Bepalen van de optimale route

Transcriptie

1 Routeplanning Bij routeplanning willen we vooral antwoord op de vragen : Wat is de meest optimale route? Hoe lang varen we over een traject of wanneer komen we ergens aan? Wat is het verval over de totale gevaren afstand? Dessel Bepalen van de optimale route We willen varen vanuit Herentals naar Dessel. Twee alternatieve vaarroutes dienen zich aan Welke route is de snelste gegeven de volgende elementen? Snelheid Sluistijd = 8km/u = 5min Herentals 24 Kwaadmechelen Oplossing Dessel rechtstreeks Oplossing Dessel via Kwaadmechelen Vaartijd Sluistijd = 26km : 8km/u = 3,25u = 3u 5min = 7 sluizen * 5min/sluis = u 45 min Vaartijd Sluistijd = (24km + 6km) : 8km/u = 5u = 2 sluizen * 5min/sluis = 3min Reistijd = Vaartijd + Sluistijd = 3u 5min + u 45min = 5u Reistijd = Vaartijd + Sluistijd = 5u + 3 min = 5u 3min De route via Kwaadmechelen duurt dus volgens de berekening een half uur langer dan de route die rechtstreeks naar Dessel gaat. In de praktijk dien je dit meestal wel met een korrel zout te nemen. Dit voorbeeld gaat immers uit van een ideale situatie. We gaan er namelijk van uit dat je nergens voor een sluis dient te wachten en dat je direct aan de schutting kan beginnen. Dit komt maar zeer zelden voor. De kans dat je vertraging oploopt als je zeven sluizen moet nemen, is veel groter dan wanneer je maar twee sluizen moet nemen. Hou rekening met de bedieningstijden van sluizen en bruggen. In België mag je er niet van uit gaan dat zij continue werken. Een goed startpunt voor sluisbedieningstijden in Vlaanderen en een deel van Wallonië is de website van Waterwegen en Zeekanaal, te vinden op 8

2 Sector- en geleidelichten 5 Een sectorlicht heeft een bepaalde kleur die verschilt naargelang met welke koers je het punt nadert. Geleidelichten dienen om je ergens veilig binnen te loodsen. Meestal wordt dit gebruikt om je een haven in te gidsen of om je rond één of ander moeilijk bevaarbaar punt te laten varen. 2 Wanneer we de geleidelichten achter elkaar hebben, liggen we mooi op een gekende koers In de haven van Zeebrugge vinden we een mooie combinatie van sector- en geleidelichten:. Rood sectorlicht. 2. Wit sectorlicht. 3. Lichtkarakter van het sectorlicht is Oc.WR.5s. De kleur van het licht is dus afhankelijk van de sector waarin je het licht nadert. 4. Twee witte geleidelichten Oc.5s 5. Grondkoers = 36 als je bij het binnenvaren de geleidelichten net achter elkaar hebt. We kunnen zo ons kompas op fouten controleren omdat de koers in de gegeven omstandigheden gekend is. Daar waar je het achterste / bovenste geleidelicht naar toe wil, die richting moet je uitsturen. Zitten beide geleidelichten mooi achter elkaar in lijn, dan hoef je niks te doen. Je zit op koers. Stuur meer naar Goed op koers Stuur meer naar Westelijke strekdam en infrastructuur van de haven van Zeebrugge (BE), gezien vanuit zee 32

3 Gebodstekens Verplichting om in de richting aangegeven door de pijl te varen. Snelheidsbeperking in km/u. Verplichting om over te steken en aan bakboordwal te gaan varen. Verplichting om voorrang te verlenen aan de schepen in het hoofdvaarweg (situatieschets). Verplichting om over te steken en aan stuurboordwal te gaan varen. Verplichting om voorrang te verlenen aan de schepen in de hoofdvaarweg (situatieschets). Verplicht de bakboordzijde van het vaarwater te houden. VHF Meldingsplicht via de marifoon op kanaal. Verplicht de stuurboordzijde van het vaarwater te houden. Verplichting om een geluidssein te geven. In dit geval één lange stoot. Verplichting om over te steken en aan bakboordwal te gaan varen; tegemoet komend verkeer dient hetzelfde te doen. Verplichting om over te steken en aan stuurboordwal te gaan varen; tegemoet komend verkeer dient hetzelfde te doen. Bij sommige van deze gebodstekens worden pijlen of situaties uitgebeeld. In die omstandigheden vaar jij meestal het bord onderaan binnen... Verplichting om te stoppen aan het bord. Verplichting om bijzonder op te letten. Enkele borden op de oever 36

4 Een sluis Overige tekens Tekens bij bruggen zijde brug zijde brug Plaats waar u het waterwegenvignet kan kopen; tolkantoor. Verkeer in twee richtingen Mogelijkheid tot nemen van elektriciteit. Verkeer in één richting Ligplaats voor de binnenvaart (geen duwstellen); soms bijkomende aanduiding voor gevaarlijke sto en. A B C Ligplaats voor duwstellen; soms gecombineerd met bijkomende aanduiding voor de klasse van vaartuigen met gevaarlijke sto en (, 2 of 3 blauwe kegels). Ligplaats voor de binnenscheepvaart (alle vormen); soms bijkomende aanduiding voor gevaarlijke sto en. keuropening is C, want er kan geen verkeer komen uit de andere richting, maar opening B kan ook. Doorgang A is gesperd. Aanbevolen plaats om door te varen (in de groene zone blijven) Verbod om zich in de rode zone te begeven zoals aangegeven door deze borden. Men dient dus in het witte gedeelte te varen. Milieustation Doorvaart toegestaan; meestal wordt dit bord niet gehangen. Jachthaven Meerplaats binnenscheepvaart (gevaarlijke stoffen) Zwem- en/of duikzone 39

5 Regel 4 : Zeil voor spier voor motor Net zoals bij tegengestelde koersen krijgen we hier qua volgorde: De motorboot wijkt voor een roeiboot of een zeilboot. De motorboot wijkt immers het makkelijkst. De roeiboot wijkt voor een zeilboot maar heeft voorrang op een motorboot. De zeilboot heeft voorrang op een roeiboot en op een motorboot. Een zeilboot moet immers om te k unnen wijken, ingrijpen op de zeilen en dit vraagt meestal meer tijd. Regel 5 : Zelfde type, zelfde grootte Regel 5a : Motorboten onderling Bij motorboten onderling geldt een voorrang van rechts. Merk op dat het gele schip in de tekening hiernaast het rode boordlicht ziet van het blauwe schip. Hij heeft dus rood licht en moet voorrang geven. 2,5 Het blauwe schip ziet het groene boordlicht van het gele schip en weet dan ook dat hij voorrang heeft. Regel 5b : Zeilboten onderling Wind Loef Wind 2,5 Lij 2,5 Indien twee zeilboten een verschillende zeilstand hebben (linkse tekening), dan krijgt de zeilboot die over bakboord zeilt voorrang. Als je niet kan bepalen over welke kant het zeilschip zeilt (bijvoorbeeld omdat hij een voorzeil voert dat te groot is om duidelijk de situatie te kunnen zien) dan moet je er van uitgaan dat de tegenpartij over bakboord zeilt. Indien beide zeilboten over dezelfde boeg varen (zelfde stand van het grootzeil), krijgt diegene die het verst van de wind is voorrang op de zeilboot die het dichtst aan de wind vaart. We spreken dan van : loef wijkt voor lij of het loefwaartse vaartuig wijkt voor het lijwaartse. In geval van twijfel over voorrang, geef dan gewoon voorrang. Dit is een uiting van goed zeemanschap en zal je een veel rustiger gevoel geven op het water. Als je voorrang geeft, laat dit dan wel duidelijk merken aan de tegenpartij door een goed zichtbaar manoeuvre uit te voeren. Neem ook tijdig actie en wacht niet tot het allerlaatste moment. 49

6 Specifieke regels voor engtes met motorboten 7 8? Indien de stuurboordwal vrij is, heeft de motorboot die stuurboordwal volgt voorrang. Goed zeemanschap brengt raad indien nog geen oplossing werd gevonden qua voorrang. Speci eke regels voor engtes met zeilboten Wind 9 Wind De niet-bezeilde zeilboot heeft nu ook geen voorrang. De bezeilde zeilboot stopt immers niet makkelijk. Bij ongelijke zeilstand gaat de zeilboot die over bakboord zeilt voor de zeilboot die over stuurboord zeilt. Heel dikwijls worden er verkeersborden geplaatst bij engtes die je attent maken op het feit dat er een engte is waar mogelijk niet met twee schepen tegelijk kan worden door gevaren. Hieronder enkele van de meest voorkomende borden: 5

7 Klein motorschip Varend Kleine motorboten zien er bij nacht net zo uit als een gewoon motorschip. Echter, soms is het toplicht en het heklicht gecombineerd in één lantaarn. Dit mag want het ziet er net hetzelfde uit bij nacht. Je mag ook de boordlichten vooraan combineren in één lantaarn. Stil liggend Nacht Dag 36 B2345 anker gaan de boordlichten uit en wordt het uitzicht herleid tot een rondom schijnend wit licht: het ankerlicht. Dit kan een apart licht zijn of een combinatie van hek- en toplicht. Een schip wordt aanzien als stil liggend als het voor anker ligt of aangemeerd aan een kade. Een traag varend klein schip (kleiner dan 7m, trager dan 3km/u, inclusief roeiboot/zeilboot) kan volstaan met een wit rondom schijnend licht, zelfs als dit schip varend is. Dit lijkt dan op een ankerlicht. Overdag voert een klein schip een ankerbal als het voor anker ligt. Groot motorschip Varend INLAND SHIPPING LINE Een motorschip mag een extra toplicht voeren als het groter is dan 2m. Vanaf m lengte moet er een tweede toplicht worden gevoerd. Het tweede toplicht is hoger geplaatst dan het eerste. Stil liggend Een groot schip moet twee ankerlichten voeren. Het ankerlicht op de boeg staat het hoogst. INLAND SHIPPING LINE 54 Een stilliggend groot motorschip voert bij dag ook een ankerbal. De ankerbal wordt geplaatst daar waar het anker zich bevindt.

8 Klein zeilschip Varend enkel op zeil Een zeilboot heeft, als hij enkel en alleen aangedreven wordt door zijn zeilen, geen toplicht. Varend op motor en zeil Wanneer een zeilboot de motor laat bijdragen tot de aandrijving, moet die zich gaan gedragen als een motorboot. Bij nacht zal hij dus dezelfde lichten voeren als een motorschip (inclusief het toplicht). Overdag dient hij dit te laten zien door een zwarte kegel met de punt naar beneden op een duidelijk zichtbare plaats. De zeilboot moet geen kegel tonen indien hij op motor vaart en geen zeilen heeft gehesen. In dat geval is er immers geen verwarring mogelijk. Stil liggend 36 Een zeilschip dat voor anker ligt, voert dezelfde verlichting als een motorschip van eenzelfde grootte. Overdag voert een stilliggend zeilschip ook een ankerbal. Groot zeilschip Een groot zeilschip voert bij nacht 2 extra rondom schijnende lichten hoog in de mast, waarvan het bovenste rood is en het onderste groen. 55

9 Daarna zijn lengtegraad: 2 36, E. De coördinaten van de Nieuwpoortbank-boei zijn dus: 5,2 N 2 36, E PLOTTER PORTLAND COURSE Als we coördinaten opschrijven doen we dit steeds in deze volgorde. Eerst de breedte, daarna de lengte. De procedure voor de bepaling van coördinaten met de Bretoense plotter is dus: 2 Bepalen Breedte. Leg de plotter onder het object waarvan je de plaats wil bepalen (afbeelding onderaan vorige pagina). 2. Zorg dat hij loodrecht horizontaal ligt. Dit kan je zien doordat de lijnen op de plotter samenvallen met lijnen op de kaart. 3. Zet een potloodlijntje op de staande kant van de kaart en lees de breedtegraad af. Bepalen Lengte. Leg de plotter verticaal naast het object waarvan je de plaats wil bepalen (afbeelding hiernaast links). 2. Zorg dat hij loodrecht verticaal ligt. Dit kan je zien doordat de lijnen op de plotter samenvallen met lijnen op de kaart. 3. Zet een potloodlijntje op de liggende kant van de kaart en lees de lengtegraad af N " FGFOLSU 4UVVSCSFWFU 'HNFOU WBO )ZESPHGJTDIF LSU % 7MNTF #BOLFO!"#$"%&%$'(#$)*+,-)*.//%$(/"$)* #$)*$(/$.$*.2)*$*34225&$* 6$5$$)&'(27*28$4,)9* :"&#*;*34225&$*<=%/9%28,$> & 2 4 Een positie in de kaart zetten 2 25 & ,4 N Wanneer we een positie in de kaart moeten zetten, gaan we omgekeerd te werk N Algemeen Stuurbrevet Eerst zoeken we op de staande kant de COURSE komt met breedtegraad die overeenportland 5 2,4 N. PLOTTER We zorgen dat de plotter horizontaal ligt door een lijn van de kaart te laten samenvallen met een lijn op de plotter. We trekken een lijn met potlood vanuit de staande kant We dienen de positie 5 2,4 N / 2 3,8 E in de kaart te zetten. Vlaamse Banken

10 OF BEARING DIRECTION 2 25 & Vlaamse Banken ,8 E Op de opgegeven positie 5 2,4 N / 2 3,8 E vinden we een Noordcardinaal met de benaming OD N Daarna zoeken we op de liggende kant de lengtegraad die overeenkomt met 2 3,8 E. We zorgen dat de plotter verticaal ligt door een lijn van de kaart te laten samenvallen met een lijn op de plotter. We trekken een lijn met potlood vanuit de liggende kant. Bepalen van afstanden ,7 Nm Afstanden tussen objecten of plaatsen op de kaart kunnen we heel makkelijk bepalen met een passer. Om de afstand te weten tussen de Nieuwpoortbank-boei en de Zuidcardinale boei WK4, gaan we als volgt te werk:. We nemen een passeropening tussen die twee boeien. 2. Deze opening zetten we af op de staande kant van de kaart. We weten dat de staande kant van de kaart kan gebruikt worden voor afstandsmeting. We weten ook dat minuut op de staande kant van de kaart overeen komt zeemijl ( nautical mile, Nm). Er is tussen die twee boeien een afstand van 2,7Nm, want we meten 2,7 minuten. Algemeen Stuurbrevet 79

11 De /2e-regel is een snelle manier om getijdehoogten te berekenen. Hij houdt echter geen rekening met geografische anomalieën die zich kunnen voordoen. Deze regel gaat er vanuit dat het getij op de locatie een mooi sinusoïde verloop kent. Maar dat is niet altijd zo. In het Zuiden van Engeland bijvoorbeeld, in de regio van de Solent rond Southampton, doet zich een getij voor met twee keer hoogwater in één getijcyclus. In zo n geval is de /2e-regel volstrekt onbruikbaar. beeld 6 : van laagwater naar hoogwater We varen op zaterdag 3 oktober 25 rond 6: in de ochtend richting Antwerpen en we komen over een dieptelijn van 3m met ons zeilschip met een diepgang van 2,3m. Wat is de vrije ruimte onder kiel van ons zeilschip? We gebruiken de getijtafel van Antwerpen op de vorige pagina. Oplossing Het is die dag LW om 2:4 en de waarde van het getij is,5m Het volgende HW is om 8:4 en het getij bedraagt dan 6,4m. Het verval is dus 5,9m. Deze waarde gaan we gebruiken in onze berekening. We varen op een tijdstip van ongeveer 2 uur voor HW (HW-2). Op dat moment is het getij voor 9/2 (of 3/4 opgekomen) Vermoedelijke waarde van het getij = Waarde LW + (9/2 * verval) =,5m + ( 9 / 2 * 5,9m ) =,5m + 4,4m (we ronden af naar beneden = veilige waarde) = 4,9m getij om 6: De totale verwachte waterdiepte om 6: s ochtends is 3m (kaartdiepte) + 4,9m (getij) = 7,9m. Er blijft een vrije ruimte over onder ons schip van 7,9m - 2,3m = 5,6m. SOUTHAMPTON (UK) beeld 7 : van hoogwater naar laagwater De dag erna, zondag 4 oktober 25, keren we vanuit Antwerpen terug rond 2: uur. We komen terug over de zelfde dieptelijn van 3m. Ons zeilschip heeft nog steeds een diepgang van 2,3m. Wat is tijdens onze terugkeer de vrije ruimte onder kiel? Oplossing Het is HW om 8:55 en het getij bedraagt dan 6,m. Het daarop volgende LW is om 5:35 en de waarde van het getij is,8m. Het verval is dus 5,3m. We varen op een tijdstip van ongeveer 3 uur na HW (HW+3). Op dat moment is het getij voor 6/2 (of /2 gedaald) Vermoedelijke waarde van het getij = Waarde HW - (6/2 * verval) = 6,m - ( 6 / 2 * 5,9m ) = 6,m - 2,9m (afger ond) = 3,2m getij om 2: De totale verwachte waterkolom om 2: is 3m (kaartdiepte) + 3,2m (getij) = 6,2m. Er blijft dus een vrije ruimte over onder ons schip van 6,2m - 2,3m = 3,9m. Algemeen