Peuterspeelzaalbeleid

Vergelijkbare documenten
Prestatie-overeenkomst subsidie peuterspeelzaal Lennisheuvel en WE- doelgroepkinderen in 2016: H. SchujjŗmşíP-^''^

Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de gemeente West Maas en Waal per

Uitwerking twee scenario s subsidie peuterspeelzaalwerk uitgevoerd door SKB (Bijlage 1)

Memo Aan: College Cc: Van: Wethouder Van de Wardt Datum: 10 maart 2015 Kenmerk: 15ini00570 Onderwerp: Harmonisatie Peuterspeelzalen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

Beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017.

Als gevolg hiervan kan bovenstaande verordening worden ingetrokken.

Visie Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) gemeente Goirle

Voorschoolse voorzieningen in Purmerend 2011

Samen staan we sterker

Beleidsregel subsidie Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)

Beleidsregels subsidiering cluster Educatie

Alleen activiteiten die vrij en openbaar toegankelijk zijn komen voor subsidie in aanmerking

Uitvoeringsnotitie VVE gemeente Dalfsen Uitwerking VVE-beleid en toelichting op de beleidsregels VVE

B en W. nr d.d

Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot

Beleidskader peuterspeelzaalwerk Zoetermeer bijlage 1 Adviesnummer

Kadernotitie Voor- en Vroegschoolse Educatie, Een stap vooruit,

Voorschoolse voorzieningen in Gouda. visie, doelstellingen & plan van aanpak

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel;

Gemeente Baarn - subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse educatie gemeente Baarn (gewijzigd)

GEMEENTERAAD MENAMERADIEL

Naar integraal peuterspeelzaalwerk

Gemeente Rhenen - Subsidieregelingen 2017: Reguliere peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie

Burgemeester en wethouders

1. Kinderopvang: opvang vanuit een landelijk geregistreerd Kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

A. Pietersen Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving / Renske van der Peet

Jaarverslag SPH Stichting Peuterspeelzalen Hillegom

Schets van de Educatieve Agenda

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Voorschoolse voorzieningen in Gouda. visie, doelstellingen & plan van aanpak

Agendanummer: Begrotingswijz.:

PRAAT MET DE RAAD kort verslag

Portefeuillehouder: Ter behandeling in de vergadering van: de commissie samenleving d.d. 30 oktober 2017 de Raad d.d.

RAADSBESLUIT. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 december 2010;

Openbaar. Subsidie voor-en vroegschoolse educatie (VVE) Zie vervolgblad. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel.

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie

Inzicht in voorzieningen in Nederland

1. Kinderopvang: opvang vanuit een landelijk geregistreerd Kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Prestatie- overeenkomst subsidie Voorschoolse Educatie in de peuteropvang 2018:

Onderwerp: Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2017

Subsidieregeling Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie

: Rapportage evaluatie peuterspeelzaalwerk Eemsmond

Regeling subsidie onderwijsstimulering gemeente Oisterwijk 2015

Regeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Waalwijk 2019

Beleidskader Peuteropvang Ede 2016

RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.:

Deelsubsidieverordening Voorschoolse voorzieningen Den Helder

Visie voorschoolse opvang gemeente Oldebroek

UITVOERINGSREGELING VOORSCHOOLSE EDUCATIE IN DE PEUTEROPVANG Burgemeester en Wethouders van de gemeente Boxtel:

gelet op artikel 4 lid 2 en artikel 6 lid 2 van de Algemene subsidieverordening (ASV) Boxtel 2010 besluiten

GEMEENTEBLAD. Nr Subsidieregeling peuteropvang en VVE 2018 HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN

VVE-beleidsplan Montessori-peutergroep De Peutertuin. locatie Noord Enkhuizen

Onderwijsachterstanden beleid en harmonisatie kinderopvang

Beleidsnota peuteropvang Heemstede

Notitie Subsidiering Peuteropvang gemeente Krimpen aan de IJssel

In tabel is een berekening gemaakt van de ouderbijdrage van de peuterspeelzaal in de huidige situatie en in de nieuwe situatie bij de kinderopvang.

Concept-beleidsregels subsidiëring clusters Zorg en Welzijn, Educatie en Milieu

Subsidieregeling Peuteropvang en Voor en Vroegschoolse Educatie gemeente Zeist Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist besluiten,

Culemborgs VVE beleid

Achtergrond harmonisatie onderwijs 0-4 Giessenlanden

Ontwikkelingen in het peuterspeelzaalwerk. Spelen in het belang van talentontwikkeling!

Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Stein

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Terschelling

Bijlagen bij raadsvoorstel m.b.t. harmonisatie peuterspeelzaalwerk met kinderopvang

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden-Drenthe

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Nieuwkoop

ALGEMEEN We beginnen met enkele vragen over VVE in uw gemeente.

Uitgangspunten bij de subsidie peuterarrangementen Doelstellingen gemeente 2. Subsidieregeling 3. Subsidievoorwaarden

Subsidieregeling geharmoniseerde voorschoolse voorzieningen Zaanstad

Subsidieregeling peuteropvanggroepen met voorschoolse educatie gemeente Schiedam. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam;

Inleiding en probleemstelling

Jaarverslag Stichting Peuterspeelzalen Hillegom 2015

SUBSIDIEREGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN PEUTEROPVANG DEN HAAG 2017

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Den Helder

Nadere regels Peuteropvang Hellevoetsluis 2018

UITVOERINGSPROGRAMMA 2013

Subsidieregeling Kinderopvang gemeente Haren 2018

Gelet op de artikelen 165 en 168 van de Wet op het primair onderwijs;

Subsidieregeling Jeugd

Ve rordening peuteropvang e n voorschoolse e ducatie gemeente Vijfheerenlanden (i.o.) 2019

Afdelingsmanager Hans Killaars

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk en voorschoolse voorzieningen op peuterspeelzalen Edam-Volendam

Resultaatafspraken voor VVE in gemeente Westvoorne

Voorbeeldconvenant Vooren Vroegschoolse Educatie

Subsidieregeling geharmoniseerde voorschoolse voorzieningen Zaanstad

Peuterspeelgroep voor een goede start op de basisschool

Raadsvoorstel Zaak :

In deze notitie wordt bovengenoemde concrete actie nader uitgewerkt.

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Heerenveen

Inhoud. Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Dalfsen. Nieuwe subsidieregels en invoering

Activiteitenplan Stichting Peuterspeelzalen Oisterwijk 2014

RAADSVOORSTEL EN O ERPBESLUIT

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Aalburg

Vastgesteld in de raadsvergadering van 14 maart Notitie Van peuterspeelzaalwerk naar peuteropvang in de gemeente Asten

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ermelo

(Deze mail is verzonden naar de raadsleden, duo-burgerleden en fractie-assistenten)

Transcriptie:

Peuterspeelzaalbeleid 1. Landelijk beleid 1.1 Wettelijk kader Het peuterspeelzaalwerk valt op dit moment onder de Welzijnswet 1994. Dwingende regels voor het peuterspeelzaalwerk zijn er niet. De Welzijnswet stelt dat bij gemeentelijke verordening regels worden vastgesteld voor de kwaliteit (en het toezicht op de naleving ervan) van vormen kinderopvang (en peuterspeelzaalwerk). 1.2 Landelijk kader In de Kabinetsreactie adviezen Jeugdbeleid (Den Haag, november 2003) kiest de Rijksoverheid ervoor het beleid ten aanzien van het peuterspeelzaalwerk over te laten aan de lokale overheid. De nadruk ligt op (lokale) samenwerking en een samenhangend aanbod. Dit blijkt uit het toekomstperspectief dat wordt geschetst: goed op elkaar aansluitende algemene voorzieningen, waarbij ouders en kinderen maatwerk kunnen vinden voor verschillende arrangementen De tendens in het landelijk beleid is duidelijk: gemeenten moeten vooralsnog lokaal aan de slag en zelf de positie van het peuterspeelzaalwerk bepalen. 1.3 Afspraken BANS Op 4 maart 1999 is het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) door het Rijk, Interprovinciaal Overleg (IPO) en VNG ondertekent. In het BANS zijn afspraken gemaakt over de versterking van 0-6 jarigenbeleid. Enkele relevante afspraken zijn: - een actieve regievoering door gemeenten - kwantitatief en kwalitatief goed peuterspeelzaalwerk - taal- en ontwikkelingsprogramma s in de voor- en vroegschoolse periode - extra inzet van de consultatiebureaus, gericht op vroegtijdige signalering van ontwikkelingsachterstanden. 1.4 Onderwijsachterstandenbeleid Vanaf 1998 heeft het Rijk verantwoordelijkheden voor het verbeteren van de mogelijkheden voor kinderen met een achterstand bij de gemeente neergelegd. Samen met de schoolbesturen diende een plan te worden opgemaakt, de eerste periode liep tot 2002. Bij de tweede periode (2002-2006) werden door het Rijk de kaders vastgesteld. De Voor-en Vroegschoolse Educatie neemt een belangrijke plaats daarbij in. Doel is de startcondities van de leerlingen met een achterstand bij binnenkomst in de basisschool te verbeteren, onder meer op het gebied van de Nederlandse taal. Binnen het toekomstige onderwijsachterstandenbeleid hebben gemeenten verantwoordelijkheid voor voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en het voeren van overleg met schoolbesturen over het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie en over het onderwijsachterstandenbeleid. Daarbij hoort ook de doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar het basisonderwijs. 1

2. Definitie, visie en ambitieniveaus peuterspeelzaalwerk Voor een adequaat beleid op het gebied van peuterspeelzalen is eenduidigheid over het begrip zelf van belang. Een definitie is dus onvermijdelijk. Daarop voortbordurend komt visievorming om de hoek kijken en dient in beeld te worden gebracht met welke factoren rekening dient te worden gehouden in het kader van het peuterspeelzaalbeleid. 2.1 Definitie peuterspeelzaalwerk Peuterspeelzaalwerk is een breed begrip waarbij het gaat om: - het onder deskundige begeleiding op gestructureerde basis samenbrengen van kinderen van 2 tot 4 jaar. - opvang gedurende een dagdeel van maximaal drieënhalf uur, tijdens (meestal) twee dagdelen per week, gedurende ongeveer 40 weken per jaar. - zo optimaal mogelijk ontwikkelingskansen creëren door het aanbieden van gevarieerde, uitdagende en bij de ontwikkelingsbehoeften aansluitende speelbehoeften. - het ervoor zorg dragen dat de peuterspeelzaal een vindplaats is waar eventueel achterstanden en/of ontwikkelingsproblemen op een vroegtijdig moment worden gesignaleerd en gevolgd. 2.2 Visie peuterspeelzaalwerk Het peuterspeelzaalwerk was voorheen ingekaderd in het welzijnsbeleid en nu meer specifiek binnen de nota Integraal Jeugdbeleid (verder IJB) als onderdeel van de sluitende aanpak 0-6 jarigen. De peuterspeelzalen zijn daarnaast al jaren een essentiële schakel binnen het onderwijsachterstandenbeleid. Een aantal peuterspeelzalen voert VVE- (voor- en vroegschoolse educatie) programma s uit. VVEprogramma s zijn methoden om (ontwikkelings-)achterstanden bij peuters op te sporen en aan te pakken. Het peuterspeelzaalwerk: - levert een belangrijke bijdrage aan verschillende onderdelen van het algemeen preventief jeugd- en onderwijsbeleid. - vergroot de mogelijkheden en kansen voor kinderen door het creëren van een stimulerende speelomgeving. - levert in meer specifieke gevallen een bijdrage aan het signaleren, voorkomen en bestrijden van (ontwikkelings-)achterstanden, door gericht ondersteunende programma s aan te bieden. 2.3 Ambitieniveaus Deze visie wordt vertaald in een drietal ambitieniveaus zoals die in een rapport van de MO-groep worden genoemd. De MO-groep is een brancheorganisatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang. Deze organisatie heeft een kengetallenonderzoek (zie bijlage) uitgevoerd onder een groot aantal aanbieders van peuterspeelzaalwerk in Nederland. In dit onderzoek wordt een drietal ambitieniveaus binnen het peuterspeelzaalwerk onderscheiden. Met het ambitieniveau wordt de doelstelling van het peuterspeelzaalwerk bedoeld. Binnen het peuterspeelzaalbeleid worden drie ambitieniveaus voor doelstellingen van het peuterspeelzaalwerk onderscheiden: 2

Ambitieniveau 0: spelen en ontmoeten Het eerste ambitieniveau heeft betrekking op de basis van het peuterspeelzaalwerk: het spelen en ontmoeten. Op dit niveau is het peuterspeelzaalwerk een plek waar kinderen onder begeleiding veilig kunnen spelen met andere kinderen. Voor dit niveau is een minimum aan kwaliteitseisen noodzakelijk op het gebied van de fysieke omgeving, het pedagogische klimaat en het management van het peuterspeelzaalwerk. Het gaat bijvoorbeeld om het aantal leidsters per groep of een minimum oppervlakte per peuter. Ambitieniveau 1: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren Bij dit ambitieniveau wordt naast het spelen en ontmoeten expliciet aandacht besteed aan de ontwikkeling van de peuters en het signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden. De peuterspeelzaal heeft een duidelijke rol in de sluitende aanpak 0-6 jarigen en de doorgaande ontwikkelingslijn van het kind. Het uitvoerende werk wordt op dit ambitieniveau gedaan door een beroepskracht, bijgestaan door een begeleider. Verwacht mag worden dat in deze situatie een systeem van signaleren bestaat dat ouders, de basisschool en aanpalende instellingen betrouwbare informatie geeft over de behoefte aan voorzieningen en ontwikkeling van het kind. Ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen Het laatste ambitieniveau gaat nog een stap verder en sluit meer aan bij het onderwijs door naast spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren, de peuters ook te ondersteunen bij eventuele ontwikkelingsachterstanden. De peuterspeelzaal krijgt hier nadrukkelijk een rol toebedeeld in de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) of de voorschool door niet alleen ontwikkelingsachterstanden te signaleren, maar ook daadwerkelijk begeleiding te bieden om deze achterstanden te bestrijden. Het uitvoerend werk wordt op dit ambitieniveau gedaan door twee beroepskrachten. Daarbij mag verwacht worden dat er ondersteund wordt, dat ouders adequate antwoorden krijgen op opvoedingsvragen en dat peuters met een (dreigende) ontwikkelingsachterstand extra en effectieve aandacht krijgen. Binnen het Heusdense peuterspeelzaalbeleid zijn nooit verschillende ambitieniveaus onderscheiden. Wel is gesproken over het uitvoeren van de basisfunctie en de plusfunctie. Destijds is er voor gekozen om, mede uit het oogpunt van haalbare bekostiging, te werken met één professionele kracht en één vrijwilliger. Bij de subsidiëring van het peuterspeelzaalwerk werd geen onderscheid gemaakt in de mate van professionalisering van de verschillende peuterspeelzalen. Er is uitgegaan van een genormeerde subsidie gebaseerd op het aantal peuters. De VVE-peuterspeelzalen ontvangen extra subsidie uit het budget voor het lokale onderwijsachterstandenbeleid voor de extra kosten die de uitvoering van de VVE-programma s met zich meebrengt. 3

3. Kaders en beleidskeuzes 3.1 Kaders peuterspeelzaalbeleid In mei 2004 heeft er een extra bijeenkomst van de raad plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst zijn de kaders waarbinnen de nota Integraal Jeugdbeleid (IJB) moet worden opgesteld besproken. Onderdeel van de discussie in de gemeenteraad was de vormgeving van nieuw peuterspeelzaalbeleid binnen de gemeente Heusden. De volgende kaders voor het nieuwe peuterspeelzaalbeleid zijn op 30 juni 2005 door de gemeenteraad vastgesteld: - Binnen het nieuwe peuterspeelzaalbeleid moet de overdracht van gegevens van kinderen van de peuterspeelzalen naar het basisonderwijs goed geregeld zijn. - Wanneer volgens landelijke richtlijnen blijkt dat het verplicht is om bij de uitvoering van VVE-programma s met twee volledig bevoegde beroepskrachten te werken dan moeten peuterspeelzalen die VVE-programma s uitvoeren gesubsidieerd worden op basis van twee volledig bevoegde beroepskrachten per peutergroep. - De voorkeur wordt uitgesproken om op alle peuterspeelzalen VVE-programma s in te zetten zodat ouders de vrijheid hebben om te kiezen. Wanneer dat financieel niet mogelijk is dan moet er voor worden gekozen om per kern één peuterspeelzaal VVEprogramma s uit te laten voeren. - Ouders met achterstandskinderen moeten dus de vrijheid hebben in de keuze van hun peuterspeelzaal. Aparte peutergroepen met alleen achterstandskinderen zijn niet wenselijk. - Daarnaast dient het gemeentelijk peuterspeelzaalbeleid zich te richten op het bereik van kinderen die niet naar een peuterspeelzaal gaan. Gelet op de eerder genoemde ambitieniveaus is de huidige situatie van de verschillende peuterspeelzalen de gemeente Heusden als volgt: Ambitieniveau 0 Ambitieniveau 1 Ambitieniveau 2* Peuterspeelzaal Haarsteeg Peuterspeelzaal t Hummelke Peuterspeelzaal t Opstapje Montessori-peutergroep de Minimolen Stichting Peuterspeelzalen Drunen Stichting Peuterspeelgroep Vlijmen* Stichting Kinderopvang Heusden * geheel of gedeeltelijk Dit betekent dat er in alle kernen een peuterspeelzaal is die werkt volgens ambitieniveau 2. In Vlijmen niet voor overigens niet voor de gehele kern, maar alleen in de wijk Vliedberg. Deze peuterspeelzalen werken met twee bevoegde beroepskrachten op alle groepen, zoals dat bij de start van de VVE-regeling ook verplicht werd gesteld. Vanuit de VVE-programma s wordt gewerkt met een eenduidig observatie-instrument en een overdrachtformulier naar de basisscholen. Er is een protocol vastgesteld waarin afspraken zijn gemaakt voor een zorgvuldige overdracht. De peuterspeelzalen die werken volgens ambitieniveau 1 zijn het afgelopen schooljaar gestart met de voorbereidingen in het werken met een observatie-instrument en de overdracht naar de scholen. Vanaf augustus 2005 wordt voldaan aan de signalerende taak die bij ambitieniveau 1 hoort. 4

Keuzevrijheid van de ouders is belangrijk en de voorkeur is uitgesproken om op alle peuterspeelzalen VVE-programma s in te zetten als dit financieel mogelijk is, daarnaast moet het gemeentelijk peuterspeelzaalbeleid zich richten op het bereik van kinderen die niet naar een peuterspeelzaal gaan. 3.2 Beleidskeuzes 3.2.1. Ambitieniveau peuterspeelzalen Doelstelling: alle peuterspeelzalen ambitieniveau 2, indien financieel haalbaar. Ambitieniveau 2 = spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen bij ontwikkelingsachterstanden. Het uitvoerend werk wordt gedaan door twee volledig bevoegde beroepskrachten. Tijdens de fusiebesprekeningen die in de periode 2001/2002 hebben plaatsgevonden bleek de overgang naar 1 professionele organisatie waar overal met twee beroepskrachten werd gewerkt financieel niet haalbaar. Door de wijziging van verantwoordelijkheden in het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid krijgt de gemeente op termijn meer VVE-middelen ter beschikking voor de voorschoolse periode. De overheid zou hiermee graag een bereik van 70% van doelgroepkinderen dat deelneemt aan een VVE-programma willen realiseren. Aansluitend hierop wordt voorgesteld de doelstelling van de gemeente Heusden als volgt te formuleren: * Per kern minimaal 1 peuterspeelzaal met ambitieniveau 2 en dus werkend met een VVE-programma * Toewerken naar een verhoging van het ambitieniveau van de overige peuterspeelzalen met als doel minimaal 70% van de doelgroepkinderen te bereiken met een VVE-programma. * Ambitieniveauverhoging daar waar zich de meeste doelgroepkinderen bevinden. * Het minimale ambitieniveau wordt vastgesteld op ambitieniveau 1. Gelet op de eerst geformuleerde doelstelling zal de eerste uitbreiding plaatsvinden in de kern Vlijmen. Hier wordt momenteel alleen in de wijk Vliedberg gewerkt met een VVEprogramma. Er zal een plan van aanpak gemaakt worden om in de gehele kern Vlijmen ambitieniveau 2 aan te bieden. Omdat de aanwezigheid van doelgroepkinderen hier naar verhouding lager is kan volstaan worden met een minder intensieve aanpak. 3.2.2. VVE-beleid Bovenstaand voorstel over het ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk geeft de basis voor de uitwerking van het toekomstig VVE-beleid. Onlangs heeft een evaluatie plaatsgevonden naar het huidige VVE-beleid. Deze evaluatie en de landelijke ontwikkelingen in het kader van onderwijsachterstandbestrijding leiden tot de volgende aanbevelingen m.vb.t. het bereik van de doelgroep (1), de doorgaande lijn (2) en de registratie (3): *1. Onderneem activiteiten om het bereik van de doelgroep te vergroten gericht op : a. doelgroeppeuters die niet naar een voorschoolse voorziening gaan; b. doelgroeppeuters die wel naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf gaan, maar geen VVE-programma volgen; c. doelgroepkinderen op de basisscholen die geen VVE-programma volgen. 5

* 2. Onderzoek in de verschillende kernen op welke wijze de doorgaande lijn voor kinderen kan worden versterkt. Voorgesteld wordt deze aanbevelingen over te nemen als basis voor verder VVE-beleid in de periode 2006-2010. De toekomstige periode zal vooral in het teken staan van borgen, uitbreiden en verbreden. In eerste instantie het borgen van het huidig uitvoeringsniveau, daarna het vergroten van het bereik zodat meer kinderen die nu geen voorschoolse voorziening bezoeken een VVE-programma kunnen volgen en het verbreden, het op meer plaatsen aanbieden van VVE-programma s. De verdere uitwerking van deze aanbevelingen wordt meegenomen in de voorbereidingen op de nieuwe onderwijsbeleidperiode 2006-2010. 3.2.3. Subsidienota 2005-2007 Op 21 december 2004 is de Nota Subsidies 2005-2007 en de Subsidieverordening Educatie, Welzijn en Zorg gemeente Heusden vastgesteld. Hierin is ook een onderdeel opgenomen met betrekking tot het peuterspeelzaalwerk. Budgetsubsidie Uitgangspunt in de nieuwe subsidienota voor de drie professionele peuterspeelzaalorganisaties die VVE-programma s uitvoeren is budgetsubsidiëring. Budgetsubsidies zijn subsidies waarbij meetbare activiteiten en/of prestaties worden gekoppeld aan de te verstrekken subsidies. Hiertoe worden subsidiebeschikkingen afgegeven die in principe zijn gebaseerd op voorafgaande inhoudelijke overeenstemming over de te leveren activiteiten/prestaties door de betreffende instellingen De reguliere gemeentelijke subsidie en de VVE-subsidie gaan als een geïntegreerd geheel (één beschikking) richting instellingen. Verdeling reguliere subsidie/vve-subsidie wordt gebaseerd op de verschillen in subsidiebehoefte tussen ambitieniveau 1 en ambitieniveau 2 van de kengetallen van de MO- groep: Ambitieniveau 1 Ambitieniveau 2 Kosten per peuterplaats ( ) 855 1150 Af: huisvesting 130 130 725 1020 Af: ouderbijdrage 330 330 Subsidiebehoefte 395 690 Het verschil in subsidiebehoefte tussen ambitieniveau 1 en 2 is 295. Op een totale subsidiebehoefte van 690 is 295 43%. Dit betekent dat 57% bekostigd wordt uit de reguliere subsidie en 43% uit de VVE-subsidie. Er komt een vaste verdeling tussen het deel wat uit reguliere middelen wordt gesubsidieerd (57%) en het deel wat uit OAB-gelden wordt gefinancierd (43%). Voor deze verdeling is gebruik gemaakt van kengetallen van de MO-groep. Bij de vaststelling van budgetsubsidies wordt o.a. rekening gehouden met de verschillende organisatievormen (zelfstandig, inbedding onder welzijnsinstelling of inbedding onder kinderdagopvanginstelling). Van de peuterspeelzalen wordt verwacht dat zij op een aantal onderdelen hetzelfde aanbod doen voor dezelfde prijs. Het gaat 6

dan met name om de hoogte van de ouderbijdrage, de openingstijden, de minimum leeftijd van de peuters bij start op de peuterspeelzaal. Aan de uitvoering van een VVEprogramma wordt op basis van het gekozen programma afspraken gemaakt over extra aandacht aan doelgroepkinderen d.m.v. een tutor of een derde dagdeel, registratie van doelgroepkinderen, de samenwerking met de VVE-scholen, de afstemming met de thuiszorg, het bevorderen van ouderbetrokkenheid, het deelnemen aan netwerkoverleggen. Genormeerde subsidie Binnen het huidige peuterspeelzaalwerk werken de volgende vier peuterspeelzaalorganisaties niet met VVE-programma s: Stichting Peuterspeelzaal Haarsteeg, stichting Montessori Peutergroep Minimolen, stichting Peuterspeelzaal t Hummelke en stichting Peuterspeelzaal t Opstapje. Zij werken niet met twee professionele krachten op elke peutergroep. Voor deze vier peuterspeelzalen wordt de genormeerde subsidie gehandhaafd. De genormeerde subsidie voor een peuterspeelzaal met 1 beroepskracht is in de subsidienota vastgesteld op 200,- per peuterplaats. Hierbij zijn aan de peuterspeelzalen nog niet de eisen gesteld die horen bij de uitvoering van ambitieniveau 1. Met name de werkzaamheden rondom het invullen van een observatie-instrument en de overdracht naar de scholen is hierin niet meegenomen. Berekend is dat hiervoor 15,- per peuterplaats nodig is. Voor een goede uitvoering van taken m.b.t. het volgen van de ontwikkeling van de peuters, het signaleren van achterstanden en het vergroten van de woordenschat bij kinderen is het noodzakelijk dat de subsidie per peuterplaats verhoogd wordt. Met de peuterspeelzalen kunnen dan ook afspraken gemaakt worden voor verdere professionalisering, maar ook afspraken voor verdere afstemming zoals minimale leeftijd van de kinderen en openstellingsuren. Volgens de tabel op blz. 6 zou een en ander resulteren bij peuterspeelzalen met ambitieniveau 1 in een subsidiebehoefte van 395 per peuterplaats. Hierbij moet worden aangetekend dat het onderzoek van de MO-groep uitgaat van landelijke gemiddelde met ondergrenzen en bovengrenzen. De begrotingen van de peuterspeelzalen binnen de gemeente Heusden met ambitieniveau 1 wijken wat betreft subsidiebehoefte zoals genoemd in de tabel op blz. 6 af van het landelijke gemiddelde. Eén peuterspeelzaal met ambitieniveau 1 binnen de gemeente Heusden laat echter een ander beeld zien. Daar wordt in de financiële paragraaf op teruggekomen. Voorgesteld wordt het bedrag per peuterplaats te verhogen naar 250,- en duidelijk aan te geven wat van de peuterspeelzalen verwacht wordt van peuterspeelzaalwerk behorend bij ambitieniveau 1. 3.2.4. Ouderbijdrage Naast een fusie tussen de verschillende peuterspeelzaalorganisaties is invoering van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage in 1999 één van de beleidsuitgangspunten geweest. Het was de bedoeling om deze inkomensafhankelijke ouderbijdrage in te voeren wanneer de nieuwe fusieorganisatie van start zou zijn gegaan. Met het niet doorgaan van de fusie is invoering van de inkomensafhankelijke 7

ouderbijdrage niet dwingend neergelegd bij de verschillende peuterspeelzaalorganisaties. Een inkomensafhankelijke ouderbijdrage draagt bij aan gelijke kansen voor ieder kind op, in dit geval, de mogelijkheid om een peuterspeelzaal te kunnen bezoeken. Daarnaast is het een middel zijn om het bereik van doelgroepkinderen te vergroten, ervan uitgaande dat een belangrijk deel van de doelgroepkinderen ouders heeft met een laag inkomen. Invoering van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage bij 7 verschillende stichtingen brengt ook complicaties met zich mee. Deze doen zich met name voor bij de peuterspeelzalen die een genormeerde subsidie ontvangen. Een peuterspeelzaal in een wijk met ouders met hogere inkomens ontvangt meer inkomsten. Een peuterspeelzaal in een wijk met veel ouders met een laag inkomen komt inkomsten tekort. Om ouders van doelgroepkinderen met een laag inkomen toch tegemoet te komen kan gewerkt worden met een regeling waarbij deze groep in aanmerking komt voor een lagere ouderbijdrage. De peuterspeelzalen kunnen achteraf aangeven hoeveel mensen van deze regeling gebruik hebben gemaakt en welke inkomsten aan ouderbijdrage zij hiermee zijn misgelopen. Dit kan dan bij de afrekening worden gecompenseerd. Momenteel wordt met verschillende ouderbijdragen gewerkt. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de stichtingen zelf vastgesteld. De hoogte varieert van 22,- voor twee dagdelen tot 50,- voor twee dagdelen. Wij zijn voorstander van gelijke ouderbijdrage bij de peuterspeelzalen. Uitgaande van de totale inkomsten aan ouderbijdragen die de peuterspeelzalen het afgelopen jaar hebben ontvangen is er gemiddeld 410,- per kind aan ouderbijdrage betaalt. Dit gegeven is als basis gebruikt voor het volgende voorstel. Voorgesteld wordt: 1. de hoogte van de ouderbijdrage vast te stellen op 21,- per ochtend en 19,- per middag 2. de ouderbijdrage voor ouders met een kind wat tot de VVE-doelgroep behoort en waarvan het inkomen niet meer bedraagt dan 112% van het minimum loon vast te stellen op 11,- per ochtend en 9,- per middag. Het extra derde dagdeel voor deze doelgroep blijft gratis. 3. een bedrag van 20.000,- te reserveren voor de bekostiging van de lagere ouderbijdrage. 3.2.5. Kwantiteit van beschikbare peuterplaatsen en de bezetting In onze gemeente werden op basis van de nota peuterspeelzaalbeleid 1999 788 peuterplaatsen gesubsidieerd. Dit was toereikend om 70% van het aantal twee- tot vierjarigen een plaats op de peuterspeelzaal te bieden. Het aantal twee- tot vierjarigen is in de loop van deze tijd afgenomen. Uit een telling met als peildatum 01.01.2005 blijkt dat er 1063 twee- tot vierjarigen in onze gemeente zijn. Bij een bereik van 70% zouden 744 peuterplaatsen voldoende zijn. Momenteel bezoeken 679 kinderen een peuterspeelzaal. Dit is een bereik van 64%. De gemiddelde bezetting op de peuterspeelzalen is 87%. De invoering van de budgetsubsidies voor de drie grotere 8

peuterspeelzalen betekent ook dat niet bezette peuterplaatsen niet of slechts gedeeltelijk bekostigd worden. Dit hangt af van de groepsverdeling. Deze is vastgesteld op 17 kinderen per groep, maar dit komt natuurlijk niet altijd precies zo uit. Bij de genormeerde peuterspeelzalen wordt wel per peuterplaats gesubsidieerd, of deze nu wel of niet bezet is. De bezetting varieert hier van 83% tot 100%. De kengetallen van de MO-groep geven een gemiddelde bezetting van 94%, met 89% als ondergrens en 100% als bovengrens. Voorgesteld wordt bij een bezetting van minder dan 89% niet automatisch alle beschikbare peuterplaatsen te subsidiëren, maar de feitelijke situatie te beoordelen. Binnen de gemeente Heusden zijn er voldoende peuterplaatsen beschikbaar ten opzichte van het totaal aantal peuters binnen de gemeente. Daarnaast zijn er op dit moment zeven verschillende peuterspeelzaalbesturen. Dat maakt het extra gecompliceerd om eenduidige afspraken te maken. Tot op heden is het uitgangspunt van de gemeente Heusden geweest om nieuwe aanvragen voor het starten van een peuterspeelzaal te beoordelen op een vergunning (GGD) en de ingediende begroting. Wanneer werd voldaan aan deze voorwaarden dan kon aanspraak worden gemaakt op een genormeerde gemeentelijke subsidie. Voorgesteld wordt om nieuwe aanvragen tot gemeentelijke subsidie niet meer te honoreren. 4. Financiële effecten Budgetsubsidiëring (ambitieniveau 2) Bij de budgetsubsidiëring wordt uitgegaan van het daadwerkelijke aantal peuters dat de peuterspeelzaal bezoekt en niet de beschikbare capaciteit. Berekening 2006 gebaseerd op kosten zoals opgegeven over 2005, wel rekening houdend met een ouderbijdrage van gemiddeld 40,- per maand, totaal te betalen 10.5 maand = 420,- per jaar. Bij gemiddelde bezettingsgraad van 89% komt dit uit op 375,- ouderbijdrage per peuter. Drunen 197 peuters Vlijmen 204 peuters Heusden 85 peuters Kosten peuterplaats( )* Ouderbijdrage Sub. Reg. 57% VVE 43% Regulier VVE Totale subsidie 941 375 566 322 244 63.434 48.068 111.502 863 375 488 373 344* 76.148 23.404 99.552 1147* 375 772 440 332 37.400 28.220 65.620 Totalen 176.982 99.692 276.674 9

exclusief huisvestingskosten. * toelichting Vlijmen: doordat hier op 1 locatie een VVE-programma wordt uitgevoerd voor 68 peuters is hier uitgegaan van de kosten zoals deze hiervoor begroot zijn, dit komt op 344,- per peuterplaats. Komend jaar wordt een plan van aanpak gemaakt om het ambitieniveau te verhogen op de andere twee locaties, zodat ook in Vlijmen een groter aanbod van VVE tot stand komt. Bij invoering hiervan wordt ook voor de peuterspeelzaal Vlijmen de verdeling 57% uit reguliere middelen en 43% uit VVE-middelen toegepast. De totale kosten van de peuterspeelzaal zullen hoger worden. Extra inzet vanuit VVE-middelen is dan nodig om in 43% van de subsidiebehoefte te kunnen voldoen. Vanuit de VVEmiddelen wordt de komende jaren wat extra ruimte verwacht omdat de subsidierelatie met de scholen langzaam wordt afgebouwd. * kosten bij Stichting Kinderopvang Heusden zijn hoger omdat zij onderdeel zijn van een professionele kinderopvangorganisatie. Genormeerde subsidiëring (ambitieniveau 1) Bij de genormeerde subsidiëring wordt uitgegaan van de capaciteit die de peuterspeelzaal beschikbaar heeft. In paragraaf 3.2.5 is aangegeven dat wanneer de bezetting onder de 89% komt niet automatisch alle beschikbare peuterplaatsen worden gesubsidieerd. Peuter- Totale Huidige reguliere plaatsen Normbedrag subsidie subsidie Stichting Peuterspeelzaal Haarsteeg 48 250 12.000 3.600* St. Peuterspeelzaal "'t Hummelke" 40 250 10.000 8.000 Stichting Kinderopvang 't Opstapje 87 250 21.750 17.400 Montessori Peutergroep "De Minimolen" 32 250 8.000 8.800 51.750 37.800 * oude subsidie op basis van ambitieniveau 0 ( 75 per peuterplaats) 5. Financiële paragraaf De beschikbare middelen zoals die in de meerjarenbegroting zijn opgenomen bestaan uit: reguliere subsidie 160.228 Stelpost professionalisering 77.500 VVE subsidie 121.826 359.554 accommodatiesubsidie 72.370 Totaal beschikbaar voor peuterspeelzaalbeleid 431.924 Voor subsidiering op basis van de in dit voorstel genoemde aanpassingen in de budgeten genormeerde subsidies is vanaf 2006 een bedrag van 328.424,-- benodigd. Daarnaast zijn er middelen nodig voor de bekostiging van de lagere ouderbijdrage voor de genoemde doelgroep. Voorgesteld is hiervoor een bedrag van 20.000,- te 10

reserveren. In de accommodatiesubsidie wijzigt niets dus is een bedrag van 72.370,-- benodigd. Het totaal benodigde budget inclusief accommodatiesubsidie komt hiermee op 420.794,--. Er resteert op de beschikbare middelen dan nog 11.130. Dit bedrag kan oa. gebruikt worden om verhoging van de kosten op te vangen bij een toename van het aantal peuters bij de gesubsidieerde peuterspeelzalen. De huidige berekeningen zijn gebaseerd op bedragen van 2005, voor indexering van de budgetsubsidies is conform de uitgangspunten begroting 2006 een stelpost opgenomen in de conceptbegroting 2006. De verwachting is dat de tekorten zoals deze de afgelopen zijn ontstaan met de aangepaste subsidiering bij t Opstapje nog niet zijn opgelost. Voor de overige peuterspeelzalen is een positieve exploitatie mogelijk. Met peuterspeelzaal t Opstapje worden nadere afspraken gemaakt om hun exploitatie sluitend te krijgen. Voorgesteld wordt om gedurende 3 jaren voor deze peuterspeelzaal een afbouwregeling in het leven te roepen. Concreet ziet die er als volgt uit: 2005 100% tegemoetkoming subsidietekorten 2006 75% tegemoetkoming subsidietekorten tot een maximum van 14.000,- 2007 40% tegemoetkoming subsidietekorten tot een maximum van 7.500,-- 2008 0% alleen de basissubsidie is van toepassing De kosten van de afbouwregeling komen ten laste van het nog resterende bedrag. 11