ECLI:NL:RBDHA:2015:7030

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBROT:2016:1754

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBDHA:2016:1622

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:RBNHO:2016:1706

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2015 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

ECLI:NL:CRVB:2017:1259

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:RBROT:2017:2831

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

ECLI:NL:RBDHA:2015:4913

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182

ECLI:NL:CRVB:2014:1035

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBZWO:2002:AE6600

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

ECLI:NL:RBAMS:2010:BM8140

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922

ECLI:NL:RBNHO:2014:5324

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911


ECLI:NL:RBDHA:2013:16104

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

Uitspraak. Wetsverwijzingen Wet dieren, geldigheid: M en R 2015/159. uitspraak COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

ECLI:NL:CRVB:2017:2487

ECLI:NL:CRVB:2017:570

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RBDHA:2017:3918

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBDHA:2017:8134

ECLI:NL:CRVB:2013:2750

ECLI:NL:RBDHA:2016:7104

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655

ECLI:NL:RBNHO:2016:4509

ECLI:NL:RBOBR:2014:6506

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBDHA:2016:2145

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RBNHO:2016:1408

ECLI:NL:CRVB:2016:1002

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:RBDHA:2015:13446

ECLI:NL:RBROT:2015:1306

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

Uitspraak ex artikel 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:RBOBR:2017:363

ECLI:NL:RBDHA:2016:5723

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

ECLI:NL:RBALM:2010:BO4728

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

Transcriptie:

ECLI:NL:RBDHA:2015:7030 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-06-2015 Datum publicatie 22-06-2015 Zaaknummer AWB - 15 _ 3881 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening Inhoudsindicatie vovo afgewezen zwanendrifter Vindplaatsen Rechtspraak.nl Omgevingsvergunning in de praktijk 2015/6994 Uitspraak Rechtbank DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR 15/3881 uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2015 op het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker], te [woonplaats], verzoeker (gemachtigde: mr.drs. N. Wouters), tegen de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder (gemachtigden: mr. P. Kooijman en mr. N. Hoek). Procesverloop Bij besluit van 7 mei 2015 heeft verweerder verzoekers ontheffing van de ringplicht van gefokte zwanen per direct ingetrokken.

Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn zoon [zoon]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure. 2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. 2.1 Verzoeker houdt zich al vele jaren bezig met zwanendriften, een oud beroep waarbij knobbelzwanen gehouden worden. De jongen van deze zwanen worden uiteindelijk gevangen en verkocht als siervogel. 2.2 Aan verzoeker was op grond van de Flora- en faunawet ontheffing verleend van de ringplicht van gefokte zwanen, van 8 oktober 2013 tot en met 7 oktober 2018. Aan de ontheffing waren voorwaarden verbonden. Doel van de voorwaarden is dat de herkomst van de zwanen duidelijk is. Voorkomen dient te worden dat de wilde en gehouden zwanen zich vermengen. 2.3 Volgens de voorwaarden dient verzoeker te allen tijde de legale herkomst van de gehouden zwanen aan te kunnen tonen (voorwaarde 6). Verder geldt de ontheffing uitsluitend voor de ongeringde zwanen die verzoeker op de ingangsdatum 7 oktober 2013 onder zich had en niet voor de nakomelingen van deze knobbelzwanen (voorwaarde 7). De ongeringde knobbelzwanen moeten op hun snavel zijn getatoeëerd, zodat zij in het veld zichtbaar zijn te onderscheiden van in het wild levende zwanen (voorwaarde 8). In een begeleidende brief is voorwaarde 8 nader toegelicht: Verder onderscheiden de door verzoeker gehouden knobbelzwanen zich van wilde soortgenoten door de aangebrachte merktekens (gesloten pootring, tatoeage) en het leewieken. Voorts moet verzoeker een administratie voeren waaruit o.m. het aantal gehouden zwanen en verkochte zwanen dient te blijken (voorwaarde 9). De ontheffing kan bij het niet of niet voldoende naleven van de voorwaarden worden ingetrokken (voorwaarde 10). 2.4 Op 29 april 2014 is door de politie in samenwerking met de NVWA een strafrechtelijk onderzoek gestart naar het zwanendriften. Naar aanleiding van dit onderzoek is op 18 maart 2015 een bestuurlijke rapportage opgesteld door de politie. Daaraan hebben drie op ambtseed opgemaakte processen-verbaal ten grondslag gelegen. In deze rapportage werd geconcludeerd dat verzoeker en zonen vermoedelijk handelen in strijd met meerdere wetsartikelen en voorschriften die aan de ontheffing voor de ringplicht zijn verbonden. 3. Verweerder heeft verzoekers ontheffing voor de ringplicht van gefokte zwanen per direct

ingetrokken omdat verzoeker de voorwaarden van deze ontheffing niet heeft nageleefd en baseert zich daarbij op de bestuurlijke rapportage. 4. Verzoeker voert aan dat de ontheffing ten onrechte is ingetrokken. 4.1 De intrekking is niet gebaseerd op juiste informatie en niet goed gemotiveerd. Verweerder heeft de intrekking aangekondigd naar aanleiding van de uitzending van 1 mei 2015 van Een Vandaag. Deze uitzending geeft evenwel een onjuist beeld van de praktijk van het zwanendriften. 4.2 Verzoeker heeft zich gehouden aan de voorwaarden. Zijn zwanen zijn duidelijk te onderscheiden van de in het wild levende zwanen. Verzoeker heeft alleen jongen geringd die aantoonbaar zijn eigendom zijn. Hij bestrijdt dat de zwanen naast geringd ook getatoeeerd en geleewiekt moeten worden. Leewieken is geen vereiste en bovendien maatschappelijk onwenselijk. Dierenartsen willen ook niet meer leewieken. Bij de oude zwanen is alleen het taoeëren voldoende. Het gaat om één onderscheidend kenmerk. Verweerder legt voorwaarde 8 verkeerd uit. Verder bestrijdt verzoeker dat hij niet heeft voldaan aan de administratieplicht. Als verzoeker beschikking heeft over het politie-onderzoek kan hij dit verder aantonen. Bovendien heeft de NVWA aangegeven dat verzoeker geen overtredingen heeft begaan. 4.3 Door de intrekking van de ontheffing per direct heeft verzoeker wel de zorgplicht voor de zwanen en nakomelingen die door tatoeages aantoonbaar zijn eigendom zijn, maar mag hij niet voor de zwanen zorgen, hetgeen een groot deel van zijn zwanen betreft. Het is niet mogelijk van de ene op de andere dag te stoppen met het zwanendriften. Als hij zijn werkzaamheden verder niet kan uitvoeren dreigt verder een zwanenplaag. Verweerder is niet ingegaan op een door verzoeker voorgesteld plan tot geleidelijke afbouw. Verzoeker wilde met verweerder in gesprek, maar het op 26 mei 2015 geplande gesprek ging om onduidelijke redenen niet door. 5. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. 5.1 Verweerder werpt verzoeker tegen dat hij zich niet aan de voorwaarden van de ontheffing heeft gehouden. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van de politie van 18 maart 2015. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag in beginsel uitgegaan worden van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed, dan wel ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. 5.2 Uit de rapportage volgt o.m. dat verzoeker jonge zwanen te koop heeft aangeboden die in strijd met de voorwaarden van de ontheffing niet waren geringd. Ter zitting heeft verzoeker dit niet bestreden en hierover meegedeeld dat het voorkomt dat zij de kuikens niet snel genoeg kunnen vinden om nog te kunnen ringen. Deze kuikens worden echter wel door verzoeker beschouwd als zijn eigendom. Gelet hierop heeft verweerder kunnen concluderen dat ten aanzien van deze zwanen de legale herkomst niet duidelijk is. Dat verzoeker de kuikens niet tijdig kon ringen dient voor zijn rekening en risico te komen, nu hij zijn bedrijfsvoering daarop kon afstemmen. 5.3 Niet is gebleken dat verweerder een onjuiste interpretatie van voorwaarde 8 van de ontheffing geeft. Hoewel de voorwaarde en het begeleidend schrijven redactioneel wellicht duidelijker hadden gekund had het gelet op zijn jarenlange praktijkervaring aan verzoeker duidelijk moeten zijn op welke wijze hij de door hem gehouden zwanen dient te onderscheiden van de in het wild levende zwanen. Daarbij is in ieder geval duidelijk dat de jonge zwanen moeten worden geringd. 5.4 Verder volgt uit de rapportage dat de administratie van verzoeker niet aan de voorwaarden voldoet. Er wordt in strijd met de voorwaarden van de ontheffing onder meer geen administratie gevoerd ten aanzien van het aantal ongeringde gehouden zwanen en het aantal geringde gehouden zwanen. Ook is geen administratie gevoerd van de data van 2009 tot en met 2012 ten aanzien van het leewieken en pootringen van de nakomelingen. Niet is terug te vinden dat de

kuikens afkomstig zijn van ongeringde of geringde gehouden zwanen Door deze wijze van administreren kunnen ook kuikens van wilde zwanen worden genoteerd als gehouden zwanen. Verzoeker heeft hiertegen aangevoerd dat hij wel aan de administratieplicht heeft voldaan, maar heeft dit op geen enkele wijze aangetoond. Weliswaar is kennelijk zijn administratie in beslag genomen, maar hetgeen thans voorligt is onvoldoende om niet van de bevindingen van het rapport uit te gaan. Dat de administratie van verzoeker op onderdelen wel klopt doet hier niet aan af omdat de administratie sluitend moet zijn. 5.5 Naar voorlopig oordeel heeft verweerder reeds hierom kunnen concluderen dat verzoeker zich niet aan de voorwaarden van de ontheffing heeft gehouden. en daarom tot intrekking kunnen overgaan. 5.6 De vraag of verzoeker strafrechtelijk vervolgd zal worden en de uitkomst daarvan is verder niet van belang in de onderhavige bestuursrechtelijke zaak. Evenmin is van belang of de uitzending van Een Vandaag een onjuist beeld geeft van het zwanendriften en dat een strafrechtelijk onderzoek wegens stalking loopt tegen de getuige in de processen-verbaal, die ook achter de uitzending van Een Vandaag zit. 5.7 Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht is het van belang dat de populatie van wilde zwanen strikt wordt gescheiden van de populatie door verzoeker gehouden zwanen. Verzoeker moet kunnen aantonen dat de door hem gehouden zwanen zijn eigendom zijn. De insteek van de ontheffing was dat de groep zwanen, waarvoor de ontheffing van de ringplicht gold, door natuurlijk verloop steeds kleiner zou worden. Het is niet de bedoeling dat er nieuwe zwanen aan deze groep worden toegevoegd. De jongen van de die groep zwanen dienen conform de wetgeving wel gewoon weer geringd te worden. Verder is van belang dat het toe-eigenen van wilde zwanen in strijd is met de Flora- en faunawet en tevens met de Vogelrichtlijn. Gelet hierop heeft verweerder naar voorlopig oordeel de ontheffing per direct kunnen intrekken. 5.8 Verweerder heeft meegedeeld dat het geplande gesprek niet is doorgegaan, omdat men niet wilde dat procedures door elkaar zouden lopen en inmiddels loopt de bezwaarprocedure. Verweerder realiseert zich dat verzoeker zich al jaren met zwanendriften bezighoudt en dat er een maatschappelijk discussie over het zwanendriften gaande is met meer aandacht voor de rechten van dieren. Met de intrekking mag verzoeker alleen geringde zwanen onder zich houden. De ongeringde zwanen mag hij niet meer vangen omdat deze worden aangemerkt als wilde zwanen. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat op korte termijn een gesprek met verzoeker zal plaatsvinden om te bezien op welke wijze tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing gekomen kan worden. Immers is voor partijen duidelijk dat de praktijk van het zwanendriften over een aantal jaren niet meer uitgevoerd zal kunnen worden. Een beslissing op bezwaar zal binnen vier weken kunnen worden genomen. 6. Gelet op vorenstaande kan niet op voorhand worden geoordeeld dat de intrekking van de ontheffing van verzoeker in bezwaar niet in stand kan blijven en bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Beslissing De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.