1 Voorwoord: 1.1 Erven van Utrecht



Vergelijkbare documenten
Stichting Landschapsbeheer Gelderland

Aanleiding / Problematiek / Doel

LOG. g e b i e d s v i s i e. gemeenten Montferland & Oude IJsselstreek. projectnummer oktober 2010 SAB Arnhem

Erfadvies Middendijk 85, Nijbroek Gemeente Voorst

ROOD VOOR ROOD GROENRIJK / LANDSCHAPSPLAN EN INRICHTINGSVOORSTEL

Erftransformatie Munnikhofsestraat 9 Gendt Gemeente Lingewaard. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2010

Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 1. Kies de positie. Kies de positie. Luttenberg. Kies de positie. Kies de positie. Broekland. Mariënheem.

Behoud van de schoonheid van de Oude Rijnzone tussen Woerden en Bodegraven MAAK UW ERF GOED

Erfadvies Hogeveldseweg Echteld Gemeente Neder-Betuwe. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2016

Erfadvies Het Witte Veen 14 Klarenbeek Gemeente Apeldoorn. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Definitief 2012

Verkavelingsschets Lage Randweg 34, Uden

LANDSCHAPSPLAN KLEIWEG 27A, BAAMBRUGGE 8 januari 2016

Erftransformaties Gemeente Nunspeet. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Augustus 2011

11 Buitengebied. 11a Essen/kampen/maten en flierenlandschap 11b Ontginningenlandschap 11c Veenontginningslandschap

Erfadvies Zuiderzeestraatweg Doornspijk Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2013

Erftransformatie Kleine Woldweg ongenummerd nabij 32, Oosterwolde Gemeente Oldebroek

Naam : Van Werven Holding B.V. t.a.v. : Dhr. T. van der Giessen Straat : Verlengde Looweg 7 Postcode : 8096 RR Plaats : Oldebroek - 1 -

Inpassingsplan Zelhemseweg 37, Hummelo. Opdrachtgevers: De heer A.G. Weijers en Mevrouw M.F. Weijers-Robben Zelhemseweg DP Hummelo

Stuurgroep Kromme Rijnlandschap

Homoetsestraat Landschapsplan

Middeldijk 86 Barendrecht

Bijlage 1: Handreiking erfinrichting

Erf beplantingsplan Bruggertweg 1a Beltrum

Bijlage 1 Erf advies en inrichtingsplan

Beplantingsproject Loil in het Groen

LEZEN. Terpentijd

1505 OMN, 7 december

Erftransformatie Vinkwijkseweg 23, Zeddam Gemeente Montferland. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2012

Kamerstructuren. Lanen en houtwallen kunnen op de voormalige heidegronden zorgen voor een robuust landschap met kamers.

Advies landschappelijke inpassing bloemenkwekerij aan de Veldhuizenweg te Hoogersmilde

Landschapselementen; hoe zien ze eruit? 2017

Voorbeelduitwerking landschappelijke inrichting cluster 1: woningen Deurningsestraat

Index Natuurbeheer Landschapselementen

Gebied 2 Komgronden. het gebied is roodgekleurd op de kaart. Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 2 Komgronden 61

Erftransformatie Ottenweg 45 Oldebroek Gemeente Oldebroek. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2011

Beplantingsplan/inrichtingsplan in het kader van Landschappelijke inpassing Klaverdijk 5 opdrachtgever: De heer J. Roes

Landschappelijke inpassing Dijkwoning Kerkstraat Pannerden Gemeente Rijnwaarden. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Concept 2012

Erven in Hof van Twente Aandacht voor streekeigen kenmerken

LANDSCHAPSPLAN WINKELDIJK 5, ABCOUDE 8 januari 2016

Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 289 Oldebroek Gemeente Oldebroek. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2014

Beeldenboek. Landschappen & Erven. Cuijk en omgeving

INRICHTINGSPLAN VOSSEBOERWEG 12

Erfinrichtingsplan Oostermeenweg 4 Lievelde

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

T o e l i c h t i n g A r e n a d e b a t v i s i e l a n d e l i j k g e b i e d I J s s e l s t e i n 1 8 f e b r u a r i

Beeldkwaliteitsplan De Scholt II

ERFBEPLANTING SLAGENLANDSCHAP Sandersstraat 5

bestaande 0,80m zomerhuis 1,80m moeraseik verlichting rijbaan van gebakken klinkers, roodbruin, keiformaat in keperverband en elleboogverband

Landschappelijke Inpassing Hooglandse Tiendweg 1A te Kedichem

Beeldenboek. landschap & erven. Ermelo & Putten

Beeldkwaliteitplan Hondenbergseweg, Wapenveld. Rapportnummer 1522

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Meerboomweg 2 Maurik

Erfadvies Krommedijk 2-4 Klarenbeek Gemeente Apeldoorn. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2013

Een mooier buitengebied maken we samen!

Erftransformatie Jonas 19, Wenum Wiesel Gemeente Apeldoorn. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011

Transformatie Oude Harderwijkerweg 9 Doornspijk Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2012

L a n d s c h a p s p l a n. Uilenburgsestraat 12 Heteren H. Crum Jens ONTWERPERS

Landschappelijke inpassing Waterweg 12

Het rivierklei-landschap

I n r i c h t i n g s p l a n E l s t. Locatie Hollanderbroeksestraat 45 Buitengebied Elst 14 juli 2015

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst

Landschappelijke inpassing ten behoeve van aanvraag functieverandering Ringweg RX Beltrum

Erftransformatie Aaltenseweg 92a, 92b, 92c & Bargerdijk ongenummerd, Dinxperlo Gemeente Aalten

""S Y"\ ^1 f. Mts. Hagedoorn- Loohuis. Achterpoolsweg Geesteren (Tubbergen)

Inrichtingsplan Landschapsbeheer Gelderland

Bijlage 1 Kenmerken 11 Landschapseenheden en Kernen

wonen aan de WONEN IN SYLVA S BOS definitief inrichtingsplan april 2019 Buro Lubbers in opdracht van Dutch Housing Company

Inrichtingsplan. uitbreiding De Champignonspecialist. Uilecotenweg Ammerzoden. Gemeente Maasdriel. In opdracht van de heer B.

REALISEREN VAN RECREATIEAPPARTEMENTEN

Erfinrichtingsplan. Plashinne PLASDIJK 12 MARKELO (Hof van Twente) November Plasdijk TD Markelo

AI13057 LANDSCHAPPELIJKE INPASSING AAN DE TIENELSWEG 31 TE ZUIDLAREN

Samen houden we het landschap in de gemeente Dalfsen mooi!

Stedenbouw en landschap

Landschapsontwikkelingsplan Zwolle-Zwartewaterland-Kampen. Wat is het en waarvoor is het bedoeld?

BEELDKWALITEITSPLAN BUITENGEBIED UITGEEST, GEDEELTELIJKE HERZIENING PERCEEL BUSCH EN DAM 8. Aanvrager: De heer R.P.M. van den Berg.

Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011

Erfadvies De Hel 4g te Randwijk Gemeente Overbetuwe. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2014

Stuurgroep Kromme Rijnlandschap

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Inrichtingsplan Krachtighuizerweg te Putten

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen

BIJLAGE 1. Landschappelijke eenheden

PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Provinciale structuur: (Agrarische) erven. Westdijk,Beemster.

Rapport Beplantingsplan uitbreiding bedrijf Jansen s Overseas te Noordwijkerhout

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan zeven kavels Tiendzone

LANDSCHAPSPLAN HOOGSESTRAAT 4A VALBURG. Opdrachtgever: de heer G.J. van Elk. Oktober 2014 Ing. B. van Elk

Landschapsplan Persingensestraat 4

Beeldkwaliteit zeven kavels Tiendzone

Erfbeplanting en landschappelijke inpassing wijziging bouwblok Meerdink, Hoeninkdijk Aalten

6. Ontwerp. N 20m. Visualisatie bovenaanzicht

Projectgebied. Het project is gelegen aan de Rollestraat nummer 37 ten noorden van het dorp Wapse. Het landschap.

Landschappelijk inpassingsplan. Molenweg Heelweg-Oost. Ten behoeve van het realiseren van een landelijk erf. november 2011 rapportnr: 11361

Analyse plangebied. Doorninkweg 6 Lichtenvoorde

Landschappelijk inpassingsplan Biesheuvelweg 2, Wijk en Aalburg

Landschappelijk Beplantingsplan Landschapsbeheer Gelderland. Naam : Familie Ippel Straat : Graaf Reinaldweg 2 Postcode : 4214 KS Plaats : Vuren

Inrichtingsplan driestweg 14 te Putten

dgroen Zwolle Veenekampen, Ruiten en Tolhuislanden Beheervisie wegbeplanting

Erftransformatie Zuiderzeestraatweg 224 Oldebroek Gemeente Oldebroek. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2015

KORTE BRINKWEG 63 SOEST. Projectnaam Korte Brinkweg 63

Gemeente Dongen. Plan landschappelijke inpassing Zorgaccommodatie t Zonneke. Projectnummer: Datum: 26 mei Versie 3

Transcriptie:

Erven van Utrecht Naslagwerk informatie website www.ervenvanutrecht.nl Oorspronkelijke informatie website Datum: januari 2014 Auteur: Maarten van Beek Organisatie: Landschap Erfgoed Utrecht Versie: 1.2

1 Voorwoord: In 2011 is de website www.ervenvanutrecht.nl gemaakt. Op deze website is uitgebreide informatie gezet over streekeigen erven in de provincie Utrecht. Vanwege de veranderingen en kostenbesparing aan de website van landschap erfgoed Utrecht is de informatie van de website www.ervenvanutrecht.nl als naslagwerk opgeslagen. Hieronder leest u het naslagwerk over de streekeigen erven van Utrecht: 1.1 Erven van Utrecht De provincie Utrecht kent prachtige boerenerven. Erven van Utrecht toont u de historische waarde en de schoonheid, maar ook dat erven streekgebonden elementen hebben die passen bij een bepaald type landschap. Wilt u weten in welk landschap uw erf ligt? En waarom het er zo uitziet? In dit naslagwerk leest u meer over de vijf Utrechtse landschappen en de inrichting, bebouwing en beplanting van het streekeigen erf. Ook vindt u praktische tips, advies en inspiratie over behoud, beheer en ontwikkeling. Wilt u een advies, extra informatie of heeft u een vraag na het lezen van Erven van Utrecht? Via onze ervenconsulent helpen we u graag verder.

2 Inhoud 1 Voorwoord:... 2 1.1 Erven van Utrecht... 2 2 Inhoud... 3 3 Erf en landschap... 8 3.1 Het boerenerf... 8 3.2 Landschap als uitgangspunt... 8 3.2.1 Op het zand... 8 3.2.2 Op het veen... 8 3.2.3 Op de klei... 9 3.3 Boer én boerin: achtererf en voorerf... 9 3.4 Gebouwen... 10 3.4.1 Boerderij... 10 3.4.2 Bijgebouwen... 10 3.4.3 Nieuwe bijgebouwen... 10 3.5 Mijn streekeigen erf... 11 4 Mijn streekeigen erf... 12 4.1 Wat is streekeigenheid?... 12 4.1.1 De vijf Utrechtse landschappen... 12 5 Engenlandschap... 13 5.1 Landschap... 13 5.1.1 Kenmerken... 14 5.2 Erfinrichting... 14 5.2.1 Kenmerken... 14 5.3 Bebouwing... 15 5.4 Beplanting... 15 5.5 Elementen... 15 5.5.1 Bebouwing... 15 5.5.2 Beplanting... 15 6 Kampenlandschap... 16 6.1 Landschap... 16 6.1.1 Kenmerken... 16 6.2 Erfinrichting... 16

6.2.1 Kenmerken... 17 6.3 Bebouwing... 17 6.4 Beplanting... 17 6.5 Elementen... 18 6.5.1 Bebouwing... 18 6.5.2 Beplanting... 18 7 Slagenlandschap... 19 7.1 Landschap en erfinrichting... 19 7.1.1 Kenmerken... 20 7.2 Erfinrichting... 20 7.2.1 Kenmerken... 20 8 Eemland... 21 8.1 Bebouwing... 21 8.2 Beplanting... 21 8.3 Elementen... 22 8.3.1 Bebouwing... 22 8.3.2 Beplanting... 22 9 Lopikerwaard, Linschoterwaard, Vianen, Eiland van Schalkwijk... 23 9.1 Erfinrichting... 23 9.1.1 Kenmerken... 23 9.2 Regionale verschillen... 23 9.3 Bebouwing... 24 9.4 Beplanting... 24 9.5 Elementen... 24 9.5.1 Bebouwing... 24 9.5.2 Beplanting... 24 10 Noorderpark, Vechtstreek, De Venen... 25 10.1 Erfinrichting... 25 10.1.1 Kenmerken... 25 10.2 Bebouwing... 25 10.3 Beplanting... 26 10.4 Elementen... 26 10.4.1 Bebouwing... 26 10.4.2 Beplanting... 26

11 Langbroekerwetering... 27 11.1 Landschap... 27 11.1.1 Kenmerken... 27 11.2 Bebouwing... 27 11.3 Beplanting... 27 11.4 Elementen... 28 11.4.1 Bebouwing... 28 11.4.2 Beplanting... 28 12 Gelderse Vallei... 29 12.1 Erfinrichting... 29 12.1.1 Kenmerken... 29 12.2 Bebouwing... 29 12.3 Beplanting... 29 12.4 Elementen... 30 12.4.1 Bebouwing... 30 12.4.2 Beplanting... 30 13 Rivierenlandschap... 31 13.1 Landschap en erfinrichting... 31 13.1.1 Kenmerken... 32 13.2 Erfinrichting... 32 14 Vecht, Angstel, Kromme Mijdrecht... 33 14.1 Erfinrichting... 33 14.2 Bebouwing... 33 14.3 Beplanting... 34 14.4 Elementen... 34 14.4.1 Bebouwing... 34 14.4.2 Beplanting... 34 15 Lek... 35 15.1 Erfinrichting... 35 15.1.1 Kenmerken... 35 15.2 Bebouwing... 35 15.3 Beplanting... 36 15.4 Elementen... 36 15.4.1 Bebouwing... 36

15.4.2 Beplanting... 36 16 Oude Rijn en Hollandse IJssel... 37 16.1 Erfinrichting... 37 16.1.1 Kenmerken... 37 16.2 Bebouwing... 37 16.3 Beplanting... 38 16.4 Elementen... 38 16.4.1 Bebouwing... 38 16.4.2 Beplanting... 38 17 Kromme Rijn... 39 17.1 Erfinrichting... 39 17.1.1 Kenmerken... 39 17.2 Bebouwing... 39 17.3 Beplanting... 39 17.4 Elementen... 40 17.4.1 Bebouwing... 40 17.4.2 Beplanting... 40 18 Droogmakerijen... 41 18.1 Landschap... 41 19 De Ronde Venen... 42 19.1 Landschap... 42 19.2 Erfinrichting... 42 19.2.1 Kenmerken... 42 19.3 Bebouwing... 43 19.4 Beplanting... 43 19.5 Elementen... 43 19.5.1 Bebouwing... 43 19.5.2 Beplanting... 43 20 Bethunepolder... 44 20.1 Landschap... 44 20.2 Erfinrichting... 44 20.2.1 Kenmerken... 44 20.3 Bebouwing... 44 20.4 Beplanting... 45

20.5 Elementen... 45 20.5.1 Bebouwing... 45 20.5.2 Beplanting... 45 21 Boslandschap... 46 21.1 Landschap... 46 21.1.1 Kenmerken... 46 21.2 Erfinrichting... 46 21.2.1 Kenmerken... 46 21.3 Bebouwing... 46 21.4 Beplanting... 47 21.5 Elementen... 47 21.5.1 Bebouwing... 47 21.5.2 Beplanting... 47 22 Elementen op mijn erf... 48

3 Erf en landschap 3.1 Het boerenerf Een erf is een begrensd stuk grond met daarop een boerderij, bijgebouwen en beplanting. We bedoelen het totale terrein met daarop alle gebouwen en elementen, die voor het boerenbedrijf nodig zijn en in de loop van de tijd tot een eenheid zijn gegroeid. De erfinrichting, de plaats van de verschillende elementen, is de weerslag van deze eenheid. Erven zijn niet overal hetzelfde. De verschillen worden bepaald door de bodemgesteldheid, de daaraan gerelateerde landbouwproducten en bedrijfsvoering. Ook van invloed zijn streekgebonden bouwtechnieken en bouwmaterialen én de taakverdeling tussen boer en boerin. Daarnaast hebben verschillen in status en rijkdom van de boer invloed bij opzet en aankleding van het erf. De grondsoort is van invloed op zowel het landschap als het type bedrijfsvoering. Bijvoorbeeld: op hoge zandruggen kon het regenwater gemakkelijk wegzakken. In lagere veengebieden moest men eerst een afwateringssysteem aanleggen voordat men het land kon gaan gebruiken. Dat afwateringssysteem, het slotenpatroon, bepaalde de verkavelingsvorm. In de veengebieden was op den duur alleen veeteelt mogelijk. Op de hogere zand- en kleigronden was naast veeteelt ook akkerbouw mogelijk. Het landschap bepaalde dus zowel de verkavelingsvorm als de bedrijfsvoering en dat zien we terug in de ligging, de vorm en de inrichting van het erf. Nieuwe landbouwmethoden en functies hebben het uiterlijk van een 21ste-eeuwse boerderij ingrijpend veranderd. Dat geldt zowel voor de gebouwen als voor de indeling van het erf en de beplanting. Zo heeft bijvoorbeeld kuilgras de hooiberg overbodig gemaakt. Ook de auto en supermarkt maakten mensen minder afhankelijk van een eigen moestuin en boomgaard. Nieuwe bewoners en gebruikers, zoals een zorginstelling of kantoor, doen hun intrede. Ook dan kunnen veel karakteristieke elementen blijven, of kunnen hersteld worden. Zo kan het streekeigen karakter van uw woonomgeving behouden blijven. 3.2 Landschap als uitgangspunt 3.2.1 Op het zand Op de stuwwal en de dekzandruggen ontstond een landbouwsysteem met akkers, weilanden, hooilanden, heidevelden en schaapsdriften. Naar gelang het type zandlandschap ontstonden bijvoorbeeld geclusterde boerderijen (stuwwal) of juist verspreid liggende boerderijen (dekzandruggen). Perceelsgrenzen werden vooral bepaald door hoogteverschillen en de mogelijkheid van afwatering. Er ontstond een gemengde bedrijfsvoering. Voor opslag van voer- en oogstproducten en voor het stallen van dieren werden hooibergen, schuren en hokken rond het hoofdgebouw gebouwd. Op de erfgrenzen werd vaak een zandwal opgeworpen, die werd ingeplant met eikenhakhout. Het landschap dat zo gevormd is, wordt kampen- en engenlandschap genoemd en komt voor in de Gelderse Vallei en op de Utrechtse Heuvelrug. 3.2.2 Op het veen In het westen van de provincie Utrecht lagen tot ver in de Middeleeuwen uitgestrekte veenmoerassen. Veel van deze moerassen waren in eigendom van het bisdom of van een kapittel, die vanaf de 12de eeuw startten met het ontginnen. Een ontginningsovereenkomst tussen eigenaar en uitvoerder werd een cope genoemd en het ontginningslandschap wordt nog steeds een copelandschap of slagenlandschap genoemd. In de moerassen werden eerst brede afwateringskanalen gegraven met haaks daarop smallere afwateringssloten. Tussen de kanalen ontstonden zo lange, smalle en kaarsrechte percelen van circa 112 bij 1250 meter. Het veenpakket klonk in de loop van de Middeleeuwen ernstig in. Hierdoor moesten in de lengte extra afwateringssloten gegraven worden en waren hulpmiddelen als watermolens nodig. Zo ontstond op den duur een soort geometrisch eilandenrijk van smalle, rechthoekige erven tussen sloten. Vooraan op het erf stond de boerderij en daarachter in de lengterichting de

hooibergen en de bijgebouwen. Deze natte, lage gronden zijn alleen geschikt voor veeteeltbedrijven. Het slagenlandschap komt voor in het noordwesten van Utrecht (het Utrechtse deel van het Groene Hart), de lage komgebieden van de rivieren, de Langbroekerwetering, de Gelderse Vallei en Eemland. 3.2.3 Op de klei De rivier zocht steeds zijn eigen, soms grillige, weg door het landschap en zette bij elke overstroming een laagje klei af. De grillige loop van de oude rivier is vaak nog in het landschap terug te vinden. De verkaveling op een stroomrug was meestal onregelmatig blokvormig. De vorm en indeling van de erven kwamen overeen met die van de zandgronden. Vanwege vruchtbare klei waren de bedrijven echter welvarender, zodat erven en gebouwen groter waren dan op de armere zandgronden. De eerste bewoning ontstond op de stroomruggen. Vanaf de 12de eeuw ging men lager gelegen kleipolders ontginnen, zoals men deed in bij veen. Haaks op de rivier werden, dicht op elkaar, afwateringssloten gegraven en daartussen kavels geslagen. De naam slagenlandschap komt hier vandaan. De termen slagenlandschap en copelandschap worden vaak door elkaar gebruikt. Beide kunnen naar zowel klei-, als veenontginningen verwijzen. Het waren lange, smalle, regelmatige kavels, met vooraan bij de weg de gebouwen. Op de klei kwam vroeger zowel akkerbouw als veeteelt voor. Tegenwoordig is het vooral veeteelt met hier en daar een maïsperceel. Fruitteelt bevindt zich voornamelijk op de oude stroomruggen en oeverwallen. Dit landschapstype, het rivierenlandschap, vinden we in het Utrechtse rivierenlandschap van het Kromme Rijn, Oude Rijn en Hollandse IJssel, Lek, Vecht, Angstel en delen van Eemland (klei op veen). 3.3 Boer én boerin: achtererf en voorerf Niet alleen de grondsoort, maar ook de taakverdeling tussen boer en boerin bepaalt de erfindeling. Een boerderij was in het verleden een gemeenschap die geheel in zijn eigen behoeften moest kunnen voorzien en waarin alle activiteiten een nutsfunctie hadden. Het domein van de boerin was het voorerf met woonhuis, tuin, boomgaard en de bleek. Zij managede het arbeidsintensieve woongedeelte van het erf. De tuin was een nutstuin: een moestuin waarvan de opbrengst bestemd was voor de eigen consumptie. Pas later werden naast groenten ook sierplanten gekweekt, waarbij de moestuin meestal verschoof naar de zijkant van de boerderij en de siertuin prominent aan de voorgevel kwam te liggen. Een doornenheg om de tuin diende ter bescherming en beschutting van de jonge planten. Als zonwering voor kaasmakerij werden leilinden voor het woonhuis aangeplant. Ook solitaire bomen, als notenboom of kastanje werden hiervoor gebruikt. Een bomenrij langs het erf en de boomgaard moest beschutting bieden tegen weer en wind. In polderlandschappen bestaat zo'n rij meestal uit knotbomen.

Het achtererf met de deel en de andere bijgebouwen is het werkgedeelte en traditioneel het werkterrein van de boer. Dit werkgedeelte mocht wat rommeliger en minder besloten zijn en stond in een open verbinding met het land. De beplanting is meestal minder besloten en het onderhoud minder arbeidsintensief dan op het voorerf. Vroeger werden erven nauwelijks verhard. Soms werden er sintels gestrooid of klinker- of keienpaadjes aangelegd op veelbelopen of erg modderige gedeelten. Om in de eigen behoefte aan hout voor gereedschappen en brandhout te kunnen voorzien, werden achter op het erf geriefhoutbosjes aangeplant. 3.4 Gebouwen De gebouwen op een erf bestaan traditioneel uit de boerderij en de bijgebouwen. 3.4.1 Boerderij De Utrechtse boerderijen behoren tot het langhuistype, ook wel hallehuistype genoemd. Soms bouwde men het voorhuis van een boerderij uit. Al naar gelang de ingreep ontstond een T-vormige of L-vormige plattegrond. Deze boerderijen heten respectievelijk T-huis of Krukhuis. Kijk bij hoofdstuk elementen op mijn erf voor meer informatie. 3.4.2 Bijgebouwen In de boerderij was geen plaats om al het vee, voer én de werktuigen te stallen. Daarvoor dienden de bijgebouwen. Het type en aantal bijgebouwen varieerden naar het type agrarisch bedrijf en zijn daarom per grondsoort verschillend. Bij mijn streekeigen erf kunt u per landschap zien welke bijgebouwen en beplanting er voorkomen. Op het zand staan hooibergen of kapbergen, maar ook stenen bakhuisjes, wagenschuren, varkensschuren en kippenhokken. Op de zuidflanken van de Utrechtse Heuvelrug werd vanaf de 17de eeuw tot halverwege de 20ste eeuw tabak verbouwd en daar staan nog enkele tabaksschuren. Ook staan daar bijgebouwen buiten het erf, zoals schaapskooien. Op de klei in het rivierengebied hebben de hooibergen in verband met overstromingen soms een verhoogde tasvloer om het hooi droog te houden. Ook hier komen wagenschuren en stallen voor varkens en jongvee voor. s Zomers leefde de familie overdag in het zomerhuis naast de boerderij en sliep ze in de boerderij. In het cope of slagenlandschap, zowel op de klei als op het veen, vond voornamelijk veeteelt plaats. Zuivelproducten als kaas en boter vormden hier een belangrijk product. De kaasproductie vond plaats in de opkamer of in het achtergedeelte van het zomerhuis. Tussen boerderij en sloot werd een overdekte boenstoep gebouwd voor het schoonmaken en opslaan van de melkbussen en het andere zuivelgereedschap. Afhankelijk van het aantal koeien stonden er één of meer hooibergen, altijd pal achter de boerderij. Het transport ging grotendeels over het water met pramen en melkboten, daarom heeft vrijwel ieder erf een aanlegplaats voor boten. 3.4.3 Nieuwe bijgebouwen Erven zijn niet tijdloos. Sterker nog, ze zijn altijd aan veranderingen onderhevig geweest. Nieuwe productietechnieken of landbouwmethoden stelden nieuwe eisen aan de gebouwen. De landbouwgeschiedenis is daarom ook vandaag de dag vaak nog af te lezen aan vorm, omvang en plaats van de gebouwen. De schaalvergroting in de landbouw is er de oorzaak van dat er veel nieuwe typen bijgebouwen zijn. Denkt u maar aan de voedersilo s, ligboxenstal, schuren voor fruitopslag en mestsilo s

die door hun omvang het erf en de omgeving domineren en het hoofdgebouw op het erf- de boerderij- nietig kunnen laten lijken. 3.5 Mijn streekeigen erf In welk landschap ligt uw erf? Waarom ziet dat er zo uit? Heeft uw boerderij dezelfde detaillering als die van uw buurman? Lees bij hoofdstuk: mijn streekeigen erf meer over streekeigenheid in uw omgeving. We onderscheiden voor de provincie Utrecht vijf landschappen, waarin de erven op elkaar lijken: het engen- en kampenlandschap (zand), het slagenlandschap (veen en klei-op-veen), het rivierenlandschap (klei), de droogmakerijen (zand en klei) en het boslandschap (zand).

4 Mijn streekeigen erf In welk landschap ligt uw erf? Waarom ziet dat er zo uit? Herkent u de detaillering van uw boerderij bij boerderijen in uw omgeving? Heeft u dezelfde bomen op uw erf als uw buurman? Lees op deze website meer over streekeigenheid in uw omgeving. In de bodem van de provincie Utrecht komen hoofdzakelijk zand, veen en klei voor. Het verschil in bodemgesteldheid bepaalt het boerenerfkarakter. We onderscheiden voor de provincie Utrecht vijf landschappen: het engen- en kampenlandschap (zand), het slagenlandschap ((klei op) veen), het rivierenlandschap (klei), de droogmakerijen (zand en klei) en het boslandschap (zand). Het stedelijk gebied wordt niet meegenomen. In dit hoofdstuk bespreken we de streekeigenheid van deze landschappen. 4.1 Wat is streekeigenheid? Streekeigenheid is datgene wat kenmerkend, karakteristiek en beeldbepalend is voor een gebied. Streekeigenheid ontstaat door streekgebonden bouwtechnieken en -materialen, grondsoort, landbouwproducten en bedrijfsvoering. Streekeigenheid komt tot uitdrukking in details, kleurgebruik, ligging en inrichting van het erf en boerderij en in het type beplanting. 4.1.1 De vijf Utrechtse landschappen In de vijf Utrechtse landschappen, die wij onderscheiden, lijken de erven erg op elkaar. Per landschap beschrijven we het landschap zelf en de streekeigenheid van de erven in dat gebied (erfinrichting, bebouwing en beplanting). In de provincie Utrecht onderscheiden we de volgende landschapstypen: Engen- en kampenlandschap Slagenlandschap Rivierenlandschap Droogmakerijen Boslandschap

5 Engenlandschap Op de zandgronden in de provincie Utrecht zijn twee gelijksoortige landschappen ontstaan: het engenlandschap en het kampenlandschap. Deze landschappen lijken op elkaar en zijn op een gelijksoortige manier ontgonnen, maar verschillen wel degelijk van elkaar. In dit hoofdstuk wordt het engenlandschap besproken. 5.1 Landschap De Utrechtse Heuvelrug bestaat uit drie zones: bovenop hoog en droog, op de flanken niet te nat en niet te droog, aan de voet laag en nat. Het landbouwsysteem maakt gebruik van alle zones. Het landschap dat daardoor ontstaat, wordt engenlandschap genoemd. Een eng bestaat uit de aaneengesloten akkerlanden, die elders in Nederland es of enk heet. Dit landschap is ontstaan vanaf de Middeleeuwen. Het kenmerkt zich door geconcentreerde dorpen en akkercomplexen op de flanken van de stuwwal. Weilanden en hooilanden aan de voet en woeste heidevelden bovenop de stuwwal. De wegen, met houtwallen erlangs, verbinden de heide en de weide met elkaar. In dit landschap ontstaan gemengde boerenbedrijven. De mest van het vee, met name van schapen, is nodig om de zandige akkers vruchtbaar te maken. In een mestfabriekje, deschaapskooi of potstal, vermengen de schapen hun mest met heideplaggen en bosstrooisel. Dit mengsel wordt jaarlijks over de akkers uitgereden. De akkercomplexen bestaan uit relatief grote, onregelmatige blokvormige kavels met lage omgrenzing. Dit geeft een eng een open karakter. Rondom het akkercomplex liggen houtwallen en houtsingels om wild en vee buiten te houden. Er zijn nog wel regionale verschillen. Zo wordt bij Amersfoort en Amerongen/Elst vanaf de 17 de tot in de 20 ste eeuw tabak geteeld, zodat daar veel tabaksschuren staan. Met de invoering van de kunstmest aan het einde van de 19de eeuw, wordt de dierlijke mest overbodig en verandert er veel in het landschap. Heidevelden worden bebost en de schaapskooien en tabaksschuren verdwijnen.

5.1.1 Kenmerken Afwisselend open/gesloten. Grote aaneengesloten akkers. Noord-zuidwegen tussen top en voet van de stuwwal zijn in de 19de eeuw vaak rechtgetrokken. Oost-westwegen zijn vaak kronkelend, omdat ze het reliëf volgen (behalve de doorgaande weg). 5.2 Erfinrichting De plaats van de bebouwing is bepaald door het hoogteverschil, tussen de eng en de weg. De bebouwing is geconcentreerd bij de eng. Tegenover de openheid van de eng staat de beslotenheid rond de bebouwing. De woonhuizen zijn omgeven door erfafscheidingen. Het hoofddoel van de bijgebouwen op het erf is op opslag van gewassen. Door het telen van tabak vanaf de 17de eeuw komen er ook veel tabaksschuren voor. 5.2.1 Kenmerken Open engen. De randen van de eng waren aan de buitenkant beplant met houtwallen of -singels. Boerderijen zijn met de achterkant naar de weg gericht. Clustering van boerderijen.

5.3 Bebouwing Het meest voorkomende boerderijtype is langhuis of hallehuis. In mindere mate komen ook T- of krukhuisboerderijen voor. Op het boerenerf staan diverse bijgebouwen in losse rangschikking en in verschillende richtingen. De meest kenmerkende bebouwing zijn de tabaksschuren en schaapskooien. De schaapskooien staan in de buurt van het erf. De tabaksschuren staan op afstand in het landschap. Op sommige erven staan (restanten van oude) tabakschuren. Voor de opslag van allerlei oogstproducten staan er meerdere hooi- en/of kapbergen, van allerlei typen (twee-, vier- en vijfroedig en schuurbergen), verspreid over het achtererf. Daarnaast zijn er kippenhokken, wagenloodsen en melkhokken. Een mestvaalt is er meestal niet, omdat veelal een schaapskooi op of nabij het erf staat, die dienst doet als mestfabriekje. 5.4 Beplanting Op het erf is veel beplanting aanwezig. De eng is open en aan de rand omgeven door een houtwal of houtsingel. In eerste instantie heeft dit te maken met veekering, maar later ook met gebruikshout. Aan de zuidkant van de boerderij staan leibomen, meestal zijn dit linde- of perenbomen. Op het voorerf is van oudsher een moestuin die omzoomd is door een stekelige heg. Langs de oprit staat een dubbele bomenrij (laan), bestaande uit eiken. Verder vind je op het voorerf enkele solitairen en een hoogstamboomgaard omzoomd door een stekelige haag. Tussen het erf en de weg ligt een heg. De eikengaarde, aan de zijkant van het erf, is zeer kenmerkend voor dit type landschap. Het achtererf is omgeven door brede houtwallen of houtsingels (op droge bodem eik en op vochtige grond wilg). Bij erven op lager gelegen zandgronden staan knotbomenrijen van zwarte els of wilg. Waar vroeger een stekelhaag in de vorm van meidoorn of sleedoorn stond, is deze vaak vervangen door beuken-, haagbeuken-, veldesdoorn- of ligusterhaag. 5.5 Elementen 5.5.1 Bebouwing bakhuis hooiberg kippenhok melkhok wagenloods 5.5.2 Beplanting bomenrij eikengaarde heggen, hagen hoogstamboomgaard houtwallen knotbomenrij leibomen moestuin singels solitaire bomen

6 Kampenlandschap Op de zandgronden in de provincie Utrecht zijn twee gelijksoortige landschappen ontstaan: het engenlandschap en het kampenlandschap. Deze landschappen lijken op elkaar en zijn op een gelijksoortige manier ontgonnen, maar verschillen wel degelijk van elkaar. In dit hoofdstuk wordt het kampenlandschap besproken. 6.1 Landschap Op sommige plaatsen op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug en op de dekzandruggen in de Gelderse Vallei komen een op korte afstand sterk wisselend reliëf en een grote variatie in hydrologische omstandigheden voor. Hier is het kampenlandschap ontstaan, dat elders in Nederland ook wel (oude) hoevenlandschap of coulissenlandschap wordt genoemd. Het kampenlandschap bestaat uit een (relatief kleine) onregelmatige blokverkaveling, éénmans engen of kampen genoemd, met daartussen een onregelmatig wegenpatroon. De begrenzingen ontstonden door de hoogteverschillen in het terrein. De kleine percelen zijn, afhankelijk van de waterhuishouding, geschikt als akker of weiland. Kenmerkend voor de boerenbedrijven is de gemengde bedrijfsvoering, een combinatie van akkerbouw en veeteelt (zie ook engenlandschap). Ieder kamp bestaat uit een boerenerf met akkers, weide- en heidegronden. Het is eigenlijk een engenlandschap in het klein. Om de gewassen op de akkers te beschermen tegen wildvraat en wind, legt men oorspronkelijk lage zandwallen met doornige struiken aan. Later gaat men over op houtwallen, van voornamelijk eikenhakhout. De beplanting in het kampenlandschap bestaat verder uit bomenrijenlangs percelen (soms enkele, soms dubbele rijen), singels, (eiken)bosjes, wegen laanbeplanting en solitaire bomen. 6.1.1 Kenmerken Kronkelend wegenpatroon. Besloten karakter. Verspreide bebouwing. Wegen met lanen. 6.2 Erfinrichting Het erf in een kampenlandschap is relatief ruim van opzet en onregelmatig van vorm. De erven liggen verspreid, als een mozaïek, in het landschap. De boerderijen staan op de overgangszone van de akkers naar de lagere gronden. Door de gemengde bedrijfsvoering is er veel bebouwing. De diverse bijgebouwen staan in losse rangschikking en in verschillende richtingen. Het erf kent daardoor compacte clusters van bebouwing en beplanting, ingebed in het besloten landschap. De boerderijen zijn overwegend klein, doordat de natuurlijke rijkdom van het landschap gering is.

6.2.1 Kenmerken Houtwallen om de percelen. Onregelmatige opzet van het erf. Boerderijen met de achterkant naar de weg gericht. Leilinden aan de zuidzuide van de boerderij. Eikengaardes aan de zijkant van het erf. 6.3 Bebouwing Over het algemeen staat in deze streek de langhuis- of hallehuisboerderij. De boerderij staat met de voorgevel naar de akkers. De achterkant is naar de weilanden gericht, zodat het vee makkelijk naar binnen kan lopen. Voor de opslag van allerlei oogstproducten staan er meerdere hooi- en/of kapbergen, van allerlei typen (twee-, vier- en vijfroedig en schuurbergen), verspreid over het achtererf. Verder zijn er kippenhokken, een wagenloods en een melkhok. Een mestvaalt is er meestal niet, omdat veelal een schaapskooi, die als mestfabriekje diende, op of nabij het erf staat. Op sommige erven staan (restanten van oude) tabakschuren. 6.4 Beplanting In het landschap en ook op het erf is veel beplanting aanwezig. In het begin werd dit aangelegd voor veekering, en later voor gebruikshout. Aan de zuidkant van de boerderij staan leibomen, meestal bestaande uit linden of peren. Op het voorerf ligt een moestuin opgedeeld in bedden en omzoomd door een stekelige heg. Langs de oprit staat een dubbele bomenrij (laan), bestaande uit eiken. Verder staan op het voorerf enkele solitairen en een hoogstamboomgaard. De boomgaard is omzoomd door een stekelige heg. Tussen het erf en de weg is een heg geplant van meidoorn of veldesdoorn. Aan de zijkant van het erf staat vaak een eikengaarde. De eikengaarde is zeer kenmerkend voor het kampenlandschap. Op het achtererf staan vele schuren begeleid door brede houtwallen of - singels(op droge bodem eik en op vochtige grond wilg). Bij lager gelegen erven staan er knotbomenrijen van els of wilg. Waar vroeger een stekelhaag in de vorm van meidoorn of sleedoorn stond, is deze vaak vervangen door beuken-, haagbeuken-, veldesdoorn- of ligusterhaag. Langs het perceel komen eikenrijen, soms dubbel, voor.

6.5 Elementen 6.5.1 Bebouwing bakhuis hooiberg kippenhok melkhok wagenloods 6.5.2 Beplanting (dubbele) bomenrij eikengaarde haag en heg hoogstamgaard houtwal knotbomenrij leibomen moestuin (hof) singels solitaire boom

7 Slagenlandschap In de ontwikkeling van erven zijn binnen het slagenlandschap regionale verschillen ontstaan. We onderscheiden vijf regio s: Eemland Lopikerwaard, Linschoterwaard, Vianen, Eiland van Schalkwijk Noorderpark, Vechtstreek, De Venen Langbroekerwetering Gelderse Vallei Lees hieronder het algemene beschrijving van het slagenlandschap. 7.1 Landschap en erfinrichting Het landschap dat het meeste voorkomt in de provincie Utrecht is het zogenaamde slagenlandschap. Strokenverkaveling, copelandschap of veenweidelandschap zijn andere benamingen hiervoor. Dit landschap ligt voornamelijk in het laaggelegen westen van de provincie Utrecht (veen en klei-op-veen) en in de kommen die bij de rivieren horen (klei-op-veen). In het westen van de provincie liggen tot ver in de Middeleeuwen uitgestrekte veenmoerassen. Veel van deze moerassen zijn in eigendom van het bisdom of van een kapittel, die vanaf de 12 de eeuw starten met het ontginnen. Een ontginningsovereenkomst tussen eigenaar en uitvoerder heet een cope. Dit komt nog in veel polder- en plaatsnamen terug: Hoenkoop, Willeskop, Benschop, Heicop en Reijerscop. Broek, in Langbroek, Maarssenbroek, Westbroek en Polsbroek, duidt op moeras. En schoten in Linschoten en Bunschoten verwijst naar een, al dan niet beboste, uitstekende landtong in een moeras. Vanuit een ontginningsbasis, veelal de oeverwallen langs de rivieren, worden loodrecht op die basis lange smalle kavels met een vaste maat van circa 112 x 1250 meter uitgezet (geslagen). Deze percelen worden gescheiden door afwateringssloten. De achterkade van het eerste ontginningsblok wordt weer gebruikt als ontginningsbasis voor het volgende stuk. Een tiendweg, bestaande uit twee afwateringssloten met daartussen een kade, was vaak zo n scheiding tussen twee ontginningen. Overgebleven stukken grond kregen een waaiervormig uiterlijk. Deze restontginningen heten vaak blokland. In het begin liggen de veenpakketten hoger dan de rivieren en kan de afwatering op een natuurlijke manier plaatsvinden. Door de inklinking van de bodem, als gevolg van ontwatering en oxidatie van het veen, komt het land lager te liggen dan het water. Om de afwatering te verbeteren, worden in veel gebieden de percelen eerst opnieuw in de lengterichting doorsneden door sloten. Grootschalige ontginning kan pas plaatsvinden na de aanleg van dijken (vanaf 1100 n.chr.) en de uitvinding van mechanische ontwatering door poldermolens (vanaf begin 15 de eeuw) en stoom- en elektrische gemalen. Zo ontstaat over het algemeen een geometrisch eilandenrijk van smalle, rechthoekige erven tussen sloten. Vooraan op het erf staat de boerderij en daarachter in de lengterichting de hooibergen en de bijgebouwen. Het landschap is sinds de bodemdaling vrijwel alleen nog geschikt als wei- en hooiland. Hier bevinden zich vooral melkveebedrijven. Langs weteringen, sloten, dijken, kade en wegen staan knotbomen en elzensingels. Bij de boerderijen komen bomen voor.

7.1.1 Kenmerken Langgerekte percelen Veel sloten Knotbomenrijen Bomen bij boerderij Open landschap 7.2 Erfinrichting In de ontwikkeling van erven zijn er binnen het slagenlandschap regionale verschillen ontstaan. We maken hier onderscheid in vijf deelgebieden: Eemland Lopikerwaard, Linschoterwaard, Vianen, Eiland van Schalkwijk Noorderpark, Vechtstreek, De Venen Langbroekerwetering Gelderse Vallei De erven liggen langs weg en wetering (bij de ontginningsbasis) op de percelen. Als gevolg van de geringe breedte van de kavels staan de gebouwen achter elkaar en vooraan op het erf, omzoomd door bomen. Tussen de voorgevel van de boerderij en de weg is vaak maar net ruimte voor een strook grind met daarin een perk en leilinden. Veelal bestaan de erven uit diverse kleine eilandjes, die met elkaar verbonden zijn door bruggetjes. 7.2.1 Kenmerken Langhuisboerderij, zuivelboerderij met melk/kaaskelder Boenhok Hooiberg en bijgebouwen achter hoofdgebouw Moestuin voor de boerderij Boomgaard of weide voor schapen/ jongvee.

8 Eemland De oorspronkelijke locatie van de erven ligt aan een ontginningsbasis. De boerderijen worden dicht naast elkaar gebouwd, meestal liggen er alleen een weg en sloot tussen de afzonderlijke percelen. Het zijn relatief kleine erven. De bijgebouwen, waaronder de kapschuur en mestvaalt, worden achter de boerderij gebouwd. Door de drassige ondergrond zijn alleen veeteelt en hooibouw mogelijk. Hierdoor zijn er veel hooibergen in Eemland. 8.1 Bebouwing In Eemland komen vooral boerderijen van het type hallehuis voor, waarvan het langhuis de meest voorkomende is. L- en T-huizen kwamen veel minder voor. De ingang van het voorhuis bevindt zich aan de zijkant die toegang geeft tot de woonkeuken. Naast de woonkeuken en de grote kamer liggen een slaapkamer en een melk-/karnkelder. De deel en het woongedeelte zijn gescheiden door de muur waar de haard in zit. De deel is bereikbaar via hoge en brede deuren aan de achterkant van de boerderij. De zijbeuken zijn in gebruik als koestal; vroeger was dit een potstal. Door de vele hooilanden zijn er ook veel hooibergen nodig. Deze hooibergen bestaan uit twee, vier of vijf roeden met kap. De hooibergen staan naast of achter de boerderij. Hierdoor kan het hooi gemakkelijk naar de deel verplaatst worden. Soms is er ook een mestvaalt aanwezig. In de winter laat de draagkracht van het land het niet toe om mest uit te rijden. In Eemdijk liggen sommige boerderijen dwars op de weg, omdat er geen plaats was om anders te bouwen. 8.2 Beplanting Eemland wordt gekenmerkt door zijn openheid, alleen de erven worden beplant. Hier staan soorten die goed tegen een drassige ondergrond kunnen, zoals wilg en els. Op het achtererf staan knotbomenrijen. De achterzijde van het erf was open met weinig tot geen beplanting. Op het voorerf staat een kleine, langwerpige hoogstamboomgaard. Deze is omzoomd met een haag. Daarnaast is er een moestuin aanwezig. Deze is omzoomd door een dichte heg, waar het vee niet door kan komen.

8.3 Elementen 8.3.1 Bebouwing bakhuis boenhok hout-/turfschuur kapberg kippenhok koeschuur mestvaalt varkens-/jongveeschuur wagenloods zomerhuis/wringhuis 8.3.2 Beplanting bomenrij hoogstamboomgaard heg en haag leibomen knotbomen sier-/moestuin singels solitaire boom struweelhaag

9 Lopikerwaard, Linschoterwaard, Vianen, Eiland van Schalkwijk 9.1 Erfinrichting Het erf ligt meestal in een lintdorp, is aan een of meer kanten omringd door sloten en kan uit verschillende eilandjes bestaan. De meeste boerderijen zijn langhuizen met een rieten zadeldak. Het erf staat haaks op de weg. De voorzijde is georiënteerd op weg of dijk. De bedrijven zijn vanaf de 19de eeuw volledig gericht op melkveehouderij. De kavels zijn erg smal. 9.1.1 Kenmerken Langgerekte smalle erven Verschillende eilandjes Boenhok langs de sloot Zomerhuis naast de boerderij Boomgaard achter erf Knotbomen langs wegen, weteringen en op erf 9.2 Regionale verschillen Het erf in de Linschoterwaard en Vianen ligt vooral in een lint en is redelijk smal en niet erg langgerekt. In de Lopikerwaard is het erf langgerekter en smaller en in verschillende lintdorpen staan de boerderijen dicht op elkaar. Dubbelzijdige linten zijn er ook in Lopikerwaard, waarbij in het midden een vaart ligt. In de Lopikerwaard en Eiland van Schalkwijk zijn naar verhouding redelijk veel L- en T- huizen. Op het Eiland van Schalkwijk liggen de erven ook in een lintdorp, namelijk Schalkwijk, het erf is breed en groot. De bijgebouwen liggen achter of naast elkaar. In Hoenkoop, langs de Vlist en in Polsbroek zijn nog enkele hennepwerven. Deze kleine akkertjes liggen over het algemeen direct achter de stallen en worden omgeven door knotbomen en sloten.

9.3 Bebouwing Op het erf staan diverse bijgebouwen die achter elkaar liggen, waaronder jongveestalling, wagenschuur, varkensschuur en het boenhok en soms een zomerhuis. Voor de opslag van hooi staat een hooiberg met roeden achter de boerderij: zo kan het hooi via de kortste route naar de stal worden gebracht. De grootte van de bijgebouwen wordt bepaald door de hoeveelheid vee en de omvang van de wagens. Er is meestal geen mestvaalt aanwezig omdat de mest direct op het land gebracht kan worden. Vaak is er een bakhuisje en een aanlegplaats voor pramen. In Vianen zijn vrijstaande schuren die typisch zijn voor dit gebied. De schuur is van donkere rode baksteen of zwart gepotdekseld hout, met een dak van riet of van grijze Hollandse pannen. Ook zijn hier enkele vloedschuren. 9.4 Beplanting Als er ruimte is, ligt de moestuin voor de boerderij en staan leibomen voor of naast de boerderij. De moestuin is omringd door een haag of knotbomen. De koebocht is beplant met bomen en struweel. Er zijn bomenrijen om de wind tegen te houden. Een enkele keer staat er een solitaire boom voor de boerderij. De huisboomgaard kan aan alle zijden van het erf liggen. Ten zuidwesten van het erf of in het veld zijn geriefhoutbosjes. In Vianen zijn er grienden in het veld. Langs tiendwegen en in de lintdorpen staan in de Lopikerwaard en Vianen singels, bomenrijen en knotbomen. In de Linschoterwaard zijn dit vooral knotbomen. De beplanting in Schalkwijk bestaat uit een enkel geriefhoutbosje. 9.5 Elementen 9.5.1 Bebouwing aanlegplaats boot bakhuis boenhok hout-/ turfschuur kapberg kippenhok koeschuur paardenstal pleehok varkens-/jongveeschuur vloedschuur wagenloods waterput zomerhuis/wringhuis 9.5.2 Beplanting bomenrij boomgaard geriefhoutbosje haag en heg leiboom knotbomen siertuin/moestuin singels solitaire boom struweelhaag

10 Noorderpark, Vechtstreek, De Venen 10.1 Erfinrichting De erven liggen dicht naast elkaar in lange linten op de ontginningsbasis en zijn vrij smal, kort en rechthoekig van vorm. Tussen de percelen liggen lange rechte sloten. De boerderijen zijn voornamelijk langhuizen met een rieten zadeldak en zijn opgetrokken uit steen. Het zijn melkveehouderijen. Door middel van een eenvoudige brug verkrijgt men toegang tot het erf. 10.1.1 Kenmerken Open landschap Boomgaard naast het erf Veel sloten Langhuisboerderij Melkveehouderij 10.2 Bebouwing Op het erf staan diverse bijg ebouwen: boenhok, jongveestalling, wagenschuur, varkensschuur, kippenhok en soms een zomerhuis en bakhuisje. Voor de opslag van hooi staan meerdere hooibergen verspreid over het achtererf. Een mestvaalt is er wel, maar vaak wordt de mest direct naar het land gebracht. Naast het huis is een aanlegplaats voor een praam. Bij de voorzijde van de boerderij is een waterpomp/put. In de Vechtstreek zijn relatief veel jonge erven na 1920 gebouwd. Deze erven variëren in lengte en breedte en zijn niet altijd in de lengterichting gebouwd. Er komen daarom enkele vrij moderne bijgebouwen voor zoals varkensstal en jongveeschuur. De andere erven in de Vechtstreek zijn lang en smal van vorm. In De Venen liggen de boerderijen aan de ontginningsdijken. De ontginningsas heeft de richting van de linten bepaald. In Kamerik ligt achter het lint nog een extra rij met boerderijen, dit is vrij bijzonder. De erven in het zuiden van De Venen zijn breder en langgerekt. Het erf kan bestaan uit kleine eilandjes. In het noordelijke deel van De Venen zijn de erven smaller en iets langgerekter. Rond de Vinkeveense Plassen liggen de erven dicht langs de weg. De erven zijn kort en klein, omdat door de natte ondergrond weinig ruimte is om te bouwen. In het Noorderpark zijn de erfpercelen nog smaller. In het oostelijke deel van het Noorderpark zijn de erven vrij lang en liggen in een landgoederenlandschap met landgoedbossen.

10.3 Beplanting De beplanting bevindt zich in de linten en op de erven. Daarbuiten is het landschap vrij open. Er ligt een moestuin voor of naast de boerderij. Verder bevinden zich aan de voorzijde leibomen, soms een siertuin en af en toe een solitaire boom. De kavelgrensbeplanting bestaat uit singels, struweel of knotbomen. Naast het erf of in het veld komen soms een geriefhoutbosje en een koebocht voor. De beplanting langs de wegen varieert van een enkele boom tot beplanting aan beide zijden van de wetering. In het zuidelijke deel van De Venen staat er meer beplanting rondom het erf en zijn er grote boomgaarden naast het erf. Langs de sloten om het erf staan meer knotbomen of elzensingels dan in de overige gebieden. In het oostelijke deel van het Noorderpark is de erfbeplanting plaatselijk dicht. 10.4 Elementen 10.4.1 Bebouwing aanlegplaats boten bakhuis boenhok hout-/ turfschuur kapberg kippenhok koeschuur koetshuis mestvaalt paardenstal pleehok varkens-/jongveeschuur wagenloods waterput zomer-/wringhuis 10.4.2 Beplanting bomenrij hoogstamboomgaard geriefhoutbosje haag en heg knotbomen leibomen sier-/moestuin singels solitaire boom struweelhaag

11 Langbroekerwetering 11.1 Landschap Het landschap van de Langbroekerwetering is volgens de standaardmaat, 112 x 1250 meter, ontgonnen. De boerderijen en erven vormen een lint in het landschap. De Langbroekerwetering ligt aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug en heeft veel beplanting voor een slagenlandschap. Het is een half open landschap met een unieke afwisseling tussen graslanden en langgerekte bospercelen. De lijnvormige beplanting langs de kavels accentueert de overgang van hoog naar laag en vormt lange doorzichten. De meeste van deze beplanting is mede in stand gehouden vanwege de eisen die de Natuurschoonwet stelt. Die verplicht de landgoedeigenaren namelijk om de weilanden te omzomen met bomenrijen of houtwallen. 11.1.1 Kenmerken Weteringen, singels en bossen Coulissenbeplanting langs de percelen Landgoederen Langgerekte kavels 11.2 Bebouwing De (pacht)relatie tussen landgoederen en bijbehorende boerderijen heeft invloed op de structuur van de bebouwing. Zo zijn de boerderijen vaak met de voorgevel in de richting van het kasteel/landhuis gebouwd. Ook worden de kasteelkleuren op de boerderij en luiken verplicht toegepast. Daar waar een sloot tussen de weg en het erf ligt, heeft elk erf een eigen brug. De erven zijn lang en smal. 11.3 Beplanting De beplanting heeft een open karakter en staat haaks op de weg langs de kavelgrens. De soort beplanting is afhankelijk van de waterhuishouding. Bij nattere gronden plant men gewone es en wilg en bij drogere gronden eik. Singels, struwelenhagen en knotbomen liggen in de lengterichting langs de schuren op het achtererf en lopen door naar de kavels daarachter. Geriefhoutbosje en essenhakhoutbosjes liggen op de zuidkant van het erf. Leibomen staan voor de voorgevel. De grote hoogstamboomgaarden bevinden zich naast en rondom de boerderij.

11.4 Elementen 11.4.1 Bebouwing hout-/ turfschuur kapberg kippenhok koeschuur koetshuis mestvaalt paardenstal pleehok varkens-/jongveeschuur wagenloods waterput 11.4.2 Beplanting bomenrij hoogstamboomgaard geriefhoutbosje haag en heg knotbomen leibomen sier-/moestuin singels solitaire boom struweelhaag

12 Gelderse Vallei 12.1 Erfinrichting De strokenverkaveling in de Gelderse Vallei bij Woudenberg, Veenendaal en Soest is niet volgens de standaardmaat ontgonnen. De boerderijen staan aan de kop van de kavel, meestal zo dicht mogelijk bij de wetering. De bijgebouwen staan, afhankelijk van de breedte van de kavel, naast of achter de boerderij. Dit zorgt voor langgerekte bouwpercelen. Opvallend is dat de bouwwerken op het erf dicht bij elkaar staan. 12.1.1 Kenmerken Langgerekte smalle kavels Boerderij ligt dicht bij de ontginningsbasis (weg of wetering) Veel knotbomen Uitsluitend melkveehouderij 12.2 Bebouwing Het boerderijtype bestaat voornamelijk uit het T-huis, maar ook het langhuis en L-huis komen hier voor. De boerderijen zijn oorspronkelijk vrij klein. Er staat veel bebouwing op het erf. De bijgebouwen staan soms naast maar meestal achter de boerderij. Het zomerhuis staat direct naast het voorhuis. De hooiberg staat vlak achter of naast de staldeur. Het bakhuis wordt samen met de andere schuren achter het woonhuis gebouwd. 12.3 Beplanting De beplanting heeft een open karakter en staat haaks op de weg langs de kavelgrens. De soort beplanting was afhankelijk van de waterhuishouding. Bij nattere gronden plant men gewone es en wilg en bij drogere gronden worden eiken geplant.

Singels liggen in de lengterichting langs de schuren op het achtererf. Knotbomen of bomenrijen staan eveneens in de lengterichting van de kavels. Geriefhoutbosje liggen op de zuidkant van het erf en bestaan vaak uit wilg, populier of zwarte els. Leibomen staan voor de voorgevel. Hoogstamfruitbomen worden vaak naast de siertuin op het voorerf geplant. Solitaire bomen zijn ook aanwezig, zoals op het voorerf karakteristieke bomen als eik, paardekastanje, linde, esdoorn en okkernoot, en op het achtererf de eik en es. 12.4 Elementen 12.4.1 Bebouwing bakhuis fruitschuur hooiberg kapschuur loodsen voor materieel voedersilo zomerhuis 12.4.2 Beplanting bomenrij hoogstamboomgaard geriefhoutbosje knotbomen leibomen singel solitaire bomen

13 Rivierenlandschap In de ontwikkeling van erven zijn binnen het rivierenlandschap regionale verschillen ontstaan. We onderscheiden vier regio s: Vecht, Angstel, Kromme Mijdrecht Lek Oude Rijn, Hollandse IJssel Kromme Rijn Lees hieronder het algemene beschrijving van het slagenlandschap. 13.1 Landschap en erfinrichting De erven in het rivierenlandschap liggen op de oeverwallen langs de rivieren Kromme Rijn, Oude Rijn, Hollandse IJssel, Lek, Vecht, Angstel en Kromme Mijdrecht (klei). Eeuwenlang meanderen de rivieren door het laagland. Regelmatig overstromen ze hun eigen oeverwallen en vormen ze een nieuwe bedding. Bij elke overstroming wordt een laagje klei afgezet; dichtbij de rivier de grovere deeltjes, verder weg de fijnste deeltjes. De oude beddingen zijn hier en daar in het landschap te herkennen als hoger gelegen ruggen (stroomruggen) (bijvoorbeeld in de Lopikerwaard en in het Kromme Rijngebied) en aan de grillige vormen van de percelen. Sinds de aanleg van de dijken (vanaf de 12de eeuw) liggen de rivieren min of meer vast op hun huidige plek. De rivieren waren belangrijk als verkeersader en als voedselbron. De oeverwallen langs de rivieren en de hoger gelegen stroomruggen wat verderop in het land waren al vroeg bewoond (vanaf het Neolithicum, 4450-1700 v.chr.), omdat ze relatief hoog in het omringende landschap en dicht bij de rivier lagen. Daarnaast zijn deze goed doorlatende, drogere, vruchtbare en kalkrijke gronden zeer geschikt voor akkerbouw. Van oudsher komen grote boomgaarden voor in het rivierenlandschap. De grootschalige fruitteelt, zoals we die nu kennen, ontwikkelt zich pas vanaf de jaren 20 van

de 20ste eeuw. De veranderende marktsituatie in de eerste helft van de 20ste eeuw maakt schaalvergroting en specialisatie noodzakelijk. Veel akkerbouw maakte toen plaats voor veeteelt. 13.1.1 Kenmerken onregelmatige blokverkaveling (subtiel) reliëfverschil afwisselend voorkomen akkerbouw, tuinbouw, veeteelt weinig sloten sloten met weinig water 13.2 Erfinrichting De erven en percelen hebben een onregelmatig, blokvormig uiterlijk. Op de vruchtbare kleigrond zijn de bedrijven welvarender dan op de zandgronden. De hoofd- en bijgebouwen zijn hier daarom over het algemeen groter. Hier komt ook vaker de T-huisboerderij (dwarshuis) voor.

14 Vecht, Angstel, Kromme Mijdrecht 14.1 Erfinrichting De erven liggen verspreid langs de dijk, in een smal langgerekt lint, haaks op de rivier. Boerderijen zijn met de voorkant naar de weg gebouwd. Er komen ook veel landgoederen met landhuizen en herenboerderijen voor. De erven zijn rechthoekig van vorm. Naast langhuisboerderijen zijn er ook relatief veel T- en L-huizen. Het slotenpatroon rondom het erf is onregelmatig. Kenmerken Gelegen langs de rivier Veel T- en L-huizen Meerdere hooibergen Grote boomgaard Solitaire bomen Bomenrijen langs wegen Stinzenplanten 14.2 Bebouwing De gebouwen liggen in de lengterichting achter elkaar. Er staan relatief weinig bijgebouwen. Voor de opslag van oogstproducten zijn er meerdere hooibergen aanwezig. Het zomerhuis staat naast de boerderij.

14.3 Beplanting Er staan solitaire bomen op het erf en eromheen ligt een grote boomgaard. De moestuin die aan de voorzijde ligt, wordt door een haag omgeven. Aan de voorzijde staan veelal leibomen. Dichtbij het erf is een geriefhoutbosje. Als kavelgrensbeplanting wordt verschillende beplanting gebruikt zoals struweel, windsingels, hagen en knotbomen. Langs de rivieren staan struwelen en knotbomen. Langs de weg in het lint staat meestal eenzijdige wegbeplanting, soms aan twee zijden. Op buitenplaatsen en erven komen ook stinzenplanten voor. 14.4 Elementen 14.4.1 Bebouwing aanlegplaats praam boenhok hout-/ turfschuur jongveeschuur kapberg kippenhok koeschuur koetshuis mestvaalt paardenstal pleehok varkensschuur wagenloods waterput wringhuis zomerhuis 14.4.2 Beplanting bomenrij boomgaard geriefhoutbosje haag en heg knotboom leibomen siertuin/moestuin houtsingel solitaire boom struweelhaag

15 Lek 15.1 Erfinrichting De erven liggen in een lint, aan de dijk of aan de rand van de hogere gronden. De percelen zijn onregelmatig en het erf is vrij breed. De bedrijven zijn gemengd, de akker ligt achter het erf. 15.1.1 Kenmerken Gemengd bedrijf Veel bijgebouwen Akkers op de hogere gronden Grote boomgaard in het veld 15.2 Bebouwing Hier komen vooral langhuisboerderijen voor. De bijgebouwen liggen naast of achter elkaar. Er zijn redelijk veel bijgebouwen vanwege het gemengde bedrijf. Er staan verschillende bijgebouwen zoals varkensschuur, boenhok, kippenhok, houthok en wagenloods. Er is geen mestvaalt. De waterput/pomp ligt naast de boerderij.

15.3 Beplanting De beplanting in het gebied bestaat uitlaan- en erfbeplanting bij de lintbebouwing. Er is een moestuin die voor of naast de boerderij ligt. Aan de voorzijde staan leibomen en is soms een siertuin. Achter het erf liggen een grote boomgaard en akkerland. De erven zijn vaak omgeven door singelbeplantingen en diverse langgerekte bosjes of kavelgrensbeplanting. Langs dijken en sloten staan bomen en knotbomen. Soms is er een klein geriefhoutbosje. In het veld tussen de percelen en op de houtkades staan elzen en knotbomenrijen. Achter in het veld waren vroeger grote grienden. Buitendijks is het hooiland met verspreid ook kleiputten. Op de hogere gronden komen grote boomgaarden voor in het veld en de uiterwaarden. 15.4 Elementen 15.4.1 Bebouwing aanlegplaats praam boenhok geen mestvaalt hout-/turfschuur jongveeschuur kapberg kippenhok koeschuur paardenstal pleehok varkensschuur wagenloods waterput wringhuis zomerhuis 15.4.2 Beplanting bomenrij boomgaard geriefhoutbosje haag en heg knotboom leibomen siertuin/moestuin houtsingel solitaire boom struweelhaag

16 Oude Rijn en Hollandse IJssel 16.1 Erfinrichting De percelen op de oeverwal zijn onregelmatig. De boerderijen liggen aan weerszijden van de rivier aan de dijk. Op sommige delen vormen boerderijen een lint en in andere delen ligt er een enkele boerderij aan de dijk. Naast de langhuizen zijn er relatief veel T- en L-huizen. Het gemengde bedrijf was hier nog in werking tot 1930. Doordat het een gemengd bedrijf is geweest, zijn er ook boerderijen met een hoge kap, om graan in op te slaan. Daarna zijn het melkveebedrijven geworden. 16.1.1 Kenmerken Veel T- en L-huizen Meerdere hooibergen Boerderijlint Grote boomgaard op het erf en in de uiterwaarden Knotbomenrijen en elzensingels langs sloten en dijken 16.2 Bebouwing Er staan verschillende bijgebouwen die vooral in de lengterichting liggen, zoals zomerhuis, varkensschuur, boenhok, kippenhok, paardenstal en wagenloods. Voor de opslag van oogstproducten zijn er meerdere hooibergen aanwezig. Het zomerhuis staat vaak naast de boerderij. Er is geen mestvaalt, omdat de mest direct op het land word gebracht. Naast de boerderij is een waterput/pomp.

16.3 Beplanting Voor of naast de boerderij staan leibomen en ligt de moestuin, die begrensd is met hagen. Achter de boerderij is een langgerekte boomgaard en een enkel geriefhoutbosje. Rond het erf liggen een boomsingel en alleenstaande bomen. In het gebied tussen de dijk en de rivier zijn ook boomgaarden. Langs sloten en dijken staan knotbomenrijen en elzensingels. 16.4 Elementen 16.4.1 Bebouwing aanlegplaats boten boenhok hout-/turfschuur kapberg kippenhok koeschuur paardenstal pleehok varkensschuur jongveeschuur wagenloods waterput zomerhuis wringhuis 16.4.2 Beplanting bomenrij hoogstamboomgaard geriefhoutbosje haag en heg knotboom leibomen siertuin/moestuin houtsingel solitaire boom struweelhaag