ECLI:NL:RBOBR:2015:5802

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBOBR:2016:392

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBZWB:2013:5107

ECLI:NL:RBGEL:2017:11


ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBOBR:2017:1690

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:RBGEL:2015:7274


ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491

Afweging In dit geval is er geen aanleiding tot het instellen van hoger beroep. Het voorstel is om de uitspraak voor kennisgeving aan te nemen.

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHDHA:2017:826

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBOBR:2013:5748

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:GHDHA:2014:3508

ECLI:NL:RBAMS:2016:8488

ECLI:NL:RBOBR:2015:1146

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:RBOBR:2013:2706

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBDHA:2016:5723

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBLIM:2014:3621

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBDHA:2014:241

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

ECLI:NL:RBAMS:2016:8771

ECLI:NL:RBGEL:2015:7076

ECLI:NL:RBMNE:2014:107

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:GHAMS:2015:3001 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/00670

ECLI:NL:GHSHE:2016:2327

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBZWB:2014:8977

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP7476

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBZWB:2016:2064

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOVE:2016:1331

Rechtbank Gelderland AWB - 14 _ Belastingrecht

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:RBNNE:2016:4001

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

Transcriptie:

ECLI:NL:RBOBR:2015:5802 Instantie Datum uitspraak 09102015 Datum publicatie 29102015 Zaaknummer 15_420 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank OostBrabant Belastingrecht Eerste aanleg enkelvoudig leges; bouwkosten; bouwen gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid; verweerder past definitie bouwkosten uit legesverordening verkeerd toe. Wetsverwijzingen Algemene wet bestuursrecht, geldigheid: 20151029 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl FutD 20152725 Belastingblad 2015/499 RECHTBANK OOSTBRABANT Zittingsplaats 'shertogenbosch Bestuursrecht zaaknummer: SHE 15/420 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2015 in de zaak tussen [eiseres], te [woonplaats], eiseres, en de heffingsambtenaar van de gemeente Someren, verweerder (gemachtigde: M.A.A.M. Arts). Procesverloop

Bij aanslag van 19 mei 2014 heeft verweerder aan eiseres een bedrag ter hoogte van 1.188,90 aan leges in rekening gebracht in verband met de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Bij uitspraak op bezwaar van 24 december 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen laatstgenoemde uitspraak beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft na het verweerschrift een nader stuk ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2015. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Overwegingen 1. Op 7 mei 2014 is door verweerder de door eiseres ingediende aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning voor een verbouwing van het pand aan [adres] te [woonplaats] (plaatsen van een aanbouw). Bij besluit van 19 mei 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders (B&W) aan eiseres de omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft bij aanslag met dagtekening 19 mei 2014 voor het in behandeling nemen van de hiervoor genoemde aanvraag bouwleges geheven. In geschil is of verweerder deze leges terecht in rekening heeft gebracht. 2. Eiseres heeft aangevoerd dat de aanbouw gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is gebouwd. Volgens eiseres heeft verweerder de ROEBtabel daarom ten onrechte als uitgangspunt gebruikt voor de vaststelling van de bouwkosten. De bouwkosten moeten volgens eiseres worden vastgesteld op basis van de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de aanbouw. De aanbouw is sober uitgevoerd. Eiseres heeft getracht de bouwkosten zo laag mogelijk te houden door hergebruik van materialen. De fundering is op staal (op zandgrond), wat minder kost dan andere vormen van funderen. Een goedkope aannemer [bedrijf] heeft op regiebasis, tegen een uurtarief van 15 per uur (excl. BTW), de fundering, de muren, ramen/kozijnen, het houtwerk van het dak en de elektrische installatie aangebracht en daarvoor een totale aanneemsom van 16.700 (excl. BTW) aan eiseres in rekening gebracht. Eiseres heeft de metselstenen, het isolatiemateriaal en de platen ten behoeve van het boeiboord zelf aan de aannemer aangeleverd. Eiseres en haar partner hebben zelf de dakbedekking en het gipsplatenplafond aangebracht. Eiseres heeft een berekening gemaakt van de prijs die daarvoor in economisch verkeer aan een derde moet worden betaald, waarbij zij is uitgegaan van hetzelfde uurtarief als de aannemer ( 15 per uur), een tijdsbesteding van 24 uur voor de dakbedekking en 24 uur voor het gipsplatenplafond en de materiaalkosten (excl. BTW). De totale bouwkosten bedragen volgens de berekening van eiseres 22.288 (excl. BTW) en de leges zouden naar haar mening 517,30 moeten bedragen. Ter onderbouwing van de door haar gestelde bouwkosten heeft eiseres facturen overgelegd. 3. Verweerder heeft gesteld dat op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014 van de gemeente Someren (Legesverordening) en de daarbij behorende Tarieventabel

(Tarieventabel) bij het bepalen van de hoogte van de bouwkosten uitgegaan moet worden van de actuele prijzen per eenheid zoals vermeld in het ROEBoverzicht. Volgens verweerder vloeit uit de redactie en de inhoud van 2.1.1.2 van de Tarieventabel voort dat slechts in die gevallen waarin de bouwkosten niet kunnen worden bepaald aan de hand van het ROEBoverzicht, plaats is voor het vaststellen van de bouwkosten op één van de overige manieren die in 2.1.1.2 van de Tarieventabel worden genoemd (de aannemingssom exclusief BTW, een raming exclusief BTW of de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald). Nu het in dit geval mogelijk is de bouwkosten aan de hand van het ROEBoverzicht te bepalen, móeten deze dus volgens verweerder ook aan de hand van dat overzicht worden vastgesteld en is het niet relevant dat de bouw gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied. Verweerder vindt de door eiseres genoemde prijzen niet realistisch. Deze uurprijzen komen geenszins overeen met uurprijzen in de markt. Ook is volgens verweerder niet na te gaan of alle offertes door eiseres zijn overgelegd. Verweerder is van mening dat het totaalbedrag onmogelijk kan passen bij de bouw zoals uitgevoerd. 4. In Titel 2, Hoofdstuk 1, 2.1.1.2 van de Tarieventabel is de begripsomschrijving van bouwkosten neergelegd. Deze luidt voor zover thans relevant als volgt: Bij het bepalen van de hoogte van de bouwkosten wordt uitgegaan van de actuele prijzen per eenheid zoals die jaarlijks worden vastgesteld door het ROEB (Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht) en bij deze tarieventabel als bijlage zijn opgenomen. Indien de bouwkosten niet kunnen worden bepaald aan de hand van het hiervoor genoemde ROEBoverzicht, wordt onder bouwkosten verstaan: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. ( ) 5. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank allereerst vast dat eiseres onbetwist heeft gesteld dat de aanbouw gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid van haar en haar partner is gebouwd. Uit de laatste volzin van de tweede alinea van de in Titel 2, Hoofdstuk 1, 2.1.1.2 van de Tarieventabel opgenomen definitie van bouwkosten volgt dat, indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, in deze titel onder bouwkosten wordt verstaan de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bouwkosten ten onrechte aan de hand van het ROEBoverzicht heeft vastgesteld. De rechtbank verwijst in dit verband naar de arresten van het Gerechtshof shertogenbosch van 13 juni 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:1771) en 20 maart 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:983). 6. Anders dan verweerder meent, brengt de redactie van 2.1.1.2 van de Tarieventabel niet met zich dat de bouwkosten van de aanbouw aan de hand van het ROEBoverzicht moeten worden vastgesteld. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij uit de eerste zin van de tweede alinea van 2.1.1.2 afleidt dat de bouwkosten, als deze een bouwwerk betreffen dat voorkomt op het ROEBoverzicht, aan de hand van dat overzicht moeten worden vastgesteld, ongeacht of het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied. Nu op het ROEBoverzicht de categorie woninguitbreidingen en verbouwingen voorkomt, kunnen en moeten de bouwkosten in het onderhavige geval volgens verweerder dus op basis van het ROEBoverzicht worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder hiermee een verkeerde uitleg aan 2.1.1.2 van de Tarieventabel geeft. Hoewel de in 2.1.1.2 van de Tarieventabel opgenomen definitie van bouwkosten wetgevingstechnisch niet de schoonheidsprijs verdient, blijkt daaruit naar het oordeel van de rechtbank ondubbelzinnig op welke wijze de bouwkosten moeten worden vastgesteld, als het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied. Uit de bewoordingen van de laatste volzin van de tweede alinea van 2.1.1.2 van de Tarieventabel, meer in het bijzonder uit de

zinsnede wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan, volgt dat het de bedoeling van de gemeentelijke wetgever is geweest daarin een definitie van bouwkosten neer te leggen voor alle gevallen waarin het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied, ongeacht of het betreffende bouwwerk tevens in één of meer van de categorieën van het ROEBoverzicht valt. De uitleg die verweerder aan 2.1.1.2. van de Tarieventabel geeft, is daarmee niet alleen in strijd, maar komt er bovendien op neer dat in alle gevallen waarin een bouwwerk in één van de categorieën van het ROEBoverzicht valt, de laatste volzin van de tweede alinea van 2.1.1.2 van de Tarieventabel zinledig wordt. Dat kan niet de bedoeling van de gemeentelijke wetgever zijn geweest. Dat, zoals verweerder heeft betoogd, in de in 2.1.1.2 van de Tarieventabel opgenomen definitie een witregel is opgenomen tussen de eerste en de tweede alinea van die definitie, maakt het voorgaande niet anders. Ook het door verweerder ter onderbouwing van zijn standpunt genoemde arrest van het Gerechtshof shertogenbosch van 19 februari 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:586) kan verweerder niet baten, nu daaruit niet blijkt dat in de betreffende zaak ook sprake was van een bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is gebouwd. 7. Eiseres heeft met de door haar ingebrachte berekening en facturen gemotiveerd gesteld dat de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de aanbouw niet hoger is te stellen dan 22.288. Alsdan brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich dat verweerder, die voor de berekening van de verschuldigde leges uit wenst te gaan van een hogere prijs, die hogere prijs aannemelijk maakt. De rechtbank constateert dat verweerder zich in dit verband uitsluitend op het ROEBoverzicht heeft beroepen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter niet, dan wel onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat de in het ROEBoverzicht vermelde prijzen overeenstemmen met de prijzen in het economische verkeer. Hij heeft daartoe namelijk ter zitting enkel gesteld dat het ROEBoverzicht in regionaal verband wordt vastgesteld en dat de daarin tot uitgangspunt genomen prijzen marktconform zijn, maar deze stelling niet nader onderbouwd. 8. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is en de aan eiseres opgelegde legesaanslag wordt vernietigd. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of eiseres kan worden gevolgd in haar stelling dat de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de aanbouw 22.288 bedraagt, zodat de bouwkosten op dat bedrag zouden moeten worden bepaald. 9. Verweerder heeft betwist dat het door eiseres bij haar berekening gebruikte uurtarief van 15 (excl. BTW) marktconform is. Eiseres heeft daar tegenover gesteld dat de door haar ingeschakelde aannemer [bedrijf] tegen dit uurtarief heeft gewerkt en ten bewijze daarvan de door deze aannemer aan haar uitgebrachte facturen overgelegd. Verweerder heeft in reactie daarop volstaan met een herhaling van zijn betwisting, echter zonder deze nader te onderbouwen. De rechtbank ziet, gelet daarop, geen aanleiding te twijfelen aan de gemotiveerde stelling van eiseres met betrekking tot het uurtarief. Verweerder heeft voorts gesteld dat niet alle offertes door eiseres zijn overgelegd. Gelet op de daarop ter zitting door verweerder gegeven toelichting bedoelt verweerder hiermee te stellen dat niet valt te controleren of in de door eiseres gestelde bouwkostensom daadwerkelijk alle kosten inbegrepen zijn. De rechtbank heeft geconstateerd dat van de door eiseres gestelde kostenposten van de kosten voor het materiaal dakbedekking en voor het materiaal gipsplatenplafond offertes dan wel facturen ontbreken, zodat die kosten niet kunnen worden geverifieerd. Voorts zijn de kosten voor de zelfwerkzaamheid van eiseres met betrekking tot de glazen pui van de aanbouw niet in de door eiseres gemaakte berekening en de door haar overgelegde facturen terug te vinden, terwijl eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij zelf (samen met haar partner) de houten balken voor de pui heeft gemaakt en het glas, dat door de aannemer is ingekocht, heeft geplaatst. Eiseres heeft ter zitting ook verklaard dat de aannemer de deuren heeft ingekocht. Uit de door eiseres overgelegde facturen van de aannemer blijkt echter niet of in de daarop genoemde bedragen de kosten van het glas en van de deuren inbegrepen zijn. Het voorgaande betekent dat eiseres niet zonder meer kan worden gevolgd in de door haar gestelde bouwkostensom. 10. Ter finale beslechting van het geschil zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en de bouwkosten

in goede justitie vaststellen op 25.000. De rechtbank heeft daarbij de kostenposten uit de bij het beroepschrift gevoegde berekening van eiseres, waarvan eiseres bewijsstukken (facturen) heeft overgelegd, tot uitgangspunt genomen en deze schattenderwijs aangevuld met betrekking tot die kostenposten waarvan bewijsstukken ontbreken. Uitgaande van een bouwkostensom van 25.000 bedragen de door eiseres verschuldigde leges voor het in behandeling nemen van de omgevingsvergunningaanvraag voor het plaatsen van een aanbouw, gelet op het bepaalde in Titel 2, Hoofdstuk 3, 2.31.1.2 van de Tarieventabel, 609,50. De rechtbank stelt de door eiseres verschuldigde leges derhalve vast op 609,50 en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. 11. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Uit het door eiseres overgelegde proceskostenformulier volgt dat zij een vergoeding van reiskosten wenst. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c., van het Besluit proceskosten bestuursrecht dienen de reiskosten naar het tarief openbaar vervoer tweede klasse te worden vergoed. De rechtbank bepaalt dat aan eiseres een reiskostenvergoeding ten bedrage van 12,40 (retour traject Eindhoven shertogenbosch) toekomt. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. 12. De rechtbank bepaalt voorts dat verweerder aan eiseres het griffierecht dient te vergoeden. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond; vernietigt de uitspraak op bezwaar van 24 december 2014; stelt de door eiseres verschuldigde leges vast op 609,50; bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar; veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, ten bedrage van 12,40; gelast verweerder aan eiseres het griffierecht, ten bedrage van 45, te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Rijnbeek, rechter, in aanwezigheid van M. Brok, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2015. griffier rechter Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 'shertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.