GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

Vergelijkbare documenten
GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

Algemene richtlijnen voor de detectie van carbapenemases bij multi-resistente Pseudomonas aeruginosa* en Acinetobacter spp. in Belgische laboratoria

Cultuur M/12958 was een Klebsiella pneumoniae die resistentie vertoonde tegen verschillende antibioticaklassen (beta-lactams, aminoglycosiden,

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2015/2

Q 1: Vraag 13/01/2012: Antwoord Prof. Y. Glupczynski: Q 2: Vraag 26/01/2012: Antwoord Béa Jans: enterobacteriaceae carbapenemase +

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2015/1

Het optimaliseren van het (selectief) rapporteren van antibiotica. Van Aelst Sophie Supervisor: Laffut Wim H.-Hartziekenhuis Lier

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

JAARRAPPORT 2009 EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

DEFINITIEF JAARRAPPORT MICRO/SERO/PARA 2012

Surveillance van multiresistente kiemen in Belgische ziekenhuizen:

Haemophilus influenzae

Aanbevelingen voor de aanpak van Carbapenemase Producerende Enterobacteriaceae (CPE)

MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2015

Innocent NDM? De genetische achtergrond van een NDM positieve, meropenem gevoelige E. coli

JAARRAPPORT 2007 EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriën in België: 01/01/ /10/2012

Carbapenemases. Maurine A. Leverstein-van Hall

Streptococcus pneumoniae

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2017/1

1. Deelnemers. 2. Stalen

Resistentieop uwic. Lennie Derde Internist-intensivist UMC Utrecht

GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

Rapport opgesteld door Vanessa MATHYS, Bernard CHINA en Kris VERNELEN, Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid

WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID KWALITEIT VAN MEDISCHE LABORATORIA COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN DESKUNDIGEN

DIENST ZORGINFECTIES. Surveillance van antibioticaresistente bacteriën in Belgische ziekenhuizen: Jaarrapport 2015

Surveillance van multiresistente kiemen in Belgische ziekenhuizen:

FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE

JAARRAPPORT 2008 EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

Enterobacteriaceae die carbapenemasen produceren

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2014/3

Naar een optimale workflow voor de detectie van carbapenemase-producerende Enterobacteriaceae vanuit screeningsstalen

De superbacterie verlaat het ziekenhuis en komt naar u toe Wat gaat u doen? Wat kunt u doen?

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) en aanbevelingen in België:

Surveillance septicemieën in Belgische ziekenhuizen

VOOLOPIG GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2015/3

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2013/2

Streptococcus pneumoniae

Rapport opgesteld door Vanessa MATHYS, Bernard CHINA en Kris VERNELEN, Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid

Twee jaar na Maasstad - Hoe staan Carbapenemases in Nederland op de kaart? Daan Notermans

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) in België:

Welke antibiotica horen op de lijst reserve antibiotica? Prof. Dr. Johan W. Mouton MD PhD FIDSA

Epidemiologische enquête : Acinetobacter baumannii en Pseudomonas aeruginosa in acute ziekenhuizen in België

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2018/3

GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE

Dienst: Kwaliteit van laboratoria. HANDLEIDING VOOR HET GEBRUIK VAN DE TOOLKIT: EKE MICROBIOLOGIE (Instructies voor de deelnemers)

Surveillance van multiresistente kiemen in Belgische ziekenhuizen:

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

Resultaten vragenlijst Mycobacteriën

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

1. Deelnemers. 2. Stalen

Aangrijpingspunten van antibiotica in de prokaryoten. - Celwandsynthese - DNA, RNA en eiwitsynthese

Overzicht Aanlevering

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2017/3

Verdeling van de resultaten per monster. De oorsprong van elke kiem wordt tussen haakjes vermeld.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE

Rapport opgesteld door Vanessa MATHYS, Bernard CHINA en Kris VERNELEN, Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid

1. Deelnemers. 2. Stalen

WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID KWALITEIT VAN MEDISCHE LABORATORIA COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN DESKUNDIGEN

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

DIENST ZORGINFECTIES. Surveillance van antibioticaresistente bacteriën in Belgische ziekenhuizen: Jaarrapport 2014

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

Directe diameters, en het effect op analyses van ISIS-AR. Mieke van Triest, epidemioloog ISIS-AR

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

Rapport opgesteld door Vanessa MATHYS, Bernard CHINA en Kris VERNELEN, Sciensano

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2017/2

Doorlooptijden voor ontvangst, verzending en reactie lab per bestand

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

JAARRAPPORT 2006 EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE NIET INFECTIEUZE SEROLOGIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE JAARRAPPORT

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2015/3

WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID KWALITEIT VAN MEDISCHE LABORATORIA COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN DESKUNDIGEN

GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2018/1

Rapport opgesteld door Vanessa MATHYS, Bernard CHINA en Kris VERNELEN, Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid

Surveillance Bloedstroominfecties in Belgische ziekenhuizen

Overzicht Aanlevering. Onbekende Codes

Optimalisatie van colistine gevoeligheidsbepaling in het routine laboratorium.

NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2013.

Leidt antibioticumgebruik in dieren tot risico's voor de volksgezondheid? Dik Mevius

Frapper fort et frapper vite

DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2013/3

DEFINITIEF GLOBAAL JAARRAPPORT MICRO/SERO/PARA

Carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE)

Urineculturen: consensus BILULU (v7)

MIC bepalingen: fenotype of genotype? W.H.F. Goessens Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam Afd. Medische Microbiologie en Infectieziekten

European Antimicrobial Resistance Surveillance Network. Belgische deelname (EARS Net) M. Goossens IPH/EPI REPORTS D/2011/2505/45

OVERZICHT BIJZONDER RESISTENTE MICRO-ORGANISMEN (BRMO)

VOOLOPIG GLOBAAL RAPPORT MICRO/SERO/PARA ENQUETE 2016/1

Surveillance Bloedstroominfecties in Belgische ziekenhuizen

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

1. Deelnemers. 2. Stalen

TEMOCILLINE Een prijs voor ecologie

Transcriptie:

ISSN 0778-8363 WIV J. Wytsmanstraat, 4 B-050 BRUSSEL FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE DIENST LABORATORIA VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITES VAN DESKUNDIGEN GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE/PARASITOLOGIE ENQUETE 02/2009 Microbiologie Granulicatella adjacens Klebsiella pneumoniae Haemophilus parainfluenzae Pseudomonas aeruginosa Streptococcus viridans Parasitologie Enterobius vermicularis Isospora belli Serologie Borrelia Toxoplasma Alle rapporten zijn tevens te raadplegen op onze website : http://www.iph.fgov.be/clinbiol/bckb33/activities/external_quality/rapports/_nl/rapports_annee.htm WIV/02/09/Micro./Sero./Para. 75 Dit rapport mag uitsluitend worden gereproduceerd, gepubliceerd of gedistribueerd met toestemming van het WIV.

COMITE VAN EXPERTEN VOOR MICROBIOLOGIE/SEROLOGIE WIV (secretariaat) : 02/642.55.22 - FAX : 02/642.56.45 (Dr. K. Vernelen) : 02/642.55.29 FAX : 02/642.56.45 (Coördinator) : e-mail : kris.vernelen@iph.fgov.be Dr. BOEL An : 053/72.47.85 - FAX : 053/72.45.88 : e-mail : an.boel@olvz-aalst.be Dr. CLAEYS Geert : 09/332.36.45 FAX : 09/332.49.85 : e-mail : geert.claeys@ugent.be Dr. DE BEENHOUWER Hans : 053/72.42.72 FAX : 053/72.45.88 : e-mail : hans.de.beenhouwer@olvz-aalst.be Dr. DE GHELDRE Yves : 02/340.4.34 FAX : 02/340.4.79 : e-mail : yves.degheldre@chirec.be Dr. DEDISTE Anne : 02/535.45.42 : e-mail : anne_dediste@stpierre-bru.be Dr. DELFORGE Marie-Luce : 02/555.34.53 FAX : 02/555.64.59 : e-mail : mdelforg@ulb.ac.be Dr. LAGROU Katrien : 06/34.70.98 FAX : 06/34.79.3 : e-mail : katrien.lagrou@uz.kuleuven.ac.be Apr. LONTIE Marc : 06/3.0.72 FAX : 06/3.0.88 : e-mail : marc.lontie@mchlvwo.be Dr. MAGERMAN Koen : 0/30.97.40 FAX : 0/30.97.50 : e-mail : koen.magerman@virgajesse.be Dr. NAESSENS Anne : 02/477.50.02 FAX : 02/477.50.5 : e-mail : anne.naessens@uzbrussel.be Dr. PADALKO Elizaveta : 09/332.2.08 FAX : 09/332.49.85 : e-mail : elizaveta.padalko@uzgent.be Dr. REYNDERS Marijke : 02/535.45.35 FAX : 02/535.46.56 : e-mail : marijke_reynders@stpierre-bru.be Dr. VAN ESBROECK Marjan : 03/247.64.37 FAX : 03/247.64.40 : e-mail : mvesbroeck@itg.be Dr. VERHAEGEN Jan : 06/34.70.73 FAX : 06/34.79.3 : e-mail : jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be Dr. WOESTYN Sophie : 056/85.58.85 FAX : 056/85.58.86 : e-mail : sophie.woestyn@skynet.be

Inhoudstafel I. Algemene bemerkingen...2.. Vier gelyofiliseerde monsters voor identificatie...2.2. Twee geformoliseerd fecesstalen voor parasitologisch onderzoek.....2.3. Vier plasmamonsters voor de serologie van Toxoplasma en Borrelia...2 II. Identificaties...3 2. Cultuur M/495 Granulicatella adjacens...3 2.2 Cultuur M/7288...6 2.3 Cultuur M/8535 Pseudomonas aeruginosa...7 2.4 Cultuur M/9375 Klebsiella pneumoniae...7 III. Resultaten van de identificaties...0 3.. Cultuur M/495 Granulicatella adjacens (hemocultuur) (didactisch staal)...0 3.2. Cultuur M/7288 Afwezigheid van pathogenen (sputum)... 3.3. Cultuur M/8535 Pseudomonas aeruginosa (hemocultuur)...3 3.4. Cultuur M/9375 Klebsiella pneumoniae (hemocultuur))...4 IV. Antibiogram...5 4. Cultuur M/8535 (Pseudomonas aeruginosa)...5 4.2 Cultuur M/9375 (Klebsiella pneumoniae)...22 V. Parasitologie...30 5. De monsters...30 5.2 Resultaten voor staal P/8557...3 5.3. Resultaten voor staal P/9273...32 5.4. Commentaar betreffende Enterobius vermicularis...34 VI. Sérologie...36 6.. Borrelia...36 6... Informatie betreffende de verstuurde stalen...36 6..2. De deelnemers...36 6..3. Gebruikte reagentia...38 6..3.. Voor de Totale As (alle methoden samen)...38 6..3.2. Voor IgG (alle methoden samen)...38 6..3.3. Voor IgM (alle methoden samen)...38 6..4. Resultaten...39 6..4.. Staal S/96...39 6..4.2. Staal S/360...4 6..5. Commentaar...46 6.2. Toxoplasma...49 6.2.. Informatie betreffende de verstuurde stalen...49 6.2.2. De deelnemers...49 6.2.3. Gebruikte reagentia...50 6.2.3.. Voor IgG...50 6.2.3.2. Voor IgM...50 6.2.3.3. Voor IgA...5 6.2.3.4. Voor de aviditeit...5 6.2.4. Resultaten...5 6.2.4. Staal S/5630...5 6.2.4.2. Staal S/6974...52 6.2.5. Bespreking kwaliteitskontrole serologie: Toxoplasmose...54

I. Algemene bemerkingen Voor de 2e evaluatie van het jaar 2009 (enquête 2009/2) werd volgend materiaal verzonden op 20 april 2009... Vier gelyofiliseerde monsters voor identificatie. Voor 2 monsters werden de resultaten van de gevoeligheidstesten gevraagd..2. Twee geformoliseerd fecesstalen voor parasitologisch onderzoek...3. Vier plasmamonsters voor de serologie van Toxoplasma en Borrelia. AANTAL DEELNEMERS Het aantal evalueerbare antwoordbulletins bedroeg:. Voor identificatie en antibiogram: 74 2. Voor parasitologie : 69 3. Voor de serologie Borrelia: 37 Toxoplasma: 65 Wij danken Marc Lontie en Idzi Potters voor het ter beschikking stellen van de foto s in dit globaal rapport. 2/54

II. Identificaties 2. Cultuur M/495 Granulicatella adjacens Deze stam behoort tot de nutritioneel-deficiënte streptokokken, waarvan het overgrote deel recent hun definitieve taxonomische plaats kregen als Abiotropha (één species beschreven, nl. A.defectiva) en Granulicatella (3 species beschreven: G.adiacens, balaenoptera, elegans); en in dit geval was de identificatie G. adiacens. Orale streptokokken, en verwante groepen en genera van andere gram+kokken moeten worden gedifferentieerd met een combinatie van fenotypische technieken: haemolyse op bloedagar, antigen-samenstelling, groeikenmerken en biochemische reacties. De routine technieken van het diagnostisch labo zijn in de praktijk niet voldoende nauwkeurig en DNAtechnieken zijn voorlopig de beste technieken voor een zekere identificatie, dit niet alleen voor deze maar ook voor een reeks andere groepen bacteriën. Ecologie: Abiotropha en Granulicatella zijn bewoners van de orale sfeer, waar ze nauwelijks te ontdekken zijn door kweek, gemaskeerd door normale, gemakkelijk groeiende soorten. Ze kunnen ook ernstige, diepe infecties veroorzaken en kunnen dan gemakkelijker ontdekt worden als ze in mono-kultuur voorkomen. Kweek en Identificatie Zoals reeds toegelicht is het ondoenbaar deze bacteriën te kweken in mengflora s uit monsters vanuit de mondholte. Enerzijds groeien heel veel orale soorten veel gemakkelijker en zullen deze trage groeiers maskeren. Maar anderzijds zijn er onvoldoende essentiële groei-elementen aanwezig in gewone bloed-agar. De bacterie kan in diepe, normaal steriele stalen gekweekt worden in 2 situaties: - Als bodems worden gebruikt die rijker zijn: bv brucella-agar, of bloedagar met een supplement van bv. cysteine, of, wat meer frequent zal voorkomen, een chocoladeagar (maar dan vooral als die met Pyridoxine is gesupplementeerd is (bv de GC- Choc agar van BD)). - Als een vloeibare bodem, bv een hemocultuur, groei vertoont (met op gramkleuring streptokokken), en de subcultuur op bloedagar ervan negatief lijkt. Een nieuwe subcultuur met groei op chocolade-agar, of een bloedagar met een stafylokokkensteek zal dan zeer suggestief zijn voor Abiotropha-Granulicatella Preliminaire Bevestiging van Abiotropha-Granulicatella: Er zijn biochemische kenmerken beschreven die helpen Abiotropha en Granulicatella te identificeren en te differentiëren (zie referenties). Ook commerciële galerijen kunnen gebruikt worden, bv de API -strep galerijen, maar er wordt vermeld dat men dan een denser dan voorgeschreven inoculum moet gebruiken (maar waar leidt dat dan naartoe voor de dagelijkse werkwijze in het labo?). Anderzijds kan het gebeuren dat een minder correct uitgevoerde galerij leidt tot een profiel-code met weinig positieve testen, die dan vaak tot een verkeerde identificatie van bv. Gemella leidt. Identificatie van deze groep van bacteriën blijft moeilijk gezien ook de microscopische kenmerken vaak niet duidelijk zijn (soms kokkobacillaire tot pleiomorfe morfologie, slechte gram-kleurbaarheid,...) waardoor men zelfs aan een HACEK-bacterie kan denken. 3/54

Definitieve Technieken voor identificatie: De beste technieken voor deze groep bacteriën (zelfs viridans-steptokokken in het algemeen) zijn op DNA detectie en analyse gebaseerd; de identificatie van deze stam werd bekomen door t-dna-pcr. In de praktijk is deze bevestiging niet echt essentieel daar deze nutritioneel deficiënte streptokokken uit diepe infecties bijna steeds Abiotropha-Granulicatella zijn. Infecties in de literatuur: Endocarditis: - Deze bacterie-groep is verantwoordelijk voor één tot enkele percenten van gevallen van endocarditis door orale streptokokken - In enkele artikels wordt in de review-sectie, waarin niet meer dan 8 a 0 gevallen zijn samengebracht, frequenter klepdestructie en hartinsufficiëntie beschreven dan bij viridans-streptokokken. Het is niet duidelijk of dit een literatuurbias is, of te wijten aan laattijdiger diagnose, groter virulentie van de bacterie, of ten slotte een slechte uitroeiing door antibiotica. Andere infecties: Zijn ook beschreven nl. (borst-, gewrichts-,...) prothese-infectie, artritis, hersenabces, meningitis, sepsis bij immuungecompromitteerden Deze infecties zijn duidelijk ondergerapporteerd: in het UZ-Gent bv. zijn er meerdere significante isolaten per jaar, ook andere collega s melden dit gegeven. Behandeling en antibiogram. De gevoeligheid van deze genera voor penicilline en andere beta-lactams is zeer verschillend gerapporteerd in de literatuur. Of voor aminosides alleen low-level resistentie is, dan wel of er ook gevallen van high-level resistentie bestaan, is ook controversieel. Dit is natuurlijk van belang in het kader van de voor streptokokken algemeen aanvaarde combinatie-behandeling. Of deze controversen te maken hebben met methodologische dan wel met fundamentele verschillen is niet duidelijk. Voor de andere antibiotica bestaat ook geen eenvormig beeld in de literatuur, maar vermoedelijk zijn deze genera samen met de andere orale streptokokken gevoelig aan vancomycine. CLSI en andere standaard werkwijzen laten niet toe gevalideerde antibiogrammen uit te voeren van deze en andere slechte groeiers. Er kan dus moeilijk worden aanbevolen om een MIC uit te voeren, bv voor penicilline of een 3d generatie-cefalosporine, zoals voor viridansstreptokokken wordt aanbevolen. Voor endocarditis zal een combinatie-therapie worden ingesteld waarvan de keuze kan gevonden worden in o.m. The Sanford guide to antimicrobial therapy. In de praktijk zal men ook zeer alert blijven op klinisch falen. Geert Claeys, Labo klinische biologie, afd microbiologie, Universitair ziekenhuis, Gent 4/54

Referenties K.L. Ruoff. Aerococcus, Abiotropha, and other aerobic catalase-negative, gram-positive cocci. In : P.R. Murray, E.J.Baron, J.H.Jorgensen,M.-L. Landry, M.A. Pfaller. Manual of clinical microbiology 9 th edition. 2007. ASM Press. Sheng Kai Tung, Lee Jene Teng, Mario Vaneechoutte, Hung Mo Chen and Tsung Chain Chang (2007). Identification of species of Abiotrophia, Enterococcus, Granulicatella and Streptococcus by sequence analysis of the ribosomal 6S 23S intergenic spacer region. J Med Microbiol 56 504-53 Gürtler, V. & Stanisich, V. A. (996). New approaches to typing and identification of bacteria using the 6S 23S rdna spacer region. Microbiology 42, 3 6. Hassan, A. A., Khan, I. U., Abdulmawjood, A. & Lammler, C. (2003). Inter- and intraspecies variations of the 6S 23S rdna intergenic spacer region of various streptococcal species. Syst Appl Microbiol 26, 97 03. Hoshino, T., Fujiwara, T. & Kilian, M. (2005). Use of phylogenetic and phenotypic analyses to identify nonhemolytic streptococci isolated from bacteremic patients. J Clin Microbiol 43, 6073 6085. Hashimoto T, Jodo S, e.a. (2004). A women with infectious endocarditis caused by Abiotropha defectiva (review). Intern Med 43; 000-004. Christensen JJ, Facklam RR. (200) Granulicatella and Abiotropha species from human clinical specimens. J Clin Microbiol 39, 3520-3523. Baele, M., Storms, V., Haesebrouck, F., Devriese, L. A., Gillis, M., Verschraegen, G., de Baere, T. & Vaneechoutte, M. (200). Application and evaluation of the interlaboratory reproducibility of trna intergenic length polymorphism analysis (tdna-pcr) for identification of Streptococcus species. J Clin Microbiol 39, 436 442 5/54

2.2 Cultuur M/7288 Geen pathogenen Voor de cultuur van het sputum M/7288, verwachtten wij het antwoord "afwezigheid van pathogenen" of een gelijkwaardig antwoord. 74 laboratoria hebben aan deze enquête deelgenomen; 54 (88,5%) onder hen hebben het verwachte antwoord gegeven; 7 (9,8%) hebben één of de 2 kiemen die aanwezig waren in het staal, geïdentificeerd; één laboratorium heeft een kiem teruggevonden die niet aanwezig was in het staal (besmetting in het laboratorium of bij de bereiding?) en 2 laboratoria hebben geen antwoord gegeven. Zoals tijdens de enquête 2006/3, bevatte het staal een mengsel van Haemophilus parainfluenzae en Streptococcus viridans. Ditmaal kon men, naast het staal, eveneens een foto van de Gramkleuring van het sputum raadplegen op de website van het WIV. Deze foto toonde duidelijk dat het een staal van slechte kwaliteit betrof, met voornamelijk aanwezigheid van epitheelcellen en speekselflora. Zoals steeds voor de EKE bacteriologie, moesten enkel de pathogenen geantwoord worden. Het doel is een antwoord te geven dat zo sterk mogelijk lijkt op het antwoord dat in routine aan een clinicus bezorgd zou worden. We verwijzen naar het commentaar en de referenties van de enquête 2006/3. Wanneer we de resultaten van 2009 vergelijken met deze van 2006, kunnen we ons enkel maar verheugen over de vastgestelde verbetering. 2006 (n = 90) 2009 (n = 74) Geen pathogenen of gelijkwaardig antwoord 66 (34,7%) 38 (88,5%) Geen pathogenen, maar de identificatie van de kiemen 57 (30%) 6 (9,2%) wordt wel geantwoord Identificatie van de kiemen (één of beide) 67 (35,3%) 7 (9,8%) Geen antwoord of andere kiemen dan deze in het staal 3 (,7%) Wij hopen dat de laboratoria die "afwezigheid van pathogenen" hebben geantwoord, maar toch de identificatie van de kiemen die in de EKE verstuurd werden meegedeeld hebben, zich in routine beperken tot het eerste deel van hun antwoord. Wij stellen met genoegen vast dat meerdere laboratoria een commentaar met een interessante opmerking voor de clinicus toevoegen en/of een nieuw staal vragen. Enkele voorbeelden: - De kweek kan niet geïnterpreteerd worden wegens een massieve contaminatie door mondflora. Controle op een nieuw staal is wenselijk. - epitheelcellen > witte bloedcellen, niet-representatief staal - >0 epitheelcellen; < 25 witte bloedcellen sputum moet opnieuw afgenomen worden Zulke antwoorden moet aangemoedigd worden want het kan enkel maar de relatie tussen de biologen en de clinici verbeteren en dus ook het aantal onnodige identificaties en antibiogrammen beperken. Anne Dediste Laboratoire de la Porte de Hal CHU Saint-Pierre et Institut J. Bordet 6/54

2.3 Cultuur M/8535 Pseudomonas aeruginosa Wij verwijzen naar het commentaar dat verschenen is in het globaal rapport van de enquête 2006/. 2.4 Cultuur M/9375 Klebsiella pneumoniae Stam M/9375 was een multi-resistente Klebsiella pneumoniae die resistent was aan alle antibiotica met inbegrip van de carbapenems, maar met uitzondering van colistine en gentamicine. Deze stam produceerde een carbapenemase van het type metallo-β-lactamase van het type VIM- (Verona IMipenemase). Een gedetailleerd commentaar over de metallo-β-lactamasen (MBL) bij Pseudomonas aeruginosa werd recent gegeven in het globaal rapport van de enquête 2007/2 (stam M/7295, p. 0-3). We herhalen hier in het kort dat de MBL carbapenemasen van klasse B (volgens de classificatie van Ambler) zijn, die gecodeerd worden door genen gelokaliseerd op integrons van klasse. Deze resistentiegenen vertonen een grote mobiliteit, via plasmiden of transposons, en kunnen zowel horizontaal binnen een species als over de verschillende species van de Gram-negatieven doorgegeven worden. Momenteel zijn 8 verschillende groepen van plasmidaire carbapenemasen van het MBL type bekend, waarvan de groepen IMP (24 varianten) en VIM (22 varianten) de 2 belangrijkste zijn, die ook het meest terug gevonden worden in de kliniek. De MBLs van klasse B hydrolyseren alle carbapenems (met inbegrip van de nieuwe moleculen als doripenem) en alle β-lactams, met uitzondering van aztreonam. Resistentie tegen carbapenems van verschillende species van Gram-negatieven via verschillende types van carbapenemasen wordt sinds het einde van de jaren 990 wereldwijd uitgebreid beschreven. De metallo-β-lactamasen van type VIM werden eerst gerapporteerd bij Pseudomonas aeruginosa in 997 in Italië. In België, werden de eerste P.aeruginosa die drager waren van het enzyme VIM-2 geïdentificeerd in 2004 en deze liggen sindsdien aan de basis van meerdere epidemieën in verschillende ziekenhuizen. Dit type van enzyme werd vervolgens teruggevonden bij de enterobacteriaceae: K. pneumoniae in 2002 in Griekenland (VIM-), Escherichia coli in Griekenland (VIM-), en K. pneumoniae en Enterobacter cloacae in Italië en Frankrijk (VIM- en VIM-4). Bij K.pneumoniae bevindt het gen bla VIM- zich meestal op conjugatieve plasmiden; het is gelokaliseerd op de integrons van klasse die verschillende cassetten van resistentiegenen omvatten zoals aaca4 (aminoglycosiden), aada (streptomycine), dhfri (trimethoprim) en suli (sulfamiden). Dit verklaart waarom de stammen die carbapenemasen produceren meestal multiresistent zijn. De surveillance door het EARSS netwerk toonde in 2007 een resistentie aan van K.pneumoniae tegen de carbapenems van < % in de 33 deelnemende Europese landen (België was niet vertegenwoordigd in deze surveillance); uitzonderingen waren Italië ( %), Turkije en Duitsland (2%), Israël (22%) en Griekenland (42%). In Griekenland, is het percentage carbapenems (VIM-) resistente K.pneumoniae spectaculair gestegen bij de gehospitaliseerde patiënten, gaande van < % in 200 tot 20% in 2006 en zelfs meer dan 50 % voor de patiënten opgenomen op de Intensieve Zorgen. In Israël daarentegen betreft het epidemieën van stammen die drager zijn van andere plasmidaire carbapenemasen van type KPC (β-lactamasen van klasse A) die voornamelijk geïmporteerd worden vanuit de Verenigde Staten maar die momenteel eveneens onder vorm van epidemieën opduiken in Israël en Zuid-Europa (Griekenland, Turkije). Multi-resistente VIM- carbapenemase producerende K. pneumoniae stammen werden voor het eerst in België gedetecteerd in juli 2008 gelijktijdig in verschillende ziekenhuizen van de Brusselse regio ten gevolge van de repatriëring van 2 patiënten die in ziekenhuizen in Griekenland verbleven hadden waar dit type van bacterie epidemisch is. Het snelle instellen van een alarm- en surveillance-systeem en de verspreiding van aanbevelingen met als doel de verspreiding van deze bacterie te beperken heeft het optreden van epidemieën en de 7/54

verspreiding van deze multi-resistente kiem in de Belgische ziekenhuizen weten te beperken. (cf. rondschrijven van het WIV en de Belgische referentielaboratoria (Hôpital Erasme en Cliniques UCL de Mont-Godinne) van 0/09/08) De rondgestuurde stam M/9375 was de eerste in België geïmporteerde plasmidaire VIM- carbapenemase producerende K. pneumoniae. Deze stam vertoonde het klassieke multiresistentie profiel voor dit type bacterie dat alle β-lactams, de aminoglycosiden (met uitzondering van gentamicine) en de fluorochinolonen omvat. Er werd een low-level resistentie tegen meropenem vastgesteld (CMI = 4 µg/ml, intermediair volgens EUCAST maar nog gevoelig en op de grens van de gevoeligheid volgens de laatste aanbevelingen van de CLSI [M00-S9]), maar de stam was resistent tegen imipenem (CMI=6 µg/ml). Enkel colimycine, tigecycline en aztreonam behielden nog een zekere gevoeligheid (de laatste 2 werden niet gevraagd in de EKE). Het valt op te merken dat in Griekenland een belangrijk percentage (> 50%) van de K.pneumoniae stammen met een MBL van type VIM- een BLSE van type SHV-5 co-produceren en dus ook tegen aztreonam resistent zijn. Bovendien treden er frequent lokale resistenties tegen colistine en tigecycline op onder de K.pneumoniae bla VIM- stammen. De gevoeligheid voor colistine moet getest worden met een MIC-bepaling via E-test, automaat of microdilutie want de disk-diffusiemethode is weinig betrouwbaar wegens de slechte diffusie van deze molecule in de agar. Het merendeel van de laboratoria die colimycine getest hebben (ongeveer de helft van de laboratoria) hebben correct de stam als gevoelig geantwoord. Een groot aantal laboratoria hebben het multi-resistente karakter van de stam onderlijnd en hebben de aanwezigheid van een carbapenemase herkend of vermoed aangezien zij suggereerden de stam door te sturen naar een referentielaboratorium om het resistentiemechanisme te bevestigen. Een screening van de detectie van de productie van een MBL kan gemakkelijk uitgevoerd worden met behulp van fenotypische testen die de aanwezigheid van een synergie tussen imipenem en EDTA (die carbapenemase van het type MBL inhibeert) opsporen. Verschillende commerciële testen zijn momenteel beschikbaar: de dubbele E-Test Imipenem vs Imipenem/EDTA (positief als de verhouding van MIC Imipenem vs Imipenem/EDTA > 8 is), de gecombineerde disks (imipenem vs imipenem/edta) gecommercialiseerd door de firma ROSCO (positief als het verschil in diameter tussen de combinatie imipenem/edta en imipenem alleen > 5 mm is). We moeten opmerken dat om synergie vast te stellen de disks op de bodem geplaatst moeten worden met een afstand van 5 mm van rand tot rand. Globaal genomen hebben deze voorgestelde screeningstesten een goede gevoeligheid voor de detectie van MBL maar ze hebben een relatief geringe specificiteit: vals positieve resultaten zijn met name vrij frequent in geval van membranaire impermeabiliteit geassocieerd aan de aanwezigheid van een ESBL en/of een AmpC cefalosporinase. We moeten daarentegen opmerken dat de aanwezigheid van een geassocieerde ESBL moeilijk te detecteren is, maar dat ze vermoed kan worden in geval van resistentie tegen aztreonam. Het aantonen van een synergie tussen clavulanaat en een cefalosporine (ceftazidime, cefotaxime) die wijst op een ESBL, kan gebeuren met een dubbel disk combinatie (ceftazidime, cefotaxime met en zonder clavulanaat) in aanwezigheid van EDTA. Er bestaan geen formele aanbevelingen voor het wijzigen van een ruw resultaat van dergelijke stammen in geval van behouden gevoeligheid voor carbapenems. Nochtans, rekening houdend met hun epidemisch vermogen en het hoge niveau van complicaties en mortaliteit van de infecties (mortaliteit van 20%) lijkt het logisch en belangrijk hun productie van VIM carbapenemase te rapporteren en het potentiële gevaar van het verschijnen van dergelijke stammen in het ziekenhuis te vermelden. Zoals reeds vermeld, is het belangrijk om de productie van carbapenemase van type MBL (of van een ander type, bv. KPC) te bevestigen voor alle multi-resistente enterobacteriaceae (d.w.z.: resistent tegen minstens 3 antibioticaklassen en resistentie of verminderde gevoeligheid tegen minstens één carbapenem) via moleculaire testen gebaseerd op de detectie met PCR van de genen die coderen voor de gekende MBL gevolgd door de 8/54

precieze bepaling van hun sequentie. In ons land worden deze moleculaire confirmatietesten uitgevoerd in de laboratoria van verschillende universitaire ziekenhuizen (Hôpital Erasme ULB, Cliniques Universitaires UCL-Mont-Godinne) en de resultaten zijn zeer snel (tijdsduur van het antwoord: 72h). Pr. Y. Glupczynski Laboratoire de bactériologie Cliniques UCL Mont-Godinne Dr. H. Rodriguez-Villalobos Laboratoire de bactériologie Hôpital Erasme - ULB 9/54

III. Resultaten van de identificaties 77 laboratoria hebben een antwoord ingestuurd. Naast 74 Belgische en Luxemburgse waren dit 2 buitenlandse en een firmalaboratorium. Deze laatste 3 werden niet in de verwerking der resultaten opgenomen. De correcte of aanvaardbare resultaten zijn onderlijnd. 3.. Cultuur M/495 Granulicatella adjacens (hemocultuur) (didactisch staal) Granulicatella adjacens Granulicatella adjacens + coagulase negatieve stafylokok Granulicatella elegans Granulicatella adjacens of elegans Granulicatella defectivus Granulicatella species Abiotrophia adjacens Abiotrophia defectiva Abiotrophia species Granulicatella/Abiotrophia species Streptococcus adjacens Nutritioneel deficiënte streptokokken Gemella morbillorum Gemella haemolysans Gemella species Gemella species of viridans streptokok Streptococcus anginosus Streptococcus sanguinis Streptococcus mitis/oralis Streptococcus species Streptococcus species, doorgestuurd voor verdere identificatie Viridans streptokokken Leuconostoc species Gram positieve kokken, katalase negatief, vancomycine gevoelig Gram positieve kokken, geen stafylo- of streptokokken Gram positieve kokken Arcanobacterium haemolyticum Veilonella species Geen reincultuur Geen groei Geen antwoord Doorstuur naar referentielaboratorium 76 3 4 6 5 6 2 6 3 2 2 3 3 4 2 2 Enkele laboratoria gaven een bijkomende opmerking: - één laboratorium (G. adjacens): doorstuur voor confirmatie van de identificatie - één laboratorium (Granulicatella/Abiotrophia species): vermoedelijk G. adjacens, doorstuur voor sequencing ter bevestiging - één laboratorium (Leuconostoc species): identificatie op basis van resistentie tegen vancomycine. Api strep: «low discrimination» - de twee laboratoria met als antwoord «geen reincultuur» zouden de identificatie uitwerken in functie van bijkomende klinische gegevens. 0/54

3.2. Cultuur M/7288 Afwezigheid van pathogenen (sputum) Afwezigheid van pathogenen Afwezigheid van pathogenen (H. parainfluenzae + viridans streptokok) Afwezigheid van pathogenen (H. parainfluenzae + S. sanguinis) Afwezigheid van pathogenen (H. parainfluenzae) Afwezigheid van pathogenen (S. salivarius) Commensale flora Commensale flora (H. parainfluenzae + viridans streptokok) Commensale flora (H. parainfluenzae + S. salivarius) Commensale flora (H. parainfluenzae) Ongeschikt staal H. parainfluenzae + viridans streptokok H. parainfluenzae + S. sanguinis H. parainfluenzae + S. sanguis H. parainfluenzae + S. alactolyticus H. parainfluenzae S. sanguinis S. viridans/mutans Corynebacterium amycolatum/striatum Geen antwoord 74 4 3 3 40 2 2 24 9 3 2 (42.5%) (2.3%) (.7%) (.7%) (0.6%) (23.0%) (.%) (0.6%) (.%) (3.8%) Om bovenstaande tabel te vereenvoudigen (en dus leesbaarder te maken), werden antwoorden als mondflora, (oro-)faryngeale flora, banale flora, normale flora, keelflora, gegroepeerd onder commensale flora. Een groot aantal laboratoria gaven een opmerking bij hun antwoord: - bij afwezigheid van pathogenen commensale/keelflora: 0 labo s overwegend epitheelcellen in Gramkleuring: 5 labo s geen witte bloedcellen in Gramkleuring: 2 labo s epitheelcellen > witte bloedcellen in Gramkleuring: 3 labo s niet representatief staal: 8 labo s sputum van type (Murray en Washington): 2 labo s overwegend epitheelcellen in Gramkleuring; commensale flora (H. parainfluenzae + S. salivarius): labo geen witte bloedcellen in Gramkleuring; commensale flora (H. parainfluenzae + S. sanguis): labo H. parainfluenzae + S. alactolyticus: labo - bij afwezigheid van pathogenen (H. parainfluenzae + viridans streptokokken) Gramkleuring doet denken aan speeksel: labo - bij afwezigheid van pathogenen (H. parainfluenzae) epitheelcellen +++, witte bloedcellen +: labo - bij commensale flora overwegend epitheelcellen in Gramkleuring: 3 labo s epitheelcellen > witte bloedcellen in Gramkleuring: 2 labo s sputum van type (Murray en Washington): 2 labo s niet representatief staal: labo niet purulent staal; commensale flora (H. parainfluenzae + S. sanguinis): labo bevestigd door rechtstreeks onderzoek: labo /54

niet interpreteerbaar wegens massieve contaminatie door speekselflora; nieuw staal nodig: labo - bij commensale flora (H. parainfluenzae) >0 epitheelcellen; < 25 witte bloedcellen te herhalen: labo - bij ongeschikt staal commensale/keelflora: 3 labo s overwegend epitheelcellen in Gramkleuring: 8 labo s geen witte bloedcellen in Gramkleuring: labo epitheelcellen > witte bloedcellen in Gramkleuring: 4 labo s - bij H. parainfluenzae correcte afname? Ongunstige T score: labo - bij Streptococcus viridans/mutans of vermits de Gramkleuring voornamelijk epitheelcellen vertoont, zou er geen cultuur ingezet worden, «commensale flora» geantwoord worden en een nieuw staal gevraagd worden: labo. 2/54

3.3. Cultuur M/8535 Pseudomonas aeruginosa (hemocultuur) Pseudomonas aeruginosa Doorstuur naar extern laboratorium 73 (99.4%) 3/54

3.4. Cultuur M/9375 Klebsiella pneumoniae (hemocultuur)) Klebsiella pneumoniae Klebsiella pneumoniae complex Klebsiella pneumoniae, MBL+ Klebsiella pneumoniae, VIM- Klebsiella pneumoniae, ESBL -, MBL+ Klebsiella pneumoniae, ESBL - Klebsiella pneumoniae, ESBL + Klebsiella pneumoniae, ESBL +, MBL+ Klebsiella pneumoniae ssp. Pneumoniae Klebsiella pneumoniae ssp. pneumoniae, MBL+ Klebsiella pneumoniae ssp. pneumoniae, carbapenemase+ Klebsiella terrigena Doorstuur naar extern laboratorium 28 5 4 3 4 2 2 2 (73.6%) (0.6%) (3.0%) (2.3%) (0.6%) (.7%) (2.3%) (0.6%) (2.%) (.%) (.%) 4/54

IV. Antibiogram Een algemeen overzicht van de resultaten per staal wordt gegeven bij het begin van de bespreking van ieder staal. In de verdere verwerking worden de resultaten geanalyseerd naargelang de methode. Het type antibiogram van staal M/8535 werd opgesteld op basis van resultaten van de verschillende experten; het antibiogram van staal M/9375 op basis van de resultaten van het referentiecentrum. Aantal deelnemers = 73 (Het laboratorium dat geen identificatie uitvoerde op deze stalen, antwoordde uiteraard ook geen antibiogrammen). 4. Cultuur M/8535 (Pseudomonas aeruginosa) Niet alle deelnemers bepaalden de gevoeligheid voor alle antibiotica. Sommige deelnemers bepaalden de gevoeligheid voor meer dan één chinolone. Sommige deelnemers bepaalden de gevoeligheid met meer dan methode; meestal kwamen deze resultaten overeen; waar dit niet het geval was, werd er geopteerd om in onderstaande tabel het meest resistente resultaat weer te geven. Tabel 4... Resultaten der laboratoria voor de antibiogrammen voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Verwachte Totaal S I R * resultaat Piperacilline-tazobactam S 59 45 2 Ceftazidime S 7 70 - - Meropenem S 57 57 - - - Imipenem S 86 86 - - - Amikacine S 70 70 - - - Gentamicine S 58 55-2 2 Tobramycine S 6 6 - - - Chinolone Ciprofloxacine S 39 39 - - - Levofloxacine S 5 5 - - - Moxifloxacine S - - - Norfloxacine S 4 3 - - Ofloxacine S 0 0 - - - Pefloxacine S - - - Chinolone 3 S 9 9 - - - Twee laboratoria lieten het finale antwoord open voor dit antibioticum. Het ene antwoordde wel ruw (S) en expert (I) resultaat (methode Vitek 2 compact); het andere antwoordde ruw en expert resultaat (beide S) (Vitek 2) maar gaf de opmerking dat het niet over schijfjes beschikte om het antibiogram manueel te testen. 2 Twee laboratoria lieten het finale antwoord open voor dit antibioticum. Het ene antwoordde wel ruw en expert resultaat (beide S) (Vitek 2 compact); het andere antwoordde ruw resultaat (S) (papieren schijfjes). 3 Een aantal laboratoria vermeldde de naam van het gebruikte chinolone niet. Het in de tabellen 4..2. tot en met 4..9 weergegeven resultaat is het finale resultaat, na eventuele wijziging via toepassing der expert-regels. Niet alle deelnemers vermeldden de gebruikte methode of lading. Voor zover deze aangegeven werd door de deelnemers, hebben wij voor de schijfjesmethode met de papieren schijfjes of Neosensitabs schijfjes mediaan, minimum en maximum diameter bepaald. Sommige deelnemers vermeldden een andere lading dan de aangewezen lading of vermeldden de lading niet; deze laboratoria werden niet in de berekening der medianen, minimum en maximum opgenomen. De resultaten van de laboratoria die de Osiris gebruikt hebben om de diameters van de papieren schijfjes af te lezen vindt u in tabel 4..8. 5/54

Tabel 4..2. Bekomen diameters met de papieren schijfjes volgens CLSI voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Aantal Lading Mediane Grenswaarden Resultaat gebruikers (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal met aantal vermelding gebruikers) van lading (Totaal aantal gebruikers) S I R * Piperacilline-tazobactam 8 (9) 00 + 0 29 22 34 9 - - - Ceftazidime 23 (24) 30 27 22 32 24 - - - Meropenem 20 (2) 0 30 22 33 2 - - - Imipenem 9 (9) 0 23 20 27 9 - - - Amikacine 2 (22) 30 22 8 25 22 - - - Gentamicine 23 (23) 0 9 5 2 22 - - Tobramycine 9 (9) 0 22 20 24 9 - - - Chinolone Ciprofloxacine 6 (7) 5 30 25 35 7 - - - Levofloxacine 3 (3) 5 24 22 26 3 - - - Ofloxacine 2 (2) 5 9 7 20 2 - - - Chinolone () 5 28 28 28 - - - Eén laboratorium antwoordde wel ruw resultaat (S) maar geen finaal resultaat. Zoals in voorgaande rapporten vermeldden wij voor de Neosensitabs schijfjes de schijfjes met Neosensitabs ladingen ( old ) en met CLSI ladingen ( new ) afzonderlijk. U vindt de resultaten in tabellen 4..3. a en b. De resultaten van de laboratoria die de Sirscan gebruikt hebben om de diameters van deze schijfjes af te lezen vindt u in tabel 4..9 a en b. Tabel 4..3.a. Bekomen diameters met de Neosensitabs schijfjes (Neosensitabs ladingen) voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden Resultaat vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal (Totaal aantal aantal gebruikers) gebruikers) S I R Piperacilline-tazobactam 24 (26) 00 + 0 29 23 33 25 - Ceftazidime 26 (30) 30 29 22 32 29 - Meropenem 22 (25) 0 34 29 37 25 - - Imipenem 5 (20) 5 28 24 30 20 - - Amikacine 26 (30) 40 26 22 30 30 - - Gentamicine 2 (27) 40 26 23 30 27 - - Tobramycine 3 (5) 40 30 27 36 5 - - Chinolone Ciprofloxacine 2 (24) 0 32 20 37 24 - - Levofloxacine 3 (3) 5 22 2 23 3 - - Ofloxacine 3 (4) 0 24 24 25 4 - - 6/54

Tabel 4..3.b. Bekomen diameters met de Neosensitabs schijfjes (CLSI ladingen) voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden Resultaat vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal (Totaal aantal aantal gebruikers) gebruikers) S I R Piperacilline-tazobactam 3 (3) 00 + 0 29 26 32 3 - - Ceftazidime 3 (3) 30 27 26 29 3 - - Meropenem 2 (2) 0 34 33 35 2 - - Imipenem () 0 25 25 25 - - Amikacine 3 (3) 30 25 2 27 3 - - Gentamicine 3 (3) 0 2 9 23 3 - - Tobramycine 2 (2) 0 22.5 20 25 2 - - Chinolone Ciprofloxacine 3 (3) 5 30 27 3 3 - - De resultaten die met de E-test bekomen werden, zijn samengevat in onderstaande tabel. Tabel 4..4. Resultaten bekomen MIC-waarden met de E-test voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Aantal laboratoria Resultaat MIC-waarde (mg/l) Piperacilline-tazobactam 2 2 x S 2 mg/l; 3 mg/l Ceftazidime x S mg/l Meropenem 2 2 x S 0.25 mg/l; 0.5 mg/l Imipenem 3 3 x S 2 x 2 mg/l; x 4 mg/l Amikacine 2 2 x S 3 mg/l; 4 mg/l Gentamicine 2 2 x S 2 mg/l; 3 mg/l Chinolone Ciprofloxacine x S 0.25 mg/l Chinolone x S 0.25 mg/l 7/54

De resultaten bekomen met de Vitek worden weergegeven in tabel 4..5. Tabel 4..5. Resultaten bekomen met de Vitek voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Vitek 2 Vitek 2 compact Finaal resultaat Meest vermelde MIC waarde (mg/l) Aantal labo s dat deze MIC waarde vermeldde (Totaal aantal gebruikers) Finaal resultaat Meest vermelde MIC waarde (mg/l) Aantal labo s dat deze MIC waarde vermeldde (Totaal aantal gebruikers) S I R * S I R * Piperacillinetazobactam 45 7-4 46 (53) 26 4-2 4 26 (3) Ceftazidime 54 - - - 2 28 (54) 3 - - - 4 (3) Meropenem 54 - - - 0.25 34 (54) 3 - - - 0.25 9 (3) Imipenem 27 - - - 4 (27) 3 - - - 4 (3) Amikacine 53 - - - 2 42 (53) 3 - - - 2 25 (3) Gentamicine 53 - - - 45 (53) 29 - - 3 25 (30) Tobramycine 5 - - - 44 (5) 28 - - - 24 (28) Chinolone Ciprofloxacine 44 - - - 0.25 33 (44) 27 - - - 0.25 7 (27) Levofloxacine 5 - - - 4 (5) 2 - - - (2) Norfloxacine - - - () 2 - - - (2) Ofloxacine - - - - - - - - - () Pefloxacine - - - - - () - - - - - - Chinolone 5 - - - 0.25 5 (5) - - - 0.25 () Eén laboratorium antwoordde ruw en expert resultaat (beide S) voor Vitek 2 maar gaf de opmerking dat het niet over schijfjes beschikte om het antibiogram manueel te testen. 2 Eén laboratorium antwoordde wel ruw (S) en expert (I) resultaat voor Vitek 2 compact maar liet het finale antwoord open voor dit antibioticum. 3 Eén laboratorium antwoordde wel ruw en expert resultaat (beide S) voor Vitek 2 compact maar liet het finale antwoord open voor dit antibioticum. In de meeste gevallen is de meest vermelde MIC waarde de enige die vermeld werd door de deelnemers; een aantal laboratoria vermeldden immers de gevonden MIC waarde niet. In enkele gevallen werden ook andere waarden gerapporteerd: voor piperacilline-tazobactam vond laboratorium een MIC van 8 mg/l met Vitek 2 voor ceftazidime vonden 7 deelnemers een MIC mg/l en 2 laboratoria een MIC van 4 mg/l met Vitek 2 en vonden 2 laboratoria een MIC van 2 mg/l met Vitek 2 compact voor meropenem vonden met Vitek 2, 3 laboratoria en met Vitek 2 compact 7 laboratoria een MIC van 0.5 mg/l voor imipenem vonden 5 laboratoria een MIC van 2 mg/l voor Vitek 2 en antwoordde laboratorium voor Vitek 2 dat dit een afgeleid resultaat betrof; voor Vitek 2 compact vonden 3 laboratoria een MIC van 2 mg/l en laboratorium een MIC van 0.25 mg/l voor amikacine vonden met Vitek 2, 4 laboratoria en met Vitek 2 compact laboratorium een MIC van 4 mg/l voor gentamicine vond deelnemer een MIC van 2 mg/l met Vitek 2 voor ciprofloxacine vonden met Vitek 2, 4 laboratoria en met Vitek 2 compact 5 laboratoria een MIC van 0.5 mg/l voor levofloxacine vond deelnemer een MIC 0.25 mg/l met Vitek 2 8/54

De resultaten bekomen met de ATB methode worden weergegeven in tabel 4..6. De meeste laboratoria antwoordden enkel het resultaat (S, I of R) en gaven geen waarden weer. Tabel 4..6. Resultaten bekomen met de ATB methode voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Resultaat S I R Piperacilline-tazobactam 5 - - Ceftazidime 5 - - Meropenem 4 - - Imipenem 7 - - Amikacine 6 - - Gentamicine 6 - - Tobramycine 6 - - Chinolone Ciprofloxacine 6 - - De resultaten bekomen met Phoenix worden weergegeven in tabel 4..7. Tabel 4..7. Resultaten bekomen met de Phoenix voor M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Resultaat Meest vermelde Aantal labo s dat deze MIC waarde MIC (mg/l) waarde vermeldde (Totaal aantal gebruikers) S I R Piperacilline-tazobactam 7 - - 4/4 7 (7) Ceftazidime 7 - - 2 7 (7) Meropenem 7 - - 7 (7) Amikacine 7 - - 2 3 (7) Gentamicine 6 - - 2 6 (6) Chinolone Ciprofloxacine 4 - - 0.25 3 (4) Levofloxacine - - () Chinolone 2 - - 0.5 en 0.25 en (2) In de meeste gevallen is de meest vermelde MIC-waarde de enige die vermeld werd door de deelnemers; een aantal laboratoria vermeldden immers de gevonden MIC-waarde niet. In enkele gevallen werden ook andere waarden gerapporteerd : voor amikacine vonden 2 laboratoria een MIC van 4 mg/l en 2 een MIC 8 mg/l voor ciprofloxacine vond laboratorium een MIC <0.2 mg/l 9/54

De resultaten bekomen met de toestellen Osiris en Sirscan worden weergegeven in tabel 4..8. en 4..9 a en b Gezien de meeste deelnemers die deze afleestoestellen (Osiris voor de papieren schijfjes en Sirscan voor de Neosensitabs disks) gebruiken, de diameters rapporteren, geven wij in volgende tabellen de medianen, minima en maxima van deze diameters weer. Tabel 4..8. Resultaten bekomen met de Osiris voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal aantal gebruikers Resultaat (Totaal aantal gebruikers) S I R Piperacilline-tazobactam 5 (7) 00 + 0 27 26 30 7 - - Ceftazidime 7 (8) 30 26 23 28 8 - - Meropenem 7 (7) 0 30 27 35 7 - - Imipenem 3 (4) 0 23 2 23 4 - - Amikacine 8 (8) 30 20 7 22 8 - - Gentamicine 4 (4) 0 6 4 8 3 - Tobramycine 2 (3) 0 9 8 20 3 - - Chinolone Ciprofloxacine 8 (8) 5 29 26 34 8 - - Levofloxacine () 5 23 23 23 - - Norfloxacine () 0 30 30 30 - - Ofloxacine () 5 7 7 7 - - Tabel 4..9.a. Resultaten bekomen met de Sirscan met de Neosensitabs schijfjes (Neosensitabs ladingen) voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden Resultaat vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal aantal (Totaal aantal gebruikers gebruikers) S I R Piperacilline-tazobactam 8 (8) 00 + 0 30 24 32 8 - - Ceftazidime 9 (9) 30 29 27 32 9 - - Meropenem 9 (9) 0 33 27 35 9 - - Imipenem 2 (2) 5 29 28 30 2 - - Amikacine 0 (0) 40 29 26 3 0 - - Gentamicine 6 (6) 40 28 26 30 6 - - Tobramycine () 40 3 3 3 - - Chinolone Ciprofloxacine 5 (5) 0 32 30 37 5 - - Levofloxacine 2 (2) 5 25.5 25 26 2 - Ofloxacine 2 (2) 0 23.5 23 24 2 - - 20/54

Tabel 4..9.b. Resultaten bekomen met de Sirscan met de Neosensitabs schijfjes (CLSI ladingen) voor staal M/8535 (P. aeruginosa). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden Resultaat vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal aantal (Totaal aantal gebruikers gebruikers) S I R Piperacilline-tazobactam 5 (5) 00 + 0 3 29 35 5 - - Ceftazidime 5 (5) 30 27 25 29 5 - - Meropenem 3 (3) 0 3 28 3 3 - - Imipenem 3 (3) 0 22 2 23 3 - - Amikacine 5 (5) 30 22 8-25 5 - - Gentamicine 4 (4) 0 9 6 2 4 - - Tobramycine 3 (4) 0 20 20 23 4 - - Chinolone Ciprofloxacine 4 (4) 0 3 28 32 4 - - Moxifloxacine () 5 20 20 20 - - De meeste laboratoria behielden het ruw resultaat voor het antwoorden van het finale resultaat. Toch wijzigden enkele laboratoria het ruw resultaat, al dan niet op basis van expert regels: - piperacilline-tazobactam: o S R Rosco Neosensitabs: labo (met de opmerking: aanwezigheid van induceerbare cefalosporinase of ampc-βlactamase. Combinatie imipenem + piperacilline-tazobactam ) o S I Vitek 2: 6 labo s Vitek 2 compact: 3 labo s o I S Vitek 2 compact: labo - ceftazidime: o S R Rosco Neosensitabs: labo (met de opmerking: aanwezigheid van induceerbare cefalosporinase of ampc-βlactamase. Combinatie imipenem + piperacilline-tazobactam ) - norfloxacine o S R Vitek 2: labo 2/54

4.2 Cultuur M/9375 (Klebsiella pneumoniae) Niet alle deelnemers bepaalden de gevoeligheid voor alle antibiotica. Sommige deelnemers bepaalden de gevoeligheid met meer dan methode; meestal kwamen deze resultaten overeen; waar dit niet het geval was, werd er geopteerd om in onderstaande tabel het meest resistente resultaat weer te geven. Eén laboratorium zou in routine dergelijke kiem doorsturen voor het bepalen van de gevoeligheid voor levofloxacine en colimycine. Meerdere laboratoria hebben dit staal van een opmerking voorzien. Hieronder vindt u een overzicht van deze opmerkingen: Vermoeden van carbapenemase type VIM- (N = 3) Vermoeden van carbapenemase type VIM-, cfr. omzendbrief WIV dd 08/0/2008: carbapenemase producerende K. pneumoniae (N = ) Vermoeden van carbapenemase type VIM-, doorstuur naar referentiecentrum (N = 4) Vermoeden van carbapenemase type VIM-, bevestigen met EDTA + imipenem synergie (N = ) Aztreonam gevoelig: vermoeden van carbapenemase type VIM- (N = 2) Aztreonam gevoelig: carbapenemase type VIM- aangetoond met EDTA + imipenem synergie; doorstuur naar referentiecentrum (N = ) De stam zou doorgestuurd worden voor bevestiging van de aanwezigheid van een carbapenemase (VIM?) en van de resistentie tegen colimycine (valse R te wijten aan de diffusie) (N = ) Carbapenemase (N = 9) Carbapenemase, doorstuur naar referentiecentrum (N = 2) Carbapenemase, bevestigen met EDTA + imipenem synergie (N = ) Carbapenemase, bevestigen met EDTA + meropenem synergie (N = ) Modified hedge test positief: carbapenemase (N = ) Multi-resistente stam. Vermoeden van carbapenemase. Deze stam zou voor bevestiging van het resistentiemechanisme doorgestuurd worden naar Erasmus of Mt.-Godinne, indien ze uit een klinisch staal geïsoleerd zou worden. Isolatie en in acht nemen van voorzorgsmaatregelen bij contact met de patiënt in afwachting van de bevestiging. (N =) Metallo-β-lactamase (N = 8) Metallo-β-lactamase, doorstuur naar referentiecentrum (N = ) Metallo-β-lactamase, bevestigen met EDTA + imipenem synergie (N = ) Stam die metallo-β-lactamase produceert. Voorzorgsmaatregelen bij contact. Overdraagbare kiem. (N = ) Afwezigheid van ESBL. Aanwezigheid van metallo-β-lactamase (N = ) Hoog resistentieniveau tegen meropenem - imipenem + gevoeligheid aan aztreonam: vermoeden van de productie van een metallo-enzyme. ESBLopsporing negatief (N = ) Doorstuur naar referentielaboratorium (resistentie-mechanisme, genotypering, ) (N = 6) Aztreonam S (N = ) Cefoxitine: R; aztreonam: S; imipenem + EDTA S; imipenem clavulaanzuur: geen synergie (N = ) In routine voeren wij geen detectie naar carbapenemase uit: zeer moeilijk (N = ) ESBL negatief (N = 4) ESBL positief (N = 4) MBL +, ESBL + (N = ) 22/54

Tabel 4.2.. Resultaten der laboratoria voor de antibiogrammen voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Verwachte resultaat Totaal S I I/R R * Meropenem I 58 22 68 65 2 2 Imipenem (I) 5-2 - 3 - Amikacine I 70 69 88-2 4 Gentamicine S 60 58 - - Ciprofloxacine R 68 - - - 68 - Levofloxacine R 92 - - - 92 - Ofloxacine 5 (R) 3 - - - 3 - Colimycine S 87 82 3-6 Polymyxine 7 (S) 3 3 - - - - Eén laboratorium (gebruiker van de Vitek 2 compact) gaf als opmerking: S antwoorden na controle met Rosco diffusietest (Ø=2) 2 Eén laboratorium antwoordde verminderde carbapenem-gevoeligheid. Een ander antwoordde wel ruw (I) resultaat (Vitek 2 compact) maar liet het finale antwoord open. 3 Een aantal laboratoria hebben de gevoeligheid voor imipenem bepaald i.p.v. voor meropenem. 4 Eén laboratorium antwoordde wel ruw (I) resultaat (Vitek 2 compact) maar liet het finale antwoord open. 5 Een aantal laboratoria hebben de gevoeligheid voor ofloxacine bepaald i.p.v. voor ciprofloxacine en/of levofloxacine. 6 Eén laboratorium gaf wel de diameter, bekomen met de papieren schijfjes ( mm.), weer maar antwoordde dat er geen CLSI normen bestaan. 7 Een aantal laboratoria hebben de gevoeligheid voor polymyxine bepaald i.p.v. voor colimycine. Het in de tabellen 4.2.2. tot en met 4.2.9. weergegeven resultaat is het finale resultaat, na eventuele wijziging via toepassing der expert-regels. Niet alle deelnemers vermeldden de gebruikte methode of lading. Voor zover deze aangegeven werd door de deelnemers, hebben wij voor de schijfjesmethode met de papieren schijfjes of Neosensitabs schijfjes mediaan, minimum en maximum diameter bepaald. Sommige deelnemers vermeldden een andere lading dan de aangewezen lading of vermeldden de lading niet; deze laboratoria werden niet in de berekening der medianen, minimum en maximum opgenomen. Er dient opgemerkt dat een aantal laboratoria bij groei tot tegen het schijfje een diameter gelijk aan nul rapporteren. Nochtans is het aangewezen dat in dergelijke gevallen geen nul geantwoord wordt, doch de diameter van het schijfje gerapporteerd wordt. Deze resultaten werden evenmin in aanmerking genomen in de hiernavolgende tabellen. De resultaten van de laboratoria die de Osiris gebruikt hebben om de diameters van de papieren schijfjes af te lezen vindt u in tabel 4..8. 23/54

Tabel 4.2.2. Bekomen diameters met de papieren schijfjes volgens CLSI voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Aantal Lading Mediane Grenswaarden Resultaat (Totaal aantal gebruikers (μg/schijfje) diameter diameter gebruikers) met vermelding van lading (Totaal aantal gebruikers) S I R * Meropenem 7 (9) 0 3 6 20 4 2 2 Imipenem 2 (2) 0 2 0 4 - - Amikacine 8 (2) 30 6 2 8 7 0 3 2 Gentamicine 20 (2) 0 9 6 22 20 - - 3 Ciprofloxacine 7 (8) 5 6 6 7 - - 8 - Levofloxacine 0 (0) 5 7 6 7 - - 9 4 Ofloxacine (2) 5 6 6 6 - - 2 - Colimycine 8 (3) 0 3 4 2 - - 5 Eén laboratorium antwoordde verminderde carbapenem-gevoeligheid. Een ander gaf wel de diameter (7 mm.) en het ruw resultaat (S) maar verwees voor het finale resultaat naar de MIC-bepaling (R). 2 Eén laboratorium gaf wel de diameter (8 mm.) en het ruw resultaat (S) maar verwees voor het finale resultaat naar de MIC-bepaling (S). 3 Eén laboratorium gaf wel de diameter (8 mm.) en het ruw resultaat (S) maar verwees voor het finale resultaat naar de MIC-bepaling (S). 4 Eén laboratorium gaf wel de diameter (6 mm.) en het ruw resultaat (R) maar verwees voor het finale resultaat naar de MIC-bepaling (R). 5 Eén laboratorium gaf wel de diameter ( mm.), maar antwoordde dat er geen CLSI normen bestaan. Zoals in voorgaande rapporten vermeldden wij voor de Neosensitabs schijfjes de schijfjes met Neosensitabs ladingen ( old ) en met CLSI ladingen ( new ) afzonderlijk. U vindt de resultaten in tabellen 4.2.3. a en b. De resultaten van de laboratoria die de Sirscan gebruikt hebben om de diameters van deze schijfjes af te lezen vindt u in tabellen 4.2.9 a en b. Tabel 4.2.3.a. Bekomen diameters met de Neosensitabs schijfjes (Neosensitabs ladingen) voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Aantal gebruikers met vermelding van lading (Totaal aantal gebruikers) Lading (μg/schijfje) Mediane diameter Grenswaarden diameter Resultaat (Totaal aantal gebruikers) S I R Meropenem 9 (2) 0 8 4 23 4 6 Imipenem 2 (2) 5 5.5 2 9 - Amikacine 24 (27) 40 20 8 26 8 7 2 Gentamicine 7 (22) 40 25 24 29 22 - - Ciprofloxacine 2 (24) 0 9 9 0 - - 24 Levofloxacine 4 (5) 5 9 9 0 - - 5 Colimycine 5 (25) 50 2 9 25 23 2 - Polymyxine 3 (3) 50 20 20 20 3 - - 24/54

Tabel 4.2.3.b. Bekomen diameters met de Neosensitabs schijfjes (CLSI ladingen) voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Aantal gebruikers met vermelding van lading (Totaal aantal gebruikers) Lading (μg/schijfje) Mediane diameter Grenswaarden diameter Resultaat (Totaal aantal gebruikers) S I R Meropenem 2 (2) 0 4.5 3 6 - Amikacine 3 (3) 30 8 6 8 2 - Gentamicine 3 (3) 0 20 9 24 3 - - Ciprofloxacine 3 (3) 5 9 9 9 - - 3 Levofloxacine () 5 0 0 0 - - Colimycine 2 (2) 50 2 2 2 2 - - De resultaten die met de E-test bekomen werden, zijn samengevat in onderstaande tabel. Tabel 4.2.4. Resultaten bekomen MIC-waarden met de E-test voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum CMI (mg/l) Resultaat Aantal 0,38 0,5 2 4 8 6 S I R resultaten - 0,5 - - 2-4 - 8-6 - 32 32 > 256 Meropenem 4 2 3 2 5 4 Amikacine 4 4 3 - Gentamicine 2 2 2 - - Ciprofloxacine 2 2 - - 2 Colimycine 9 5 2 2 9 - - Slechts 2 laboratoria gebruikten de MICE-test: het ene voor imipenem (MIC > mg/l; interpretatie R), het andere voor gentamicine (MIC: 0.5 mg/l; interpretatie S). De resultaten bekomen met de Vitek worden weergegeven in tabel 4.2.5. Tabel 4.2.5. Resultaten bekomen met de Vitek voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Vitek 2 Vitek 2 compact Finaal resultaat Meest vermelde MIC waarde (mg/l) Aantal labo s dat deze MIC waarde vermeldde (Totaal aantal gebruikers) Finaal resultaat Meest vermelde MIC waarde (mg/l) Aantal labo s dat deze MIC waarde vermeldde (Totaal aantal gebruikers) S I I/R R S I R * Meropenem 5 45 2 2 45 (63) 2 6 2 2 2 8 (3) Amikacine 4 47 - - 6 48 (6) 8 20 2 3 6 22 (3) Gentamicine 62 - - - 55 (62) 3 - - 27 (32) Ciprofloxacine - - - 62 4 53 (62) - - 32-4 27 (32) Levofloxacine - - - 38 8 33 (38) - - 8-8 6 (8) Colimycine 3 - - - 0.5 9 (3) 5 - - - 0.5 2 (5) Eén laboratorium gaf als opmerking: S antwoorden na controle met Rosco diffusietest (Ø=2) 2 Eén laboratorium antwoordde wel ruw resultaat (I) maar liet het finale antwoord open. 3 Eén laboratorium antwoordde wel ruw resultaat (I) maar liet het finale antwoord open. In de meeste gevallen is de meest vermelde MIC waarde de enige die vermeld werd door de deelnemers; een aantal laboratoria vermeldden immers de gevonden MIC waarde niet. In enkele gevallen werden ook andere waarden van gerapporteerd : 25/54

voor meropenem vonden 6 laboratoria een MIC van 4 mg/l met Vitek 2 en 4 deze waarde met Vitek 2 compact; 4 laboratoria vonden met Vitek 2 een MIC van mg/l en 4 deze waarde met Vitek 2 compact voor amikacine vonden 5 laboratoria een MIC 8 mg/l met Vitek 2 en 4 deze waarde met Vitek 2 compact; laboratorium vond een MIC van 4 mg/l met Vitek 2 voor ciprofloxacine vond deelnemer een MIC 8 mg/l met Vitek 2 en een MIC van mg/l met Vitek 2 compact De resultaten bekomen met de ATB methode worden weergegeven in tabel 4.2.6. De meeste laboratoria antwoordden enkel het resultaat (S, I of R) en gaven geen waarden weer. Tabel 4.2.6. Resultaten bekomen met de ATB methode voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae) Antibioticum Resultaat S I R Meropenem 3 Amikacine 5 - Gentamicine 6 - - Ciprofloxacine - - 6 Colimycine - - De resultaten bekomen met Phoenix worden weergegeven in tabel 4.2.7. Tabel 4.2.7. Resultaten bekomen met de Phoenix voor M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Resultaat Meest vermelde Aantal labo s dat deze MIC MIC waarde waarde vermeldde (Totaal (mg/l) aantal gebruikers) S I R Meropenem - - 8 >8 5 (8) Amikacine 8-8 6 (8) Gentamicine 9 - - 2 9 (9) Ciprofloxacine - - 0 >2 9 (0) Levofloxacine - - 5 >4 4 (5) Colimycine 5 - - 0.5 5 (5) In de meeste gevallen is de meest vermelde MIC waarde de enige die vermeld werd door de deelnemers; een aantal laboratoria vermeldden immers de gevonden MIC waarde niet. In enkele gevallen werden ook andere waarden gerapporteerd: voor meropenem vond laboratorium een MIC van 4 mg/l en 2 laboratoria een MIC 6 mg/l voor amikacine vonden 3 deelnemers een MIC van 6 mg/l voor ciprofloxacine vond deelnemer een MIC 4 mg/l voor levofloxacine vond deelnemer een MIC 8 mg/l De resultaten bekomen met de toestellen Osiris en Sirscan worden weergegeven in tabel 4.2.8. en 4.2.9 a en b. Gezien de meeste deelnemers die deze afleestoestellen (Osiris voor de papieren schijfjes en Sirscan voor de Neosensitabs disks) gebruiken, de diameters rapporteren, geven wij in volgende tabellen de medianen, minima en maxima van deze diameters weer. 26/54

Tabel 4.2.8. Resultaten bekomen met de Osiris voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden Resultaat vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal aantal (Totaal aantal gebruikers) gebruikers) S I R Meropenem 5 (5) 0 5 8 27 2 2 Imipenem () 0 9 9 9 - - Amikacine 8 (8) 30 6 4 22 2 3 3 Gentamicine 4 (5) 0 20 8 20 3 - Ciprofloxacine 8 (8) 5 6 6 6 - - 8 Levofloxacine 3 (3) 5 6 6 6 - - 3 Colimycine (6) 5-3 0 3 2 5 3 - - 3 50 7 4 7 2 - De helft van de gebruikers vermeldt een lading van 0 µg/schijfje, de andere helft een lading van 50 µg/schijfje Tabel 4.2.9.a. Resultaten bekomen met de Sirscan met de Neosensitabs schijfjes (Neosensitabs ladingen) voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden Resultaat vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal aantal (Totaal aantal gebruikers) gebruikers) S I R Meropenem 9 (9) 0 8 6 2 4 3 2 Amikacine 9 (9) 40 2 8 23 7-2 Gentamicine 5 (5) 40 27 24 29 5 - - Ciprofloxacine 7 (7) 0 9 9 9 - - 7 Levofloxacine 5 (5) 5 9 9 9 - - 5 Colimycine 8 (9) 50 2 20 22 9 - - 27/54

Tabel 4.2.9.b. Resultaten bekomen met de Sirscan met de Neosensitabs schijfjes (CLSI ladingen) voor staal M/9375 (Klebsiella pneumoniae). Antibioticum Aantal gebruikers met Lading Mediane Grenswaarden Resultaat vermelding van lading (μg/schijfje) diameter diameter (Totaal aantal (Totaal aantal gebruikers) gebruikers) S I R Meropenem 4 (4) 0 4 2 8 2-2 Amikacine 5 (5) 30 6 5 7 3 Gentamicine 4 (4) 0 2 9 25 4 - - Ciprofloxacine 4 (4) 5 9 9 0 - - 4 Levofloxacine () 5 9 9 9 - - Ofloxacine () 5 9 9 9 - - Colimycine 2 (2) 50 9 7 2 - Een aantal laboratoria wijzigden het ruw resultaat dat ze bekwamen meestal in relatie met de opmerking die ze over deze stam gaven (cfr. begin van dit hoofdstuk); in een aantal gevallen voerden de laboratoria deze wijzigingen uit door gebruik te maken van verschillende technieken: - meropenem: o S I Rosco Neosensitabs: 2 labo s ATB: labo E-test: 2 labo s Vitek 2: 42 labo s Vitek 2 compact: labo s o S I/R Vitek 2: labo o S R Osiris: labo Sirscan Neosensitabs: 2 labo s Phoenix: labo Vitek 2: 0 labo s Vitek 2 compact: 7 labo s o I/S R Rosco Neosensitabs: labo o I R Papieren schijfjes: labo Rosco Neosensitabs: 5 labo s ATB: labo Vitek 2: labo Vitek 2 compact: 2 labo s - amikacine: o S I Rosco Neosensitabs: labo E-test: labo Phoenix: labo Vitek 2: 4 labo s Vitek 2 compact: 3 labo s o S R Rosco Neosensitabs: labo Vitek 2 compact: labo o I R Osiris: labo Rosco Neosensitabs: labo 28/54

Sirscan CLSI: labo Vitek 2 compact: labo - gentamicine: o S I Vitek 2 compact: labo o S R Osiris: labo 29/54

V. Parasitologie 5. De monsters Ter gelegenheid van deze enquête werden 2 geformoliseerde fecesstalen verzonden. 69 laboratoria hebben aan deze enquête deelgenomen. Wij willen erop aandringen dat u steeds voor alle stalen een antwoord zou insturen, ook bvb. bij vermoeden van afwezigheid van parasieten. Het aantal toolkit gebruikers bedroeg 56.0%. Wij zouden willen vragen om zoveel mogelijk van deze antwoordmogelijkheid gebruik te maken. Benevens een snellere verwerking, biedt de toolkit tevens het voordeel dat een aantal fouten vermeden kunnen worden: schrijffouten, gebruik van oudere codes, encodagefouten, De stalen waren vergezeld van volgende klinische informatie: Staal P/8557: Staal afkomstig van, een 0-jarige jongen. De aanvragende geneesheer vermeldde geen verdere klinische inlichtingen. Staal P/9273: Patiënt die behandeld wordt voor een myelodysplastisch syndroom en die sedert enkele maanden klaagt van chronische waterige diarree. Staal P/8557 bevatte eieren van Enterobius vermicularis. Staal P/9273 bevatte oöcysten van Isospora belli. Wij willen herhalen dat u, ingeval van twijfel of beschadiging van een staal, in de loop van een enquête steeds een 2 e staal mag vragen. 30/54

5.2 Resultaten voor staal P/8557 De 69 laboratoria leverden 7 antwoorden in. Vijftien laboratoria antwoordden Afwezigheid van parasieten, 52 laboratoria antwoordden één parasiet en twee laboratoria antwoordden 2 parasieten. De resultaten worden in onderstaande tabel weergegeven : Tabel 5.2.. Resultaten voor staal P/8557 Resultaat Aantal Enterobius vermicularis 52 Isospora belli 2 Entamoeba coli Ancylostomatoidea Afwezigheid van parasieten 5 Totaal 7 Wij stellen voor dat de laboratoria die Afwezigheid van parasieten geantwoord hebben hun staal herevalueren. Zij mogen ook steeds een nieuw staal vragen. De antwoorden I. belli zijn te wijten aan een staalverwisseling: deze beide laboratoria hebben immers E. vermicularis geantwoord voor staal P/9273. De combinaties van parasieten welke door de laboratoria geantwoord werden, worden in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 5.2.2. Combinaties van 2 parasieten geantwoord voor staal P/8557 Combinatie van parasieten Aantal Enterobius vermicularis + Ancylostomatoidea Enterobius vermicularis + Entamoeba coli Totaal 2 De door de laboratoria geantwoorde evolutiestadia voor Enterobius vermicularis worden in volgende tabel weergegeven. Drie laboratoria antwoordden 2 verschillende evolutiestadia (bevrucht ei + onbevrucht ei; ei + larve; bevrucht ei + larve). Tabel 5.2.3. Evolutiestadia voor Enterobius vermicularis voor staal P/8557 Evolutiestadium Aantal laboratoria Ei 35 Bevrucht ei 4 Onbevrucht ei 3 Larve 2 Cyste Totaal 55 3/54

5.3. Resultaten voor staal P/9273 De 69 laboratoria leverden 7 antwoorden in. Twee laboratoria antwoordden Afwezigheid van parasieten, 65 laboratoria antwoordden één parasiet en twee laboratoria antwoordden 2 parasieten. De resultaten worden in onderstaande tabel weergegeven : Tabel 5.3.. Resultaten voor staal P/9273 Resultaat Aantal Isospora belli 58 Iodamoeba butschlii 5 Enterobius vermicularis 2 Entamoeba histolytica Giardia lamblia Heterophyes heterophyes Trichuris trichiura Afwezigheid van parasie 2 Totaal 7 Wij stellen voor dat de laboratoria die Afwezigheid van parasieten geantwoord hebben hun staal herevalueren. Zij mogen ook steeds een nieuw staal vragen. De antwoorden E. vermicularis zijn te wijten aan een staalverwisseling: deze beide laboratoria hebben immers I. belli geantwoord voor staal P/8557. Een aantal van de foutieve antwoorden zijn mogelijk te wijten aan het gebruik van oudere codes: wij willen erop aandringen dat de laboratoria de meest recente codes (2007, versie 2) zouden gebruiken (u kan deze ook terugvinden op onze website op de pagina: http://www.iph.fgov.be/clinbiol/bckb33/activities/external_quality/_nl/parasitologie.htm) of de toolkit gebruiken. De combinaties van parasieten welke door de laboratoria geantwoord werden, worden in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 5.3.2. Combinaties van 2 parasieten geantwoord voor staal P/9273 Combinatie van parasieten Aantal Isospora belli + Heterophyes heterophyes Isospora belli + Entamoeba histolytica Totaal 2 De door de laboratoria geantwoorde evolutiestadia voor Isospora belli worden in volgende tabel weergegeven. Eén laboratorium antwoordde 2 verschillende evolutiestadia (oöcyste + sporocyste). 32/54

Tabel 5.3.3. Evolutiestadia voor Isospora belli voor staal P/9273 Evolutiestadium Aantal laboratoria Oöcyste 29 Cyste 23 Immature oöcyste Sporocyste Ei 5 Totaal 59 Dit staal werd reeds verstuurd in de enquête 2008/2 onder nummer P/835. Onderstaande tabel toont de vergelijking van de resultaten van beide enquêtes. Tabel 5.3.4. Vergelijking van de resultaten voor staal P/835 (2008/2) en P/9273 (2009/2) (Isospora belli) Enquête % labo s met resultaat I. belli % labo s met resultaat I. belli die evolutiestadium oöcyste antwoorden P/835 95.3 86.0 P/9273 93.5 8.6 Voor de bespreking van I. belli verwijzen we naar het rapport van de EKE enquête 2008/2. 33/54

5.4. Commentaar betreffende Enterobius vermicularis Enterobius vermicularis (aarswormen, oxyuren) behoort tot de klasse van de nematoden of rondwormen. De vrouwelijke en mannelijke wormpjes, die respectievelijk 8-5 x 0,3-0,5 mm en 2-5 x 0,-0,2 mm meten, verblijven voornamelijk in de blinde darm. De vrouwelijke worm migreert s nachts naar de streek rond de anus en deponeert daar haar eitjes. Dit kan gepaard gaan met hevige jeuk. De eitjes zijn langwerpig (56-60 µm x 20-30 µm) en hebben een afgeplatte kant. De dubbele schaal is kleurloos en glad. De eieren bevatten een onontwikkeld embryo wanneer ze pas gelegd zijn. Vier tot zes uur later zijn larven in de eieren te herkennen. Enterobius vermicularis is een kosmopolitische parasiet die vooral voorkomt in landen met een gematigd klimaat. Het is de meest verspreide worm in West-Europa. Besmetting gebeurt door opname van de infectieuze eieren door feco-oraal contact ofwel direct via de vingers ofwel door contact met gecontamineerde oppervlakken, kleding of beddengoed. Bij uitdroging van deze laatste kunnen de eitjes ook via aerosol verspreid worden. Infecties komen vooral bij kinderen voor. De anale jeuk doet kinderen krabben zodat de eitjes van de aarswormen onder de nagels terecht komen. Door slechte handhygiëne kan een kind zichzelf of andere kinderen besmetten. Deze besmetting gebeurt voornamelijk in kinderdagverblijven en op school. Hoewel minder frequent vindt men Enterobius infecties ook bij volwassenen, hoofdzakelijk ouders van kleine kinderen. De eieren van Enterobius vermicularis werden door 52 van de 69 laboratoria (90%) juist geïdentificeerd. Deze goede score ligt in de lijn van de verwachtingen. Het herkennen van de eitjes stelt inderdaad doorgaans geen problemen. In de klinische praktijk ligt het probleem eerder bij het terugvinden van de eitjes. De productie van de eitjes gebeurt onregelmatig en de eitjes worden niet gemengd met de stoelgang. Ze komen terecht op de ontlasting op een moment dat deze al gevormd is en liggen dus in hoopjes bij elkaar op het oppervlak. Dit gebrek aan homogene verspreiding is de reden waarom microscopisch onderzoek vaak negatief is. Onderzoek van feces is dus verre van ideaal voor het diagnosticeren van een infectie met aarswormen. Beter is de plakbandmethode (tapetest) uit te voeren waarbij een stukje doorzichtige celluloseplakband op de perianale huid en nadien op een objectglaasje wordt gekleefd voor microscopisch onderzoek. Idealiter gebeurt dit s morgens onmiddellijk na het ontwaken, voor het wassen en voor de eerste ontlasting. Het herhalen van de tapetest verhoogt de kans op het vinden van de eitjes. Het is ook mogelijk de wormpjes macroscopisch op de stoelgang of op de perianale huid te onderscheiden. Bij het staal van deze enquête werden geen klinische inlichtingen vermeld. Het vinden van eieren van Enterobius vermicularis was mogelijk een toevallige vondst. Enkele laboratoria antwoordden als evolutiestadia bevruchte en onbevruchte eieren. Wellicht werd bedoeld eieren waarin al dan niet al een larve te herkennen was. Marjan Van Esbroeck, Instituut voor Tropische Geneeskunde, Antwerpen 34/54

Eieren van Enterobius vermicularis met een onontwikkeld embryo. Eieren van Enterobius vermicularis met een ontwikkelde larve. Met dank aan Marc Lontie en Idzi Potters voor de foto s. 35/54