RAPPORT VAN DE OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD

Vergelijkbare documenten
RAPPORT VAN DE OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD. (geanonimiseerd)

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

RAPPORT VAN DE OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD. (geanonimiseerd)

RAPPORT VAN DE OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD. Geanonimiseerd

Beoordeling. h2>klacht

Het gesloten stadsdeelkantoor Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuidoost

Werkinstructie Ombudscommissie Eindhoven November 2016

Een onderzoek naar de handelwijze van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 20 februari Rapportnummer: 2013/012

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 27 januari 2015 en bij het secretariaat ingeboekt op 27 januari 2015 onder nummer

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

OORDEEL OMBUDSCOMMISSIE. Het schriftelijke verzoek van 24 juni 2008 is op 30 juni 2008 ontvangen op het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Klachtenregeling gemeente Lansingerland 2016

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Lantaarnpaal staat in de weg Gemeente Weesp Beheer en beleid

Olst-Wijhe, januari 2015 doc. nr.: Klachtenrapportage 2014 gemeente Olst-Wijhe

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Rapport. Rapport over de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van de gemeente Leiden. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/106

Trage klachtbehandeling belemmert inburgering Gemeente Amsterdam Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling

Dossiernummer Rapport. Verzoeker Mevrouw V. hierna genoemd: verzoeker.

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 3 mei 2012 en bij het secretariaat ingeboekt op 8 mei 2012 onder nummer

Beoordeling. h2>klacht

Telefonisch horen bij een klacht Gemeente Almere Dienst Sociale Zaken

Klachtenregeling Stichting Bureau Jeugdzorg Flevoland

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 18 oktober 2012 en bij het secretariaat ingeboekt op 22 oktober 2012 onder nummer

gelezen het advies van de ondernemingsraad d.d.; 15 juni 2016, vast te stellen de navolgende Interne Klachtenregeling 2015;

GEMEENTEBLAD. Nr Klachtenregeling gemeente Doetinchem 2017

vast te stellen de Interne klachtenregeling gemeente het Bildt:

Klacht Verzoeker klaagt over de gang van zaken bij de hoorzitting van de commissie voor bezwaarschriften:

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

ADVIES / advies d.d. 6 februari 2018 pagina 1 van 5

RAPPORT VAN DE OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD. Geanonimiseerd

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2013 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2013 onder nummer

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 11 december 2011 en bij het secretariaat ingeboekt op 12 december onder nummer

Jaarverslag Klachtencommissie Gemeente Boxmeer 2012 en Boxmeer, 1 mei 2014.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 3 november 2010 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Consequenties / risico s Niet van toepassing

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Dossiernummer OORDEEL. Verzoeker. De H, Genemuiden. Datum verzoek

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

Deze regeling is van toepassing op het klachtrecht zoals bedoeld in artikel 9:1 van de wet.

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers

Rapport. Datum: 8 mei 2002 Rapportnummer: 2002/142

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 2 maart 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer :

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Geen uitleg over verwijdering groen Gemeente Zaanstad Dienst Wijken

Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 24 juni 2013 en bij het secretariaat ingeboekt op 24 juni 2013 onder nummer

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Heerlen. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/244

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Dubbele leges voor één vergunning Gemeente Almere Dienst Publiekszaken

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

college van Burgemeester en wethouders Piet Hugense Datum 7 januari 2015 Onderwerp jaarverslag klachtbehandeling 2014 Zaaknummer

Rapport. Datum: 18 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/228

JAARVERSLAG INTERNE KLACHTBEHANDELING GEMEENTE ZUTPHEN 2014

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie ressort 's-gravenhage te Den Haag. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2013/065

Klachten over klantmanagers Gemeente Amsterdam Dienst Werk en Inkomen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

TOELICHTING INTERNE KLACHTENREGELING GEMEENTE KATWIJK

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum verzoek De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoek op 23 november Het betreft de gemeente Twenterand.

Langdurig geschil over de renovatie van panden gemeente Amsterdam stadsdeel Centrum

Klachtenregeling Vereniging Spierziekten Nederland (VSN)

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Openbaar rapport over een klacht over de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland te Zaandam. Datum: 5 april 2016 Rapportnummer: 2016/031

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Een onderzoek naar (het gebruik van geluidsopnamen in) de klachtbehandeling door de regionale eenheid van politie Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 1 september 2008 en bij het secretariaat ingeboekt op 3 september 2008 onder nummer 65/2008.

Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit.

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : directie Werk Dossiernummer :

Eisen aan klachtafhandeling Gemeente Amsterdam Dienst Zorg en Samenleven

Klacht over te zwaar en dubbel straffen van een leerling en over niet nakomen van afspraken. ADVIES

Verordening interne en externe klachtbehandeling 2015 gemeente Molenwaard

Het algemeen bestuur van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen (MGR),

Rapport. Datum verzoek De Overijsselse Ombudsman (OO) ontving het verzoek op 31 oktober Het betreft de gemeente Oldenzaal.

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/324

Jaarverslag klachtbehandeling gemeente Hillegom 2013

Wob-termijn niet in acht genomen Gemeente Amsterdam Raadsgriffie Bestuursdienst

Gestrande vergunningsaanvraag Gemeente Amsterdam Binnenwaterbeheer Amsterdam (sinds 1 januari 2011 Waternet) Stadsdeel Amsterdam-Noord

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 13 november 2008 en bij het secretariaat ingeboekt op 17 november 2008 onder nummer

De gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester van de gemeente Meerssen;

Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum

Problemen bij collectieve verzekering en kortingsregeling II Gemeente Amsterdam Dienst Werk en Inkomen Dienstencentrum, afdeling Voorzieningen

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Transcriptie:

RAPPORT VAN DE OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD (geanonimiseerd) 1

Bestuursorgaan: college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas Dossiernummer: 2012.1 Verzoekschrift (hierna te noemen: klacht) De heer A heeft bij brief van 16 januari 2012 een klacht ingediend bij de Ombudscommissie Hoeksche Waard (hierna: Ombudscommissie). Desgevraagd is tijdens de zitting van de Ombudscommissie door de heer A meegedeeld dat de klacht betrekking heeft op de wijze waarop de gemeente Binnenmaas zijn klacht van 12 augustus 2011 aan het adres van de gemeente heeft behandeld. Kenbaarheidvereiste Alvorens een klacht door de Ombudscommissie in behandeling kan worden genomen dient deze eerst kenbaar te zijn gemaakt aan het betrokken bestuursorgaan conform het bepaalde in artikel 9:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij brief van 12 augustus 2011 heeft de heer A een klacht ingediend bij de gemeente Binnenmaas. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij brief van 30 november 2011, datum verzending 6 december 2011, aan de heer A de beslissing op zijn klacht meegedeeld. Aan het vereiste van artikel 9:20 Awb is daardoor voldaan. Bevindingen ACHTERGROND VAN DE KLACHT Klacht aan adres van gemeente De gemeente heeft de klacht als volgt samengevat en beantwoord: Toepassen willekeur/discriminatie De heer A geeft aan dat buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) mevrouw B zeer bewust willekeur gebruikt. Hij heeft een bekeuring gehad voor het feit dat zijn hond los loopt, maar bijvoorbeeld de heer en mevrouw C mogen van haar de hond los laten lopen, zo heeft mevrouw C hem verteld. Mevrouw B groet die familie keer op keer als zij hun hond uitlaten zonder dat die is aangelijnd. Zelfs mevrouw C vindt dit discriminatie. Degene die mevrouw B aardig vindt krijgt dus geen bekeuring en degene die ze niet mag krijgt er wel een. Ze neemt een loopje met de door haar te hanteren wetten, maakt haar eigen regels. Liegen Mevrouw B heeft tegen zijn zoon gezegd dat mevrouw A ook altijd de hond los laat lopen. Mevrouw C kan bevestigen dat zijn vrouw de hond nooit los laat lopen. Bedreiging/liegen Een poos geleden is er s avonds rond 23.30 uur overlast geweest als gevolg van een blaffende hond. Veel buurtbewoners hebben hierover geklaagd. Mevrouw B is in die periode daarna aan zijn deur geweest. Hij heeft toen gezegd dat hij niet wist wiens hond die overlast veroorzaakt had. Zij zei toen tegen hem: ik krijg jou nog wel. 2

Hij gebruikt medicijnen en ligt s avonds altijd vroeg in bed. Zijn hond was het dus zeker niet. Mevrouw B liegt over het feit dat hij zijn hond s avonds laat heeft laten blaffen. Aanwijzen uitrengebieden Mevrouw B zou totaal verschillende gebieden als uitrengebieden hebben aangewezen dan in het hondenbeleid van Binnenmaas staan. Ze brengt burgers hiermee in verwarring. Beslissing gemeente Bij brief van het college d.d. 30 november 2011 wordt de klacht ongegrond verklaard, omdat de gemeente van mening is dat de beweringen die hij heeft gedaan in zijn brief van 12 augustus 2011 niet zijn onderbouwd en ook niet anderszins aannemelijk zijn gemaakt. TOELICHTING KLAGER EN GEMEENTE Op 11 december 2012 zijn de heer A en het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas in een hoorzitting in de gelegenheid gesteld hun standpunt mondeling toe te lichten. Aanwezig: de Ombudscommissie de heer V. van Dorst, voorzitter de heer K.A. de Vlaam, secretaris de heer L. Vos, lid de heer B. van Aalst, verslag de indiener van de klacht de heer A (namens) de gemeente Binnenmaas mevrouw E mevrouw F Het verslag van de hoorzitting wordt hieronder weergegeven. De voorzitter opent de zitting en stelt de aanwezigen voor. Hij geeft aan dat de zitting gaat over de klacht die de Ombudscommissie per brief 16 januari 2012 heeft ontvangen. De heer A geeft aan dat de heer G de behandeling van zijn klacht heeft proberen tegen te houden. De voorzitter bestrijdt dit en vervolgt met de mededeling dat in mei jl. een zitting over de klacht van de heer A gepland was. De klacht heeft voor een deel betrekking op mevrouw B en voor een deel op de bejegening door de gemeente. Het college heeft eerder een tegen hem ingediende klacht van de heer A ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de heer A een klacht ingediend bij de Ombudscommissie. Omdat de klacht ook gaat over een boa is, na contact met de Nationale ombudsman, gebleken dat de Ombudscommissie onbevoegd was en is de klacht doorgestuurd naar de Nationale ombudsman. Volgens de Nationale ombudsman moet de klacht gesplitst behandeld worden, de klacht over de boa door de Nationale ombudsman, de klacht over de klachtbehandeling door de gemeente door de Ombudscommissie. 3

De voorzitter geeft aan dat hij ongelukkig is met deze gang van zaken en dat hij liever had gehad dat de klacht bij één instantie behandeld kon worden. De heer A vult aan dat hij tegen mevrouw B aangifte heeft gedaan. De voorzitter memoreert dat de aanwezigen bij de hoorzitting van de gemeente op 9 november 2011 een termijn van drie dagen kregen om opmerkingen over het verslag van de hoorzitting kenbaar te maken. De reactie van de heer A is binnen de termijn ontvangen, maar niet meegenomen in het eindrapport. De heer A zegt dat er meer speelt, zo is hij is onterecht beschuldigd en is er al eerder een klacht kwijtgeraakt. Op weg naar het gemeentehuis voor een gesprek, draaide hij het raam van zijn auto open, omdat zijn echtgenote mevrouw B wilde spreken. Dat is gebeurd. Toen wilde hij zijn auto parkeren bij het gemeentehuis, maar er waren nauwelijks vrije plaatsen, zodat hij genoodzaakt was achter mevrouw B aan te rijden over de parkeerplaats. Hij kwam bij de gemeente om te praten over de klacht, maar werd toen aangehouden en hij moest mee naar Dordrecht waar hij een dag en een nacht heeft doorgebracht in een cel. De heer A vertelt dat hij ook nog zijn zaak heeft verloren en dat wegens een bedreiging die hij niet heeft gedaan. Vervolgens is hij uitgenodigd door de burgemeester, die niet vraagt hoe het met hem gaat, maar wel informeert hoe het met zijn hond is gesteld. De heer A vindt dat hieruit blijkt dat hij niet serieus behandeld wordt door de gemeente. De voorzitter verduidelijkt dat tijdens de zitting niet de klacht over mevrouw B wordt behandeld, maar de klacht over de wijze waarop hij door de gemeente is behandeld. Vervolgens geeft hij het woord aan de gemeente. Mevrouw E vertelt dat de situatie vervelend is en het zou onbevredigend zijn als het zo blijft hangen. Na het gesprek van de heer A met de burgemeester, heeft zij, samen met mevrouw F, nog een gesprek gehad met de heer A over zijn klacht. Dit gesprek leidde echter niet tot een oplossing voor de klacht, waarna een hoorzitting van de klachtencommissie heeft plaatsgevonden. Over de reactie van de heer A op het verslag van de hoorzitting merkt zij op dat die wel is betrokken in het advies van de klachtencoördinator, maar dat het niet goed in de stukken staat. Op vrijdag 18 november 2011 is het verslag toegestuurd aan de heer A. Mevrouw B heeft, evenals de heer A, tijdig gereageerd. In het advies van de klachtencoördinator is de reactie van de heer A wel als bijlage bijgevoegd, maar van die reactie had ook in het verslag melding moeten worden gemaakt. De voorzitter stelt dat de reactie van de heer A dus wel tijdig is ingediend. Mevrouw E merkt op dat het verslag per abuis niet is aangepast, maar dat de reactie het advies inhoudelijk niet gewijzigd zou hebben. De voorzitter vraagt waaruit de Ombudscommissie dat kan afleiden, omdat er in het advies geen verwijzing naar de reactie is opgenomen. Mevrouw E antwoordt dat de reactie van de heer A een herhaling was van eerdere opmerkingen en geen aanleiding gaf om het verslag aan te passen, daar is ook een interne e- mail van 21 november 2011 over beschikbaar. Mevrouw F zegt dat het advies van de klachtencoördinator van 23 november twee keer in het dossier is opgenomen. In het conceptadvies staat de reactie van de heer A nog niet als bijlage vermeld. De voorzitter concludeert dat uit de bijlage, met het stempel: archief, blijkt dat de reactie van de heer A bij het advies is gevoegd. Mevrouw E zegt dat over het onderwerp al drie gesprekken waren gevoerd, waarin de heer A zijn mening heeft duidelijk gemaakt. De voorzitter geeft aan dat het erg ongelukkig is dat het juist nu mis is gegaan. Of de verklaring aannemelijk is, is ter beoordeling van de Ombudscommissie. De heer Vos sluit zich aan bij de opmerking van de voorzitter en bevestigt dat het juist ongelukkig is dat naast het voorval met mevrouw B, er iets misgaat in de klachtenprocedure. 4

Mevrouw F wijst op de e-mail van 21 november gericht aan mevrouw I en de heer H over de toezending van de conceptstukken. Vervolgens haalt zij een e-mail aan, die zij een half uur na voormelde e-mail aan beide personen stuurde, waarin zij verwijst naar de ontvangen reactie van de heer A. Zij overhandigt beide e-mails aan de commissie. De voorzitter stelt dat de suggestie wordt gewekt dat de reactie niet is meegenomen. Mevrouw E zegt dat die suggestie weliswaar juist is, maar dat de waarheid anders ligt. De heer A vraagt waarom er een agent aanwezig moest zijn bij het gesprek met de burgemeester. De voorzitter vraagt of de heer A zich daardoor geïntimideerd voelde. De heer A bevestigt dit en zegt dat hij geen bedreiging heeft geuit en dat hierover een aanklacht tegen mevrouw B is ingediend De voorzitter vraagt naar de aanklacht. De heer A zegt dat de gemeente hier steevast overheen leest, net als de heer G die dit negeert. De heer Vos zegt dat de heer A met deze aantijgingen moet ophouden. De heer A antwoordt dat ook de Nationale ombudsman vindt dat dit alles wezenloos gekakel is. De voorzitter vraagt naar de mening van de Nationale ombudsman. De heer A vertelt dat de Nationale ombudsman ook van mening was dat zijn zaak getraineerd werd. De voorzitter zegt dat hij dit niet leest in de brief van de Nationale ombudsman van 15 november 2012. De heer A geeft aan dat hij aangifte heeft gedaan omdat de gemeente niet optreedt tegen de boa en haar handelen. Mevrouw E zegt dat er twee keer aangifte is gedaan, zowel door mevrouw B als de heer A en dat beide zaken zijn geseponeerd. Op de vraag van de voorzitter of de heer A nog een procedure heeft lopen, antwoordt de heer A dat hij geen crimineel is. Mevrouw E geeft aan dat volgens haar informatie de zaken geseponeerd zijn. De heer Vos oppert een andere benadering en vraagt wat de heer A van de gemeente verlangt. De heer A zegt dat de gemeente mevrouw B op het matje moet roepen wegens de valse aangifte en daarom heeft hij een artikel-12- procedure gestart. De heer Vos merkt op dat er een hoorzitting is geweest en ook gesprekken zijn gevoerd, waarbij aan de grootste grief voorbij is gegaan, maar hoe wil de heer A verder? De heer A antwoordt dat hij niets hoort van de gemeente over de behandeling door mevrouw B. De voorzitter zegt dat dit het ingewikkelde is aan de behandeling van de klacht door de Nationale ombudsman; de Ombudscommissie beperkt zich tot de behandeling van de klacht over de wijze waarop de gemeente de klacht van 12 augustus 2011 heeft behandeld. De heer De Vlaam zegt dat de heer A en mevrouw B in de hoorzitting afzonderlijk zijn gehoord. Omdat de visie van beiden op het gebeurde sterk verschillen, had de heer A in de gelegenheid moeten worden gesteld om vóór de beslissing van het college op de klacht een reactie te geven op de visie van mevrouw B. Deze visie had het college bij de besluitvorming moeten betrekken. Mevrouw E wijst op de standpunten in het verslag van 9 november 2011 en zegt dat dit de beslissing niet zou wijzigen. Mevrouw F zegt dat zij contact heeft gezocht met de Nationale ombudsman en bij monde van mevrouw J heeft begrepen dat de Nationale ombudsman geen nader onderzoek instelt naar de klacht, maar dat van een interventie sprake is. Zij doen geen onderzoek, omdat er sprake is van een artikel-12-procedure. 5

Volgens de voorzitter is het duidelijk dat de Ombudscommissie enkel de klacht over de klachtafhandeling door de gemeente bespreekt. De heer A bevestigt dit, omdat er een klacht ligt bij het OM over mevrouw B. De voorzitter vraagt of de termijn van drie dagen, waarbinnen kon worden gereageerd op het conceptverslag van de hoorzitting, niet onredelijk kort was. Mevrouw F zegt dat zij waarschijnlijk nog wel gebeld had, maar dit niet meer nodig was, omdat de heer A binnen drie dagen gereageerd had. Inmiddels is de klachtenregeling aangepast. De heer A vertelt dat hij het raar vindt dat hij geen inhoudelijk antwoord krijgt. Zo kreeg hij twee keer een boete van 100,00 wat mevrouw B niet kan doen, omdat de gemeente de normen van de Wet Mulder hanteert. Die geeft voor de gestelde overtreding een bedrag van 60,00. Daar doet de gemeente niets aan. De voorzitter zegt dat dit ook gedragingen zijn, die voor rekening komen van mevrouw B. De heer A vertelt dat hij dit wilde melden. Mevrouw F zegt dat er ook gebleken is dat er nog een boete openstond. De heer A zegt dat die is vernietigd. De voorzitter stelt dat er geen vragen meer zijn en dat het ontwerprapport, waarvan het verslag van de hoorzitting deel uitmaakt, binnen vier weken toegestuurd zal worden, waarop beide partijen kunnen reageren. De heer A vraagt om de gemeente te dwingen te reageren. De voorzitter zegt dat dit niet mogelijk is. Hij bedankt de aanwezigen voor hun komst en sluit de hoorzitting Beschrijving klacht en bevoegdheid Ombudscommissie De Ombudscommissie stelde in eerste instantie vast dat de klacht van de heer A betrekking heeft op het bewust de hand boven het hoofd houden van een boa door de klachtencommissie van de gemeente Binnenmaas en het niet in behandeling nemen van een klacht over deze boa aangaande een misdrijf door de boa gepleegd tegen hem. Naderhand rees bij de Ombudscommissie de vraag of de commissie wel bevoegd is om een klacht over een boa te behandelen, gelet op de Wet Nationale ombudsman. Vervolgens is contact opgenomen met een medewerker van het bureau Nationale ombudsman, die de commissie liet weten dat een klacht over een boa door de Nationale ombudsman wordt behandeld. De klacht werd vervolgens doorgestuurd naar het bureau Nationale ombudsman. De heer A is hiervan bij brief van 24 mei 2012 op de hoogte gesteld. Naar aanleiding van de klacht heeft het bureau Nationale ombudsman de heer A uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Tijdens dit gesprek bleek dat de klacht van de heer A met name gericht was op het strafrechtelijke traject naar aanleiding van zijn aangifte tegen de boa en de aangifte van de boa tegen hem. Deze klachtonderdelen worden door dit bureau in behandeling genomen. Verder gaf de heer A aan dat hij zich tevens wenste te beklagen over de wijze waarop zijn klacht door de gemeente Binnenmaas is behandeld. De heer A is van mening dat zijn belangrijkste klachtonderdeel bij de behandeling van zijn klacht door de gemeente buiten beschouwing is gelaten. Dit heeft te maken met het feit dat de tijd om aanvullende gronden in te dienen te kort was. Na telefonisch contact met de juridisch medewerker van de gemeente werd hem meegedeeld dat hij alsnog gelegenheid kreeg om te reageren; niettemin is zijn aanvulling niet meegenomen bij de beoordeling van zijn klacht omdat hij niet (tijdig) zou hebben gereageerd. De Nationale ombudsman is van mening dat het klachtonderdeel zoals hierboven is omschreven in aanmerking komt voor behandeling door de Ombudscommissie, 6

omdat de Nationale ombudsman immers niet bevoegd is om een klacht over de klachtbehandeling door de gemeente Binnenmaas in onderzoek te nemen. Op verzoek van de Nationale ombudsman neemt de Ombudscommissie dit specifieke klachtonderdeel alsnog in behandeling. Huidige formulering klacht: De klacht, voor zover thans van belang, heeft betrekking op de wijze waarop de gemeente Binnenmaas zijn klacht aan het adres van deze gemeente heeft behandeld. De Ombudscommissie vat de gang van zaken na indiening van de klacht bij de gemeente als volgt samen. Bij brief van 28 september 2011 is de heer A uitgenodigd voor een gesprek met mevrouw E en mevrouw F. Dit gesprek heeft niet geleid tot een oplossing en intrekking van de klacht. Vervolgens is de heer A bij brief van 19 oktober 2011 uitgenodigd voor een hoorzitting met de klachtencommissie op 9 november 2011. Op uitdrukkelijk verzoek van de heer A zijn hij en de boa (mevrouw B), afzonderlijk gehoord. Bij brief van 15 november 2011, datum verzending 18 november 2011, is het verslag van de hoorzitting aan de heer A toegezonden. Overeenkomstig artikel 5.4 van de Klachtenregeling van de gemeente Binnenmaas is de heer A in de gelegenheid gesteld binnen 3 dagen na verzending van deze brief schriftelijk of via een e-mail opmerkingen over het verslag te maken. Bij e-mail van 21 november 2011 maakt de heer A aan de gemeente duidelijk dat hij het op een aantal punten niet eens is met het verslag. Voorafgaand aan de verzending van de e-mail heeft de heer A nog telefonisch bevestigd gekregen van mevrouw F dat zijn verweer zal worden meegenomen in de beslissing op de klacht. Op basis van een rapportage van de klachtencoördinator d.d. 23 november 2011 besluiten burgemeester en wethouders op 29 november 2011 om de klacht ongegrond te verklaren. Van deze beslissing wordt heer A bij brief d.d. 30 november 2011, datum verzending 6 december 2011, in kennis gesteld. Zoals blijkt uit de rapportage van de klachtencoördinator zijn mevrouw B, mevrouw E en de heer A in de gelegenheid gesteld om opmerkingen over het verslag kenbaar te maken; van deze mogelijkheid is alleen gebruik gemaakt door mevrouw B. Tijdens de hoorzitting is door mevrouw E toegelicht dat de reactie van de heer A wél betrokken is bij de beslissing van het college op de klacht, maar dat deze reactie geen aanleiding vormde voor het college om anderszins te beslissen. Helaas blijkt dit laatste niet uit de stukken, aldus mevrouw E. Gelet op afdeling 9.2.2 Awb acht de Ombudscommissie zich in zoverre bevoegd de klacht in behandeling te nemen. Overwegingen Naar aanleiding van het dossier en de gehouden hoorzitting is de Ombudscommissie tot de volgende conclusie gekomen. Algemeen Overheden moeten bij de uitvoering van hun taken op een behoorlijke manier omgaan met burgers en hun belangen. Dit betekent dat de overheid de burger serieus neemt en met respect behandelt. Daarbij is het natuurlijk ook van belang dat de burger zich constructief opstelt. De behoorlijkheidsnormen die de Nationale ombudsman heeft opgesteld en door de Ombudscommissie worden onderschreven en toegepast, helpen overheden goed om te gaan met burgers en hun belangen. De essentie van behoorlijk overheidsoptreden kan worden samengevat in vier kernwaarden: Open en eerlijk, respectvol, betrokken en oplossingsgericht en eerlijk en betrouwbaar. 7

1. Overwegingen ten aanzien van hoor en wederhoor Van de kernwaarde respectvol maakt fair play deel uit. Dit houdt in dat de overheid de burger de mogelijkheid geeft om zijn procedurele kansen te benutten en daarbij voor een eerlijke gang van zaken zorgt. De overheid heeft een open houding waarbij de burger de gelegenheid krijgt zijn standpunt en daarbij behorende feiten naar voren te brengen en te verdedigen en het daaraan tegenovergestelde standpunt te bestrijden (hoor en wederhoor). De overheidsinstantie speelt daarbij open kaart en geeft actief informatie over de procedurele mogelijkheden die de burger kan benutten. Het vereiste van fair play betekent dat een bestuursorgaan burgers in verschillende situaties in de gelegenheid moet stellen om voor hun belangen op te komen. Zo moet de overheid bij de voorbereiding van een handeling of beslissing burgers in staat stellen te worden gehoord teneinde hun belangen in de voorbereiding te kunnen behartigen. Wanneer de reactie van degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft echter feitelijk verweer voert, dat wil zeggen de gedraging als zodanig ontkent of feiten aanvoert die de gedraging in een ander daglicht plaatsen, is er sprake van (nieuwe) gegevens waarover de klager zijn visie moet kunnen geven. Wederhoor is dan een vereiste. De heer A heeft met nadruk verklaard niet gelijktijdig met beklaagde te willen worden gehoord, waardoor er afzonderlijke hoorzittingen met klager en beklaagde zijn geweest. Hierdoor kon de heer A niet rechtstreeks reageren op de verklaring van mevrouw B. Zoals blijkt uit de verslagen van de afzonderlijke hoorzittingen, de bij de Ombudscommissie door de heer A ingediende klacht en het verhandelde ter zitting d.d. 11 december 2012, is er naar het oordeel van de Ombudscommissie allerminst sprake van een situatie waarin de reactie van beklaagde geheel aansluit bij de klacht en de daarop gegeven toelichting, zodat wederhoor had moeten plaatsvinden. Immers, in haar reactie wijzigt beklaagde haar beschrijving van de handelingen van klager die van invloed zouden kunnen zijn op de beoordeling van de klacht als de heer A in de gelegenheid was gesteld om hierop te reageren. Nu wederhoor achterwege is gebleven, is de Ombudscommissie van oordeel dat de gemeente de behoorlijkheidsnorm van fair play heeft geschonden. 2. Overwegingen ten aanzien van gedane toezegging Van de kernwaarde eerlijk en betrouwbaar maakt een goede voorbereiding deel uit. De overheid verzamelt alle informatie die van belang is om tot een weloverwogen beslissing te komen. Dit betekent dat de overheid actief informatie verwerft en deze informatie toetst door middel van wederhoor bij de burger. Zoals blijkt uit het dossier en het verhandelde ter zitting heeft de juridisch medewerker aan de heer A beloofd dat zijn verweer naar aanleiding van het verslag van de hoorzitting bij de beslissing op de klacht zal worden meegenomen. Deze toezegging is niet weersproken door deze medewerker. Hoewel ter zitting van de Ombudscommissie door het afdelingshoofd is meegedeeld dat het verweer van de heer A wel degelijk betrokken is bij de beslissing op de klacht, blijkt dit niet uit de inhoudelijke bewoordingen in het rapport dat op 6 december 2011 aan de heer A is verzonden. Buiten de vermelding van de reactie van de heer A in de bijlage bij de rapportage is de inhoud van deze reactie niet vermeld. Evenmin blijkt uit de beslissing dat het verweer van de heer A op de reactie van beklaagde in de beoordeling van de klacht is meegenomen. Een reactie van het college op het verweer van de heer A had in ieder geval ter kennis moeten worden gebracht van de heer A. Nu deze informatie aan de heer A achterwege is gelaten, is de Ombudscommissie van oordeel dat de gemeente de behoorlijkheidsnorm van goede voorbereiding heeft geschonden. 8

Toezending bevindingen Ombudscommissie aan bestuursorgaan en verzoeker In overeenstemming met het bepaalde in artikel 9:35 Awb heeft de Ombudscommissie, alvorens het onderzoek te beëindigen, haar bevindingen, verwoord in dit rapport, bij brief d.d. 10 januari 2013 schriftelijk meegedeeld aan het betrokken bestuursorgaan en de verzoeker (de heer A). De Ombudscommissie heeft hun de gelegenheid gegeven zich te uiten over de bevindingen. Bij brief d.d. 21 januari 2013 heeft de heer A een reactie gegeven. De gemeente heeft gereageerd bij brief d.d. 23 januari 2013. De Ombudscommissie heeft kennis genomen van de reacties. Deze hebben wel geleid tot het aanpassen van haar bevindingen op onderdelen. Eindoordeel De Ombudscommissie is ten opzichte van verzoeker het volgende van oordeel: a. Naar aanleiding van overweging ad 1: De gedraging is niet behoorlijk, het college heeft niet gehandeld zoals redelijkerwijs van hem mag worden verwacht. b. Naar aanleiding van overweging ad 2: De gedraging is niet behoorlijk, het college heeft niet gehandeld zoals redelijkerwijs van hem mag worden verwacht. Aanbeveling De in artikel 5.4 van de klachtenregeling genoemde termijn van drie dagen, waarbinnen klager en overige bij de hoorzitting aanwezigen kunnen reageren op het verslag, vindt de Ombudscommissie wel erg kort. Zij beveelt het college aan deze termijn te verlengen tot tenminste een week. De Ombudscommissie Hoeksche Waard, De voorzitter, V. van Dorst 9