VROEGE SCHOOLVERLATERS IN VLAANDEREN IN 2010 Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal

Vergelijkbare documenten
Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting. G. Van Landeghem, M. Goos & J.

Seminarie vroege schoolverlaters 11 mei 2011

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2008 Samenvatting. G. Van Landeghem & J.

Hoeveel vroege schoolverlaters heeft deze school?

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2009 Kort verslag. G. Van Landeghem & J.

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Vroege schoolverlaters uit het voltijds beroepsonderwijs Vertrekpunt voor een gedifferentieerde aanpak. G. Van Landeghem & J.

HOEVEEL VROEGE SCHOOLVERLATERS HEEFT DEZE SCHOOL? Een nieuwe indicator waarin elke leerling meetelt

VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN HET VLAAMS SECUNDAIR ONDERWIJS

VROEGE SCHOOLVERLATERS IN VLAANDEREN TOT 2010 Een analyse van de invloed van de financieel-economische crisis van 2008

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot G. Van Landeghem, M. Goos & J.

Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom Een samenhangend indicatorensysteem gebaseerd op indicatoren per leeftijd

BIJLAGE: OPDELING NAAR UITSTROOMPOSITIE, GESLACHT EN WOONPLAATS

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

Cijferblad: evolutie van de omvang van het buitengewoon lager onderwijs voor en na de invoering van het M-decreet

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach

Geactualiseerde schattingen van de ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar en per geboortejaar

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

De EAK-indicator van vroegtijdige schoolverlaters : toets aan administratieve onderwijsgegevens en kritiek. G. Van Landeghem & J.

Vroegtijdig schoolverlaten in Vlaams onderwijs

Toelichting: Vroegtijdig schoolverlaten in het Vlaams secundair onderwijs naar vestigingsplaats en woonplaats

STEM monitor Juni 2016

VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN HET VLAAMS SECUNDAIR ONDERWIJS

Indicatoren m.b.t. het recht op onderwijs

Drie geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick

Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom. Een bijdrage tot de discussie en een aantal nieuwe schattingen.

aantal zorg- STEM aantal lichte STEM

De ongekwalificeerde uitstroom Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003

De ongekwalificeerde uitstroom Een geactualiseerde schatting

Geboortecohorten in de tweede en derde graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs Evolutie van tot

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Onderwijs SAMENVATTING

SPIJBELEN EN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Maakt het type onderwijssysteem een verschil?

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

Stelsel van leren en werken. Carl Lamote Departement Onderwijs en Vorming Afdeling Secundair Onderwijs en Leerlingenbegeleiding

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS?

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

plage-lestijden onderwijzer

Problematische afwezigheden en definitieve uitsluiting

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOLTIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Vroegtijdige schoolverlaters Inschrijvingen en kwalificaties in tweedekansleerwegen. Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOTLIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

Voor meer cijfers, zie beleidsdomein Woonstad. Stad Genk Publicatie Stedenbouwkundige vergunningen

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOLTIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

Het secundair onderwijs in cijfers

GENKSE BEVOLKING OP ARBEIDSLEEFTIJD NAAR SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE

Jaarlijks verlaten heel wat jongeren de schoolbanken zonder een volwaardige kwalificatie

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

nr. 357 van LYDIA PEETERS datum: 15 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Jeugdwerkloosheid - Stand van zaken trajecten

Geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs : Evolutie van tot

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOLTIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

Studieaanbod in de eerste graad B-stroom. Screening van de beroepenvelden in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering

Voor meer cijfers, zie beleidsdomein Woonstad. Stad Genk Publicatie Stedenbouwkundige vergunningen

Studieaanbod in de eerste graad A-stroom. Screening van de basisopties in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

Hoofdstuk 3 : Secundair onderwijs. Deel 1 SCHOOLBEVOLKING Gewoon secundair onderwijs

nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON VOLTIJDS SECUNDAIR ONDERWIJS

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

VROEGE SCHOOLVERLATERS EN DE AANTREKKINGSKRACHT VAN DE ARBEIDSMARKT Inzicht uit regionale veranderingen voor en na de crisis van 2008

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

nr. 289 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

basisonderwijs: overzicht in cijfers

Arbeidsmarkt Onderwijs

kwalificatieniveau en -status in mbo

Arbeidsmarkt Onderwijs

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

Arbeidsmarkt Onderwijs

Deel 8. internationale vergelijking

Monitoring verhuisbewegingen erkend vluchtelingen oktober 2016

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Arbeidsmarkt Onderwijs

Voortijdig Schoolverlaters 2005 Toelichting bij de tabellen

nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Justitiehuizen - Werklastmeting

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Transcriptie:

VROEGE SCHOOLVERLATERS IN VLAANDEREN IN 2010 Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal Georges Van Landeghem, Bieke De Fraine, Sarah Gielen & Jan Van Damme

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen in 2010 Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal Georges Van Landeghem, Bieke De Fraine, Sarah Gielen & Jan Van Damme Promotoren: Bieke De Fraine, Sarah Gielen & Jan Van Damme Research paper SSL/2013.05/1.2.0 Datum oplevering eerste versie: 22 april 2013 Datum publicatie: 4 juli 2013

Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB. Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Van Landeghem, G., De Fraine, B., Gielen, S., & Van Damme, J. (2013). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen in 2010. Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal. Leuven: Steunpunt SSL, rapport nr. SSL/2013.05/1.2.0. Voor meer informatie over deze publicatie: Georges.VanLandeghem@ppw.kuleuven.be Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens. 2013 STEUNPUNT STUDIE- EN SCHOOLLOOPBANEN p.a. Secretariaat Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven Deze publicatie is ook beschikbaar via www.steunpuntssl.be

Inhoud Beleidssamenvatting vii Inleiding 1 Recente evolutie van het percentage vroege schoolverlaters per kalenderjaar Introductie van een indicator uit longitudinale gegevens over individuele leerlingen 3 Vroege schoolverlaters in 2010 19 Vroege schoolverlaters volgens moedertaal en opleidingsniveau van de moeder 21 Steden en gemeenten 29 Vroege schoolverlaters in de centrumsteden en grotere gemeenten 33 Vroege schoolverlaters en opleidingsniveau van de moeder Systematiek per locatie 43 Vroege schoolverlaters en moedertaal Systematiek per locatie 53 Bijlage: vroege schoolverlaters per provincie 61 Bijlage: vroege schoolverlaters per gemeente 63 v

Beleidssamenvatting Sinds 2012 is men geleidelijk begonnen longitudinale administratieve gegevens per leerling toegankelijk te maken voor onderzoek over de ongekwalificeerde uitstroom. Daardoor is het nu mogelijk het jaarlijks percentage vroege schoolverlaters 1 te bepalen volgens een nauwkeuriger model. Uit een vergelijking met de bestaande indicator berekend uit de transversale geaggregeerde administratieve data van de Statistische Jaarboeken blijkt dat deze eenvoudige indicator de ongekwalificeerde uitstroom met twee à drie procent onderschat. Anderzijds stellen we vast dat de oude en nieuwe indicator parallel evolueren: de beide indicatoren tonen een belangrijke afname van het percentage vroege schoolverlaters tussen 2008 en 2010. Bovendien houdt de interpretatie van deze afname stand: ze is toe te schrijven aan het feit dat sinds het begin van de financieel-economische crisis meer ongekwalificeerde leerlingen beslissen in het onderwijs te blijven in de plaats van als vroege schoolverlater weg te gaan. De afbakening van doelgroepen (vroege schoolverlaters vanuit een gunstige positie versus schoolverlaters in een uitzichtloze situatie) is nog niet expliciet getoetst aan de nieuwe data: die oefening viel buiten het raam van dit rapport. Van een eenvoudige reproductie van die analyse op de longitudinale data verwachten we niet veel meer dan een bevestiging van de vroegere resultaten. Het lijkt belangrijker om hier te wijzen op de enorme mogelijkheden van de longitudinale data over individuele leerlingen om grondiger te differentiëren volgens de loopbanen (en niet enkel volgens de uitstroompositie) en de doodlopende trajecten in het Vlaams onderwijs in kaart te brengen. Twee andere vormen van differentiatie van de ongekwalificeerde uitstroom stonden centraal in deze studie, namelijk: geografisch en volgens socio-economische leerlingkenmerken. De transversale geaggregeerde data lieten enkel toe het (grote) verschil in het percentage vroege schoolverlaters tussen jongens en meisjes en de leeftijdsverdeling in cijfers te vatten. Met de longitudinale gegevens over individuele leerlingen was het mogelijk de schoolverlaters in te delen volgens de gemeente (als 1 In dit rapport worden de termen voortijdige schoolverlaters, vroege schoolverlaters en ongekwalificeerde uitstroom als synoniemen gebruikt. vii

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen woonplaats of als locatie van een schoolvestiging), het opleidingsniveau van de moeder en de moedertaal. We stellen vast dat, voor beide seksen, de contrasten tussen de genoemde socioeconomische kenmerken groot zijn. Zowel binnen de Nederlandstalige als binnen de anderstalige deelgroep, stromen de schoolverlaters met een laag opgeleide moeder trager weg uit het onderwijs en leveren zij meer ongekwalificeerde schoolverlaters. Zowel binnen de deelgroep met een hoog opgeleide moeder als binnen de groep met een laag opgeleide moeder, blijkt dat er bij de anderstaligen meer zeventienjarige schoolverlaters zijn, maar dat de anderstalige subgroep daarna aan een trager tempo uitstroomt en meer ongekwalificeerde schoolverlaters heeft. De grote verschillen tussen anderstalige en Nederlandstalige schoolverlaters en/of tussen schoolverlaters met een hoog of laag opgeleide moeder kunnen op allerlei manieren in cijfers uitgedrukt worden. In deze samenvatting vermelden we, ter illustratie, slechts één contrast: 4,5% van de Nederlandstalige vrouwelijke schoolverlaters in 2010 met een hoog opgeleide moeder waren vroege schoolverlaters; voor de anderstalige jongens met een laag geschoolde moeder was dat 40,6%. Ook volgens de geografische indeling vinden we grote verschillen in het risico op voortijdig schoolverlaten. De onderstaande tabel illustreert deze vaststelling, aan de hand van de indicatoren voor de gemeenten met meer dan duizend schoolverlaters vanuit schoolvestigingen op hun grondgebied in 2010. Naast het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (bekeken vanuit het standpunt van het Vlaams onderwijs) zijn dit precies de dertien centrumsteden van het Vlaams Gewest. Opvallend is, bijvoorbeeld, het verschil tussen twee van de grote steden, Antwerpen en Brugge. In 2010 was 26% van de schoolverlaters uit Antwerpse scholen ongekwalificeerd, het hoogste cijfer van de veertien steden uit de tabel. Brugge heeft met 13% een indicatorwaarde die in de buurt ligt van het Vlaams gemiddelde. De dertien Vlaamse centrumsteden en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest samen vertegenwoordigen 45,3% van de Vlaamse schoolverlaters, maar 60,8% van de Vlaamse vroege schoolverlaters, als we kijken wie op hun grondgebied naar school gaat. Voor wat de inwoners betreft gaat het over 24,5% van de schoolverlaters en 37,1% van de vroege schoolverlaters. Het risico op voortijdig schoolverlaten is dus hoger in het geheel van de centrumsteden dan in Vlaanderen. De geografische contrasten komen dan ook nog viii

Beleidssamenvatting sterker uit de verf in de verzameling van 250 gemeenten met een voldoende groot aantal schoolverlaters waarover cijfers te vinden zijn in dit rapport. Vroege schoolverlaters uit het Vlaams onderwijs in de centrumsteden van het Vlaams Gewest en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2010) Volgens vestigingsplaats Volgens woonplaats Indicator Indicator Locatie Sch. J+M J M Sch. J+M J M Aalst 1671 17% 20% 14% 849 16% 17% 14% Antwerpen 6289 26% 30% 21% 5105 28% 33% 23% BHG 2159 23% 27% 19% 1292 27% 30% 24% Brugge 3486 13% 16% 9% 1360 14% 18% 11% Genk 1241 23% 30% 15% 818 19% 24% 14% Gent 4506 19% 23% 15% 2539 22% 26% 18% Hasselt 2094 16% 18% 14% 767 14% 16% 11% Kortrijk 2357 16% 18% 15% 963 16% 19% 12% Leuven 2116 14% 17% 11% 802 16% 17% 15% Mechelen 1831 20% 25% 15% 966 19% 23% 15% Oostende 1131 17% 22% 13% 687 19% 23% 15% Roeselare 1459 10% 12% 8% 768 11% 14% 7% Sint-Niklaas 1922 17% 25% 11% 880 16% 21% 10% Turnhout 1534 16% 17% 14% 474 18% 20% 16% Vlaams onderwijs als geheel 74598 13,9% 16,6% 11,0% 74598 13,9% 16,6% 11,0% Sch. = aantal schoolverlaters in 2010; J = jongens; M = meisjes. Kolommen J, M, J+M: percentage vroege schoolverlaters in de aangegeven categorie. De stad in kwestie is bekeken vanuit twee verschillende standpunten: als de plaats waar schoolverlaters naar school gingen ( vestigingsplaats ) en als de plaats waar schoolverlaters woonden ( woonplaats ). Vanuit het gezichtspunt van het probleem van vroege schoolverlaters blijkt Vlaanderen dus zeer heterogeen te zijn. Het risico op voortijdig schoolverlaten wordt in belangrijke mate bepaald door lokale omstandigheden, op de schaal van steden en gemeenten (of misschien iets grotere agglomeraties, dat is een voorwerp voor verder onderzoek). Bovendien toont verdere analyse dat het risico ook lokaal ongelijk verdeeld is over subgroepen gedefinieerd volgens het opleidingsniveau van de moeder van de leerling of volgens de moedertaal. Deze resultaten geven mogelijk een richting aan voor de verdere ontwikkeling van een Vlaams beleid over voortijdig schoolverlaten. Onze interpretatie is dat dit beleid, om effectief te zijn, vooral zal moeten bestaan uit het ruimte en steun geven aan lokaal ontwikkeld en lokaal gedragen maatwerk. Het Ministerie van Onderwijs en Vorming ontwikkelt momenteel een monitoringsysteem dat in de toekomst een regelmatige stroom van vergelijkbare cijfers over voortijdig schoolverlaten ter beschikking zal stellen aan lokale geïnteresseerden (gemeenten en scholen). We vermoeden dat dit één van de meeste ix

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen effectieve manieren zal blijken te zijn waarmee de Vlaamse overheid lokale inspanningen kan steunen. Daarnaast zou de overheid kunnen overwegen een gelijkaardige inspanning te leveren om de loopbaaninformatie in haar administratieve data te analyseren, te beschrijven en te verspreiden. Dit zou kunnen helpen om overwegingen over toekomstperspectieven op langere termijn een grotere rol te laten spelen in beslissingen over blijven zitten, doorverwijzen naar buitengewoon onderwijs, van school veranderen, op een andere leerlijn zetten in de vroege loopbaan van een leerling. Ten derde zou de overheid actief kunnen werken aan het verwijderen van obstakels en het vergemakkelijken van samenwerking tussen lokale spelers (scholen uit het leerplichtonderwijs, instellingen van volwassenenonderwijs, bedrijven) die het initiatief willen nemen om meer jongeren een perspectief te bieden op een kwalificatie met toekomstmogelijkheden. x

Inleiding Inleiding Elke jongere die aan een loopbaan in het basis- of secundair onderwijs begint vóór of tijdens het kalenderjaar van zijn/haar zeventiende verjaardag, wordt nadien één keer als schoolverlater geregistreerd. Behaalt de leerling een (eerste) kwalificatie zonder die loopbaan onderbroken te hebben dan wordt hij/zij op dat moment een gekwalificeerde schoolverlater 2. Bij een eerste onderbreking van de loopbaan zonder dat de leerling een kwalificatie op zak heeft, wordt hij/zij geteld als een vroege schoolverlater 3. De kwalificaties in kwestie zijn 4 : een diploma van secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het zesde leerjaar van het voltijds gewoon beroepsonderwijs, een kwalificatiegetuigschrift van het buitengewoon beroepsonderwijs, een certificaat van het deeltijds beroepsonderwijs of een getuigschrift van een met succes afgewerkt leercontract. De eerste sectie van dit rapport (p. 3) heeft een dubbel doel. De sectie geeft een overzicht van het verloop van het percentage vroege schoolverlaters tussen 1999 en 2010, met aandacht voor de invloed van de financieel-economische crisis. Daarnaast introduceert ze een nieuwe, meer verfijnde, berekeningswijze voor de indicator van voortijdig schoolverlaten, gebaseerd op longitudinale administratieve gegevens over individuele leerlingen. De nieuwe methode en de eerdere methode op basis van de eenvoudige geaggregeerde data uit de Statistische Jaarboeken worden grondig met elkaar vergeleken. De volgende secties van de tekst hebben betrekking op de vroege schoolverlaters in 2010 (p. 19), het jaar waarvoor de toegankelijkheid van de noodzakelijke administratieve data op dit moment het grootst is. Ze demonstreren enkele van de 2 De term is kunstmatig in de zin dat sommige gekwalificeerde schoolverlaters in het secundair onderwijs blijven om naar een tweede kwalificatie toe te werken of om zich te specialiseren. 3 In dit rapport is voortijdige schoolverlater een synoniem voor vroege schoolverlater. De termen vroege schoolverlaters, voortijdige schoolverlaters en ongekwalificeerde uitstroom zijn hier equivalent. Merk op dat sommige voortijdige schoolverlaters later wel naar het secundair onderwijs terugkeren, maar volgens het uitgangspunt van dit rapport blijven ze dan de status van voortijdige schoolverlater behouden. 4 Van Landeghem, G., De Fraine, B., Gielen, S., & Van Damme, J. (2012). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen tot 2010. Een analyse van de invloed van de financieel-economische crisis van 2008. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport nr. SSL/2012.01/1.2.0. 1

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen mogelijkheden die de longitudinale data over individuele leerlingen bieden om de indicator van voortijdig schoolverlaten in te delen. De volgende onderwerpen komen aan bod: het contrast tussen subgroepen volgens de moedertaal en het opleidingsniveau van de moeder (p. 21); de verdeling van schoolverlaters over steden en gemeenten (p. 29); de geografische variatie van de indicator van vroege schoolverlaters (p. 33); de geografische variatie van het verschil in het risico op voortijdig schoolverlaten volgens het opleidingsniveau van de moeder (p. 43); en de geografische systematiek van het contrast volgens de moedertaal (p. 53). De indicatoren van voortijdig schoolverlaten in 2010 voor de 59 grotere gemeenten (waaronder de centrumsteden) zijn opgelijst in Tabel 11 op p. 40. Een meer uitgebreide lijst, voor de 250 gemeenten met een voldoende groot aantal schoolverlaters in 2010, is beschikbaar in de bijlage vanaf p. 63. De bijlage op p. 61 toont de indicatoren per provincie. 2

Recente evolutie vroege schoolverlaters Recente evolutie van het percentage vroege schoolverlaters per kalenderjaar Introductie van een indicator uit longitudinale gegevens over individuele leerlingen Nieuwe gegevensbron: longitudinale administratieve gegevens over individuele leerlingen Tot nu werd het aantal schoolverlaters in de Vlaamse Gemeenschap en de verdeling ervan in gekwalificeerde en vroege schoolverlaters 5 berekend uit geaggregeerde administratieve gegevens die jaarlijks in het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs verschijnen. In die gepubliceerde gegevensbron kan men bijvoorbeeld vinden dat er op 1 februari 2011 6411 meisjes van het geboortejaar 1994 in een eerste leerjaar van de derde graad van het technisch onderwijs zaten; of dat er in 2010 2939 studiegetuigschriften zijn uitgereikt aan jongens van geboortejaar 1991 in een tweede leerjaar van de derde graad van het voltijds gewoon beroepsonderwijs. 6 Deze data zijn geaggregeerd over alle leerlingen en scholen van de Vlaamse Gemeenschap heen. Bovendien zijn er geen longitudinale doorverbindingen. Men kan bijvoorbeeld wel noteren dat er op 1 februari 2010 15538 meisjes van geboortejaar 1995 in een eerste leerjaar van de tweede graad van het algemeen secundair onderwijs zaten en op 1 februari 2011 14152 in het tweede leerjaar; maar uit dit type gegevensbron kan men niet afleiden in welke mate deze twee groepen uit dezelfde individuen bestaan. Het aantal schoolverlaters in een gegeven jaar is een stroomgegeven : het zegt hoeveel leerlingen een bepaalde overgang maken tussen twee opeenvolgende schooljaren in dit geval: van een positie binnen het onderwijssysteem in het schooljaar dat eindigt op het transitiemoment naar een positie buiten de school in het schooljaar dat begint. Strikt genomen kan een stroomgegeven niet bepaald worden door het combineren van geaggregeerde leerlingenaantallen per schooljaar, het soort gegeven dat beschikbaar is via de Jaarboeken. In bepaalde gevallen is het echter mogelijk een onbekende leerlingenstroom te betrekken in en op te lossen uit een (stelsel van) vergelijking(en) met gegeven leerlingenaantallen en andere onbekende stromen waaraan men een plausibele waarde (of onder- en bovengrenzen) kan toewijzen. Dit is de manier waarop de tijdreeksen van de indicatoren van vroege schoolverlaters zijn berekend tot 2010. 7 8 Eén van de plausibele onderstellingen die de 5 Vroege schoolverlaters = ongekwalificeerde schoolverlaters = voortijdige schoolverlaters = ongekwalificeerde uitstroom. 6 Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs, schooljaar 2010 2011. 7 Van Landeghem, G., De Fraine, B., Gielen, S., & Van Damme, J. (2012). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen tot 2010. Een analyse van de invloed van de financieel-economische crisis van 2008. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport nr. SSL/2012.01/1.2.0. Zie http://www.steunpuntssl.be. 3

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen berekening mogelijk maakten, is dat het aantal jongeren van zestien 9 of ouder dat voor het eerst in het Vlaams secundair onderwijs start, verwaarloosbaar is. Er moest ook ondersteld worden dat het aantal jongeren dat de loopbaan in het secundair onderwijs een jaar of langer onderbreekt verwaarloosbaar is en dat het aantal leerlingen dat blijft om naar een tweede kwalificatie toe te werken verwaarloosbaar klein is. De onderliggende administratieve data hebben een sterkere structuur en een enorm veel rijkere informatie-inhoud dan hun afspiegeling in de Statistische Jaarboeken. Het zijn data over de positie van individuele leerlingen. Bovendien zijn de gegevens longitudinaal doorverbonden: men kan de loopbanen van individuele leerlingen volgen in de data. Er is ook bekend in welke school de leerling ingeschreven is en waar de leerling woont. Tenslotte zijn er zelfs een aantal individuele socio-economische gegevens beschikbaar (namelijk: de data die een rol spelen in de implementatie van het GOK-beleid). In 2012 is men begonnen met het toegankelijk maken van deze data met het oog op de monitoring van de vroege schoolverlaters in de Vlaamse Gemeenschap. Dat schept, ten eerste, de mogelijkheid om het aantal gekwalificeerde en ongekwalificeerde schoolverlaters nauwkeuriger te tellen: men kan vermijden dat leerlingen die meerdere kwalificaties behalen of leerlingen die hun loopbaan onderbreken dubbel geteld worden als schoolverlater; er kan in detail beslist worden welke late starters wel en welke niet in de boekhouding opgenomen worden. Ten tweede kunnen we de schoolverlatersstromen nu verder indelen. Het fijnste niveau van detaillering op basis van de geaggregeerde data is een indeling volgens sekse en leeftijd. Met de longitudinale data is een analyse van de schoolverlatersstroom volgens de uitstroompositie en volgens geografische en socio-economische kenmerken uitvoerbaar. Recente evolutie van het percentage vroege schoolverlaters In Figuur 1 zijn vier indicatoren van het percentage vroege schoolverlaters per kalenderjaar afgebeeld, telkens apart voor jongens en meisjes. 8 Een andere toepassing van deze manier van werken, voor zittenblijversaantallen in het lager onderwijs, is beschreven in: Van Landeghem, G., & Van Damme, J. (2002). A linear programming approach to the estimation of pupil flows from enrollment data. Leuven: Steunpunt Loopbanen door heen Onderwijs naar Arbeidsmarkt, rapport nr. 6. Zie http://www.steunpuntssl.be. 9 Zestien is de leeftijd waarop de meeste jongeren aan een vijfde leerjaar van het secundair onderwijs beginnen. 4

Recente evolutie vroege schoolverlaters De eerste indicator (curven J1 en M1 in de figuur) is afgeleid uit de geaggregeerde administratieve gegevens en gaat het verst terug in de tijd, met cijfers vanaf 1999. 10 11 Deze indicator toont het duidelijkst de licht stijgende globale trend van het percentage vroege schoolverlaters tussen 1999 en 2008, zowel bij de vrouwelijke als bij de mannelijke schoolverlaters. De curve stijgt sterker voor de jongens dan voor de meisjes. In 2008 is er een breuk in de trend. Het voordeel van een lange tijdreeks heeft een prijs: het kwalificatiecriterium waarop deze indicator is gebaseerd is niet volledig. Volgens dit onvolledige criterium kunnen leerlingen geen kwalificatie verwerven via het buitengewoon onderwijs. De reden voor de beperking is dat de data over kwalificaties in het buitengewoon secundair onderwijs pas beschikbaar zijn vanaf 2004. De tweede indicator (curven J2 en M2 in Figuur 1) is eveneens gebaseerd op de geaggregeerde data, maar houdt ook rekening met de kwalificaties via het buitengewoon secundair onderwijs. 11 Het percentage vroege schoolverlaters is dan ook lager dan volgens de eerste indicator. Maar de bijdrage van het buitengewoon secundair onderwijs is vrij constant, zodat de eerder geschetste evolutie een licht stijgende trend tot 2008 en een trendbreuk in 2008 bevestigd wordt. De derde indicator (curven J3 en M3 ) is het resultaat van een rechtstreekse berekening vanuit de longitudinale gegevens over de loopbanen van individuele leerlingen in alle onderdelen van het secundair onderwijs behalve het leercontractensysteem van Syntra. De leercontracten zijn wel degelijk in de indicator opgenomen, maar onrechtstreeks, via combinatie op een geaggregeerd niveau. 12 De reden is dat de gegevensbanken van Syntra op dit moment (nog) niet geïntegreerd zijn in de administratieve data van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Deze gegevens waren toegankelijk voor de transities in drie kalenderjaren: 2008, 2009 en 2010. Een vergelijking tussen deze indicatoren (curven J3 en M3 ) en de indicatoren volgens hetzelfde kwalificatiecriterium uit geaggreggeerde data (curven J2 en M2 ) toont op de eerste plaats dat de indicator uit eenvoudige geaggregeerde data het percentage vroege schoolverlaters onderschat. In een volgende sectie van de tekst 10 Van Landeghem, G., & Van Damme, J. (2009). Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom. Een samenhangend indicatorensysteem gebaseerd op indicatoren per leeftijd. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport nr. SSL/OD1/2008.13. Zie http://www.steunpuntssl.be. 11 Van Landeghem, G., De Fraine, B., Gielen, S., & Van Damme, J. (2012). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen tot 2010. Een analyse van de invloed van de financieel-economische crisis van 2008. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport nr. SSL/2012.01/1.2.0. Zie http://www.steunpuntssl.be. 12 Gegevens geleverd door Gert Franssen en An Van de Ven van Syntra (25 juli 2011 en eerder). 5

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen wordt deze vertekening geanalyseerd. Ten tweede blijkt dat de vooral bij de jongens opmerkelijke afname van het percentage vroege schoolverlaters na 2008 bevestigd wordt. De vierde indicator (curven J4 en M4 in Figuur 1) is eveneens rechtstreeks berekend uit de longitudinale gegevens over individuele leerlingen. Het verschil met de vorige indicator is dat de gegevens over de leercontracten van Syntra geïntegreerd zijn in de individuele loopbanen. Dit was mogelijk doordat de informatie over de studiebewijzen via Syntra uit de nieuwe Leer- en Ervaringsbewijzendatabank (Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming), gehaald kon worden. De indicatorwaarden zijn enkel beschikbaar voor 2010 en blijken iets hoger dan de overeenkomstige waarden volgens de eerste berekening uit longitudinale individuele gegevens (indicatoren J3 en M3 ). Het is deze indicator, de meest verfijnde die op dit moment beschikbaar is, waarmee in de volgende hoofdsecties van dit rapport de regionale verdeling van de vroege schoolverlaters en de verdeling volgens socio-economische kenmerken bestudeerd wordt. De cijfers getoond in Figuur 1 zijn samengebracht in Tabel 1, aangevuld met de indicatorwaarden voor jongens en meisjes samen. 6

% van mannelijke resp. vrouwelijke schoolverlaters Recente evolutie vroege schoolverlaters Figuur 1. Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom per kalenderjaar 19% 18% 17% J1 J3 J2 J4 16% 15% 14% 13% 12% 11% M1 M3 M4 10% M2 9% 8% 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 Kalenderjaar J = jongens; M = meisjes. 1 = indicator uit de in het Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs gepubliceerde geaggregeerde administratieve gegevens en uit gegevens van Syntra, zonder de kwalificaties via het buitengewoon secundair onderwijs. 2 = indicator uit de in het Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs gepubliceerde geaggregeerde administratieve gegevens en uit gegevens van Syntra, mét de kwalificaties via het buitengewoon secundair onderwijs. 3 = indicator uit de longitudinale administratieve gegevens per leerling van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en uit (gedeeltelijk geaggregeerde en gedeeltelijk individuele) gegevens van Syntra. 4 = indicator uit de longitudinale administratieve gegevens per leerling van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, waarin gegevens over de leercontracten van Syntra zijn geïntegreerd via de Leer- en Ervaringsbewijzendatabank (LED). 7

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Tabel 1. Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom per kalenderjaar Agg., geen kwalif. BuSO Agg., mét kwalif. BuSO Long., data Syntra toegevoegd Long., data Syntra geïntegreerd J M J+M J M J+M J M J+M J M J+M Jaar % % % % % % % % % % % % 1999 14,5 9,4 12,0 2000 15,6 9,9 12,8 2001 15,3 9,4 12,4 2002 15,7 10,0 12,9 2003 16,6 10,1 13,4 2004 16,9 10,2 13,6 14,9 8,9 12,0 2005 16,7 10,3 13,6 14,8 9,1 12,0 2006 17,6 10,5 14,1 15,8 9,2 12,6 2007 17,9 10,6 14,4 16,3 9,5 13,0 2008 17,6 10,4 14,1 16,0 9,2 12,7 18,0 11,3 14,7 2009 16,4 10,2 13,4 14,7 9,2 12,0 16,8 11,0 14,0 2010 15,5 9,9 12,7 13,6 8,6 11,1 16,3 10,8 13,6 16,6 11,0 13,9 Agg., geen kwalif. BuSO = indicatoren 1 uit Figuur 1. Agg., mét kwalif. BuSO = indicatoren 2 uit Figuur 1. Long., data Syntra toegevoegd = indicatoren 3 uit Figuur 1. Long., data Syntra geïntegreerd = indicatoren 4 uit Figuur 1. Effect van de financieel-economische crisis van 2008 op het percentage vroege schoolverlaters Uit een ontwikkeling in factoren van de indicator van de ongekwalificeerde uitstroom volgens de geaggregeerde administratieve gegevens (curven J1 en M1 in Figuur 1, linkerblok in Tabel 1) blijkt dat de opvallende daling van het percentage vroege schoolverlaters tussen 2008 en 2010 grotendeels toe te schrijven is aan het feit dat na 2008 meer ongekwalificeerde jongeren vooral jongens de keuze gemaakt hebben op school te blijven. 13 Aangezien voor een deel van de vroege schoolverlaters de beslissing om hun onderwijsloopbaan af te breken beïnvloed lijkt door de situatie op de arbeidsmarkt 14, is dat een aannemelijke reactie op de financieel-economische crisis van 2008. Uit Figuur 2 blijkt dat deze analyse, voor wat de ongekwalificeerde jongens betreft, intact blijft wanneer ze overgedaan wordt door middel van de meer verfijnde longitudinale data per leerling. De figuur toont, per leeftijdsgroep, de kans dat een mannelijke leerling die geen kwalificatie behaalt in het aangegeven kalenderjaar, beslist op school te blijven. Deze doorstroomkansen zijn op twee manieren berekend: uit de geaggregeerde jaarlijkse administratieve gegevens en uit de longitudinale gegevens per leerling. 13 Van Landeghem, G., De Fraine, B., Gielen, S., & Van Damme, J. (2012). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen tot 2010. Een analyse van de invloed van de financieel-economische crisis van 2008. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport nr. SSL/2012.01/1.2.0. Zie http://www.steunpuntssl.be. 14 Van Landeghem, G., & Van Damme, J. (2011). Vroege schoolverlaters uit het voltijds beroepsonderwijs. Vertrekpunt voor een gedifferentieerde aanpak. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport nr. SSL/OD1/2009.39. Zie http://www.steunpuntssl.be. 8

% van jongens van gegeven leeftijd in onderwijs die geen kwalificatie behalen in gegeven kalenderjaar Recente evolutie vroege schoolverlaters Figuur 2. Jongens die geen kwalificatie behalen en besluiten door te gaan met onderwijs, per leeftijd 90% J2L18 80% J3L18 J2L19 70% J3L19 60% J2L20 J3L20 J3L22 50% J3L21 40% 30% J2L21 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 Kalenderjaar 2 = volgens berekening uit de in het Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs gepubliceerde geaggregeerde administratieve gegevens en uit gegevens van Syntra, mét de kwalificaties via het buitengewoon secundair onderwijs. 3 = volgens berekening uit de longitudinale administratieve gegevens per leerling van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en uit (gedeeltelijk geaggregeerde en gedeeltelijk individuele) gegevens van Syntra. L18, L19,, L22: leeftijden 18, 19,, 22. De doorstroomkans J2L22 is niet afgebeeld (de berekeningswijze 2 kan die kans enkel schatten als nul.) De toename tussen 2008 en 2009 van de doorstroomkans op alle betrokken leeftijden tegelijk is nieuw in de evolutie van de indicator van vroege schoolverlaters uit geaggregeerde data. 13 Het fenomeen wordt bevestigd door de indicator uit longitudinale data, die bovendien toont dat de 22-jarigen eveneens in het patroon passen. De doorstroomkansen van de ongekwalificeerde jongens stegen nog verder, op alle betrokken leeftijden, tussen 2009 en 2010. Volgens de nieuwe indicator uit de longitudinale data is deze toename echter wat zwakker dan volgens de indicator uit geaggregeerde gegevens. 9

% van meisjes van gegeven leeftijd in onderwijs die geen kwalificatie behalen in gegeven kalenderjaar Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Figuur 3. Meisjes die geen kwalificatie behalen en besluiten door te gaan met onderwijs, per leeftijd 90% M2L18 80% M3L18 M2L19 70% M3L19 M2L20 M3L20 60% M3L22 50% J3L21 40% J2L21 30% 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 Kalenderjaar 2 = volgens berekening uit de in het Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs gepubliceerde geaggregeerde administratieve gegevens en uit gegevens van Syntra, mét de kwalificaties via het buitengewoon secundair onderwijs. 3 = volgens berekening uit de longitudinale administratieve gegevens per leerling van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en uit (gedeeltelijk geaggregeerde en gedeeltelijk individuele) gegevens van Syntra. L18, L19,, L22: leeftijden 18, 19,, 22. De doorstroomkans J2L22 is niet afgebeeld (de berekeningswijze 2 kan die kans enkel schatten als nul.) Het verloop van de doorstroomkansen per leeftijd van ongekwalificeerde meisjes (Figuur 3) vertoont een minder uitgesproken patroon dan bij de jongens. 13 Volgens de indicator uit de longitudinale data is de merkwaardige toename van de doorstroomkansen tussen 2008 en 2009, op alle leeftijden tegelijk, eveneens zichtbaar bij de meisjes. Net zoals de vermindering van het percentage vroege schoolverlaters tussen 2008 en 2009 (Figuur 1), dat erdoor verklaard wordt, is die toename van de doorstroomkansen echter minder groot bij de meisjes dan bij de jongens. In tegenstelling met de jongens namen de doorstroomkansen van de meisjes niet verder toe tussen 2009 en 2010. De vertekening van de indicator uit geaggregeerde gegevens De indicator uit de gepubliceerde geaggregeerde administratieve data onderschat het percentage vroege schoolverlaters. Dat is duidelijk als men de curven J3 en M3 in Figuur 1 10

Recente evolutie vroege schoolverlaters vergelijkt met, respectievelijk, J2 en M2. De vertekening wordt veroorzaakt door het feit dat het via de eenvoudige geaggregeerde data onmogelijk is twee speciale groepen leerlingen af te bakenen in de transitie tussen twee opeenvolgende schooljaren: (A) Jongeren die de school verlaten 15 op het einde van de leerplicht (als 18-jarige), een jaar vroeger of één of meer jaren later hebben leeftijdsgenoten die op dat moment (her)beginnen in het secundair onderwijs. Die leerlingen starten opnieuw nadat ze hun schoolloopbaan hebben onderbroken of ze zijn nieuw in het Vlaams onderwijs. (B) Niet elke leerling die een kwalificatie behaalt, verlaat op dat moment het leerplichtonderwijs 16. Sommige leerlingen blijven in het leerplichtonderwijs nadat ze een eerste kwalificatie hebben verworven. Bijvoorbeeld: er zijn leerlingen die een kwalificatiegetuigschrift behalen in een vijfde jaar van het buitengewoon beroepsonderwijs en het volgend schooljaar een eerste leerjaar van de derde graad van het voltijds gewoon beroepsonderwijs volgen (met het vooruitzicht dat ze na twee jaar gewoon secundair onderwijs een studiegetuigschrift behalen, als tweede kwalificatie). De cijfers in Tabel 2 geven een indruk van de omvang van deze twee groepen leerlingen. De aantallen zijn niet verwaarloosbaar. 17 Tabel 2. Leerlingen van 17 tot 22 jaar die in leerplichtonderwijs (her)beginnen (A) en leerlingen van 17 tot 22 jaar die een kwalificatie behalen en in leerplichtonderwijs blijven (B) 2008 2009 2010 J M J M J M (Her)starten 852 652 897 651 - - Kwalif. en blijven 759 483 772 478 1034 713 Deze cijfers hebben betrekking op het leerplichtonderwijs zonder de leercontracten. Een deel van de groep leerlingen die (her)start komt dus mogelijk uit het leercontractensysteem van Syntra (ruw geschat ongeveer 90 17- tot 22-jarige jongens en 50 meisjes per jaar). Het aantal (her)starters in 2010 is nog niet beschikbaar. Doordat deze twee groepen leerlingen (A) en (B) niet zichtbaar zijn, worden het aantal schoolverlaters en het aantal vroege schoolverlaters volgens de geaggregeerde werkwijze onderschat. Anderzijds is het evenmin mogelijk om in de geaggregeerde data de volgende twee groepen leerlingen af te zonderen uit de schoolbevolking in een gegeven schooljaar: 15 Een jongere wordt schoolverlater op het moment dat hij/zij een eerste kwalificatie behaalt zonder de schoolloopbaan onderbroken te hebben of op het moment dat hij/zij voor het eerst de loopbaan onderbreekt. 16 De term leerplichtonderwijs betekent hier: het lineair voltijds gewoon secundair onderwijs tot en met het zesde leerjaar, het modulair voltijds gewoon beroepsonderwijs tot en met het zesde leerjaar, het buitengewoon secundair onderwijs, het deeltijds beroepsonderwijs en het leercontractensysteem van Syntra. Het is het gedeelte van het secundair onderwijs waarin de meeste leerlingen toewerken naar een eerste kwalificatie. 17 Ter vergelijking 350 jongens (meisjes) maken ongeveer één procent van het jaarlijks aantal mannelijke (vrouwelijke) schoolverlaters uit. 11

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen (C) Sommige leerlingen ingeschreven in het leerplichtonderwijs hebben hun schoolloopbaan ooit onderbroken (en zijn dus al schoolverlater ) of zijn erg laat met leerplichtonderwijs in Vlaanderen begonnen, bijvoorbeeld: pas na de leerplichtleeftijd. (D) Sommige leerlingen ingeschreven in het leerplichtonderwijs zijn al in het bezit van een kwalificatie (en zijn dus al schoolverlater ). Tabel 3 toont de betrokken aantallen, bepaald door middel van de longitudinale administratieve gegevens over individuele leerlingen, en laat zien wat er met deze leerlingen gebeurt op het einde van het schooljaar. Tabel 3. Leerlingen in leerplichtonderwijs die hun loopbaan onderbroken hebben of erg laat met leerplichtonderwijs begonnen zijn (C) of al in het bezit zijn van een kwalificatie (D), per schooljaar en per sekse 2007 2008 2008 2009 2009 2010 J M J M J M Aantal 1142 775 1203 858 966 684 Uitstromend einde schoolj. 941 565 965 649 775 540 Uitstr. zonder (extra) kw. 546 320 618 407 380 235 % uitstr. zonder (extra) kw. 58% 57% 64% 63% 49% 44% Deze cijfers hebben betrekking op het leerplichtonderwijs zonder de leercontracten en op de leerlingen die de leeftijd 17 22 bereiken in het kalenderjaar waarin het aangeduide schooljaar eindigt. Voorbeeld: in het schooljaar 2007 2008 detecteert men 1142 mannelijke leerlingen in deze speciale categorie; in 2008 verlaten 941 van deze leerlingen het leerplichtonderwijs (in de enge zin, zonder de leercontracten); 546 van die 941 leerlingen (58%) behalen geen (extra) kwalificatie in 2008. Hieruit blijkt dat een belangrijk aantal leerlingen in de situatie (C) of (D) het leerplichtonderwijs verlaat op het einde van het lopend schooljaar, zonder op dat moment een (mogelijk tweede) kwalificatie te behalen. In de geaggregeerde werkwijze is het niet te vermijden deze leerlingen (opnieuw) te tellen als vroege schoolverlaters. Daardoor wordt het percentage vroege schoolverlaters overschat. Deze overschatting compenseert de genoemde onderschatting gedeeltelijk. Maar het netto resultaat is dat de indicator uit de geaggregeerde data het percentage vroege schoolverlaters onderschat, zoals gedocumenteerd in Figuur 1 en Tabel 1. Er zijn drie bijkomende elementen die bijdragen tot een verschil tussen de indicator uit geaggegeerde data en de meer verfijnde indicator uit longitudinale data: (1) Sommige leerlingen hebben toegang tot vormen van voortgezet secundair onderwijs 18 zonder dat ze in het bezit zijn van een kwalificatie en zonder dat ze hun schoolloopbaan 18 Dit is het secundair onderwijs zonder het leerplichtonderwijs. Het voortgezet secundair onderwijs omvat: het zevende leerjaar van het beroepsonderwijs, het secundair-na-secundair, de vierde graad van het beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs verpleegkunde. Vroeger maakte het beroepsonderwijs verpleegkunde deel uit van de vierde graad van het secundair onderwijs, nu niet meer. In de context van dit rapport is het echter nog opgenomen in de term voortgezet secundair onderwijs. 12

Recente evolutie vroege schoolverlaters onderbroken hebben. Zij worden dus pas schoolverlater op het einde van of in de loop van dat voortgezet secundair onderwijs. (2) Leerlingen van het deeltijds beroepsonderwijs kunnen ook een studiegetuigschrift van het voltijds beroepsonderwijs of een diploma van secundair onderwijs behalen. Meestal gebeurt dat niet zonder dat ze tegelijk of op voorhand een certificaat hebben verworven. Er blijken uitzonderingen te zijn op deze laatste regel. Daardoor zijn er een klein aantal gekwalificeerde schoolverlaters die via de geaggregeerde data niet detecteerbaar zijn. (3) Kleine verschillen tussen de longitudinale data en de gepubliceerde geaggregeerde data in leerlingenaantallen of aantallen studiebewijzen (die waarschijnlijk veroorzaakt zijn door latere correcties in de databases of door verschillende telmomenten). (4) Benaderingsfouten als gevolg van onvolledige leeftijdsverdelingen in de gepubliceerde geaggregeerde data. De omvang van deze bijkomende verschillen is echter veel kleiner dan de vertekening die het gevolg is van het feit dat de leerlingengroepen (A), (B), (C) en (D) niet afgezonderd kunnen worden via de geaggregeerde gegevens. Een eerste effect van de hervorming van leren en werken In Figuur 1 en Tabel 1 kan men zien dat de vertekening van de indicator van vroege schoolverlaters gebaseerd op de geaggregeerde data groter is in 2010 dan in 2008 en 2009. Daardoor daalt de ongekwalificeerde uitstroom tussen 2009 en 2010 volgens die indicator ( J2 en M2 ) sterker dan wat de meer verfijnde indicator uit longitudinale gegevens aangeeft ( J3 en M3 ). De voornaamste bijdrage tot deze extra vertekening is zichtbaar in Tabel 2: in 2010 zijn er opvallend meer leerlingen die (onmiddellijk) na het verwerven van een kwalificatie in het leerplichtonderwijs blijven dan in 2008 en 2009, zowel bij de jongens als bij de meisjes. Bij nader toezien blijkt dat meer dan 85% van de leerlingen die in leerplichtonderwijs blijven direct na het behalen van een kwalificatie, behoort tot één van de volgende twee categorieën: (a) leerlingen die een certificaat verwerven in het deeltijds beroepsonderwijs en het volgend schooljaar in het deeltijds beroepsonderwijs blijven; (b) leerlingen die een kwalificatiegetuigschrift krijgen in het vijfde leerjaar van het buitengewoon beroepsonderwijs en die het volgend schooljaar in het zesde leerjaar van het buitengewoon beroepsonderwijs zitten. De aantallen per leeftijd en per sekse zijn samengebracht in Tabel 4 en Tabel 5. 13

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Tabel 4. Jongens die een kwalificatie behalen en in leerplichtonderwijs blijven: de twee belangrijkste groepen, per leeftijd Certificaat in DBSO en verder in DBSO Kalenderjaar Leeftijd 17 18 19 20 21 22 17 22 2008 191 109 60 26 7 5 398 2009 136 142 59 26 9 6 378 2010 182 195 139 40 14 10 580 Kwalificatieget. in 5 de leerjaar BuSO OV3 en over naar 6 de lj.buso OV3 Kalenderjaar Leeftijd 17 18 19 20 21 22 17 22 2008 33 170 51 11 2 0 267 2009 25 189 55 15 2 0 286 2010 23 242 65 16 5 0 351 DBSO = deeltijds beroepsonderwijs; BuSO OV3 = opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs = het buitengewoon beroepsonderwijs. Bijvoorbeeld: 60 19-jarige jongens behaalden een certificaat in het DBSO in 2008 (een jaar na het einde van hun leerplicht) en waren in het volgend schooljaar 2008 2009 nog steeds ingeschreven in het DBSO. Tabel 5. Meisjes die een kwalificatie behalen en in leerplichtonderwijs blijven: de twee belangrijkste groepen, per leeftijd Certificaat in DBSO en verder in DBSO Kalenderjaar Leeftijd 17 18 19 20 21 22 17 22 2008 115 70 21 7 7 2 222 2009 90 52 38 12 6 1 199 2010 167 115 50 31 11 5 379 Kwalificatieget. in 5 de leerjaar BuSO OV3 en over naar 6 de lj.buso OV3 Kalenderjaar Leeftijd 17 18 19 20 21 22 17 22 2008 13 112 44 12 2 0 183 2009 8 132 43 10 6 0 199 2010 12 154 64 15 3 0 248 DBSO = deeltijds beroepsonderwijs; BuSO OV3 = opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs = het buitengewoon beroepsonderwijs. Bijvoorbeeld: 21 19-jarige meisjes behaalden een certificaat in het DBSO in 2008 (een jaar na het einde van hun leerplicht) en waren in het volgend schooljaar 2008 2009 nog steeds ingeschreven in het DBSO. De toename in 2010 van het aantal leerlingen dat in het deeltijds beroepsonderwijs blijft na het behalen van een certificaat was aanzienlijk. Dit geldt zowel voor de jongens als voor de meisjes en op alle betrokken leeftijden, dus ook bij leerlingen van achttien (waarvoor de leerplicht eindigt) en ouder. Deze toename is gesitueerd op het einde van 2009 2010, het eerste schooljaar waarop de hervorming van leren en werken 19 van toepassing was. 20 19 VLOR & SERV (2010). Advies over de evaluatie van het decreet betreffende het stelsel van Leren en Werken. Brussel: Vlaamse Onderwijsraad, Raad Secundair Onderwijs, 3 juni 2010, RSO/JVR/ADV/011; Sociaal- Economische Raad van Vlaanderen, 5 juli 2010, SERV_ADV_20100705_LerenenWerken. 20 In het schooljaar 2009 2010 waren er ook, in vergelijking met vroegere schooljaren, opvallend weinig leerlingen in het DBSO die een certificaat hadden behaald in 2009 (als 16- of 17-jarige). 14

Recente evolutie vroege schoolverlaters Wellicht is de toename een gevolg van de hervorming, maar op dit moment is het niet duidelijk of het gaat om een overgangsverschijnsel of een blijvend effect. Deze gegevens roepen ook de vraag op naar de motieven van niet meer leerplichtige leerlingen om in het deeltijds beroepsonderwijs te blijven na het verwerven van een certificaat en naar de mate waarin hun bijkomende tijd in het deeltijds beroepsonderwijs rendeert. In het buitengewoon beroepsonderwijs was er in 2010 een gelijkaardige maar meer bescheiden toename van het aantal leerlingen dat de kwalificatie behaalde in het vijfde leerjaar en overging naar het zesde leerjaar. De meeste leerlingen in kwestie waren achttien of negentien, dus op of voorbij het einde van hun leerplicht. Ook deze toename valt samen met 21 22 een verandering in het betrokken onderwijs. Status van de nieuwe indicator uit longitudinale gegevens Op het ogenblik dat dit rapport werd samengesteld, was er voor het jaar 2010 een meer complete verzameling administratieve gegevens toegankelijk dan voor de vroegere transitiemomenten. Deze gegevens zijn ten volle benut in de vierde indicator in Figuur 1 (punten J4 en M4 ) en Tabel 1. Er blijven enkele aspecten waarvoor de administratieve data nog beter toegankelijk gemaakt en de indicator van vroege schoolverlaters verder verfijnd zou kunnen worden. (a) Zoals gezegd hebben sommige leerlingen ingeschreven in het leerplichtonderwijs hun schoolloopbaan ooit onderbroken (en zijn dus al schoolverlater ) of zijn ze erg laat met leerplichtonderwijs in Vlaanderen begonnen (bijvoorbeeld: pas na de leerplichtleeftijd). In de huidige berekening worden dergelijke leerlingen uit de indicator weggelaten als ze (opnieuw) zijn gestart als negentienjarige of ouder. Deze leeftijdsgrens van negentien is in feite gebaseerd op een redenering over de eerst genoemde categorie, de leerlingen die hun loopbaan hebben onderbroken en opnieuw zijn gestart. Als leerlingen aan de leerplicht voldoen dan kunnen ze ten vroegste als 21 In het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs, Schooljaar 2010 2011, is er voor het eerst een onderscheid tussen getuigschriften van het buitengewoon beroepsonderwijs uitgereikt na de kwalificatiefase en na de integratiefase (met betrekking tot de getuigschriften van 2010). Zie ook: VLOR (2011). Wegwijzers in het beroepsgericht onderwijs. Buitengewoon secundair onderwijs (buso) opleidingsvorm 3. Brussel: Vlaamse Onderwijsraad, 9 december 2011. 22 Er is was ook een abrupte verandering in de kans dat de leerlingen die overgaan van een vijfde naar een zesde jaar BuSO OV3 een kwalificatie behalen op het einde van dat zesde jaar. Voor de leerlingen die al een kwalificatie behaalden in het vijfde jaar verandert het percentage van 1% (2009) naar 44% (2010). Voor de leerlingen die nog geen kwalificatie behaalden in het vijfde jaar verandert het percentage van 2% (2009) naar 57% (2010). De mogelijkheid om in het zesde jaar een getuigschrift van OV3 uit te reiken bestond dus al in 2009, maar werd weinig toegepast. In 2010 werd die mogelijkheid op grote schaal gebruikt. 15

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen negentienjarige opnieuw starten na een onderbreking. In de praktijk blijkt echter dat er, bijvoorbeeld, ook zeventienjarige vroege schoolverlaters zijn die opnieuw starten als achttienjarige. Die leerlingen worden twee keer als schoolverlater geteld. Dit is niet noodzakelijk onterecht, maar het is een mogelijk discussiepunt bij een verdere verfijning van de indicator. De indicator van vroege schoolverlaters is gericht op het leerplichtonderwijs, waar de meeste leerlingen aan begonnen zijn op zesjarige leeftijd. Vanuit dat standpunt is het aanvaardbaar dat leerlingen die zeer laat starten, niet in de berekening opgenomen worden. In de huidige berekening is zeer laat gedefinieerd als negentien of ouder. Men zou echter kunnen argumenteren dat, bijvoorbeeld, zestienjarige nieuwkomers, die nog slechts twee leerplichtjaren voor de boeg hebben, eveneens atypisch zijn en beter niet meegerekend worden in een indicator over het leerplichtonderwijs. De meest voor de hand liggende afbakening is misschien achttien of ouder, omdat de leeftijd van achttien het einde van de leerplicht markeert. Nieuwkomers van achttien of ouder verschillen van jongere nieuwkomers doordat ze niet verplicht zijn onderwijs te volgen. 23 (b) Uit de analyse van de longitudinale gegevens van individuele leerlingen blijkt dat de jaarlijkse stroom vroege schoolverlaters een niet te verwaarlozen contingent 17-jarigen bevat. Deze leerlingen zijn nog leerplichtig. Door de vertekening van de indicator gebaseerd op geaggregeerde data was deze groep vroege schoolverlaters voordien onzichtbaar. Toekomstig werk met aanvullende gegevens uit de leerplichtcontrole zou aanleiding kunnen geven tot een verfijning van de definitie van vroege schoolverlater binnen deze groep (waardoor het percentage eigenlijke vroege schoolverlaters zou verlagen). (c) De integratie van de gegevens van individuele leerlingen met betrekking tot de leercontracten van Syntra is op dit moment beperkt tot de studiebewijzen behaald in 2010 en de leerlingenaantallen in 2009 2010 en 2010 2011. Daardoor was het niet mogelijk na te gaan of sommige leerlingen in het leerplichtonderwijs in 2009 2010 eventueel al een eerdere kwalificatie via Syntra op zak hadden. (d) Sommige leerlingen glippen door de kwalificatiebarrière (grosso modo: het zesde leerjaar secundair) heen en komen zonder een kwalificatie in een zevende leerjaar of de vierde graad van het voltijds gewoon beroepsonderwijs, in het secundair-na-secundair of in het hoger 23 Een voorlopige berekening met onvolledige gegevens suggereert dat de indicatorwaarde met minstens 0,2% zou verlagen, zowel bij de jongens als bij de meisjes, indien zowel voor de herintreders als voor de nieuwkomers de grens van achttien of ouder (in de plaats van negentien of ouder ) toegepast wordt. 16

Recente evolutie vroege schoolverlaters beroepsonderwijs verpleegkunde terecht en behalen daar een kwalificatie. Op dit moment wordt daar rekening mee gehouden: ze worden eerst gezien als doorstromers (dus: nog steeds op school) en later als gekwalificeerde of ongekwalificeerde uitstromers. De vraag is waar de grens precies moet liggen. Misschien zijn er ook ongekwalificeerde instromers in hoger onderwijs. Die zien we nu als vroege schoolverlaters. Mogelijk wordt hier in de toekomst verder over nagedacht en eventueel bijgestuurd. Het is niet uitgesloten dat het aantal loopbanen van dat type in de toekomst toeneemt en meer impact heeft op de indicator. (e) Een klein aantal leerlingen behaalt een certificaat van deeltijds beroepsonderwijs als zestienjarige. Met de huidige werkwijze worden deze leerlingen niet bij de gekwalificeerde uitstroom geteld op het moment dat ze het certificaat behalen: er zitten geen zestienjarigen in de huidige dataset. Deze leerlingen worden in latere jaren evenmin meegeteld. Als ze onmiddellijk weg zijn gegaan uit het onderwijs zodra ze een certificaat hadden, dan komen ze niet meer voor in de datasets van latere jaren. Als ze toch, wat waarschijnlijker is, in het onderwijs zijn gebleven (bijvoorbeeld tot hun achttiende verjaardag) dan worden ze evenmin nog geteld: ze hebben al een eerdere kwalificatie, dus ze behoren niet meer tot de gekwalificeerde of ongekwalificeerde uitstroom. Ook hier ligt een kans om de indicator van vroege schoolverlaters nog verder bij te stellen. Samenvatting en besluit In 2012 is men begonnen met het toegankelijk maken van longitudinale administratieve gegevens over individuele leerlingen voor de analyse van de ongekwalificeerde uitstroom. Daardoor kan het percentage vroege schoolverlaters in Vlaanderen nauwkeuriger berekend worden. Een eerste versie van de nieuwe indicator is beschikbaar voor de jaren 2008, 2009 en 2010. Uit de vergelijking met de bestaande indicator gebaseerd op de jaarlijks gepubliceerde geaggregeerde administratieve gegevens waarin elke longitudinale doorverbinding ontbreekt blijkt dat de bestaande indicator de ongekwalificeerde uitstroom onderschat. Anderzijds stellen we vast dat de oude en nieuwe indicator parallel evolueren: de beide indicatoren tonen een belangrijke afname van het percentage vroege schoolverlaters tussen 2008 en 2010. Bovendien houdt de interpretatie van deze afname stand: ze is toe te schrijven aan het feit dat sinds het begin van de financieel-economische crisis meer ongekwalificeerde 17