Lucie en hare moeder Reinoudina de Goeje bron. Jacs. G. Robbers, Rotterdam 1870 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/goej001luci01_01/colofon.php 2011 dbnl
1 Lucie en hare moeder, door Agatha. Toen Lucie nog een heel bitter klein kindje was en nog niets kon doen dan slapen en drinken en af en toe een deuntje schreien - wie paste toen op haar? Wie gaf haar te drinken als zij dorst had? en wie suste haar weer in slaap als zij schreide? Toen zij een heel klein beetje ouder werd en begon te lachen, en te kraaien, en te spelen, en te grijpen - wie speelde haar toen altijd op? en wie had zooveel geduld met het kleintje? en wie warmde de voetjes van Lucie, in hare lekkere warme handen, als die kleine pootjes zoo ijskoud waren?
t.o. 1
2 En toen het zomer werd en Lucie niet kon slapen, omdat de vliegen zoo bromden en zoo om haar heen vlogen, en toen het kleine kinderachtige meisje er bijna om begon te schreien - wie bleef toen een poosje bij haar bedje staan, om te maken dat het kindje rustig kon slapen? En eens toen Lucie een beetje ziek was en een leelijk drankje moest innemen, en toen ze niets geen pleizier in haar leven had - wie paste haar toen dag en nacht op? en wie schudde dan haar bedje gedurig weer beter op? en wie zong dan het zieke kindje zoo zachtjes in slaap? En toen Lucie weer beter werd en de dokter zeide: nu mag ze weer buiten in het zonnetje wandelen, wie verheugde zich toen het meest? Ze waren allen blij: papa was blij, en de broertjes en zusjes waren recht verheugd, en Sientje en Geesje waren blij en Jan de oppasser zeide zelfs: wel Lucietje, het doet mij pleizier dat ik je weer zie, en zoo deelde ieder in de beterschap van Lucie, maar het meest van allen verheugde zich
t.o. 2
3 En toen Lucie nog wat ouder werd en pret kreeg aan poppen en speelgoed en er aardig mee begon te spelen - wie speelde dan met haar mede? wie maakte een jurk voor pop Suze en een schortje met een geborduurden rand voor pop Anna, en wie naaide een neteldoeksch gordijn voor de poppewieg? en wie deed nog zoovele andere dingen meer? En wie ging alle dagen met Lucie wandelen? en vertelde haar onder de wandeling allerlei mooie sprookjes over de boomen, en de bloemen, en de dieren en over de vogels, en over de kapellen met hunne mooie bonte vleugels? en wie keek met haar naar het spelen van de groote kinderen? en wie zei: kom, kleintje, ik zal het wel afkussen, als Lucie klaagde, dat er een bal tegen haar hoofd was aangevlogen? En wie leerde haar om niet kleinzeerig te zijn? Wie gaf haar den verstandigen raad om niet te schreien, of te klagen als ze zich eens zeer deed? Want schreien helpt toch niets en het verveelt de anderen maar om het aan te hooren, en het is niet prettig als iedereen zegt: dat is een kleine huilebalk. Wie vertelde en leerde dat alles aan onze Lucie?
*1
*2
4 En toen Lucie jarig was en gefeliciteerd werd door iedereen, en van allen aardige presentjes kreeg, en toen zij mocht kiezen wie zij het liefst bij zich op visite wilde hebben, en thee mocht schenken uit het nieuwe serviesje en toen, in één woord, de geheele dag even prettig was - wie nam haar toen 's avonds nog eens op schoot en vouwde hare handjes en leerde haar God te danken voor zooveel goeds? En als Lucie 's morgens wakker werd en uit haar bedje naar buiten keek en zag dat het regende en als zij dan dacht: wat zal ik mij vervelen als ik niet kan uitgaan en als ik niet in den tuin kan spelen - wie bedacht dan altijd weer wat nieuws? en wat prettigs? wie wist dan steeds weer andere spelletjes te verzinnen en wie maakte elken dag op nieuw tot een feestdag? En toen Lucie al ouder en ouder werd en eindelijk zoo groot was, dat zij kon beginnen met les te krijgen, wie leerde haar toen het A, B, C? Of eigenlijk wie had het haar geleerd? want Lucie kende het A, B, C al toen ze op school kwam. Zoo, dat is knap, ken je dat al? zeide de jufvrouw. We zongen altijd van A is een aapje, vertelde Lucie. Wie zijn wij? vroeg de jufvrouw en Lucie antwoordde: wij, wel, dat zijn ik en mijne lieve moeder.
*4
5 En als Lucie uit school thuis kwam en vertelde van alles wat zij geleerd had en van alles wat er met haar gebeurd was, van de meisjes, waar zij naast had gezeten, van de jufvrouw, die haar les had gegeven, van de boekjes, waar ze uit had gelezen, van de prentjes, waarvan ze had hooren vertellen, van de goedkeuringen of afkeuringen, die zij gekregen had, en van nog veel meer - wie luisterde dan met de meeste belangstelling? En toen ze al weer een beetje knapper werd en eerst met een griffel, toen met een potlood en daarna met een pen met echte inkt mocht schrijven, eerst streepjes en toen hanepootjes en letters en eindelijk woorden, wie gaf haar toen een prachtig mooi velletje met een bloempje er op? en wie hielp haar toen om aan papa, die uit de stad was, den eersten brief te schrijven, die papa, o, zooveel pleizier deed? En zoo ging het verder door het geheele leven heen. Men kan zooveel vragen niet bedenken, of altijd zouden we datzelfde antwoord hooren. Had Lucie verdriet - hare moeder was haar eenigste troost. Was Lucie onaardig - maar dat gebeurde gelukkig zeer zelden - dan zeiden de anderen: Lucie is een heel naar kind, en lieten haar loopen, maar eene was er die dacht: het spijt mij, en die door goeden raad, of door belooning of straf Lucie zocht te verbeteren, en die eene was, hare beste vriendin:
t.o. 6
6 En toen Lucie zoo oud was dat zij begrijpen kon hoe lief hare moeder altijd voor haar was, en toen zij zag wat hare moeder voor haar deed, en voelde dat er niemand op de geheele wereld was die haar zoo lief had als hare moeder, wie denkt gij toen wel dat altijd haar best deed om lief en gedienstig voor die moeder te zijn? Lucie. Wie dacht er toen altijd aan om stilletjes verrassingen te bedenken? om alles na te laten wat de moeder verdriet kon bezorgen en om alles te doen wat zij prettig vond? Wie werd werkelijk van die lieve moeder eene lieve dochter? Lucie. En eindelijk, heel eindelijk, toen Lucie al lang geen kind meer was, maar wel eene groote dame, toen was het blaadje geheel omgekeerd. Toen was het niet meer de moeder, die haar kind verpleegde en hielp, maar toen was het de dochter, die het leven der moeder recht prettig maakte, die er voor zorgde dat hare moeder het nooit te druk had en die voor haar de mooiste plekjes uitzocht, als zij zamen gingen wandelen, en die in één woord, zooals men dat noemt, het levenspad harer moeder met bloemen bestrooide! Wie niet weet wat dat wil zeggen, moet het maar eens vragen aan hare moeder.