Akoestisch onderzoek voor nalevingsknelpunt geluidproductieplafonds A48 Ommen - Balkbrug

Vergelijkbare documenten
Akoestisch onderzoek Tracébesluit A10 (PP 21-Rp-13) Zuidasdok

Voor het onderhavige onderzoek zijn de volgende wetten en regelingen van belang:

Akoestisch onderzoek TB/MER Zuidelijke Ringweg fase 2 (ZRGII)

Tracébesluit A16 Rotterdam

Akoestisch onderzoek bestemmingsplanprocedure nieuwe aansluiting A58 Goes

Akoestisch onderzoek OTB/MER 2 e fase Ring Utrecht

Ontwerp-Tracébesluit / MER Blankenburgverbinding

Akoestisch onderzoek OTB

Tracébesluit / MER Blankenburgverbinding

Ontwerp-Tracébesluit A16 Rotterdam

Akoestisch onderzoek Zuidelijke Ringweg fase 2 (ZRGII)

Akoestisch onderzoek bij verzoek wijziging geluidproductieplafond

Ontwerp Tracébesluit. N50 Ens-Emmeloord. Akoestisch onderzoek. Datum 22 november 2013

Beschrijving gehanteerd doelmatigheidscriterium

Akoestisch onderzoek op referentiepunten

M+P MBBM groep Mensen met oplossingen. Rapport. Naleving 2014 knooppunt Deil rijksweg A2 en A15

Bijlage J: Wettelijk kader geluid

Akoestisch onderzoek TB N35 Zwolle-Wijthmen

Besluit tot vaststelling van het Saneringsplan A4 Vlietland-N14

snelheidsverhoging naar 130 km/h in 2016: vijf trajecten

Saneringsplan spoordelen zonder saneringsobjecten en maatregelen

INLEIDING GEBRUIK VIEWER

Toelichting nieuwe geluidwetgeving: SWUNG-1 Samenvatting informatieavond 10 november 2011 Rijkswaterstaat november 2011

Akoestisch onderzoek op referentiepunten. Akoestisch onderzoek op referentiepunten snelheidsverhoging naar 130 km/h in 2016

Spoorlijn Roodeschool- Eemshaven

Reconstructie van de Utrechtseweg 2x2 rijstroken Gemeente Zeist

Ontwerp-Besluit Hogere waarde Wet geluidhinder VLK: Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg, Boxtel Aanvraag

Ontwerp-Sa neringsbesluit

Ontwerp-Tracébesluit A16 Rotterdam

bijlage A12/A15 Ressen Oudbroeken (ViA15) Ontwerptracébesluit

Akoestisch onderzoek op referentiepunten

DMC -L DoelMatigheidsCriterium Locaal

ONTWERP. Ontwerp-besluit wijziging geluidproductieplafonds op referentiepunten

Barendrecht. Akoestisch onderzoek. Uitbreiding Vrijenburgschool (versie 1.0) drs. R.A.P. Effting.

BELEIDSREGELS HOGERE WAARDE WET GELUIDSHINDER GEMEENTE HEUMEN

Colofon. 2 Saneringsplan A27 Eemnes - Randmeren

RAPPORT. Snelheidsverhoging A2 Holendrecht - Vinkeveen naar 130 km/uur in de avond- en nachtperiode. Akoestisch onderzoek op referentiepunten

PROJECTNUMMER D ONZE REFERENTIE D

BIJLAGE WEGVERKEERSLAWAAI

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van 18 maart 2008,

Opgesteld door, telefoonnummer Gerrit Frederiks (gemeente Nijmegen, afdeling milieu, bureau Geluid & Lucht)

Akoestisch onderzoek t.b.v. Bestemmingsplan Weijpoort 21 en 21a-c. Gemeente Bodegraven Reeuwijk

SWUNG en het DoelMatigheidsCriterium. Judith Doorschot M+P raadgevende ingenieurs

AV2-TP01-RAP Deel 2. Bijlage C bij OTB Akoestisch onderzoek A2 Maastricht Deel 2 Algemene uitgangspunten

Afwijking van het bestemmingsplan

Berekening geluidsbelasting

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Bestemmingsplan Dorpsstraat 8a te Lunteren

Saneringsplan Rijkswegen A27 Houten - Hooipolder en opsomming te wijzigen geluidproductieplafonds. Datum Status versie 2.

functie of als onderdeel van een niet geluidsgevoelig object b. Nieuw of geprojecteerd

Park Forum Zuid. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

5 nieuwe referentiepunten worden toegevoegd: 62547, 62548, 62549, 62550,

Varianten studie A58 Oirschot

Hogere Waarden Wet geluidhinder ONTWERPBESLUIT

Akoestisch onderzoek N2 aansluiting Meerenakkerweg

BIJLAGE WEGVERKEERSLAWAAI

Swung-2. Voortgang en ontwikkelingen. Toon Giele Ton Bos

MJPG spoor (Meerjarenprogramma Geluidsanering) in de gemeente Moerdijk

ZUIDPLAS RECONSTRUCTIE HOOFDWEG ZUIDPLAS RECONSTRUCTIE HOOFDWEG. AKOESTISCH ONDERZOEK WEGVERKEERSLAWAAI Gemeente Rotterdam. Gemeente Rotterdam

BESLUIT WET GELUIDHINDER

BIJLAGE WEGVERKEERSLAWAAI

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Grevenhofsweg

BIJLAGE SPOORWEGVERKEERSLAWAAI

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied De Valk, hoek Hoge Valkseweg / Ganzenkampweg

ONTWERPBESCHIKKING D.D. 26 NOVEMBER 2012 NR VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Akoestisch onderzoek Schoutenhof II te Hardenberg

Notitie. : M. Bekker. Kopie aan : Datum : 29 november 2018 : Akoestische situatie en geluidonderzoek traject Hoek van Holland Haven-Strand

TN/MER omlegging A9 te Badhoevedorp

ONTWERPBESLUIT WET GELUIDHINDER. Vaststelling hogere waarden Bestemmingsplan Vogelhorst te Almere, artikel 83 en 110a Wet geluidhinder

Saneringsbesluit A1 Lochem Azelo. Besluit

De aanvraag van provincie Gelderland bestaat uit een aanvraagformulier d.d. 15 januari 2018 met als bijlage het bovengenoemde akoestisch rapport.

ONTWERP-BESLUIT. Wet geluidhinder ontheffing artikel 83 en 100a 1. HET VERZOEK

Akoestisch onderzoek railverkeerslawaai Esse Zoom Laag 27 juli 2015 F. Oldeman

Akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai. Ede, Enka, uitwerkingsplan deelgebied J2

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING WETTELIJK KADER GEHANTEERDE UITGANGSPUNTEN Bestemmingswijziging Rekenmodel Toegepaste af

Wet milieubeheer Hoofdstuk 11

Ontwerp-Tracébesluit N11 Zoeterwoude-Alphen aan den Rijn. Algemene uitgangspunten bij akoestisch onderzoek t.b.v. OTB

Akoestisch onderzoek Herontwikkeling Nassaulaan

AKOESTISCH ONDERZOEK A59 TIJDELIJKE BRUG DRONGELENS KANAAL

Algemene Uitgangspunten

1 Inleiding Uitgangspunten... 7 Ruimtelijke situatie... 7 Brongegevens wegverkeer Waarneemhoogten Plangebied...

Akoestisch onderzoek (O)TB A4 Vlietland - N14

functie of als onderdeel van een niet geluidsgevoelig object b. Nieuw of geprojecteerd

Bestemmingsplan Brabantpark, Teteringsedijk 97

Akoestisch onderzoek. Tracébesluit A12/A15 Ressen Oudbroeken (ViA15) Hoofdrapport. Wet milieubeheer. Datum februari 2017 Status V4.

Projectbesluit Twee woningen Vrouwgelenweg De Volgerlanden, gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Akoestisch onderzoek

Ontwerpbesluit Hogere waarde Wet geluidhinder

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Toelichting op het geluidbeleid van de gemeente Lelystad en de wet- en regelgeving

"Wet geluidhinder, plan "Nieuwe verbinding grenscorridor N69"

NIEUWE WONINGEN ONTWIKKELLOCATIE KETHEL, SCHIEDAM AKOESTISCH ONDERZOEK WEGVERKEERSLAWAAI

Akoestisch onderzoek Noordwest Ziekenhuis Alkmaar

memo Akoestisch onderzoek bedrijfswoning Aelbrechtsweg Datum: 9 januari 2016

Akoestisch onderzoek OTB Weguitbreiding Schiphol- Amsterdam-Almere (2016)

beheersverordening: verordening als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

- Akoestisch onderzoek railverkeerslawaai - Bestemmingsplan Van den Woudestraat 1A Warmond, gemeente Teylingen

Ontwerp besluit hogere waarden wegverkeerslawaai voor woningbouwproject Duinvallei fase 10, Katwijk aan Zee (v /K2V 11765)

AKOESTISCH ONDERZOEK POORT SAENDELFT WONINGEN WEST

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Wijzigingsplan Agrarisch Buitengebied, Harskamp, Laarweg 14-16

De Tuinen-Oost, fase C2

Transcriptie:

Akoestisch onderzoek voor nalevingsknelpunt geluidproductieplafonds A48 Ommen - Balkbrug Deelrapport Algemeen (Wet milieubeheer) Datum 18 juli 2016 Status Concept 0.3

Colofon Uitgegeven door Rijkswaterstaat Oost-Nederland Postbus 9070 6800 ED Arnhem Telefoon 026 368 8911 Uitgevoerd door dbvision Onderzoek ir. R.K.F. van Moppes, ing. R. van Zuuren, ir. G. Janssen, ir. M.W.J. Rietman Datum 18 juli 2016 Status Concept Versienummer 0.3 Eindtoets op inhoud Naam ir. G. Janssen Datum 18 juli 2016 Paraaf

Inhoud Inleiding 6 1 Wettelijk en beleidsmatig kader 7 1.1 Inleiding 7 1.2 De algemene systematiek van geluidproductieplafonds 7 1.2.1 Hoe wordt een GPP bepaald? 8 1.2.2 Bescherming en verbetering van de geluidsituatie langs rijkswegen 9 1.2.3 Nalevingsmaatregelen 9 1.3 Begrippen 10 1.3.1 Geluidsbelasting (vanwege een weg) 10 1.3.2 Geluidproductie 10 1.3.3 Referentiepunt 11 1.3.4 Geluidregister 11 1.3.5 Geluidproductieplafond 11 1.3.6 Geluidsgevoelige objecten 12 1.3.7 Toetswaarde geluidsbelasting bij bestaand GPP LDEN,GPP 12 1.3.8 Saneringsobjecten 12 1.3.9 Maximale waarde 13 1.3.10 Binnenwaarde 13 1.3.11 Geluidbeperkende maatregelen 14 1.3.12 Doelmatige maatregelen 15 1.3.13 Overschrijdingsbesluit 15 1.3.14 Akoestische kwaliteit/akoestische standaardsituatie 15 1.4 Voorwaarde voor vaststellen/wijzigen GPP s waardoor geluidsbelasting toeneemt boven toetswaarde 16 1.5 Financiële doelmatigheidsafweging geluidmaatregelen 16 1.5.1 Volgorde van afwegen van maatregelen 16 1.5.2 Clustering 17 1.5.3 Reductiepunten en Maatregelpunten 17 1.5.4 Regels en randvoorwaarden 18 1.5.5 Geluidreductie 19 2 Rekenmodel en rekenmethoden 23 2.1 Inleiding 23 2.2 Berekenen van geluidsbelastingen 23 2.3 Te onderzoeken situaties 23 2.4 Afbakening onderzoeksgebied 23 2.5 Rekenmethode 24 2.5.1 Berekening van het equivalente geluidsniveau 24 2.5.2 Modellering brongegevens: verkeersintensiteiten 26 2.5.3 Modellering brongegevens: voertuigsnelheden 26 2.5.4 Modellering brongegevens: weg 27 2.5.5 Modellering brongegevens: wegdekverharding 28 2.5.6 Modellering overdrachtsgegevens: bodemgebieden 28 2.5.7 Modellering ontvangergebied: rekenpunten 28 2.5.8 Standaardinstellingen overdrachtsmodel 29

Inleiding In het Nalevingsverslag geluidproductieplafonds rijkswegen 2014 is de rijksweg N48 tussen de N377 bij Balkbrug en de N36 bij Ommen opgenomen als knelpuntlocatie. Er is hier een dreigende overschrijding van de geluidproductieplafonds (GPP s). Voor deze locatie is een akoestisch onderzoek ingesteld op grond van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. Indeling van dit rapport Het complete rapport van het akoestisch onderzoek bestaat uit een Hoofdrapport voor en het Deelrapport Algemeen. Het Deelrapport Algemeen ligt nu voor u. Dit deelrapport is bedoeld als algemeen naslagdocument over de regels voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek voor rijkswegen en de (algemene) aanpak van zo n onderzoek. In het vervolg wordt dit rapport aangeduid als het Deelrapport Algemeen. Indeling per hoofdstuk In hoofdstuk 1 van dit rapport is gedetailleerd beschreven wat het wettelijke en beleidsmatige kader is voor het akoestisch onderzoek. Aan bod komen de regels voor het berekenen en beoordelen van de geluidproductie op de referentiepunten, van de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige objecten en van de doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen. In hoofdstuk 2 is beschreven welke algemene uitgangspunten zijn gehanteerd bij de modellering van de weg(en) en de directe omgeving daarvan, op basis van de kaders die in hoofdstuk 1 zijn beschreven. Pagina 6 van 29

1 Wettelijk en beleidsmatig kader 1.1 Inleiding Voor het onderhavige onderzoek zijn de volgende wetten en regelingen van belang: Hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer Besluit geluid milieubeheer Regeling geluid milieubeheer Regeling geluidplafondkaart milieubeheer Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 Natuurbeschermingswet 1998 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) Alle genoemde wettelijke regelingen zijn te raadplegen en downloaden van het Internet via de website http://wetten.overheid.nl. Beleidsdocumenten zijn te raadplegen en downloaden via de website van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, (http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm). Voor specifieke provinciale regelingen moet de website van de betreffende provincie worden geraadpleegd. Een belangrijk kenmerk van de geluidregels in Hoofdstuk 11 van de Wm is dat voor de wegen die op de geluidplafondkaart zijn aangegeven, zogenaamde geluidproductieplafonds (GPP s) gelden. Middels deze GPP s is de maximale geluidproductie van deze wegen vastgelegd. In de Hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer zijn vooral de principes van het GPPsysteem verwoord. De verdere uitwerking ervan staat in de algemene maatregel van bestuur Besluit geluid milieubeheer en in de ministeriële regelingen Regeling geluidplafondkaart milieubeheer, Regeling geluid milieubeheer en Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Hierin zijn allerlei zaken tot in detail geregeld, bijvoorbeeld: de precieze eisen aan de wettelijke procedures; de rekenregels voor het bepalen van het GPP en van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten; de wijze waarop moet worden getoetst of een geluidbeperkende maatregel (financieel) doelmatig is. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste eisen behandeld die deze regelingen stellen aan het akoestisch onderzoek. Het hoofdstuk begint met een algemene uitleg van de wettelijke systematiek van geluidproductieplafonds (paragraaf 1.2). Daarna worden de belangrijkste wettelijke begrippen uitgelegd, in paragraaf 1.3. In de verdere paragrafen worden de eisen die op grond van de plafondsystematiek worden gesteld aan het akoestisch onderzoek nader uitgewerkt. 1.2 De algemene systematiek van geluidproductieplafonds In deze paragraaf wordt de systematiek van geluidproductieplafonds op hoofdlijnen uitgelegd. De betekenis van wettelijke begrippen en vaktermen die in deze paragraaf worden gebruikt wordt in de volgende paragraaf gegeven. Pagina 7 van 29

De geluidproductieplafonds (GPP s) geven de geluidproductie aan die een weg die op de geluidplafondkaart staat mag voortbrengen op de referentiepunten. GPP s mogen niet worden overschreden. Hiervoor moet de beheerder zorgdragen, en deze moet ook jaarlijks, in een zogenaamd nalevingsverslag, aantonen dat de GPP s zijn nageleefd. Het beheer van de rijkswegen die op de geluidplafondkaart zijn aangegeven, is formeel een verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu. Rijkswaterstaat (wegen) voert deze beheerstaak uit. De Inspectie leefomgeving en Transport ziet erop toe dat de GPP s op de juiste wijze worden nageleefd. In het algemeen geldt dat rijkswegen op de geluidplafondkaart staan, en dat daarvoor dus de systematiek van geluidproductieplafonds geldt. 1.2.1 Hoe wordt een GPP bepaald? GPP s zijn berekende geluidwaarden op de referentiepunten. De berekening vindt plaats met een landelijk geluidsmodel op basis van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, Bijlage V. Voor wegen op de geluidplafondkaart is dat model in beheer bij Rijkswaterstaat. In de berekening van een GPP voor een rijksweg worden in elk geval de volgende zaken meegenomen: de (toekomstige) verkeersintensiteiten en categorieën voertuigen; de snelheid; de wegdekverharding (weg) de aanwezige geluidsschermen of wallen. Waarden GPP s bij inwerkingtreden Hoofdstuk 11 Wet milieubeheer Bij de invoering van geluidproductieplafonds in 2012 is het geluid van de bestaande rijkswegen en spoorwegen omgerekend tot GPP s. Daarbij is voor de meeste rijkswegen uitgegaan van de verkeersintensiteit in het jaar 2008. Voor de overige rijkswegen zijn de GPP s gebaseerd op recent genomen besluiten tot aanleg of wijziging van de weg. Welke (delen van) rijkswegen dit zijn is opgenomen in bijlage 2 van het Besluit geluid milieubeheer. De GPP s die op basis van de verkeersintensiteit in 2008 zijn berekend zijn verhoogd met een werkruimte van 1,5 decibel (db), om te voorkomen dat alle GPP s direct bij het in werking treden van de wet zouden worden overschreden. Deze werkruimte heet formeel de plafondcorrectiewaarde. De GPP s die zijn gebaseerd op een recent besluit hadden geen aparte plafondcorrectie nodig, omdat ze zijn gebaseerd op de toekomstige verkeersintensiteiten uit het besluit. De werkruimte binnen deze GPP s wordt gevormd door de het verschil tussen die toekomstige intensiteit en de huidige verkeersintensiteit. Bij de berekening van de GPP s wordt er van uit gegaan dat de ruimte tussen de weg en het referentiepunt leeg is. Behalve met een geluidsscherm of wal, waarmee wel rekening wordt gehouden, wordt er dus geen rekening gehouden met de eventuele aanwezigheid van afschermende bebouwing tussen de weg en het referentiepunt. GPP s zijn daarom geen werkelijke, in het veld meetbare geluidwaarden. Het zijn rekengrootheden om bij het opstellen van het jaarlijkse nalevingsverslag te kunnen bepalen of de geluidproductie van een weg niet te hoog wordt. Pagina 8 van 29

1.2.2 Bescherming en verbetering van de geluidsituatie langs rijkswegen GPP s leggen de bovengrens vast van de geluidproductie die een rijksweg op de referentiepunten mag veroorzaken. Daardoor ligt er ook een bovengrens vast van de geluidsbelasting op alle geluidsgevoelige objecten die zich bevinden in de omgeving van een weg met GPP s. Zolang de GPP s niet worden overschreden, zal de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten langs de weg immers ook niet kunnen uitstijgen boven de waarde die overeenkomt met een situatie van volledige benutting van de GPP s. Rijkswaterstaat dient er als beheerder van de rijksweg voor zorg te dragen dat de GPP s van rijkswegen niet worden overschreden. Dit wordt naleving van de GPP s genoemd. Hiervoor brengt Rijkswaterstaat jaarlijks een verslag uit aan de Minister van Infrastructuur en Milieu waarin wordt aangegeven hoe de GPP s in het voorgaande jaar zijn nageleefd. Bij een dreigende overschrijding van GPP s moet Rijkswaterstaat er voor zorgen dat zich geen daadwerkelijke overschrijding zal gaan voordoen. Zo nodig moet Rijkswaterstaat alvast maatregelen gaan onderzoeken om dat te voorkomen. Het nalevingsverslag wordt door de Minister van infrastructuur en Milieu openbaar gemaakt en kan daarna via het Internet worden ingezien. Op deze wijze bieden de GPP s de omgeving bescherming tegen een ongecontroleerde toename van de geluidsbelasting. Tegelijkertijd bieden de GPP s de beheerder van de rijksweg een gewaarborgde (geluid)ruimte voor een verdere ontwikkeling van de mobiliteit. De verkeersintensiteit op de weg kan groeien zolang de GPP s maar niet worden overschreden. Naast deze stand still -doelstelling bevat de wet ook een programma om de hoogste geluidsbelastingen in de periode tot en met 2020 te verminderen: het meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG). In de wet is voorgeschreven dat uiterlijk eind 2020 voor saneringsobjecten een saneringsprogramma moet zijn opgesteld. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat (doelmatige) maatregelen kunnen worden getroffen, leidt een dergelijk programma tot verlaging van de GPP s. Via de verplichte naleving van die verlaagde GPP s wordt vervolgens gewaarborgd dat de verlaagde geluidsbelastingen niet opnieuw sluipenderwijs kunnen toenemen. Niet voor alle saneringsobjecten hoeft een saneringsprogramma te worden opgesteld. In bijlage 2 van het Besluit geluid milieubeheer is een lijst opgenomen van wegvakken waarbij is aangegeven of de saneringsplicht daar wel of niet geldt. Wanneer GPP s moeten worden gewijzigd voor een weg- of baanvak waarvoor de saneringsplicht geldt, en er is nog geen saneringsplan opgesteld, dan moet de sanering worden meegenomen. 1.2.3 Nalevingsmaatregelen Wanneer uit het jaarlijkse verslag blijkt dat GPP s in de nabije toekomst overschreden zullen worden als er niets wordt gedaan, moet de beheerder onderzoeken of de GPP s alsnog kunnen worden nageleefd door geluidbeperkende maatregelen op of aan de weg te treffen. Pagina 9 van 29

1.3 Begrippen Wanneer blijkt dat geluidbeperkende maatregelen om GPP-overschrijding te voorkomen niet mogelijk zijn, of niet doelmatig zijn omdat bijvoorbeeld te weinig woningen van de maatregel zouden profiteren, kunnen de GPP s worden gewijzigd. Hiervoor is altijd een openbare procedure nodig met de mogelijkheid van inspraak en beroep. 1.3.1 Geluidsbelasting (vanwege een weg) De term geluidsbelasting wordt in de wet gebruikt om de hoogte van het geluidsniveau bij een ontvanger aan te geven (bijvoorbeeld bij een woning). De geluidsbelasting is niet hetzelfde als wat op een zeker moment met een geluidsmeter kan worden gemeten. De geluidsbelasting is jaargemiddelde waarde van het geluidsniveau over het hele etmaal, waarbij de avondperiode en de nachtperiode bovendien extra zwaar meetellen. De geluidsbelasting kan daarom ook alleen door middel van een berekening worden bepaald. De normen in de wet sluiten aan bij de definitie van de geluidsbelasting. Alleen op de juiste manier berekende waarden van de geluidsbelasting kunnen daarom met die normen worden vergeleken. De dosismaat van de geluidsbelasting is de Lden, uitgedrukt in de eenheid decibel (db). De letter L staat hierin voor level (niveau). De afkorting den betekent day, evening, night (dag, avond, nacht). Hiermee wordt aangegeven dat een Lden waarde een (gewogen) gemiddelde is van de optredende geluidsniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode (resp. de perioden van 7 tot 19 uur, van 19 tot 23 uur, en van 23 tot 7 uur). De weging die in de berekening wordt toegepast bestaat uit twee onderdelen: er wordt rekening mee gehouden dat de drie beoordelingsperioden (dag-, avonden nachtperiode) niet even lang duren; voor de avond- en nachtperiode wordt een toeslag gehanteerd omdat geluid in de avond- en nachtperioden extra hinderlijk is; voor de avondperiode bedraagt deze toeslag 5dB, voor de nachtperiode 10dB. De geluidsbelasting in Lden is altijd een afgeronde waarde op een geheel getal. Er is dus sprake van een overschrijding van de norm voor de geluidsbelasting als de afgeronde geluidsbelasting 1dB of meer hoger is dan de norm. Als de onafgeronde geluidsbelasting precies op een halve db eindigt, wordt deze afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal, voorbeelden: 51,50dB wordt afgerond naar 52dB; 52,50dB wordt afgerond naar 52dB; 52,51dB wordt afgerond naar 53dB. Bij het bepalen van de geluidsbelasting van wegen die op de geluidplafondkaart staan moet altijd het geluid van al deze wegen samen worden genomen. Als een woning bijvoorbeeld in de omgeving van een knooppunt van rijkswegen ligt, wordt de geluidsbelasting niet per afzonderlijke rijksweg berekend (zoals in het verleden, toen de Wet geluidhinder nog gold voor het geluid van rijkswegen, wel het geval was), maar van alle rijkswegen samen. 1.3.2 Geluidproductie De geluidproductie zoals bedoeld in de Wet milieubeheer is de geluidwaarde in Lden op een referentiepunt. De geluidproductie is evenals de geluidsbelasting een jaargemiddelde waarde over het hele etmaal. Een verschil met de geluidsbelasting is dat de geluidproductie een afgeronde waarde op één cijfer achter de komma is. Voor de geluidproductie geldt geen bijzondere afrondingsregel. Pagina 10 van 29

1.3.3 Referentiepunt Referentiepunten zijn denkbeeldige punten en liggen op ca. 100m afstand van elkaar, en op ca. 50m afstand van de buitenste rijstrook van een rijksweg op de geluidplafondkaart. Aan beide zijden van de weg liggen referentiepunten. De hoogte bedraagt 4m boven lokaal maaiveld. Hun posities liggen vast in het geluidregister. In figuur 2 is de ligging van de referentiepunten langs een weg schematisch aangegeven. Figuur 1 Schematische weergave referentiepunten 1.3.4 Geluidregister Het geluidregister is een landelijke gegevensbank waarin de ligging van alle referentiepunten is opgenomen, alsmede de hoogte van het geldende geluidproductieplafond per referentiepunt. Het geluidregister bevat tevens aanvullende, zogenaamde brongegevens (zoals verkeersintensiteit, snelheid, afscherming, geluidseigenschappen weg) per referentiepunt. Op basis van deze gegevens kunnen bijvoorbeeld gemeenten geluidsberekeningen uitvoeren in het kader van bestemmingsplannen. Het geluidregister is openbaar en via het internet te raadplegen. Het geluidregister voor wegen wordt beheerd door Rijkswaterstaat en is te raadplegen op www.rws.nl/wegen/natuur_en_milieu/geluidregister. 1.3.5 Geluidproductieplafond Het geluidproductieplafond (GPP) is de toegestane geluidproductie op een referentiepunt. Deze geluidwaarde wordt in het geluidregister vastgelegd met één cijfer achter de komma. Er is dus sprake van een overschrijding van het GPP als de berekende geluidproductie 0.1 db of meer hoger is dan het geldende GPP. Het kan dan gaan om de daadwerkelijk gerealiseerde geluidproductie in een voorgaand jaar zoals bepaald in een nalevingsverslag. Maar het kan ook gaan om de verwachte geluidproductie in een toekomstig jaar wanneer wordt onderzocht op welke termijn een overschrijding van het GPP eventueel is te verwachten. Pagina 11 van 29

1.3.6 Geluidsgevoelige objecten De toetswaarden voor de geluidsbelasting op grond van de wet zijn slechts van toepassing voor zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit is de wettelijke aanduiding van de volgende objecten, genoemd in het Besluit geluid milieubeheer, waar mensen langdurig verblijven of waar zich kwetsbare groepen bevinden: woningen; onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; kinderdagverblijven; standplaatsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Huisvestingswet (woonwagenstandplaatsen), en ligplaatsen in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen. Geluidsgevoelige objecten die in een vastgesteld bestemmingsplan zijn geprojecteerd maar nog niet zijn gebouwd, moeten in een akoestisch onderzoek hetzelfde worden behandeld als bestaande geluidsgevoelige objecten. 1.3.7 Toetswaarde geluidsbelasting bij bestaand GPP LDEN,GPP Zolang het GPP langs een bestaande weg niet wordt overschreden, zal ook de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige objecten aan weerszijden van de weg niet te hoog worden (zie ook paragraaf 1.2). Wanneer wel overschrijding van het GPP dreigt kan het nodig zijn om een gedetailleerd geluidsonderzoek ( op woningniveau ) uit te voeren. Als toetswaarde voor de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige objecten geldt dan de geluidsbelasting die bij volledige benutting van het geldende geluidproductieplafond zou optreden ( stand still ), of de voorkeurswaarde als die hoger is. De geluidsbelasting die bij volledige benutting van het geldende geluidproductieplafond zou optreden noemen we de LDEN,GPP. Samengevat is de toetswaarde bij wijziging van een bestaande weg dus de hoogste waarde van: het LDEN,GPP, en de voorkeurswaarde. In het akoestisch onderzoek wordt de toetswaarde dus per geluidsgevoelig object afzonderlijk bepaald. Omdat de toetswaarde een geluidsbelasting is in de zin van de Wet milieubeheer, betreft het hier een op een geheel getal afgeronde waarde (zie paragraaf 1.3.1). Voor saneringsobjecten (zie paragraaf 1.3.8) geldt een aangepaste toetswaarde. 1.3.8 Saneringsobjecten Bij een voorgenomen wijziging van een GPP moet ook de z.g. sanering (zie paragraaf 1.2) worden afgehandeld als voor het desbetreffende deel van de weg nog geen saneringsplan is vastgesteld. In de wet zijn drie categorieën van objecten aangegeven die hieronder vallen: Categorie a Het betreft hier de geluidsgevoelige objecten die gemeenten vóór 2009 bij de toenmalige Minister van VROM hebben aangemeld, waarvoor in het verleden geen hogere waarde is vastgesteld op grond van de Interimwet stad-enmilieubenadering, en waarvan het LDEN,GPP hoger is dan 60dB voor wegen. Als toetswaarde geldt een waarde van 60dB voor wegen. Pagina 12 van 29

Categorie b Dit zijn woningen, standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen voor woonschepen waarvan het LDEN,GPP hoger is dan 65dB voor wegen en waarvoor in het verleden geen hogere waarde is vastgesteld op grond van de Interimwet staden-milieubenadering. Ook voor deze objecten geldt een toetswaarde van 60dB voor wegen. Categorie c Met categorie c worden woningen, standplaatsen van woonwagens en ligplaatsen van woonschepen aangeduid die langs wegen liggen welke zijn opgenomen in bijlage 4 van het Besluit geluid milieubeheer, waarvoor in het verleden geen hogere waarde is vastgesteld op grond van de Interimwet stad-en-milieubenadering, en waarvan het LDEN,GPP hoger is dan 55dB voor wegen. Bij het opstellen van Hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer is vastgesteld dat de geluidsbelasting langs deze weg sinds de inwerkingtreding van de Wet geluidhinder met meer dan 5dB is toegenomen. Deze worden daarom ook wel grote groeigevallen genoemd, en hiervoor geldt een aparte saneringsdoelstelling. Voor deze objecten geldt als toetswaarde de laagste waarde van de volgende twee: het LDEN,GPP minus 5dB; 60dB voor wegen. Slotopmerkingen saneringstoetswaarde Het is mogelijk dat een saneringsobject onder twee of zelfs alle drie categorieën valt, de strengste toetswaarde is dan van toepassing. Het is ook mogelijk dat voor een saneringsobject tevens geldt dat het LDEN,GPP wordt overschreden als gevolg van de wijziging van de weg. In dat geval geldt het minimum van het LDEN,GPP en de saneringstoetswaarde als overkoepelende toetswaarde voor het akoestisch onderzoek. In alle gevallen blijft gelden dat een geluidsbelasting tot en met de voorkeurswaarde altijd toelaatbaar blijft. 1.3.9 Maximale waarde Zowel voor de aanleg als voor de wijziging van een nieuwe weg die op de geluidplafondkaart wordt geplaatst gelden de volgende maximale waarden van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten: 65dB voor wegen. Als het een (wijziging van een) bestaande weg betreft zijn hierop twee uitzonderingen mogelijk: Als het LDEN,GPP al hoger is dan de maximale waarde, dan blijft een geluidsbelasting tot de hoogte van het LDEN,GPP toelaatbaar; Met een afzonderlijk overschrijdingsbesluit (zie paragraaf 1.3.13) kan toename van de geluidsbelasting tot boven de maximale waarde worden toegestaan. 1.3.10 Binnenwaarde Wanneer als gevolg van de vaststelling of wijziging van GPP s geluidsbelastingen op geluidsgevoelige objecten worden toegestaan die boven de toetswaarde liggen (of boven een waarde van 60dB voor wegen als het saneringsobjecten betreft), moet in de fase daarna worden onderzocht of de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimten niet te hoog wordt. Pagina 13 van 29

Wat geluidsgevoelige ruimten zijn is gedefinieerd in het Besluit geluid milieubeheer: een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2; een leslokaal, theorielokaal of theorievaklokaal van een onderwijsgebouw; een onderzoeks- en behandelingsruimte, een ruimte voor patiëntenhuisvesting, alsmede een recreatie- en conversatieruimte van een ziekenhuis of een verpleeghuis, en een onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, of conversatieruimte, alsmede woonen slaapruimte van een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting of een kinderdagverblijf. Voor deze geluidsgevoelige ruimten gelden onderstaande toetswaarden voor de maximale geluidsbelasting, deze worden binnenwaarden genoemd: 36dB als de weg op of na 1 januari 1982 in gebruik is genomen, of als de bouwvergunning voor het geluidsgevoelige object na 1 januari 1982 is afgegeven; 41dB als de weg voor genoemde datum in gebruik is genomen, en de bouwvergunning voor het geluidsgevoelige object voor 1 januari 1982 is afgegeven. Wanneer de binnenwaarde in de toekomstige situatie bij gesloten ramen overschreden dreigt te worden, treft de beheerder maatregelen om de geluidwering van het gebouw zodanig te verbeteren dat de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimte ten minste 3dB onder de binnenwaarde komt te liggen. Als uitgangspunt voor de geluidsbelasting vanwege de weg geldt hierbij de situatie met volledig benut (nieuw) GPP. 1.3.11 Geluidbeperkende maatregelen Bij dreigende overschrijding van GPP s moet in een akoestisch onderzoek worden nagegaan of dat kan worden voorkomen door geluidbeperkende maatregelen te treffen. In de Regeling geluid milieubeheer is aangegeven om wat voor maatregelen dat gaat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bronmaatregelen (stil wegdek) en overdrachtsmaatregelen (schermen, wallen). Bronmaatregelen hebben de volgende voordelen ze veroorzaken geen visuele hinder; ze werken naar beide zijden van de weg; ze hebben evenveel effect op de referentiepunten waarop de GPP s gelden als op de geluidsgevoelige objecten die in de omgeving van een dergelijk punt liggen, ongeacht de afstand van deze objecten tot de bron of hun hoogteligging. Afscherming heeft als voordeel boven een bronmaatregel dat grotere geluidbeperkende effecten mogelijk zijn (meer dan 10dB geluidreductie is haalbaar), maar heeft de volgende nadelen: het kan visuele hinder veroorzaken; het werkt maar naar één kant van de weg (met uitzondering van zogenaamde middenbermschermen ); de afname van de geluidsbelasting is kleiner naarmate de afstand van de ontvanger tot de weg groter is, en/of de hoogteligging van de ontvanger groter is. Pagina 14 van 29

Niet alle geluidbeperkende maatregelen zijn in alle omstandigheden ook in de praktijk toepasbaar. Daarom bevat de regeling ook voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om een bepaalde maatregel te kunnen afwegen. In onderstaande tabel zijn die voorwaarden per af te wegen maatregelsoort samengevat. Tabel 1 Randvoorwaarden die aan maatregelen gesteld worden om te kunnen worden meegenomen in de doelmatigheidsafweging Maatregel Randvoorwaarde BRONMAATREGELEN ZOAB of tweelaags ZOAB voldoende verkeersaanbod geen wringend verkeer snelheid hoger dan 70 km/uur Dunne deklaag niet op kruisingen of rotondes snelheid niet hoger dan 100 km/uur AFSCHERMENDE MAATREGELEN Alle soorten afschermende maatregelen Geluidswal T-top minimale geluidsreductie 5dB op ten minste één geluidsgevoelig object (evt. in combinatie met een bronmaatregel) voldoende ruimte in het dwarsprofiel geschikte grondgesteldheid passend op bestaand scherm passend in dwarsprofiel (veiligheid) Het is mogelijk dat ook met andere maatregelen de dreigende overschrijding zou kunnen worden voorkomen. Deze beperken dan natuurlijk ook het geluid. Ze hoeven alleen niet verplicht te worden afgewogen. Dat hoeven alleen de maatregelen die zijn aangewezen in de genoemde regeling. 1.3.12 Doelmatige maatregelen Als een geluidbeperkende maatregel die nodig is om overschrijding van het GPP te voorkomen niet doelmatig is, hoeft deze niet te worden getroffen, en kan het GPP verhoogd worden. In het Besluit geluid milieubeheer en in de Regeling geluid milieubeheer zijn regels gegeven waaraan de beoordeling of een maatregel doelmatig is moet voldoen. In paragraaf 1.5 wordt hier nader op in gegaan. 1.3.13 Overschrijdingsbesluit Apart besluit waarin voor specifieke geluidsgevoelige objecten een overschrijding van de maximale waarde van de geluidsbelasting wordt toegestaan. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen na een extra zware afweging van alle belangen. Een overschrijdingsbesluit is alleen mogelijk bij wijziging van een bestaande weg, in geval van aanleg van een nieuwe weg mag de maximale waarde onder geen enkele voorwaarde worden overschreden. 1.3.14 Akoestische kwaliteit/akoestische standaardsituatie De akoestische kwaliteit is de minimale akoestische kwaliteit waaraan een weg die op de geluidplafondkaart staat moet voldoen als deze wordt aangelegd of groot onderhoud ondergaat. Voor een rijksweg is deze gedefinieerd als een wegdek dat geen grotere geluidproductie veroorzaakt dan een wegdek van zeer open asfaltbeton (ZOAB). Pagina 15 van 29

1.4 Voorwaarde voor vaststellen/wijzigen GPP s waardoor geluidsbelasting toeneemt boven toetswaarde Bij de vaststelling of wijziging van GPP s mogen de toetswaarde(n) die gelden voor een of meer geluidsgevoelige objecten slechts worden overschreden indien geluidbeperkende maatregelen om die overschrijding te voorkomen niet in aanmerking komen of wanneer het uit een oogpunt van cumulatie gunstiger is om in plaats van een maatregel aan de rijksweg een maatregel aan een andere bron te treffen. Onder geluidbeperkende maatregelen die niet in aanmerking komen worden geluidbeperkende maatregelen verstaan die: financieel niet doelmatig zijn en/of overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard. Voor het beantwoorden van de vraag of maatregelen financieel niet doelmatig zijn geldt het (wettelijke) doelmatigheidscriterium. De werking van de (financiële) doelmatigheidstoets in deze regeling is in paragraaf 1.5 beschreven. Of maatregelen op overwegende bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige landschappelijke of technische aard moet worden vastgesteld in overleg met de beheerder en/of de gemeente(n) waarbinnen de maatregel getroffen zou moeten worden. 1.5 Financiële doelmatigheidsafweging geluidmaatregelen In artikel 11.29 van de Wet milieubeheer is aangegeven dat maatregelen om de geluidsbelasting terug te brengen niet getroffen hoeven te worden wanneer (vrij vertaald) de kosten voor die maatregelen niet in redelijke verhouding staan tot de verbetering van de geluidssituatie. In het Besluit geluid milieubeheer is nader uitgewerkt hoe deze kosten-batenanalyse moet worden gemaakt. In deze paragraaf wordt beschreven hoe deze analyse plaatsvindt. Als maatregelen om de toekomstige geluidsbelasting terug te brengen tot de toetswaarde niet doelmatig zijn, betekent dat overigens niet automatisch dat dan helemaal geen maatregelen getroffen hoeven te worden. In dat geval zal verder gekeken moeten worden of minder ingrijpende maatregelen die de geluidsbelasting wel beperken, alleen niet helemaal tot de toetswaarde, wel doelmatig zijn. Uiteindelijk wordt een doelmatige maatregel(combinatie) geadviseerd die de hoogste geluidsreductie (zie paragraaf 1.5.5) bewerkstelligt. 1.5.1 Volgorde van afwegen van maatregelen Het doelmatigheidscriterium sluit aan bij het algemene principe van het milieubeleid dat het treffen van maatregelen aan de bron (zoals een stiller wegdek) de voorkeur verdient boven het treffen van maatregelen die de overdracht van het geluid beperken (zoals geluidsschermen). Bij het afwegen van maatregelen wordt daarom altijd eerst beoordeeld of een bronmaatregel doelmatig is, en pas daarna of (aanvullende) geluidsschermen doelmatig zijn. Het doelmatigheidscriterium biedt echter ook de mogelijkheid om toch voor een geluidsscherm (of wal) te kiezen wanneer daarmee een beter rendement c.q. een hogere geluidreductie (zie paragraaf 1.5.5) te behalen is dan met een bronmaatregel. Pagina 16 van 29

1.5.2 Clustering Maatregelen worden afgewogen om overschrijdingen van de toetswaarde(n) van de geluidsbelasting ongedaan te maken of zoveel mogelijk te beperken. Dat betekent dat in het akoestisch onderzoek eerst moet worden bepaald waar geluidsgevoelige objecten liggen waarop in de toekomstige situatie sprake zou zijn van zulke overschrijdingen als er geen (nieuwe) maatregelen zouden worden getroffen. Dit wordt de knelpuntanalyse van het akoestisch onderzoek genoemd. Vervolgens moet worden bepaald welke van deze geluidsgevoelige objecten, of knelpunten, zodanig in elkaars nabijheid liggen dat ze van één aaneengesloten maatregel of maatregelcombinatie (bijvoorbeeld een stiller wegdek plus een geluidscherm) zouden kunnen profiteren. Zo n verzameling van knelpunten wordt een cluster genoemd, en maatregelen worden dus afgewogen per cluster. Dezelfde knelpuntwoning kan gedurende het akoestisch onderzoek overigens deel uitmaken van meer dan één cluster. Een stiller wegdek heeft bijvoorbeeld een geluidbeperkend effect aan beide zijden van een weg. Als ook aan beide zijden van de weg knelpunten aanwezig zijn, zal één cluster voor de afweging van een stiller wegdek zich dus ook aan twee zijden van die weg uitstrekken. Als het effect van een stiller wegdek in zo n situatie onvoldoende is om op alle oorspronkelijke knelpunten de overschrijding van de toetswaarde geheel weg te nemen, moet voor de resterende knelpunten een aanvullend geluidscherm worden afgewogen. Een geluidscherm heeft echter alleen een geluidbeperkend effect op de geluidsgevoelige objecten aan de zijde van de weg waar het scherm wordt geplaatst. Er zullen dan dus één of meer nieuwe clusters worden gevormd voor de afweging van aanvullende schermmaatregelen, die zich maar aan één zijde van de weg bevinden. 1.5.3 Reductiepunten en Maatregelpunten Om een uniforme kosten-batenafweging van maatregelen mogelijk te maken, werkt het doelmatigheidscriterium niet met werkelijke kosten van maatregelen, maar met genormeerde eenheidskosten in de vorm van maatregelpunten. Het budget voor een bepaalde locatie met geluidsgevoelige objecten wordt vervolgens uitgedrukt in reductiepunten. Reductiepunten worden per woning toegekend, en vervolgens tot een beschikbaar budget voor een bepaalde locatie opgeteld voor alle woningen die op die locatie zodanig in elkaars nabijheid liggen dat ze van één aaneengesloten maatregel(combinatie) kunnen profiteren. Zo n locatie wordt een cluster genoemd. Bij andere geluidsgevoelige objecten dan woningen (bijvoorbeeld schoolgebouwen of ziekenhuizen) vindt daarvoor een omrekening plaats naar een overeenkomstig aantal woningen. Per 15 strekkende meter en per bouwlaag telt een ander geluidsgevoelig object als één woning. Een woonwagenstandplaats en een woonschipligplaats tellen altijd als één woning. Het aantal beschikbare reductiepunten per woning is afhankelijk van de toekomstige geluidsbelasting (met project) waarbij de weg in de akoestische standaardsituatie verkeert, voor een rijksweg is dat dus een situatie met een wegdek van ZOAB en geen afschermende maatregelen. Hoe hoger de geluidsbelasting in deze situatie boven de voorkeurswaarde (50dB voor wegen) ligt, hoe meer reductiepunten beschikbaar zijn. Tot en met de voorkeurswaarde is het aantal reductiepunten nul. In bijlage 1 van het Besluit geluid milieubeheer is het verband tussen het aantal reductiepunten en de toekomstige geluidsbelasting in de akoestische standaardsituatie aangegeven. In Figuur 2 is dit grafisch weergegeven voor wegen. Pagina 17 van 29

Bepaling reductiepunten 12000 10000 Reductiepunten per woning 8000 6000 4000 2000 0 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 LD EN (toekomstige situatie project, akoestische standaardsituatie weg) Figuur 2 Bepaling aantal reductiepunten per woning voor wegen Het aantal maatregelpunten voor een cluster wordt berekend door de afmetingen van zowel de bestaande maatregelen (die in de toekomstige situatie met project kunnen blijven staan) als de nieuwe maatregel(en) (die voor het tegengaan van de overschrijding van de toetswaarden worden afgewogen) te vermenigvuldigen met de kentallen in bijlage 3 van de Regeling geluid milieubeheer en vervolgens bij elkaar op te tellen. Aandachtspunt hierbij is dat de kentallen voor een stiller wegdek per 10 vierkante meter gelden. Door het aantal reductiepunten te bepalen aan de hand van de akoestische standaardsituatie en het aantal maatregelpunten te bepalen voor het totaal van (eventuele) bestaande maatregelen plus de nieuw af te wegen maatregelen, is verzekerd dat de kosten-batenafweging op een bepaalde locatie altijd dezelfde uitkomst heeft, ongeacht de voorgeschiedenis van de eventueel al getroffen geluidmaatregelen. Dat draagt bij aan de uniforme beoordeling van de doelmatigheid van (nieuwe) geluidmaatregelen en tevens aan de eenvoud daarvan. 1.5.4 Regels en randvoorwaarden Het doelmatigheidscriterium kent twee hoofdregels en twee aanvullende regels voor de doelmatigheidsbeoordeling van maatregelen. De twee hoofdregels zijn: De maatregelen moeten voldoende zijn om de toekomstige geluidsbelastingen met het project tot de toetswaarde(n) te beperken. Verder gaande maatregelenzijn niet nodig. Het aantal maatregelpunten voor een aaneengesloten maatregel of combinatie van maatregelen mag niet hoger zijn dan het totaal aan reductiepunten voor het cluster dat van die maatregel(en) profiteert. Pagina 18 van 29

De twee aanvullende regels zijn: Het doelmatigheidscriterium houdt er rekening mee dat grote investeringen voor het terugdringen van de laatste paar db s niet altijd rendabel zijn. Hiervoor wordt beoordeeld of een maatregel die verhoudingsgewijs veel minder maatregelpunten kost nagenoeg dezelfde geluidreductie (zie paragraaf 1.5.5) oplevert als de maatregel de maximale geluidreductie bewerkstelligt. Als dit het geval is, kan met die goedkopere maatregel worden volstaan. Als referentie voor deze toets gelden dus het aantal maatregelpunten en de bijbehorende geluidreductie van de maatregel die de maximale geluidreductie bewerkstelligt. Hiervoor bestaan, afhankelijk van de beschikbare reductiepunten, twee mogelijkheden: - dat is de maatregel(combinatie) die alle overschrijdingen van de toetswaarde ongedaan maakt (als er voldoende reductiepunten beschikbaar zijn voor zo n maatregel); - dat is de maatregel(combinatie) die met inzet van alle beschikbare reductiepunten de hoogste geluidreductie bewerkstelligt (als er onvoldoende reductiepunten beschikbaar zijn voor een maatregel die alle overschrijdingen van de toetswaarde ongedaan kan maken). Ook grote investeringen voor een beperkte verhoging van een nog maar kortgeleden gebouwd geluidscherm worden als niet doelmatig gekwalificeerd. Hierbij gelden als voorwaarden dat het bestaande scherm niet ouder is dan 10 jaar op het moment dat de uitvoering van het project van start gaat, niet is op te hogen, en dat met het bestaande scherm ten minste 90% van de geluidsreductie wordt behaald die met het doelmatige hogere scherm mogelijk is. Ten slotte geldt specifiek voor een maatregel(combinatie) waar een (nieuw) geluidscherm deel van uitmaakt, dat deze maatregel(combinatie) op ten minste één geluidsgevoelig object binnen het cluster een afname van de geluidsbelasting moet veroorzaken van ten minste 5dB. 1.5.5 Geluidreductie De geluidreductie van een maatregel(combinatie) is in het Besluit geluid milieubeheer gedefinieerd als het verschil tussen: de toekomstige geluidsbelasting met het project in de akoestische standaardkwaliteit, en de hoogste waarde van: - de toekomstige geluidsbelasting met het project en de maatregel(combinatie) waarvoor de doelmatigheidsbeoordeling wordt uitgevoerd, en - de toetswaarde van de geluidsbelasting voor het betreffende geluidsgevoelige object. Wanneer een onderzochte maatregel(combinatie) de geluidsbelasting dus terugbrengt tot een lagere waarde dan de toetswaarde, telt de afname van de geluidsbelasting beneden de toetswaarde niet mee voor het bepalen van de wettelijke geluidreductie (wel voor de 5 db-eis uit paragraaf 1.5.4). Daardoor kost zo n maatregel wel meer maatregelpunten maar levert deze wettelijk gezien niet meer geluidsreductie op dan een goedkopere maatregel die de geluidsbelasting minder ver terugbrengt, maar nog wel ook tot aan de toetswaarde. De goedkopere maatregel brengt de geluidsbelasting dan weliswaar minder ver terug, maar bereikt wel dezelfde wettelijke geluidreductie, en is dus kosteneffectiever dan de duurdere maatregel. De duurdere maatregel is dan niet doelmatig. Pagina 19 van 29

1.6 Beoordeling samenloop van geluidsbelastingen (cumulatie) Als een geluidsgevoelig object ook vanwege een andere geluidsbron een hogere geluidsbelasting ondervindt dan de voorkeurswaarde kan bij het vaststellen of wijzigen van GPP s worden afgeweken van de algemene voorwaarde dat de toetswaarde niet mag worden overschreden. Het doel hiervan is om in gevallen waarin sprake is van samenloop van geluidsbelastingen van meerdere bronnen ( cumulatie genoemd) tot een maatregelkeuze te komen die de totale akoestische situatie van het betrokken geluidsgevoelig object optimaal verbetert. In de Regeling geluid milieubeheer is aangegeven in welke gevallen met cumulatie rekening gehouden moet worden. Dat is het geval als: met de gewone doelmatige maatregel(combinatie) de toetswaarde toch nog overschreden zou worden, en het betreffende geluidsgevoelige object ook een geluidsbelasting boven de voorkeurswaarde ondervindt van een andere weg (die niet op de geluidplafondkaart staat), een spoorweg, een gezoneerd industrieterrein of (het vliegverkeer van en naar) een luchthaven. Als cumulatie onderzocht moet worden, zijn er twee mogelijkheden om eventueel tot een andere maatregelkeuze te komen dan de doelmatige maatregel aan de eigen bron: een maatregel aan de eigen bron die (financieel) niet doelmatig toch betrekken bij het vaststellen of wijzigen van het GPP. Hierdoor kan het GPP lager worden vastgesteld dan met alleen de doelmatige maatregel mogelijk is; een (aanvullende) maatregel aan de andere bron treffen in plaats van (een deel van) de doelmatige maatregel aan de eigen bron. In dat geval kan het GPP dus hoger vastgesteld worden dan met de doelmatige maatregel aan de eigen bron het geval zou zijn geweest. Door de maatregel aan de andere bron neemt de cumulatieve geluidsbelasting dan echter af. Als wordt overwogen om een maatregel aan een andere bron te treffen, kan dat alleen gebeuren met instemming van de beheerder van die andere bron. Daarover moet dan dus met die beheerder worden overlegd, en een verslag van het overleg moet in het rapport van het akoestisch onderzoek worden opgenomen. Omdat de hinderlijkheid van andere geluidsbronnen dan wegverkeer bij hetzelfde niveau in db anders wordt ervaren, kunnen de getalsmatige waarden van de geluidsbelastingen van verschillende bronnen niet zonder meer bij elkaar worden opgeteld. Daarom zijn hiervoor regels gegeven in hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Kort gezegd schrijven deze regels voor dat de bijdragen van alle bronnen eerst moeten worden omgerekend naar een wegverkeersgeluidsniveau dat even hinderlijk is. Vervolgens kunnen deze waarden tot één totaalniveau worden opgeteld, en worden omgerekend naar een cumulatief geluidsniveau in de dosismaat van de eigen bron (de laatste stap kan uiteraard achterwege blijven als het een onderzoek naar wegverkeersgeluid betreft). het zo bepaalde cumulatieve geluidsniveau kan vervolgens vergeleken worden met de geluidsbelasting die zou heersen als alleen de eigen bron in beschouwing wordt genomen. Aan de hand hiervan kan worden beoordeeld of de cumulatieve geluidsbelasting tot een verslechterde geluidsituatie zou leiden, en of het nodig is om hiervoor een maatregel af te wegen die afwijkt van de doelmatige maatregel aan de eigen bron. Het gecumuleerde geluidsniveau is een theoretisch geluidsniveau waarin de bijdragen van alle bronnen zijn omgerekend naar de hinderlijkheid van de eigen bron. Het is dus geen niveau dat daadwerkelijk gemeten kan worden, maar een gestandaardiseerde beoordelingsgrootheid. Het is bij de beoordeling van het Pagina 20 van 29

cumulatieve geluidsniveau daarom van belang om te beseffen dat de getalswaarden van afzonderlijke geluidsbelastingen (of de normen daarvoor) en die van het cumulatieve geluidsniveau niet zonder meer met elkaar vergeleken kunnen worden. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de cumulatie van geluidsbelastingen gelden geen wettelijke normen. Omdat iedere situatie kan verschillen is een maatwerkaanpak nodig. Hierin kunnen onder meer de volgende aspecten van belang zijn: wat is de waarde van het gecumuleerde niveau? in welke mate neemt het gecumuleerde niveau in de toekomst toe ten opzichte van de situatie zonder project? in welke mate kan het gecumuleerde geluidsniveau verminderen wanneer voor de eigen bron alsnog zou worden voldaan aan de toetswaarde (met een bovendoelmatige maatregel)? is maar op één gevel sprake van een hoog (gecumuleerd) geluidsniveau, of worden andere gevels ook hoog belast (door andere bronnen)? betreft het een (toename van het) gecumuleerd geluidsniveau op een groot aantal of slechts op enkele woningen? welke mogelijkheden zijn er om maatregelen te combineren? Als voorbeeld kan een situatie gelden waarin een spoorweg naast de hoofdweg ligt. Afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden kan dan mogelijk met één afschermende voorziening het geluidsniveau vanwege beide bronnen worden verminderd. Kan met een qua kosten en/of omvang vergelijkbare maatregel op of langs een andere geluidbron een beter cumulatief resultaat worden bereikt? 1.7 Wetgeving en beleid voor natuur- en stiltegebieden Natuurgebieden die onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) vallen worden in het vervolg van dit rapport Natura2000-gebieden genoemd, naar de benaming voor de Europese Ecologische Hoofdstructuur: Natura 2000. Deze gebieden vallen onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet 1998. Voor deze gebieden geldt dat het project in beginsel geen nadelig effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor die gebieden mag hebben, ook voor wat betreft de nadelige effecten van geluid. Of dat het geval is wordt in het natuuronderzoek voor het tracébesluit beoordeeld. Als dit het geval is of kan zijn, wordt in het natuuronderzoek ook bepaald welke maatregelen moeten worden getroffen om die effecten op te heffen, te verminderen en/of te compenseren. Dit wordt een passende beoordeling genoemd. De Natura2000-gebieden maken vrijwel volledig deel uit van de Nederlandse Ecologische HoofdStructuur (EHS). Tot de EHS behoren echter ook gebieden die geen Natura2000-gebied zijn. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is aangegeven dat de beschermingvan de EHS een nationaal ruimtelijk belang is. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd dat provincies in hun provinciale (ruimtelijke) verordening moeten aanwijzen welke gebieden tot de EHS behoren, alsmede het beschermingsregime daarvoor. Ook voor deze EHSgebieden geldt dat de toetsing aan het beleid in het natuuronderzoek plaatsvindt. Als derde categorie natuurgebieden zijn er de stiltegebieden, officieel milieubeschermingsgebieden met bijzondere aandacht voor het aspect stilte genoemd. Deze worden door de provincies aangewezen in de provinciale milieuverordening. Ook het beschermingsbeleid ten aanzien van de stilte in deze gebieden wordt door de provincies vastgesteld. Voor stiltegebieden kunnen daarom geluidsdoelstellingen zijn geformuleerd in het provinciaal beleid die per gebied verschillend kunnen zijn. De beoordeling van de invloed van het geluid op eventueel Pagina 21 van 29

aanwezige stiltegebieden binnen het invloedsgebied van de rijksweg vindt plaats in dit geluidsonderzoek. In dit geluidsonderzoek worden de gegevens geïnventariseerd die nodig zijn om te kunnen beoordelen of er door het geluid van de hoofdweg een nadelig effect kan optreden op Natura2000- of (andere) EHS-gebieden (in het natuuronderzoek) en stiltegebieden (in het akoestisch onderzoek). Die gegevens betreffen het oppervlak geluidsbelast gebied en de ligging van de relevante geluidscontouren in de volgende situaties: (alleen als het een wijziging van een bestaande weg betreft) voor natuur- en EHS-gebieden: de situatie in het referentiejaar voor stiltegebieden: de situatie met volledig benut, geldend GPP vóór de wijziging van de weg; de toekomstige situatie inclusief project en bijbehorende (doelmatige) maatregelen voor geluidsgevoelige en relevante niet-geluidsgevoelige objecten. 1.8 Jurisprudentie Op grond van verschillende gerechtelijke uitspraken moet in het tracébesluit ook rekening worden gehouden met niet geluidsgevoelige objecten waar mensen langdurig verblijven of waar zich kwetsbare groepen bevinden, en met de cumulatieve bijdrage van andere geluidsbronnen dan die welke in de Regeling geluid milieubeheer zijn aangewezen als mogelijke bron van cumulatie van geluid. 1.8.1 Geluidsbelastingen op niet geluidsgevoelige bestemmingen Voor objecten die niet in het Besluit geluid milieubeheer zijn aangewezen als geluidsgevoelig object geldt geen wettelijke normering voor de toegestane geluidsbelasting. Afhankelijk van de aard van het object (bijvoorbeeld een hotel of een begraafplaats) kunnen mensen daar hinder ervaren van het verkeersgeluid. In het kader van het tracébesluit moet daarover een uitspraak worden gedaan. In het akoestisch onderzoek wordt daarom nagegaan of zich dergelijke objecten binnen het onderzoeksgebied bevinden en in hoeverre de geluidssituatie bij die objecten door de vaststelling of wijziging van het GPP verslechtert. Afhankelijk van de uitkomsten van dat onderzoek kan het nodig zijn om ook voor deze objecten geluidmaatregelen af te wegen. 1.8.2 Rekening houden met overige bronnen van cumulatie Om bij het tracébesluit een goede ruimtelijke afweging van alle belangen te kunnen maken kan het nodig zijn om bij de beoordeling van de samenloop (cumulatie) van geluidsbelastingen (zie paragraaf 1.6) ook rekening te houden met de bijdragen van andere bronnen dan genoemd in de Regeling geluid milieubeheer, zoals scheepvaartlawaai. In het akoestisch onderzoek wordt daarom ook nagegaan of zich zulke bronnen in de omgeving van het project bevinden, en of deze een relevante bijdrage aan het gecumuleerde geluidsniveau kunnen leveren. Als dat het geval is, wordt bij de berekening van de samenloop van geluidsbelastingen ook rekening gehouden met deze overige bron(nen). Pagina 22 van 29

2 Rekenmodel en rekenmethoden 2.1 Inleiding Als een toets aan bestaande GPP s aan de orde is, of als vast te stellen of gewijzigde GPP s moeten worden berekend gebeurt dat voor een rijksweg door Rijkswaterstaat, op basis van Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, Bijlage V. Hiervan wordt verslag gedaan in het Deelrapport Akoestisch onderzoek op referentiepunten. In dit hoofdstuk wordt het onderzoek behandeld dat wordt uitgevoerd voor het bepalen van de geluidsbelastingen op geluidsgevoelige objecten op basis van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, Bijlage III. Alleen het onderzoek voor de aanleg of wijziging van een (rijks)weg wordt behandeld. 2.2 Berekenen van geluidsbelastingen Alle geluidsbelastingen en geluidsniveaus in dit akoestisch onderzoek zijn bepaald door middel van berekeningen met behulp van een rekenmodel. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van een software pakket dat voldoet aan de regels van Standaard-rekenmethode 2 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, Bijlage III. In de Handleiding Akoestisch Onderzoek Wegverkeer van Rijkswaterstaat zijn aanvullende richtlijnen gegeven voor de juiste toepassing van dit wettelijke voorschrift. In dit hoofdstuk is op hoofdlijnen aangegeven waarmee rekening wordt gehouden bij de bouw van het rekenmodel. 2.3 Te onderzoeken situaties Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een overschrijding van de toetswaarde worden de volgende geluidsbelastingen berekend: voor het bepalen van de toename van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten: het LDEN,GPP (de geluidsbelasting bij geheel benut, geldend GPP vóór de wijziging van de weg) op deze objecten; voor alle beoordelingen: de geluidsbelastingen op geluidsgevoelige objecten in het maatgevende toekomstige jaar; de geluidsbelasting in het maatgevende toekomstige jaar in de akoestisch standaardsituatie (een wegdek van zeer open asfaltbeton 1 en geen geluidsschermen of wallen langs de weg). Deze waarden van de geluidsbelasting zijn maatgevend voor het aantal reductiepunten dat beschikbaar is om geluidbeperkende maatregelen af te wegen. 2.4 Afbakening onderzoeksgebied Er kan een verschil zijn tussen het onderzoeksgebied dat moet worden meegenomen voor de toetsing van de toekomstige geluidsbelastingen op geluidsgevoelige objecten aan de toetswaarde, en de clusters waarbinnen de geluidsbelasting moet worden berekend voor de doelmatigheidsbeoordeling van maatregelen. 1 Voor niet snelwegen mag hiervoor ook het wegdek dunne geluidsreducerende deklaag type A (DGD-A) gebruikt worden. Pagina 23 van 29