NOTA VAN UITGANGSPUNTEN Bestemmingsplan Buitengebied Schinnen Inleiding De gemeente Schinnen moet om wettelijke redenen het bestemmingsplan Buitengebied op korte termijn herzien. Binnen een dergelijk plan verleent uw raad bepaalde bestemmingen aan de gronden. Aan deze bestemmingen worden voorschriften verbonden, die aangeven wat op deze gronden eventueel mag worden gebouwd en wel gebruik ter plaatse toelaatbaar is. In algemene zin is het ruimtelijk beleid erop gericht om de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het buitengebied van de gemeente Schinnen te behouden en liefst te versterken. Het beleid is ook gericht op het duurzaam handhaven en ontwikkelen van de agrarische productiefunctie. Daarnaast wordt ook bezien hoe het (extensieve) recreatieve karakter van het buitengebied beter benut kan worden. Tenslotte wordt bezien hoe niet agrarische bedrijvigheid en functies kunnen passen in het buitengebied en wordt bekeken hoe de functie wonen zowel gelieerd aan het bedrijf als ook solitair een juiste plek kan krijgen in het buitengebied. In dat kader komt tevens het LKM (Limburgs Kwaliteits Menu) aan bod. In deze notitie wordt voor deze onderdelen een voorzet gegeven. Voordat een regeling wordt uitgewerkt is het goed om eerst inzicht te krijgen in de concrete beleidsuitgangspunten van uw raad. Deze nota van uitgangspunten is dus bedoeld om aan te geven en te bespreken, hoe de gemeente Schinnen wenst om te gaan met de bebouwing en/of de activiteiten in het buitengebied. Door deze te bespreken en waar nodig door te halen, aan te vullen, te wijzigen en/of aan te scherpen komen we tot een goede formulering van het beleid, dat uw raad voor het gebied en de gebruikers het meest toegesneden vindt. Het aldus door u geformuleerd beleid wordt vervolgens vertaald in de structuurvisie LKM en het bestemmingsplan Buitengebied.
Basisuitgangspunt Het beleid van de hogere overheden zal in de uitwerking van de Structuurvisie en het bestemmingsplan Buitengebied worden gerespecteerd. Bij het Rijksbeleid zal in bijzonder aandacht worden gegeven aan het beleid voor de EHS (Ecologische hoofdstructuur), het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Rijksbufferzone. Het provinciaal belang dat zich eveneens vooral concentreert op het buitengebied zal eveneens uitgewerkt worden in de Structuurvisie voor de inrichting van het landelijk gebied en het bestemmingsplan Buitengebied. Om uw raad een beter beeld te geven van die beleidsonderdelen van Rijk en Provincie wordt hieronder meer concreet op die specifieke ontwikkelingen ingegaan. Natuur en landschap: Het buitengebied van Schinnen is gelegen in het Nationaal-Landschap Zuid Limburg. In het Nationaal Landschap Zuid-Limburg zijn de volgende kernkwaliteiten benoemd, te weten: 1. het reliëf 2. het groene karakter 3. de schaalcontrasten; van zeer open (plateaus) naar besloten (hellingen en beekdalen) 4. de kenmerkende en gebiedseigen cultuurhistorische elementen Meer specifiek is hier ook een Rijksbufferzone gelegen. Deze zone tussen de Regio Parkstad en de Regio Westelijke Mijnstreek is naast behoud van de karakteristiek tevens bedoeld om te voorkomen dat de Regio Parkstad vastgroeit aan de Regio Westelijke Mijnstreek. Dit betekent, dat Rijk en Provincie nauwgezet zullen volgen, welke ontwikkelingen plaatsvinden in deze bufferzone c.q. welke ontwikkelingen uw raad in dit kwetsbare gebied wil toestaan. De ontwikkelingen met betrekking tot natuur en landschap in het buitengebied moeten gericht zijn behoud en meer nog op een versterking van het Nationaal Landschap en de Rijksbufferzone. Uitgangspunt ten aanzien van de EHS is om de spelregels van de EHS te respecteren. In dit regime geldt het uitgangspunt dat in beginsel geen waarden mogen worden aangetast. Bij ruimtelijke ingrepen in de EHS geldt als hoofdregel het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er 2
sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten bovendien worden gecompenseerd. De aanwezige natuur en cultuurhistorie dienen beschermd te worden en zal als zodanig worden bestemd. In het verlengde hiervan wordt een inventarisatie van holle wegen, graften, kapelletjes, wegkruisen en andere kleine landschapselementen aanbevolen. Er zal ook sprake moeten zijn van kwaliteitsverbeterende maatregelen. Deze hebben betrekking op de versterking van de landschappelijke of natuurlijke waarden. Als voorbeeld van kwaliteitsverbeteringen kunnen worden genoemd: de realisering van natuur en landschap volgens een landschapsontwikkelingsplan, het herstel van cultuurhistorische elementen en structuren, de renaturering van beken, de sloop van ontsierende en/of overtollige bebouwing en de verplaatsing van agrarische bedrijven. Nadere gedachteontwikkeling hierover is gewenst. Landbouw Landbouw kan worden aangemerkt als de primaire productietak die in loop der eeuwen het buitengebied/landelijke gebied heeft vormgegeven. Het is zaak dat naast de natuurlijke waarden, de landbouw een goede plek, dat wil zeggen een plek met perspectief, krijgt in het buitengebied. Om zowel de ontwikkeling van landbouwbedrijven te blijven faciliteren alsook de kwaliteit van het landschap te verbeteren worden landschappelijke maatregelen en eventueel verdergaande kwaliteitsverbeterende maatregelen gevraagd van agrarische bedrijven die willen uitbreiden of die zich nieuw willen vestigen. Voorheen stonden deze eisen bekend als BOM+ maatregelen. Wij willen ons ten aanzien van de uitvoering van het beleid aansluiten bij het POL (het Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg). Grofweg komt dit op het volgende neer. In nieuwe natuurgebieden is geen uitbreiding en nieuwvestiging van grondgebonden landbouw mogelijk. Binnen beheersgebieden is uitbreiding van de grondgebonden landbouw mogelijk, indien het een rundveehouderij betreft dat bijdraagt aan de natuurbeheerstaak in deze gebieden. Voor bestaande agrarische bedrijven in de categorie Landbouw in Robuuste verbinding gelden de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van perspectief 2, zolang er geen sprake is van duurzame natuurontwikkeling. Na realisatie geldt het beleid volgens perspectief 1. 3
De mogelijkheden zijn het grootst voor de grondgebonden agrarische bedrijven; deze tak mag onder voorwaarden zoals vanuit het POL opgenomen in de structuurvisie LKM en het bestemmingsplan uitbreiden. Nieuwe vestigingen zijn sterk afhankelijk van het gebied waarin het gelegen is of komt te liggen. Bestaande niet grondgebonden agrarische bedrijven kunnen onder zoals beschreven in de structuurvisie en het bestemmingsplan voor de inrichting van het landelijk mogelijkheden krijgen om uit te breiden. Nieuw vestiging is slechts sporadisch en onder strikte voorwaarden mogelijk. Bij nieuw vestiging dient eerst de mogelijkheid van hergebruik van een VAB (Vrijkomende Agrarische bebouwing) te worden afgewogen. Nevenactiviteiten kunnen opgestart worden zolang de agrarische tak de hoofdactiviteit blijft. Indien er een omvorming komt tot een andere hoofdtak dient gekeken te worden of het bedrijf nog op de goede plek ligt. Vestiging van glastuinbouw en intensieve veehouderij wordt uitgesloten. VAB (Vrijkomende Agrarische bebouwing) Hergebruik van een VAB in de oorspronkelijke functie staat voorop. Een VAB is voor diverse doeleinden geschikt. Een wijziging van de bestemming is acceptabel mits daardoor geen toename van gevaar, schade of hinder voor de omgeving optreedt. Om de flexibiliteit te behouden ten aanzien van een functiewijziging wordt voorgesteld daarin de bestaande VNGbrochure met betrekking tot waardering van de mate van hinder van bedrijven als richtlijn te hanteren. Nieuwe woningen in VAB s moet vanwege de krimp zoveel mogelijk worden tegengegaan. Om te voorkomen dat in iedere schuur een woning gerealiseerd kan worden, wordt voorgesteld voorwaarden te verbinden aan het invullen van VAB s gesteld. Te denken valt aan: - het in te vullen pand dient karakteristiek te zijn en heeft een aantoonbare meerwaarde om te behouden. - Er dient een kwaliteitsvoorwaarde aan vast te hangen, bijv. overtollige ruimte dient gesloopt te worden. In het geval dat sloop van de bedrijfsgebouwen een belangrijke meerwaarde heeft voor het 4
gebied, kan compensatie voor de sloop plaatsvinden tegen een bedrag dat de hoogte van de sloopkosten niet mag overschrijden. De compensatie kan binnen genoemd bedrag op andere wijze invulling krijgen. Kamperen bij de boer Het kleinschalig kamperen ( kamperen bij de boer) is onderdeel van het verbrede agrarische bedrijf. Het vindt plaats op of aansluitend aan de bouwkavel. De inpassing en eventuele aanvullende maatregelen dienen te voldoen aan de regeling voor agrarische bedrijven. Paardenhouderijen en maneges. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de soorten bedrijven. - Een productiegerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden. - Een gebruiksgerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone. In de handreiking paardenhouderij en de ruimtelijke ordening die is opgesteld door de VNG en de Sectorraad paarden wordt het volgende aangegeven over paardenhouderijen: De paardenhouderij kent een grote diversiteit aan verschijningsvormen. Zo zijn er de puur agrarische bedrijven waar uitsluitend paarden worden gefokt, opgefokt, als hengstenhouderij in gebruik zijn of waar paarden voor de melkproductie worden gehouden. Voor deze bedrijven kan de agrarische bestemming blijven gelden. In meerderheid echter gaat het om bedrijven waar al dan niet in overwegende mate nietagrarische activiteiten worden ondernomen. Genoemd kunnen worden de trainings- en africhtingstallen, de sportstallen, de handelsstallen en de pensionstallen. Een manege is een puur recreatieve bedrijfstak binnen de paardensector. Hier wordt het paardrijden onderwezen en beoefend. Veel paardenliefhebbers, die zelf geen ruimte hebben om een paard te stallen, vinden bij een manege tegen betaling tevens onderdak voor hun paard. In de meeste gevallen verhuurt de manegehouder ook rijpaarden. 5
Veelal betreft het een mengvorm van activiteiten. Voor die bedrijven wordt geadviseerd in bestemmingsplannen de bestemming paardenhouderij op te nemen. Voorts komt het voor dat de paardenhouderij als neventak van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij, wordt uitgeoefend. In dat geval wordt geadviseerd de paardenhouderij als subbestemming te koppelen aan de agrarische bestemming. Dit maakt het mogelijk voor het integrale bedrijf een maatbestemming op te nemen. Een rijvereniging kan niet als paardenhouderij worden aangemerkt, maar kan vanwege de relatie die tussen paarden en de vereniging bestaat daarvan ook weer niet geheel los worden gezien. Het betreft slechts een accommodatie waarin in verenigingsverband met paarden wordt gereden, zonder dat ter plaatse paarden worden gehouden Rijbakken voor paarden bij burgerwoningen Tegenwoordig verschijnen her en der in het buitengebied rijbakken voor paarden bij burgerwoningen, zonder dat daarvoor van gemeentewege instemming is verleend. Een juiste rijbak vereist een goede fundering, voorzien van een geschikt drainagesysteem. Op de fundering komen twee lagen met materialen. De eerste laag bevat zand, puin (gebroken) of een granulaat soort. De toplaag bestaat meestal uit zand, met eventuele toevoeging van bodemverbeteraars. Daarbij kunt u denken aan houtsnippers of kokos. Naast mogelijke visuele hinder bestaat het gevaar van deze ontwikkeling in het aanbrengen van niet gebiedseigen materialen in de ondergrond. Wij zijn op voorhand niet tegen deze ontwikkeling, maar adviseren u wel mee te denken in de regulering hiervan. Recreatie en toerisme: Het beleid voor recreatie en toerisme zal ook voor een groot deel gerelateerd worden aan het Limburgs Kwaliteitsmenu. Het Limburgs kwaliteitsmenu maakt een onderscheid tussen gebiedseigen recreatie en niet-gebiedseigen recreatie. Bij gebeidseigen recreatie kan men denken aan campings, golfbanen, openluchtrecreatie en bungalowparken. Bij niet gebiedseigen recreatie kan men denken aan hotels, restaurants en wellnescentra, maar ook om grotere ontwikkelingen als overdekte skibanen, deels overdekte pretparken, overdekte speeltuinen, kartingbanen en grootschalige leisure ontwikkelingen. Voor de functies, die niet gebonden zijn aan het buitengebied, geldt, dat deze in eerste instantie in de kern of het stedelijke gebied een plaats dienen te krijgen. 6
Het beleid is in ieder geval gericht op behoud en ontwikkeling van de recreatieve aantrekkelijkheid van het buitengebied. De nadruk zal met name liggen op extensieve vormen van dagrecreatie. Met betrekking tot grootschalige nieuwe initiatieven wordt een terughoudend beleid gevoerd, gelet op ligging in het Nationaal Landschap Zuid Limburg, de Rijksbufferzone. Echter er kunnen zich altijd initiatieven voordoen die een meerwaarde voor zowel landschap en natuur maar ook voor de ondernemer opleveren. Onder die strikte voorwaarden kunnen ook aan grootschaligere activiteiten/ontwikkelingen ruimte geboden worden. Woningbouw: In de structuurvisie zijn de voorwaarden waaronder toevoeging van woningbouw in het buitengebied aangegeven. Deze zijn tevens verankerd in het bestemmingsplan Buitengebied. Bestaande burgerwoningen worden gerespecteerd. Nieuwe woningbouw buiten de zogenaamde rode contour is slechts minimaal toegestaan en dan alleen onder zeer strikte planologische en kwalitatieve voorwaarden Binnen dit huis is eerder gesproken over mogelijke woningbouwontwikkelingen buiten de contour. Naar huidig inzicht blijken deze verwachtingen niet realistisch. Afgezien van de in de vorige alinea verwoorde landelijk en provinciaal belemmeringen dient ook rekening te worden gehouden met de toenemende krimp. Woningbouw zal in dat verband moeten passen binnen de regionale woonmilieuvisie. Thans geldt het uitgangspunt een woning erbij is een woning eraf. Indien deze maatregel onvoldoende effect sorteert kan de verhouding gebracht worden op een erbij staat tot twee woningen eraf. Wij achten niettemin in het buitengebied binnen het allerhoogste segment beperkte ontwikkeling mogelijk. Overige bedrijven Bestaande bedrijven worden gerespecteerd. Uitbreiding wordt bezien in de samenhang van het mogelijk nadelig effect op de omgeving. Ook is dit gerelateerd aan het Limburgs Kwaliteitsmenu. Bedrijfswoningen mogen gerealiseerd worden indien aangetoond is dat er sprake is van een volwaardig bedrijf. Een tweede bedrijfwoning is uitgesloten. 7
Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft de extra condities en voorwaarden waaronder bepaalde rode ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen dan wel in het stedelijk gebied in de perspectieven P2, P3 en P8 mogelijk zijn. Essentie van dit beleid is, dat de beoogde ontwikkelingen buiten de zogenaamde rode contouren gepaard moeten gaan met een verbetering van de kwaliteit van de omgeving in casu verbetering van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische of ruimtelijke kwaliteit een en ander ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit. Het Limburgs Kwaliteitsmenu is daarmee de opvolger van de regelingen Bouwkavel op Maat plus (BOM+), Ruimte voor Ruimte Zuid Limburg, Verhandelbare Ontwikkelingsrechten methode (VORm/Contourenbeleid) en Rood voor Groen (landgoederen). De gemeenten zullen het Limburgs Kwaliteitsmenu moeten uitwerken in een structuurvisie, waarna voor nieuwe ontwikkelingen dit gemeentelijk beleid geldt. De oude provinciale regelingen zijn vervallen. Met andere woorden de structuurvisie is een must voor de benodigde flexibiliteit in ontwikkelingen in het buitengebied. Zonder een structuurvisie met LKM kunnen evenmin reeds bestaande tegenprestatiegelden worden ingezet voor plaatselijke ontwikkelingen. De structuurvisie/lkm is derhalve noodzakelijk voor de inzet van de tegenprestatiegelden. De basis voor een structuurvisie ligt in een kwalitatieve analyse van het landschap. Uit dit landschappelijk onderzoek vloeit voort, welke potenties er zijn en welke gebieden nader ontwikkeld kunnen worden. Binnen de structuurvisie zullen wij naast landschappelijke ontwikkelprojecten ook de ontwikkelpotentie van het DKI -verhaal een plaats geven. 8