niet opgenomen zaken verplicht een gewicht gelijk aan nul. Wij gaan er echter van uit dat een enquête mag gebruikt worden om de individuele dimensies en gewichten te achterhalen omdat de waardeoordelen van het individu veel 8 De dimensies in de well-being index

sterker aanwezig zijn dan de waardeoordelen van de onderzoeker. Ook omwille van praktische redenen was het niet mogelijk de dimensies te laten kiezen door het individu. 3.2.2. Participatieve methodes De participatieve aanpak veronderstelt een actieve betrokkenheid van het publiek in het besluitvormingsproces. Het publiek kan uit doorsnee burgers bestaan, uit de stakeholders die rechtstreeks iets te maken hebben met een bepaald project of beleid, uit deskundigen of uit regeringsleden. De verschillende partijen geven mee vorm aan het onderwerp in kwestie (Elliott, 2006). Toegepast op de capability approach is de participatiemethode gebaseerd op een representatieve groep van deelnemers om waardeoordelen te maken voor het selecteren van capabilities. Dit proces lijkt in theorie ideaal te zijn voor de keuze van dimensies, maar blijkt in de praktijk niet nauwkeurig te zijn door de aanwezigheid van conflicten, ongelijkheden, een tekort aan informatie en de afwezigheid van bepaalde groepen waardoor hun waardeoordelen niet aan bod komen (Alkire, 2008). Een voorbeeld van een participatie methode is een focusgroep. Focusgroepen zijn interessant om meer inzicht te krijgen in de dimensies van well-being (Van Ootegem, Spillemaeckers, 2009). 3.2.3. Collectieve methodes De overheid heeft tot doel het well-being van haar samenleving te verhogen. Om dit te doen moet ze inspelen op verschillende domeinen. De keuze van die domeinen houdt een waardeoordeel in. Onder de collectieve methodes voor het bepalen van de dimensies, verstaan wij dan ook die methodes waarbij de overheid de keuze van de dimensies maakt en waarbij de keuze de waardeoordelen van de overheid weerspiegeld. Het is in eerste instantie de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat de basisbehoeften van de individuen kunnen bevredigd worden, zodat er een minimale vorm van well-being gegarandeerd wordt. Daarom is er het aanbod van publieke goederen en diensten, zoals onderwijs en openbaar vervoer. Dit aanbod van publieke goederen beïnvloedt de capabilities waarover een individu beschikt. Ook de aanwezigheid van externaliteiten 1 beïnvloedt die capabilities (Van Ootegem, Spillemaeckers, 2009). 1 Een externaliteit is een niet bedoeld gevolg van een beslissing. Een externaliteit kan zowel positief als negatief zijn. De buurvrouw die haar tuin goed onderhoudt waardoor de buren over een mooi uitzicht beschikken is een voorbeeld van een positieve externaliteit. Voorbeelden van negatieve externaliteiten zijn de uitstoot van broeikasgassen en lozing van giftige stoffen. De dimensies in de well-being index 9

Het leven in gemeenschap veronderstelt dat ieder individu zichzelf beperkingen oplegt in het streven naar het bevredigen van zijn behoeften. Als iedereen tot het uiterste zijn eigen belangen zou nastreven, dan zouden er talloze conflicten ontstaan en zou het samenleven onmogelijk worden (Vlaamse Regering, 2006). Individuen handelen vaak tegen hun eigenbelang in ten goede van het publieke belang, als gevolg van maatschappelijke normen of als gevolg van een sterke identificatie met hun sociale rollen en wat van hen verwacht wordt (De Regt, 2007). De meeste economische modellen gaan er echter van uit dat een individu een egoïstisch wezen is in het streven naar het bevredigen van zijn behoeften. Hij houdt enkel rekening met de gevolgen die een beslissing heeft voor zichzelf, de ik, en niet met de gevolgen voor de ander (Waege en Billiet, 1998). Volgens Kahneman is dit idee van de rationele homo economicus, die enkel in zijn eigen voordeel handelt, volledig foutief (De Regt, 2007). Sen heeft kritiek op de rational choice theory die stelt dat mensen enkel handelen vanuit hun eigenbelang en egoïsme en dat ze dus geen rekening houden met wat het best is voor anderen of de hele samenleving. Een individu berekent de voor- en nadelen van alle keuzemogelijkheden en kiest die mogelijkheid die hem het beste resultaat geeft. Om rationeel te kunnen handelen moeten alle keuzemogelijkheden gekend zijn, dit is echter een illusie (Ooms en Pennings, 2006). Het prisoner s dilemma toont dat rationeel handelen niet altijd zal leiden tot een optimale uitkomst omdat de beslissingen van een individu afhankelijk zijn van de beslissingen van anderen. Individuele rationaliteit (de misdaad bekennen door de andere te verraden leidt niet tot een gevangenisstraf voor degene die de andere verraden heeft aangezien dit het gevolg is van medewerking met de politie) zal niet altijd leiden tot collectieve rationaliteit (als beide misdadigers bekennen leidt dit tot een maximale gevangenisstraf, terwijl ze slechts een minimale straf zouden gekregen hebben indien ze beide ontkenden) en omgekeerd. Als deze situatie veralgemeend wordt naar N individuen, dan gaat het niet meer over verraden, maar over free rider gedrag. Als voorbeeld kunnen we het milieu nemen. Om een gezonde omgeving te hebben moeten mensen samenwerken. Een individu kan bijvoorbeeld zonnepanelen plaatsen en zijn afval sorteren om het milieu minder te belasten. Het is echter rationeel voor een individu om niets te doen dat extra tijd of geld kost als anderen ook niets doen op hetzelfde moment. Dit omdat één individu niet in staat is de gezonde omgeving op zijn eentje te realiseren en zijn inspanningen weinig verschil zouden maken. In deze situatie leidt een rationele aanpak van één individu dus niet tot een rationele uitkomst op collectief niveau (Ooms en Pennings, 2006). Sen gebruikt de term commitment om aan te tonen dat niet alle keuzes gebaseerd zijn op egoïstisch handelen, maar soms volgen uit het medeleven met mensen uit hun 10 De dimensies in de well-being index

omgeving of uit hun waarden en normen. Wanneer een economische keuze als egoïstisch bestempeld kan worden, is dus een moeilijke vraag. Daarom maakt Sen het onderscheid tussen wat hij sympathy en commitment noemt (De Regt, 2007). Indien het well-being van een individu psychologisch afhankelijk is van het geluk en succes van iemand anders, kan men spreken van een gevoel van sympathy dat persoon A voelt voor persoon B. Commitment daarentegen veronderstelt een actie of een keuzemoment, waarbij persoon A gelooft dat de keuze van de daad hem zelf een lager niveau van well-being zal brengen, dan eender welke andere keuze. Men handelt dus tegen het eigenbelang in. Dit gedragspatroon is te verklaren door de waarden en normen die men hanteert en het medeleven voor anderen. Sen stelt dat enkel het gedrag dat voorkomt uit commitment als niet-egoïstisch bestempeld kan worden. Men moet immers meer moeite doen om zich zo te gedragen aangezien het een bewuste actie vraagt. De reden waarom hij deze twee begrippen hanteert, is om in te gaan tegen de egoïstische visie van economische modellen (De Regt, 2007). De visie van Sen heeft ook gevolgen voor de verdeling van publieke goederen. Publieke goederen moeten vergeleken worden met private goederen. Private goederen hebben de eigenschap dat slechts één persoon ze kan gebruiken. Publieke goederen kunnen daarentegen door meer dan één persoon gebruikt worden. Voorbeelden zijn de wegen, een park,... De verdeling van de publieke goederen is problematisch. Als het in ieders belang is de voordelen die hij verwacht van het publieke goed te onderschatten, dan leidt deze onderschatting tot verlies van dat publieke goed, terwijl het wel gerechtvaardigd zou zijn indien iedereen het echte belang ervan zou kennen (Lewin, 1988 in Ooms en Pennings, 2006). Een ander probleem dat ontstaat is dat publieke goederen overbevraagd worden. Als iedereen zijn gebruik van het publieke goed maximaliseert leidt dit tot uitputting van dat publieke goed. Sen zegt dat men niet enkel moet handelen om zijn eigen winst te maximaliseren, maar dat men ook rekening moet houden met anderen en zichzelf wat te onthouden van dat publieke goed. Men mag dus niet enkel handelen vanuit zijn eigen belang (Sen, 1977 in Ooms en Pennings, 2006). Aan de hand van regels tracht de overheid het individuele gedrag van mensen in de gewenste richting te sturen. Elke maatschappij heeft een set van regels, aangepast aan de problemen waarmee ze te maken heeft. Aan de hand van deze regels probeert de maatschappij ervoor te zorgen dat de waarden niet in het gedrang komen (Vlaamse Regering, 2006). Naast de elementen die belangrijk zijn voor het individuele well-being, zijn er ook elementen die door de maatschappij vooropgesteld worden. De maatschappij streeft naar een hoge welvaart en een hoog welzijn, waardoor veel aandacht besteed wordt aan die elementen die ook het individueel well-being verhogen. Daarnaast bekijkt ze ook De dimensies in de well-being index 11

andere factoren die zeer belangrijk zijn voor het well-being van de maatschappij en die op individueel vlak echter minder naar voor komen. Indien individuen keuzes maken die voor zichzelf niet de beste zijn, kan er een motief bestaan voor overheidsingrijpen. Dit leidt tot de vraag in welke gevallen burgers hun eigen belangen verkeerd inschatten. New (1999) verdeelt de mogelijke redenen in wilszwakte en onbekende of complexe keuzesituaties. Wilszwakte omvat situaties waarbij individuen verleid worden keuzes te maken die hen op korte termijn voordelen opleveren, maar die op lange termijn niet in hun eigen belang zijn. Mogelijke voorbeelden zijn roken en pensioenbesparingen. Wat pensioenbesparingen betreft kan iemand eigenlijk wel weten dat hij ooit voor zijn pensioen moet gaan sparen, maar dat steeds uitstellen tot morgen. In zekere zin gaat het hier om irrationeel gedrag, waarbij de overheid een rol kan vervullen door burgers te proberen behoeden voor de gevolgen van deze irrationaliteit. Onbekende of complexe keuzesituaties omvatten beslissingen waarbij mensen bepaalde kennis missen. Een voorbeeld is het omdoen van een autogordel: mogelijk laten mensen dit vaak na omdat zij de kans op of de gevolgen van een ongeval onderschatten. In andere gevallen is misschien veel gespecialiseerde kennis nodig om een goede keuze te kunnen maken. Indien er sprake is van onbekende of complexe keuzesituaties kan het geven van voorlichting door de overheid in sommige gevallen volstaan, dat wil zeggen in die gevallen waar de markt niet of niet efficiënt voorziet in instituties die informatie verschaffen. Hieronder vermelden we enkele initiatieven op maatschappelijk vlak voor het verhogen van well-being. Daarbij worden telkens dimensies genoemd die een invloed lijken te hebben op well-being. In het eindverslag van de Commissie ter invulling van de cursus maatschappelijke oriëntatie, dat als doel heeft migranten wegwijs te maken in de nieuwe samenleving, worden vijf waarden naar voor geschoven. Dit zijn: de vrijheid, de gelijkheid, de solidariteit, het respect en het burgerschap (Vlaamse Regering, 2006). Uit de millenniumdoelstellingen blijkt dat op maatschappelijk vlak veel belang wordt gehecht aan het kunnen bevredigen van de basisbehoeften. Tegen 2015 wil men onder andere de extreme armoede en honger wegwerken en een universele basiseducatie bereiken. De gezondheid is een tweede belangrijk punt. Zo wil men kindersterfte verminderen, de gezondheid van moeders verbeteren en allerlei ziektes (zoals HIV, tbc en malaria) bestrijden. Enkele andere doelstellingen zijn: het streven naar meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen, de bescherming van een duurzaam leefmilieu en het ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling. Het onderwijs wordt ook als doelstelling aangehaald. Op maatschappelijk niveau wil men een verplicht en toegankelijk basisonderwijs over de hele wereld. (NCDO, 2010). 12 De dimensies in de well-being index