borden en diversen 13 maart 2017

Vergelijkbare documenten
Borden en diversen 13 maart 2017

lichten en bruggen/sluizen 28 februari 2017

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR

Vaarbewijs 1. Verlichting

Commando's & Manoeuvres

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI):

2. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld.

1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 5 mei 2012

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

Examen November 2007

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

Examen November 2005

Hoofdstuk 13. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart van, naar en in de haven van Den Helder

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Examen Beperkt stuurbrevet

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008

Examen CWO roeien III

Het ROEIEN en de vaarregels

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

1. Als een schip wordt opgelopen door een ander schip, waar moet je dan rekening mee houden?

Commando's & Manoeuvres

Opzet van de theoriecursus

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

Opzet van de theoriecursus

Buiten gebruik gestelde gedeelten van de vaarweg; vaarverbod, niet geldend voor een klein schip dat geen motorschip is

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI):

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

Commando's & Manoeuvres

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

1. In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

H4 Lichten, seinen & termen

Digitale thuiscursus VB1(KVB1)

Instructiemateriaal voor het diploma CWO Roeiboot 1/2 Met bijbehorend insigne roeien Wilhelminagroep Zeeverkenners

Examen November 2003

2012 examen 3 Beperkt Stuurbrevet

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien

Reglementen. Ivar ONRUST

Proefexamen Beperkt Stuurbrevet

Dit boekje is van: ...

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 mei 2014

Examen CWO kielboot III

3. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Dit boekje is van: ...

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Examen November 1999

Opmerking Deze tekens kunnen worden aangevuld of verduidelijkt met bijkomende tekens, vermeld onder F

Examen CWO kielboot II

Examen CWO kielboot I

CWO II Theorie. 1. Schiemanswerk. 2. Zeiltermen. Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I.

Examen Juni Wat betekent het volgende verkeersteken (de arcering is rood) (CEVNI)?

Bijlage bij Studiewijzer Klein Vaarbewijs 1 en 2. Nieuwe leerstof Klein Vaarbewijs 2 per 1 januari 2013

VAARREGELS DE BELANGRIJKSTE

Erratum Studiewijzer Klein Vaarbewijs 7e druk 2015

Instructieboekje Roei-insigne

Examen Maart 1999 BEPERKT STUURBREVET

Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Zeil insigne kielboot 1. Termen Zeil standen Overstag Gijpen Stormrondje... 5 BPR Regels Goed zeemanschap...

een schip dat een groot schip sleept, assisteert, duwt of langszijde vastgemaakt meevoert;

Naam: Geboorte datum: Adres: Postcode: Datum: Instructeur/trise:

Cursus CWO RO III. Begrippen: BPR (Binnenvaart Politie Reglement) Aantekeningen. versie 1.2 jan-2002 pagina 1

Elk vaartuig dat geschikt is als vervoersmiddel op het water. Een boot die door spierkracht wordt voortbewogen.

Examen Juni Welke van de onderstaande beweringen is voor de getekende situatie juist? Er bestaat gevaar voor aanvaring (CEVNI).

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 2 maart 2013

De modulaire methode Theorievragen

CWO 1. Optimist WSV De Ank. Dit boek is van:

VAMEX - VOORBEELDEXAMEN KLEIN VAARBEWIJS 1

De modulaire methode Theorievragen

Bepalen van de optimale route

Geachte belangstellende, U ziet hier een voorbeeld (proefexamen) van een examen Klein Vaarbewijs 1.

Examen CWO roeien III

Theorieavond. URV Viking - 1 -

4. WEDSTRIJD BEPALINGEN

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 15 november 2014

Samenvatting BPR KZV 2005/2006

VAMEX - VOORBEELDEXAMEN KLEIN VAARBEWIJS 2

JZVB 2015: CWO 1 & 2 JZVB 2015

BPR. Betonning. Instructie ZI BPR

Insigne Roeien CWO Roeien I II

Houd plezier in de vaart!

CWO. Jan van Galen Juniorwacht - 1 -

A. Verbodstekens A.1 In-, uit- of doorvaren verboden (algemeen teken)

(Tekst geldend op: ) Deel I. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Artikel Betekenis van enkele uitdrukkingen

Transcriptie:

borden en diversen 13 maart 2017 vraag 1) Zeilend met een lelievlet, ziet je het hierboven getekende bord staan. Het bord is vierkant en blauw met daarop tegen elkaar indraaiende witte pijlen. Dit is voor u een aanwijzing en betekent? A. dat het vaarwater eindigt in een stromend water, waar sterke wisselende stromen lopen; B. dat u een sluiskolk nadert, waardoor directe doorvaart belemmert is,zodat bij aankomst ligplaats genomen dient te worden; C. dat u een zeer korte bocht in het vaarwater nadert waarin het verkeer, dat de buitenbocht aan haar stuurboord zijde heeft, voorrang geniet; D. dat in het voor u liggende vaarwater keren is toegestaan, zodat u rekening dient te houden met dwars over het vaarwater kerende schepen. vraag 2) Wat betekent een gewoon blauw rondomschijnend licht op een vaartuig? A. lid Koninklijk Huis aan boord; B. staflid Koninklijke Marine; C. stopvlag controlerend ambtenaar; D. dit schip vervoert gevaarlijke stoffen. vraag 3) Bij welke van deze drie borden mag je wel komen met jouw zeilboot A. A B. B C. C D. geen van drie Jacob Valcke Groep 1

vraag 4) Wat betekent dit bord? A. verboden voor wedstrijden; B. verboden voor watersport; C. verboden voor kleine schepen; D. verboden voor grote schepen. vraag 5) Wat is het dagteken voor gevaarlijke stoffen? A. gele bol(len); B. rode cilinder(s); C. blauwe kegel(s); D. groene ruit(en). vraag 6) Als we s nachts in een lelievlet zeilen moeten we als verlichting voeren? A. een toplicht en een heklicht; B. een wit rondom schijnend licht; C. een wit rondom schijnend licht en een tweede licht moet getoond worden bij gevaar voor aanvaring. D. een toplicht en boordlichten vraag 7) Welke betekenis heeft dit bord? Jacob Valcke Groep 2

A. verplichting zich naar de SB-zijde van het vaarwater te begeven; B. aanbeveling zich naar de SB-zijde van het vaarwater te begeven; C. verboden zich naar de SB-zijde van het vaarwater te begeven; D. vaarwater maakt een bocht naar SB. vraag 8) Welke van de lichten en vlaggen horen bij elkaar? Wat betekenen de lichten C. A. A en 1 beteken inlaten van water. B en 2 beteken spuien. C betekend dat het spuien of inlaten gestopt is. B. A en 2 Beteken spuien van het water. B en 1 beteken inlaten. C betekend dat het spuien of inlaten gestopt is. C. A en 1 beteken inlaten van water. B en 2 beteken spuien. C betekend dat er zo met het spuien of inlaten begonnen wordt. D. A en 2 Beteken spuien van het water. B en 1 beteken inlaten. C betekend dat er zo met het spuien of inlaten begonnen wordt. vraag 9) U passeert, zeilend met uw lelievlet, de hiernaast aangegeven combinatie van borden. Het bovenste bord is wit met daarop zwarte cijfers, het onderste bord is blauw met witte opdruk. Dit bord betekent: A. u nadert een vrijvarende pont, over 400 meter, die op alle verkeer voorrang heeft; B. u nadert een niet vrijvarende pont, over 400 meter, alle verkeer heeft voorrang op deze pont; C. u nadert een niet vrijvarende pont, over 400 meter, alle verkeer behalve kleine vaartuigen, heeft voorrang op deze pont; Jacob Valcke Groep 3

D. u nadert een plaats in het vaarwater, waar verkeer het vaarwater kan oversteken. Alle vaartuigen behalve kleine-, hebben voorrang op dit overstekende verkeer. vraag 10) U zeilt met een lelievlet en ziet bij het begin van een vaarwater de hiernaast aangegeven combinatie van borden staan. Het bovenste bord is wit met een rode rand en een rode diagonale streep en twee zwarte pijlen.het onderste bord is blauw met een witte opdruk Sport A. u besluit dit vaarwater niet in te varen omdat dit verboden is voor sport-(recreatie)vaart; B. u besluit dit water in te varen, maar hier niet op te lopen, omdat dit verboden is; C. u besluit dit water in te varen, maar alleen kleine vaartuigen in te lopen, omdat oplopen van grote vaartuigen verboden is; D. u besluit dit vaarwater in te varen en alle schepen, die u op kunt lopen, op te lopen. vraag 11) Wat is de veilige doorvaart hoogte volgens onderstaande peilschaal? A. met een masthoogte van 3 meter; B. met een masthoogte van 4 meter; C. met een masthoogte van 4,5 meter; D. met een masthoogte van 5 meter. Jacob Valcke Groep 4

vraag 12) De weersverwachting meldt een krimpende wind en een dalende barometer. Wat voor weer krijgen we? A. onstabiel, naderende depressie; B. onweer; C. stabiel, naderend hoge druk gebied. D. er veranderd niets. vraag 13) Het KNMI geeft een waarschuwing voor de scheepvaartäf vanaf: A. windkracht 5 en meer; B. windkracht 6 en meer; C. windkracht 7 en meer; D. windkracht 8 en meer. vraag 14) Jagen is: A. roeien, zonder je dollen te gebruiken; B. m.b.v. een riem of lange paal de boot vooruit duwen door riem of paal op de bodem af te zetten; C. vanaf de wal het schip met een lijn vooruit trekken. D. het verhalen van het schip. vraag 15) Waar moet je de jaaglijn bevestigen? A. aan de punt van de boot; B. aan de voet van de mast; C. aan de top van de mast; D. iets boven de mastkoker. vraag 16) Verhalen is: A. sterke verhalen vertellen; B. de boot een eindje verplaatsen; C. achteruit zeilen, ook wel deinzen genoemd; D. een ver punt hoog aan de wind proberen te halen. Jacob Valcke Groep 5