Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAADSVOORSTEL. -Wijzigen van de verordening "Reïntegratie Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden" in die zin dat volgende artikelen worden ingevoegd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tegenprestatie naar Vermogen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vraaggestuurde re-integratie: methode of mythe? Arjan Heyma (SEO Economisch Onderzoek) 27 mei 2011

INTENTIEVERKLARING INZAKE DE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN HERINTREDENDE VROUWEN

inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAADSBESLUIT. gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

GEMEENTEBLAD 2004 nr. 150

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afdeling Samenleving Richtlijn 3.7 en KINDEROPVANG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003

Tweede Kamer der Staten-Generaal

>Retouradres Postbus BJ Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INTENTIEVERKLARING INZAKE DE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN HERINTREDENDE VROUWEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2004 Gemeente Drimmelen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage(n): Antwoorden op vragen van de vaste kamercommissie SZW

Associatiebesluiten van de Associatieraad EEG- Turkije BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 12

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Reïntegratieverordening. werk en bijstand

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raadsbij lage Voorstel inzake de dienstverlening aan nieuwe hlantgroepen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het CENTRUM voor WERK & INKOMEN. een overzicht ten behoeve van inzicht

gemeente Eindhoven Raadsvoorstel Wijziging Subsidieverordening Gemeente Eindhoven 2002 inzake gesubsidieerde arbeid (flexvergoeding en opstapbaan)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

HERONDERZOEKSPLAN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 200 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1999 Nr. 52 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 19 februari 1999 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over berichten in de media over werving van werknemers in Ierland. De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 februari 1999. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van commissie, Terpstra De griffier van de commissie, Van Dijk 1 Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GL), Balkenende (CDA), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA) en Wilders (VVD). Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Van Gent (GL), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Hofstra (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Klein Molekamp (VVD), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Schoenmakers (PvdA), Eisses- Timmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA) en De Vries (VVD). KST33910 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1999 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 26 200 XV, nr. 52 1

1 Arbeidsvoorziening in de betreffende regio bemiddelt niet actief voor een groot deel van de ingeschreven werkzoekenden. Er wordt bij voorbeeld niet bemiddeld voor alle «niet-willers», de niet-arbeidsplichtigen en de 55-plussers. Wordt ook landelijk gezien voor een deel van de ingeschreven werkzoekenden met een WW- of ABW-uitkering niet actief bemiddeld en zo ja, welk deel is dat? Uit informatie, die ik ontvangen heb van Arbeidsvoorziening blijkt dat er geen als zodanig onderscheiden categorie niet-willers is, die niet wordt bemiddeld. Iedere ingeschrevene komt in principe in aanmerking voor een of andere vorm van dienstverlening. Er zijn geen groepen, die op voorhand zijn uitgesloten van bemiddeling of een bemiddelingstraject. De enige uitzondering vormt de groep niet-arbeidsplichtigen. Zoals uit onderstaand overzicht blijkt worden overigens ook voor deze groep niet-arbeidsplichtigen activiteiten ontwikkeld, zij het op beperkte schaal. Het bovenstaande betekent niet dat iedere ingeschrevene uiteindelijk wordt bemiddeld door Arbeidsvoorziening. Ook is niet voor iedere werkzoekende, die er niet onmiddellijk in slaagt een baan te vinden een bemiddelingstraject beschikbaar. De beschikbare middelen zijn daarvoor onvoldoende. Er zijn momenteel zo n 23 000 personen ingeschreven bij de arbeidsbureaus in de betreffende regio. Ze zijn in de volgende categorieën onder te verdelen: 6000 van deze personen zijn niet arbeidsplichtig. Dat wil zeggen dat zij op basis van wettelijke bepalingen of een sociaal-medische indicatie van de GSD niet arbeidsplichtig zijn. Door o.a. het bieden van randvoorwaarden zoals kinderopvang poogt het RBA toch een deel van deze groep te activeren. Op basis van de Kansmeter die met ingang van 1 januari 1999 wordt toegepast worden personen van 57,5 jaar en alleenstaande ouders met jonge kinderen niet meer automatisch in deze categorie ingedeeld, maar wordt hen gevraagd of ze bemiddeld willen worden. 7000 werkzoekenden zijn ingedeeld in fase 1 (deze personen zijn direct-bemiddelbaar). 1000 werkzoekenden zijn ingedeeld in fase 2. 6000 werkzoekenden zijn ingedeeld in fase 3 of deels 4. Deze werkzoekenden komen in aanmerking voor bemiddeling door Arbeidsvoorziening of zij worden geselecteerd voor een bemiddelingstraject (alleen fase 2/3/4), waarna ook bemiddeling plaatsvindt. Bijna 4000 personen uit deze groep zitten op dit moment in een bemiddelingstraject. Werkzoekenden die zijn ingedeeld in fase 1 worden geacht zelf activiteiten te ondernemen om aan het werk te komen. Een groot deel van de werkzoekenden in fase1 vindt inderdaad zelf zonder hulp van het arbeidsbureau werk. Een deel vindt na tussenkomst van het arbeidsbureau werk. Het is primair de verantwoordelijkheid van de uitkeringsinstanties om na te gaan of een werkzoekende zelf voldoende activiteiten onderneemt om aan het werk te komen. 3000 werkzoekenden hebben een dusdanige meervoudige problematiek dat er geen zicht is op een moment waarop directe bemiddeling weer tot de mogelijkheden gaat behoren. Het betreft de harde kern van fase 4 werkzoekenden. Het gaat om drugsverslaafden, mensen in de intramurale zorg, personen met extreme schulden etc. Ook voor deze categorie veelal bijstandsgerechtigden worden samen met de gemeenten activiteiten ondernomen. Dit betreft geen directe bemiddelingsactiviteiten, maar b.v. scholing en activering. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 26 200 XV, nr. 52 2

Dit regionale beleid wijkt niet af van het landelijke beleid van Arbeidsvoorziening. Gezien de sterke werkgelegenheidsgroei in de betreffende regio (RBA Zuidoost-Brabant) zijn de aandelen direct bemiddelbare werkzoekenden en fase 2/3 werkzoekenden in het bestand van het arbeidsbureau lager dan in andere delen van het land. Ter aanvulling kan verder nog worden vermeld dat er een afspraak is tussen het RBA en de gemeente Eindhoven om alle ingeschrevenen in de loop van 1999 of 2000 een traject aan te bieden of voor hen een of andere activiteit te ontwikkelen («sluitende aanpak»). 2 Op de Nederlandse arbeidsmarkt is een groot aanbod van laaggeschoolde werkzoekenden en een niet te verwaarlozen aantal openstaande vacatures voor laaggeschoold werk. Sluiten vraag en aanbod voor laaggeschoold werk op de arbeidsmarkt onvoldoende aan, omdat wellicht werkgevers traditionele eisen stellen bij het werven van personeel en hun vacatures alleen openstellen voor mannen die perfect gezond zijn, fulltime willen werken en genoegen nemen met een tijdelijk contract? Over het aantal openstaande vacatures voor laaggeschoolden kan het volgende worden gezegd. De meest recente CBS-cijfers over openstaande vacatures uitgesplitst naar opleidingsniveau zijn cijfers over september 1997. Uit deze cijfers blijkt dat er 82 000 openstaande vacatures waren, waarvan 27 700 moeilijk vervulbare vacatures. Van de openstaande vacatures is een aanzienlijk deel (29%) op laaggeschoold niveau (basisonderwijs, mavo en voorbereidend beroepsonderwijs), van de moeilijk vervulbare vacatures is 26% op laaggeschoold niveau. Gezien het grote aantal laaggeschoolden in het werklozenbestand, kan geconstateerd worden dat er ook voor laaggeschoold werk duidelijk discrepanties bestaan tussen vraag en aanbod. Bij deze discrepanties kunnen verschillende factoren een rol spelen. Uit informatie van Arbeidsvoorziening over ingeschrevenen blijkt dat slechts een op de drie ongeschoolde werkzoekenden direct bemiddelbaar is. Van de overigen behoort meer dan de helft tot de harde kern van fase 4. 1 V.I. Simmelink en D.H. Grijpstra, Werkgevers over vacatures voor on- en laaggeschoold werk, een kwalitatief onderzoek naar functies, eisen en het proces van personeelsvoorziening op het laagste niveau, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1993. 2 Nederlands Economisch Instituut, Sectoren in de knel, Knelpunten in de personeelsvoorziening, oorzaken en oplossingsrichtingen, nog te verschijnen. Uit ander onderzoek blijkt dat één van de factoren voor een succesvol wervingsbeleid ligt in de mate waarin het wervingsbeleid is gericht op niet-traditionele doelgroepen. Een onderzoek naar de personeelsvoorziening voor on- en laaggeschoold werk uit 1993 trekt de volgende conclusie: «In de meeste onderzochte bedrijfstakken lijken de knelpunten in de personeelsvoorziening vooral het gevolg van het ontbreken van voldoende (werkloze) werkzoekenden in de traditionele doelgroepen: jongeren in het algemeen en schoolverlaters in het bijzonder. Daarbij lijken die bedrijven de minste problemen in de vacaturevervulling te kennen, die meer creatieve wervingsmethoden combineren met een flexibel, niet traditioneel selectiebeleid» 1 (b.v. werving uit niet-traditionele groepen). Uit meer recent onderzoek blijkt eveneens dat bedrijven invloed kunnen uitoefenen op de mate waarin knelpunten in de personeelsvoorziening zich voordoen. 2 Veel vacatures voor ongeschoold werk betreffen deeltijdbanen en veel gegadigden willen ook in deeltijd werken. Deeltijd hoeft dus geen belemmerende factor te zijn om vraag en aanbod op elkaar te laten aansluiten. Echter in bepaalde sectoren, zoals de industrie, is het aanbod van deeltijdbanen duidelijk veel minder dan in andere sectoren. Mogelijk dat voor ongeschoold/laaggeschoold werk in de industrie eisen betreffende de werktijd wel tot aansluitingsproblemen leiden. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 26 200 XV, nr. 52 3

3 Vindt er op dit moment voldoende actieve bemiddeling plaats voor arbeidsgehandicapten met een gedeeltelijke WAO-uitkering die een baan zoeken die past binnen hun mogelijkheden (bij voorbeeld deeltijdwerk)? Volgens de Wet Rea is Arbeidsvoorziening verantwoordelijk voor de basisdienstverlening en ook voor reïntegratietrajecten voor niet-uitkeringsgerechtigden (en ANW-ers). Voor de reïntegratietrajecten van uitkeringsgerechtigde arbeidsgehandicapten zijn de gemeenten en uvi s verantwoordelijk. Een groot deel van deze trajecten dient bij Arbeidsvoorziening te worden ingekocht. Bij de bemiddeling van arbeidsgehandicapten/gedeeltelijk Wao-ers wordt veelal na afronding van een reïntegratietraject gericht gezocht naar een passende functie. Voorzover nodig en mogelijk in deeltijd. Of deze dienstverlening door Arbeidsvoorziening voldoende actief is kan in feite alleen beoordeeld worden op basis van de resultaten die worden geboekt. Gegevens over het jaar 1998, het eerste jaar waarin Arbeidsvoorziening op grotere schaal betrokken is geraakt bij de bemiddeling van arbeidsgehandicapten komen binnenkort beschikbaar. Overigens bestaat de indruk dat er sprake is van een goede inzet van alle betrokken uitvoeringsinstanties. 4 Vindt er voldoende actieve bemiddeling plaats voor werkzoekenden met bij voorbeeld zorgtaken die aangewezen zijn op deeltijdwerk? Er zijn geen specifieke gegevens beschikbaar waaruit valt af te leiden in welke mate door Arbeidsvoorziening werkzoekenden met zorgtaken worden bemiddeld. Er is op basis van onderzoek onder ingeschrevenen bij Arbeidsvoorziening wel informatie beschikbaar over herintreedsters. Hieruit blijkt dat circa 10% van de ingeschrevenen herintreedster is. Relatief veel hiervan (ongeveer eenderde) behoren tot fase 2/3. De ingeschreven herintreedsters uit fase1 worden gemiddeld 30% vaker gewezen op een vacature dan de gemiddelde fase1-werkzoekende. Dit geeft enige indicatie van de inspanningen van het arbeidsbureau voor deze groep. Een voorbeeld van de gerichte benadering van herintredende vrouwen uit de betreffende regio (RBA Zuidoost-Brabant) is het project «Ruim Baan» dat poogt de stille reserves op de markt te mobiliseren. Dat leidde vorig jaar tot 1800 reacties, waarvan 1000 van herintredende vrouwen. In overleg met het bedrijfsleven wordt er momenteel hard aan gewerkt, voor deze vrouwen passende functies te vinden, met inbegrip van aangepaste werktijden, kinderopvang en andere arrangementen om de combinatie zorg-werk mogelijk te maken. 5 Wat is uw opvatting over de landelijke aansturing van de arbeidsbemiddeling voor arbeidsgehandicapten terwijl de arbeidsmarkt grotendeels regionaal is georiënteerd? Bij de overgang van GAK-Arbeidsintegratie naar Arbeidsvoorziening is de structuur van Gak-AI waarbij de regionale bemiddelingsunits direct door een landelijk concernmanager worden aangestuurd in ieder geval tijdelijk gehandhaafd. Landelijke aansturing betekent overigens niet dat bemiddelingsactiviteiten niet op regionaal of lokaal niveau worden verricht. Overigens beschouw ik de wijze waarop de aansturing is geregeld primair als een verantwoordelijkheid van de uitvoeringsorganisatie. Deze dient de eigen organisatie waaronder de aansturing zodanig in te richten dat een optimaal resultaat wordt bereikt. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 26 200 XV, nr. 52 4

6 Hoe verhoudt zich het feit dat het lijkt dat er te weinig werklozen een opleidings- of toeleidingstraject hebben gevolgd om bemiddelbaar te zijn naar werk in de metaal in de regio, terwijl er mogelijk tegelijkertijd een CVV in de regio wordt gesloten wegens gebrek aan leerlingen? Op welke manier en met inzet van welke organisaties zou een langere termijn planning van opleidings- en trainingsbehoefte voor de arbeidsmarkt moeten plaatsvinden? Welke oplossingen ziet u? Uit informatie die ik heb ontvangen van Arbeidsvoorziening blijkt dat in de betreffende regio diverse projecten plaatsvinden om werklozen te scholen voor beroepen in de metaal en bouw. In het kader van het sectorbeleid worden in nauw overleg en in samenwerking met branche-organisaties (onder andere de FME, Metaalunie), industriële kringen, en gemeenten projecten ontwikkeld en uitgevoerd om de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te overbruggen. Zo is Arbeidsvoorziening Zuidoost-Brabant met behulp van het ESF-2 programma Stimulus de afgelopen twee jaar betrokken geweest bij meer dan 30 projecten gericht op scholing van werkenden in de industrie en de bouw, waarbij ruim 17 000 werknemers zijn en worden geschoold en 50 projecten gericht op werklozen, waarbij ruim 2000 personen zijn en worden toegeleid naar deze sectoren. Specifiek voor het beroep van betonvlechter start zeer binnenkort een project om werklozen te scholen. Reeds twee jaar geleden is door Arbeidsvoorziening overleg met de betonstaalverwerkingsbranche gestart om te komen tot een gecombineerd scholingsproject voor werkenden en werkzoekenden. Omdat de brancheorganisatie er niet in slaagde voldoende bedrijven te interesseren voor het project is in september 1998 het initiatief genomen om samen met de Nederlandse Stichting voor praktijkopleiding Betonstaalverwerking een project voor werklozen op te zetten, te financieren en uit te voeren. Wat betreft het Centrum Vakopleiding in de regio is door Arbeidsvoorziening gemeld dat er geen plannen zijn voor sluiting. Wel is sprake van een nauwe samenwerking met het Regionaal Opleidingscentrum. Regionale en sectorale initiatieven waarbij afspraken worden gemaakt over de scholing van werkzoekenden kunnen een belangrijke rol spelen bij de planning van opleidings- en trainingsbehoefte. Alleen als alle belanghebbenden, zoals werkgevers, gemeenten, uvi s, scholingsinstellingen en Arbeidsvoorziening betrokken zijn, kan goed worden aangesloten bij de vraag op de arbeidsmarkt en kunnen mogelijke knelpunten tijdig worden gesignaleerd en aangepakt. In de praktijk blijken dergelijke samenwerkingsverbanden zich reeds in diverse regio s en sectoren te ontwikkelen. Samenwerkingsverbanden op het gebied van technische beroepen en opleidingen zullen van overheidszijde worden bevorderd b.v. door de stimuleringsregeling technocentra. In deze technocentra zullen betrokken partijen op basis van samenwerking regie voeren over de regionale opleidings- en arbeidsmarkt. Ook meer afstemming tussen de verschillende aanbieders van scholing is van belang om versnippering te voorkomen en een breed aanbod te garanderen. Momenteel vindt ook op landelijk niveau overleg plaats tussen Arbeidsvoorziening en de Regionale Opleidingen Centra (ROC s) om te komen tot afspraken over intensivering van de samenwerking tussen de ROC s en de Centra Vakopleiding. 7 Het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie maakt het werkgevers mogelijk de voorkeur te geven aan werkkrachten buiten Nederland, terwijl er potentieel aanbod is van werkzoekenden uit de directe regio. In die zin kan het vrije verkeer van werknemers binnen de Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 26 200 XV, nr. 52 5

Europese Unie verhinderen dat werkgevers hun vacature-aanbod meer laten aansluiten bij de specifieke wensen en omstandigheden van werkzoekenden uit de regio die prijs stellen op vast werk op deeltijdbasis met een voor de branche gebruikelijk Cao-salaris. Wat is uw opvatting over dit mogelijk gevolg van het vrije personenverkeer? Het vrije verkeer van werknemers vindt zijn basis in art. 48 51 EG-Verdrag en is verder uitgewerkt in een aantal verordeningen en richtlijnen waarvan de belangrijkste verordening 1612/68 is. Krachtens artikel 1 van deze verordening heeft iedere onderdaan van een Lidstaat, ongeacht zijn woonplaats, het recht om op het grondgebied van een andere Lidstaat arbeid in loondienst te aanvaarden en te verrichten. Volgens artikel 48 lid 2 EG-Verdrag houdt dit vrije verkeer de afschaffing in van elke discriminatie (dus ook verkapte of zijdelingse vormen daarvan) op grond van de nationaliteit tussen de werknemers van de Lidstaten, met betrekking tot de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden (art. 48 lid 2 EG-Verdrag). Het onderhavige discriminatieverbod brengt met zich mee dat werkgevers, met voorbijgaan aan de specifieke wensen en omstandigheden van werkzoekenden uit de regio, vacatures zouden kunnen doen vervullen door werkzoekenden uit een andere Lidstaat. Dit voorbijgaan aan het regionaal aanbod kan zich overigens niet alleen binnen de interne (arbeids)markt van de Europese Unie voordoen, maar ook binnen de nationale arbeidsmarkt. Hoewel het wenselijk is dat zoveel mogelijk primair binnen de regio de match tussen vraag en aanbod tot stand komt zullen daarop gerichte inspanningen non-discriminatoir dienen te zijn ten opzichte van andere werkzoekenden. Voorzover die inspanningen een (indirecte) discriminatie zouden inhouden van werkzoekenden die uit een andere Lidstaat afkomstig zijn, zouden die inspanningen zoals uit het vorenstaande moge blijken overigens strijdig zijn met (verdragsrechtelijke) verplichtingen waaraan Nederland in het kader van de Europese Unie gebonden is. Dit laat uiteraard onverlet dat zoveel mogelijk inspanningen worden verricht door de bij de bemiddeling van werklozen betrokken instanties om in Nederland woonachtige werklozen te scholen en te begeleiden naar openstaande vacatures. Overigens bestaat niet de indruk dat op dit moment door werkgevers en masse in het buitenland wordt geworven. Dit is waarschijnlijk te verklaren uit het feit dat voor de werkgever de kosten van het werven in het buitenland veel hoger zullen uitvallen, en voorts dat aan betrokken buitenlandse werknemers (met tijdelijke contracten) ook een vergoeding voor huisvestingskosten en (waarschijnlijk ook) voor reiskosten verstrekt zal moeten worden. Mede vanwege het hoge kostenaspect zal de werkgever als regel geneigd zijn in eerste instantie in de eigen regio te gaan zoeken, hetgeen ook in het algemeen het praktijkbeeld is. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 26 200 XV, nr. 52 6