Toelichting peilbesluit NBWpolders. Fanerpolder, Lagemeeden, Lettelbert, Nienoord, Vredewold en Zuidhorner Zuidpolder

Vergelijkbare documenten
Notitie. Voorstel monitoringsplan NBW-polders. 1 Inleiding. 2 Monitoringsinspanning. 2.1 Monitoringsinspanning door het waterschap

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Peilbesluit de Dijken Bakkerom. toelichting

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

Peilbesluit Rietveld 2017

Watergebiedsplan Hem. Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging. Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005)

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Toelichting GGOR Schieveen

Integraal Peilbesluitplan Smilde Streekbijeenkomst

Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen.

Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Gasselte

Gebiedsontwikkeling Zuidelijk Westerkwartier droge voeten, natuur en.

Bijlage 1 Toelichting partiële herzieningen peilbesluiten Alblasserwaard en Tielerwaard

Peilbesluit Campen. 12 december 2016

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard)

Toelichting peilbesluit Gieten Waterschap Hunze en Aa s December Toelichting Peilbesluit Gieten

Advies interim boezempeil

Toelichting. Peilbesluit Pagediep

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Lage Abtswoudschepolder Peilgebied V

B O SATLAS VAN DE ALBLASSERWAARD

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum:

Toelichting Peilbesluit Tynaarlo

Toelichting Peilbesluit. Oude Pekela zuid

Toelichting GGOR Akkerdijksche polder

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Toelichting Peilbesluit Winschoten

Leeswijzer factsheets peilgebieden Walcheren

Toelichting GGOR polder Berkel

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Groeneveldse polder peilgebied XII

Nota beantwoording zienswijzen

Toelichting Peilbesluit Westerpolder - Oosterland - Vestdijklaan

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

Toelichting GGOR Zuidpolder van Delfgauw

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Paterswolde en Groningen Zuid

Een route naar een. Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling. 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Toelichting Peilbesluit Drentsche Aa Noord

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Toelichting GGOR Oude Polder van Pijnacker

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Toelichting Peilbesluit Wolfsbarge

Informatiebijeenkomst PWO Zuid-Beveland-Oost. 26 november 2012

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

Toelichting Peilbesluit De Mieden-West Tzummarum

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

Toelichting ontwerp peilbesluit Blauwestad Waterschap Hunze en Aa s Peilbesluit Blauwestad

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

REACTIENOTA zienswijzen Peilbesluit De Onlanden

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Drentsche Aa Zuid

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol

Ontwerp peilbesluit Rietveld 2017

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Bodem en Water, de basis

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding

Gebied: De Drie Polders

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Kaartenbijlage behorende bij het peilbesluit Nieuwegein Nieuwegein-West, Plettenburg en Oudegein

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Stadskanaal

Topsoil. Korte introductie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Toetsing waterhuishouding

Documentnummer AMMD

Waterparagraaf Heistraat Zoom

Nieuwe natuur voor droge voeten

Kleine Beerze. Bijeenkomst. 13 juli 2017

Toelichting Peilbesluit Assen

Bijdorp. 15 maart Watersysteem Bijdorp. Geachte mevrouw, heer,

Reactienota zienswijze over het ontwerpprojectplan Restontwerpen fase 1 IJsseldelta-Zuid. September 2015

Watertoets CSV-terrein Vreeland

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

VERKENNEND ONDERZOEK WATERHUISHOUDING ZUIDWENDING ANALYSE EN MAATREGELEN CONSORTIUM AARDGASBUFFER ZUIDWENDING WATERSCHAP HUNZE EN AA'S

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Toelichting Peilbesluit Hijlaardermieden

Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21

Bijlage I: Raamplan Kern Pijnacker

Allereerst zal per deelgebied een analyse gemaakt worden. Deze worden aan het eind samengevoegd tot een totaal beeld.

Nota van Wijzigingen. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

CVDR. Nr. CVDR271515_1. Peilbesluit Quarles van Ufford

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Partiële herziening Peilbesluit Duivenvoordse- en Veenzijdsepolder. Peilvak Noortheylaan

Gebiedsontwikkeling Zuidelijk Westerkwartier Projectnota Vastgesteld door GS op: 17 maart 2015 Vastgesteld door het DB op: 23 juni 2015

Grondwaterstudie Fryslân

Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Samenwerking en afstemming over het peilbesluit. Direct betrokkenen

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Transcriptie:

Toelichting peilbesluit NBWpolders Fanerpolder, Lagemeeden, Lettelbert, Nienoord, Vredewold en Zuidhorner Zuidpolder Concept, 14 november 2016

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Verantwoording Titel Toelichting peilbesluit NBW-polders Opdrachtgever Waterschap Noorderzijlvest Projectleider Tauw M.F. de Koning Auteur(s) René van der Ploeg (Waterschap Noorderzijlvest) en Eric Ebbers (Tauw) Projectnummer 1235986 Aantal pagina's 64 (exclusief bijlagen) Datum 14 november 2016 Handtekening Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven. Colofon Tauw bv BU Water & Ruimtelijke Kwaliteit W.A. Scholtenstraat 3a Postbus 722 9400 AS Assen Telefoon +31 59 23 91 30 0 Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: - NEN-EN-ISO 9001 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 3\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 4\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Inhoud Verantwoording en colofon... 3 1 Inleiding... 9 1.1 Aanleiding... 9 1.2 Achtergrond en kaders... 9 1.3 Doelstelling... 11 1.4 Leeswijzer... 11 2 Gebiedsbeschrijving... 12 2.1 Ligging... 12 2.2 Geschiedenis... 13 2.3 Grondgebruik en functies... 15 2.3.1 Bestemmingsplan... 15 2.3.2 Omgevingsvisie 2016 2020... 15 2.4 Bodem en grondwater... 16 2.4.1 Regionale bodemopbouw... 16 2.4.2 Lokale bodemopbouw... 17 2.4.3 Grondwaterstanden... 17 2.5 Maaiveldhoogte en drooglegging... 18 2.6 Archeologie... 18 2.7 Maaivelddaling door veenoxidatie... 19 2.8 Bodemdaling door aardgaswinning... 20 3 Beleidskader en normen... 22 3.1 Waterbeheerprogramma 2016 2021... 22 3.2 Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)... 22 3.2.1 Normen NBW... 23 3.2.2 Afwijking voor landbouw... 23 3.3 Normen voor waterafvoer... 24 3.4 Gewenste Grond en Oppervlaktewater Regime (GGOR)... 24 3.5 Drooglegging... 25 3.6 Maaivelddaling door veenoxidatie... 25 3.7 Bodemdaling door aardgaswinning... 26 3.8 Kaderrichtlijn Water... 26 3.9 Natuurnetwerk Nederland (NNN)... 26 3.10 Agrarisch natuurbeheer... 28 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 5\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 3.11 Kaden en keringen... 28 3.12 Beheer en onderhoud... 29 3.13 Klimaatverandering... 29 4 Huidige watersysteem en toetsing... 30 4.1 Fanerpolder... 30 4.1.1 Huidige watersysteem en inrichting... 30 4.1.2 Toetsing... 31 4.2 Lagemeeden... 34 4.2.1 Huidige watersysteem en inrichting... 34 4.2.2 Toetsing... 35 4.3 Lettelbert... 38 4.3.1 Huidige watersysteem en inrichting... 38 4.3.2 Toetsing... 39 4.4 Nienoord... 42 4.4.1 Huidige watersysteem en inrichting... 42 4.4.2 Toetsing... 43 4.5 Vredewold... 47 4.5.1 Huidige watersysteem en inrichting... 47 4.5.2 Toetsing... 48 4.6 Zuidhorner Zuidpolder... 51 4.6.1 Huidige watersysteem en inrichting... 51 4.6.2 Toetsing... 52 5 Maatregelen... 55 5.1 Inleiding... 55 5.2 Maatregelen en effecten Fanerpolder... 56 5.3 Maatregelen en effecten Lagemeeden... 58 5.4 Maatregelen en effecten Lettelbert... 58 5.5 Maatregelen en effecten Nienoord... 59 5.6 Maatregelen en effecten Vredewold... 60 5.7 Maatregelen en effecten Zuidhorner Zuidpolder... 61 6 Literatuurlijst... 62 6\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Bijlage(n) 1 Toekomstige peilenkaart 2 Maatregelkaart 3 Bodem- en grondwatertrappenkaart 4 Maaiveldhoogtekaart 5 Kaarten bodemdaling door gaswinning 6 Huidige peilenkaart 7 Huidige drooglegging 8 Toekomstige drooglegging 9 Archeologische waardenkaart 10 Toetsingskaart NBW-normen 11 Verslagen gebiedsbijeenkomsten 12 Verklarende woordenlijst 13 Peilbesluitprocedure Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 7\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 8\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Dit peilbesluit legt het waterbeheer vast voor de komende 10 jaar in een zestal polders, te weten Fanerpolder, Lagemeeden, Lettelbert, Nienoord, Vredewold en Zuidhorner Zuidpolder. Het peilbesluit vormt de wettelijke basis voor het peilbeheer in die gebieden waarin het peilbesluit van kracht is. Door het vaststellen van het peilbesluit wordt aan alle belanghebbenden, ingelanden en peilbeheerders van het waterschap rechtszekerheid en duidelijkheid gegeven over de waterpeilen waar het waterschap in het dagelijks peilbeheer naar streeft. De peilbesluitprocedure is opgenomen in bijlage 13. 1.2 Achtergrond en kaders In 2012 is een studie afgerond naar de waterhuishouding van tien polders bij extremere neerslagsituaties; de zogenaamde NBW-toetsing (Royal Haskoning, april 2012). NBW staat voor: Nationaal Bestuursakkoord Water. Dit akkoord schrijft een beschermingsniveau voor, met betrekking tot verschillende vormen van landgebruik. De resultaten van deze studie laten zien dat in verschillende delen van de onderzochte polders (mogelijk) niet wordt voldaan aan het voorgeschreven beschermingsniveau. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 9\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Figuur 1.1 De tien polders (cirkels) waarvoor in 2012 een NBW-toetsing is uitgevoerd De NBW-studie uit 2012 was een studie op hoofdlijnen. Om de resultaten te verifiëren en aan te scherpen en om de noodzakelijke van waterhuishoudkundige maatregelen te identificeren is in 2015 een aanvullende studie uitgevoerd door Tauw. Binnen deze studie heeft het volgende plaatsgevonden: Het inzichtelijk maken van het watersysteem, het huidige gebruik, de plannen en opgaven van elke polder Een second opinion en actualisatie van de in 2012 uitgevoerde berekeningen aan het oppervlaktewatersysteem, ondersteund door het oppervlaktewatermodel SOBEK Een studie naar de grondwatersituatie, ondersteund door het grondwatermodel MIPWA In deze studie is geconcludeerd dat in zes van de tien onderzochte polders daadwerkelijk sprake is van een wateropgave in het kader van het NBW. Het gaat om de polders: Fanerpolder, Lagemeeden, Lettelbert, Nienoord, Vredewold en Zuidhorner Zuidpolder. In de studie is tevens onderzoek gedaan naar het Gewenste Grond en Oppervlakte Waterregime (GGOR). 10\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Uit de studie komt naar voren dat het actuele Grond- en Oppervlaktewater Regime (AGOR) op diverse plekken binnen deze polders significant afwijkt van het Optimale Grond en Oppervlaktewater Regime (OGOR) voor de functies die op dit moment zijn toegewezen. De polders Hanckema, Kriegsman, Triplum en Zuidwending voldoen aan de normen voor oppervlaktewater en grondwater (al dan niet na de geplande herinrichting) en worden niet verder beschouwd. Om de conclusies uit studie tegen het licht te houden van de dagelijkse realiteit is in april 2016 een reeks van zes bijeenkomsten georganiseerd. Per polder is gesproken met de grondgebruikers. Het optimale peilbeheer en de noodzakelijke maatregelen zijn vervolgens voldoende uitgewerkt om te worden vastgelegd in een peilbesluit. De uitgevoerde onderzoeken, de gesprekken met gebruikers en de geldende normen voor goed waterbeheer vormen het kader bij dit peilbesluit. De achterliggende rapporten zijn opgenomen in de literatuurlijst. 1.3 Doelstelling De doelstelling van dit peilbesluit is drieledig: Het kwantificeren van de hydrologische opgaven binnen de zes polders Het bieden van een hydrologisch kader waarbinnen de noodzakelijke maatregelen voor het invullen van de opgave voor de aanwezige functies kunnen worden gerealiseerd Het goed onderbouwd vastleggen van de streefpeilen in de zes polders, minimaal voor de periode 2017-2027 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden beknopt de ontstaansgeschiedenis en de specifieke kenmerken van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 staat een uiteenzetting van het vigerende beleid en praktische uitgangspunten. Hoe in dit gebied de waterhuishouding functioneert en hoe de functies van het gebied hiermee bediend worden is terug te vinden in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt stil gestaan bij de toekomstige waterbeheersituatie. Hierin staan de voorgestelde waterpeilen en de effecten van deze waterpeilen op de verschillende functies en thema's. Hoofdstuk 7 en 8 gaan respectievelijk in op de monitoring en welke maatregelen er noodzakelijk zijn in dit gebied. De bijlagen omvatten vooral kaartmateriaal. In bijlage 1 staat de nieuwe peilenkaart; de kaart waarover het waterschapsbestuur besluit. De maatregelen die in dit gebied noodzakelijk zijn staan weergegeven op de kaart in bijlage 2. De andere kaarten zijn ter verduidelijking en ter illustratie van de toelichting voor dit peilbesluit. Ook is als bijlage een woordenlijst met uitleg van specifieke hydrologische en andere vaktechnische termen opgenomen. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 11\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 2 Gebiedsbeschrijving In dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. Na een geografische omschrijving wordt ingezoomd op het grondgebruik, de historie, de inrichting en de fysische gegevens als hoogteligging en bodemopbouw. 2.1 Ligging Het peilbesluitgebied omvat zes polders die ruwweg binnen de driehoek Leek-Zuidhorn- Groningen/Westpoort zijn gesitueerd. De polders zijn afzonderlijke waterhuishoudkundige eenheden met ieder een eigen gemaal. De gemalen lozen het water op de boezem die tussen de polders ligt. Het boezemwater maakt onderdeel uit van de Electraboezem 3 e schil met een streefpeil van -0,93 m NAP. In figuur 2.1 is de begrenzing opgenomen van het peilbesluitgebied. Een grotere weergave is opgenomen in bijlage 6. De oppervlakten van de polders zijn opgenomen in tabel 2.1 Figuur 2.1 Begrenzing van het peilbesluitgebied 12\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Tabel 2.1 Oppervlakten per polder Polder Oppervlak [ha] Opmerking Fanerpolder 466 Exclusief aangesloten gebied aan de westzijde van de polder (aan Fanerweg) van maximaal 25 ha Lagemeeden 640 Lettelbert 762 Nienoord 318 Vredewold 541 Inclusief Lettelberterbergboezem van circa 88 ha en berging bij Leekstermeer van circa 60 ha Zuidhorner Zuidpolder 263 Totaal 2.990 2.2 Geschiedenis Het gebied ligt op de rand van het Drents Friese keileemplateau waarvan de ondergrond werd gevormd tijdens de twee laatste ijstijden (Saalien en Weichselien). Vanaf circa 6000 voor Chr. begon het gebied geleidelijk te vernatten en werd veengroei mogelijk. Deze veenontwikkeling was indirect het gevolg van de zeespiegelstijging. De zandruggen in het Zuidelijk Westerkwartier (ZWK) begonnen rond 1500-1000 voor Christus onder het veen te verdwijnen. In de 6e-7e eeuw na Chr. werd de invloed van de zee in het noorden van het gebied merkbaar. De ingebroken Lauwerszee bereikte het gebied en liet een kleidek achter op het veen. In de middeleeuwen begonnen de toenmalige bewoners met het ontginnen van het landschap. Het veen werd van vegetatie ontdaan, ontwaterd en in akkerland omgezet. Onduidelijk is of er in deze periode ook turf werd gestoken. Op de ontgonnen gronden werd aanvankelijk met succes graan geteeld. Maar al snel kwamen er problemen. Door de inklinking en oxidatie van het veen daalde de bodem en ging het gebied vernatten. Op zoek naar nieuwe akkergronden trokken de bewoners dieper het veen in. Met de bewoners schoven ook de dorpen mee het veen in. Door deze verplaatsingen kwamen de bewoners uiteindelijk terecht op zandhoogten (gasten) die op een geringe diepte onder het veen lagen [1]. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 13\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Figuur 2.2 Ontginningsrichting [1] Op oude topografische kaarten is te zien dat de structuur van het landschap vanaf 1800 weinig veranderd is. Wel is te zien dat de vroegere bemaling door molens later vervangen is door dieselgemalen en in de jaren 50 van de vorige eeuw door elektrische gemalen. In de meeste gevallen nog vrijwel op dezelfde locatie [2]. Het verkavelingspatroon sluit aan bij het kronkelende verloop van oude laagten. Van oudsher is dit gebied in gebruik bij veeboeren. Dat is ook nu nog het geval. Wel is het aantal agrarische bedrijven sterk afgenomen en is de schaal van de bedrijven veel groter dan in het verleden [3]. De verschillende polders waren in het verleden ooit zelfstandige waterschappen. Zo was de Fanerpolder van 1881 tot 1973 een zelfstandig waterschap. Daarna werd het onderdeel van waterschap Westerkwartier. Het waterschap Westerkwartier is in 1994 opgeheven en opgegaan in het waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap Lagemeeden heeft bestaan tussen 1867 en 1985. Het waterschap Vredewold heeft bestaan tussen 1885 en 1975 (bron Wikipedia). De Drie Polders verwijst ook naar een voormalig waterschap. Het waterschap is in 1917 ontstaan uit een fusie van de Lettelbertermolenpolder, de Zuiderpolder, de Nienoordsche polder en een gedeelte tot dan onbemalen land van 150 ha tussen de Matsloot en de Traansterwijk. 14\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Het waterschap had twee gemalen, een aan het Lettelberterdiep ten noorden van Lettelbert en een aan de Groeve ten noorden van Leek. In 1975 werd waterschap De Drie Polders onderdeel van waterschap Westerkwartier. 2.3 Grondgebruik en functies Het watersysteem staat ten dienste van het grondgebruik en de functies, zoals die nu in de verschillende ruimtelijke plannen zijn vastgelegd. In hoofdstuk 4 van het rapport watersysteem, plannen, wensen en eisen NBW cluster [4] wordt uitgebreid ingegaan op het grondgebruik en de functies. In deze toelichting wordt kort ingegaan op de functies vanuit het bestemmingsplan en de functies water vanuit de Omgevingsvisie 2016-2020 van de provincie Groningen. 2.3.1 Bestemmingsplan Het gebied wordt voornamelijk gebruikt voor agrarische doeleinden (in de vorm van grasland) en is voor die functie bestemd (zie tabel 2.2 en [4]). Van noord naar zuid nemen echter wel andere bestemmingen geleidelijk de overhand. Het noorden is hoofdzakelijk als agrarisch bestemd (in de vorm van grasland). Het midden van het gebied is bestemd als agrarisch met waarden. In het zuiden komt voornamelijk de bestemming natuur voor naast agrarisch. Verspreid over het gebied komt de bestemming wonen voor. Grasland is de dominante vorm van grondgebruik. Daarbinnen vormt de melkveehouderij de hoofdmoot [17]. Tabel 2.2 Grondgebruik per polder Polder Fanerpolder Lagemeeden Lettelbert Nienoord Vredewold Zuidhorner Zuidpolder Meest voorkomende bestemming agrarisch agrarisch agrarisch, agrarisch met waarden, natuur, wonen natuur, agrarisch, wonen agrarisch met waarden, wonen agrarisch 2.3.2 Omgevingsvisie 2016 2020 In figuur 2.3 is een uitsnede van kaart 6 van de Omgevingsvisie opgenomen. Binnen het plangebied zijn een aantal functies te onderscheiden. Vanuit het maatregelenprogramma Droge Voeten 2050 is het bergingsgebied Driepolders benoemd. Deze polder wordt deels ingezet voor waterberging wanneer het boezemsysteem de overtollige neerslag niet kan bergen. Verder is een groot deel van het plangebied aangewezen als laaggelegen gebied. Dit betekent dat het watersysteem hier meer leidend is bij het toekennen van de functie. In deze gebieden is aandacht nodig als het gaat om veenoxidatie en moet robuust gebouwd worden (gevoelig voor wateroverlast). Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 15\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Figuur 2.3 Uitsnede kaart 6 water van de Omgevingsvisie 2016 2020 [5] 2.4 Bodem en grondwater 2.4.1 Regionale bodemopbouw Een doorsnede van de regionale bodemopbouw van zuid naar noord is weergegeven in figuur 2.4. De opbouw geeft aan dat in het zuiden in de ondiepe ondergrond voornamelijk zand voorkomt uit de Formatie van Boxtel (bxz1, geel) met daaronder klei uit de Formatie van Peelo (pek1, paars). Richting het noorden wordt ondiep een Holocene deklaag (hlc, groen) aangetroffen. Deze deklaag bestaat uit veen- en kleipakketten. Figuur 2.4 Regionale bodemopbouw op basis van REGIS II [6] 16\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 2.4.2 Lokale bodemopbouw De bodemkaart van STIBOKA geeft inzicht in de bodemopbouw van de ondiepe ondergrond (tot circa 1,2 m -mv). Een uitsnede ter plaatse van het plangebied is opgenomen in bijlage 3. De meest voorkomende bodemprofielen in het gebied zijn opgenomen in tabel 2.3. In het gebied is veen aanwezig, al dan niet bedekt door een mariene zeekleiafzetting. Richting het noorden neemt de kleidikte verder toe. Tabel 2.3 Grootste oppervlak bodemprofielen in het gebied Codering Naam Samenstelling Globale locatie in het gebied Oppervlak [ha]* Mv41C Kalkarme drechtvaaggronden Zeeklei op veen noorden 550 kmn63c Knippoldervaaggronden Zavel en lichte klei noorden 260 gmn83c Knippige poldervaagronden Klei noorden 230 Mn85C Kalkarme poldervaaggronden Klei noorden 110 kvc Waardeveengronden Veen midden 310 kvz Waardeveengronden Veen noorden en midden 100 pvz Weideveengronden Veen op zand noorden, midden en zuiden 190 hvz Koopveengronden Veen op zand midden 140 Hn21 Veldpodzolgronden Leemarm en zwak lemig fijn zand midden 120 chn21 Laarpodzolgrond Leemarm en zwak lemig fijn zand zuiden 100 * afgerond op 10 ha 2.4.3 Grondwaterstanden De grondwatersituatie binnen het plangebied is inzichtelijk gemaakt in eerdere onderzoeken [7] met behulp van het grondwatermodel voor Noord-Nederland (MIPWA). De Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) en Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) ten opzichte van het maaiveld zijn weergegeven in figuur 2.5. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 17\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Figuur 2.5 GHG en GLG op basis grondwatermodel MIPWA ten opzichte van maaiveld 2.5 Maaiveldhoogte en drooglegging De polders vormen één van de laagste delen in de regio. De laagste maaiveldhoogte op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2) bedraagt circa -1,3 m NAP. De kernen Zuidhorn en Leek, aan de rand van het plangebied, liggen op zogenaamde gasten (zand- en keileemruggen die zijn gevormd in de voorlaatste ijstijd) en beduidend hoger dan de omgeving. Het maaiveld loopt hier op naar meer dan 3,0 m NAP. In bijlage 4 is de maaiveldhoogtekaart van het plangebied weergegeven. De Electraboezem heeft een peil van NAP -0,93 m. De relatief laaggelegen polders wateren via gemalen af op de boezem. De gemalen en achterliggende stuwen bepalen de waterstanden in de polder en zorgen daarmee voor een bepaalde mate van drooglegging (afstand tussen het waterpeil en de maaiveldhoogte). De kaart met de drooglegging in de huidige situatie is opgenomen in bijlage 7. 2.6 Archeologie Veranderingen in het peilbeheer kunnen van invloed zijn op de archeologische waarden in een gebied. Daarom is het van belang om inzicht te verkrijgen in de aanwezigheid van archeologische waarden in het gebied. Het Nederlandse archeologiebeleid is erop gericht om archeologische waarden in situ (op de oorspronkelijke locatie) te bewaren en zo nodig te conserveren. Bij een aanpassing van het waterpeil kunnen als gevolg van een eventuele verlaging of verhoging van de waterstand archeologische waarden worden aangetast. 18\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Een Quick scan naar de archeologische en cultuurhistorische waarden is uitgevoerd voor de Drie Polders, Fanerpolder en polder Nienoord [8]. Voor de polders Lagemeeden, Zuidhorner Zuidpolder en Vredewold is geen studie uitgevoerd. In bijlage 9 is een kaart opgenomen met Archeologische Monumenten en Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW3) uit 2008. De waarden zijn voornamelijk aanwezig in de omgeving van de (oude) kernen. 2.7 Maaivelddaling door veenoxidatie In het plangebied is boven de gemiddeld laagste grondwaterstand veen aanwezig, al dan niet afgedekt door een kleilaag. Als gevolg van ontwatering oxideert (verbrand) het veen en daalt het maaiveld. Dit is een onomkeerbaar proces. Veenoxidatie leidt tot ondiepe maaivelddaling. In het gebied, waar sprake is van een veenpakket in de ondiepe bodem, is dit effect goed zichtbaar in de vorm van percelen die over de tijd een komvorm krijgen. Dit komt doordat de grondwaterstand in de zomer midden op deze percelen verder uitzakt dan ter plaatse van de watergangen (zie figuur 2.6). Hierdoor treedt een ongelijke maaivelddaling op. Dit komt de waterafvoer van de percelen naar de watergangen niet ten goede. Figuur 2.6 Principe maaivelddaling Het huidige voorkomen van veen boven de GLG binnen het plangebied is in beeld gebracht. De maximale veendikte boven de GLG bedraagt circa 0,8 meter [10]. Op veel plaatsen is een kleidek aanwezig van enkele decimeters. Bij een gelijk blijvend waterpeil en rekening houdend met de klimaatveranderingen (Wh-scenario van het KNMI) zal het maaiveld tot 2050 met enkele decimeters kunnen dalen (zie onderstaande figuur). De dalingssnelheid bedraagt tot 2030 gemiddeld ruim 1 cm/jaar. Bij de aanwezigheid van een kleideklaag wordt de dalingssnelheid (gemiddeld ruim 0,5 cm/jaar tot 2030) en de totale daling gereduceerd. Genoemd dient te worden dat de gebruikte formules zijn opgesteld aan de hand van het veenweideonderzoek bij de proefboerderij van Zegveld (Utrecht) [10]. Afhankelijk van de bodemsamenstelling en omstandigheden kan de daling in het onderzoeksgebied iets afwijken. Gezien de samenstelling van het veen (sprake van bijmenging; genoemd door ingelanden) is de verwachting dat de daling minder snel verloopt dan weergegeven. Op basis van historische hoogtegegevens blijkt inderdaad dat de daling gemiddeld minder snel verloopt. Tussen 1961/1968 (inmeting TopHoogte_MD) en 2009 (inwinning AHN2) is gemiddeld ruim 0,2 meter maaivelddaling opgetreden (exclusief bodemdaling door gaswinning). Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 19\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Dit betekent een dalingssnelheid van gemiddeld circa 0,5 cm/jaar. In een periode van 10 jaar zal de bodem met deze snelheid gemiddeld 5 cm dalen. Figuur 2.7 Historische maaivelddaling met bijbehorende prognose (zwarte lijn) en prognose maaivelddaling (worst case) tot 2050 bij een veenpakket van 0,8 m -mv boven de GLG in 2010, bij gelijk blijvende waterpeilen en klimaatscenario Wh (met en zonder een kleidek) 2.8 Bodemdaling door aardgaswinning Het plangebied is onderhevig aan bodemdaling. Aardgaswinning leidt tot diepe bodemdaling. Door bodemdaling daalt het maaiveld ten opzichte van het oppervlaktewaterpeil en grondwaterpeil, wanneer deze peilen niet (kunstmatig) mee worden verlaagd (zie onderstaande figuur). Dat kan gevolgen hebben voor de functies in het gebied. Figuur 2.8 Principe bodemdaling 20\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 De NAM geeft iedere vijf jaar een statusrapport uit met daarin de reeds opgetreden bodemdaling en de bodemdalingsprognoses als gevolg van aardgaswinning. In Statusrapport 2015 zijn prognoses uitgegeven voor 2025, 2050 en 2080 [15]. De prognose (2015) voor het gebied is weergegeven in onderstaande tabel en voor 2050 grafisch weergegeven in figuur 2.7. De kaarten van de bodemdalingsprognose zijn eveneens weergegeven in bijlage 5. Tabel 2.4 Verwachte bodemdaling door gaswinning [15] Prognose Totale bodemdaling vanaf start winning Reeds opgetreden bodemdaling vanaf start Nog te verwachten bodemdaling t.o.v. 2013 [cm] [cm] winning [cm] Prognose 2025 5-11 2-8 3-3 Prognose 2050 5-12 2-8 3-4 Prognose 2080 6-14 2-8 4-6 genoemde waarden staan voor respectievelijk noord- en zuidzijde van het plangebied Figuur 2.9 De contourkaart (links) van de bodemdaling in 2013 op basis van ruimte-tijd analyse van waterpasdata (cm) en de prognose 2050 (rechts) [15] Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 21\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 3 Beleidskader en normen In dit hoofdstuk wordt het relevante vigerende waterbeleid uiteengezet. De belangrijkste beleidskaders waaraan dit peilbesluit getoetst moet worden staan in het Waterbeheerprogramma 2016-2021, de Leidraad Peilbesluiten (juli 2007), de uitwerkingen van Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Specifieke normen voor wateraanvoer en waterafvoer zijn opgenomen in de notitie water en ruimte (Noorderzijlvest 2013). De landelijke en provinciale beleidskaders zijn in het Waterbeheerplan vertaald naar uitvoeringsbeleid. Verder zijn in dit hoofdstuk de normen opgenomen die voortkomen uit het genoemde beleid. 3.1 Waterbeheerprogramma 2016 2021 Het overkoepelende uitvoeringsbeleid van het waterschap staat in het Waterbeheerprogramma 2016-2021 [16]. In het programma valt het opstellen van peilbesluiten onder het thema "Voldoende Water". Binnen het thema "Voldoende Water" staan maatregelen benoemd over onderwerpen als Deltaprogramma Zoetwater, Bodemdaling en Peilbesluiten. Het Waterbeheerplan geeft de doelstelling aan dat voor 2021 het gehele watersysteem van het waterschap voldoet aan de werknormen voor regionale wateroverlast uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-normering). Tevens moet invulling gegeven worden aan de wateropgaven vanuit de KRW. In het Waterbeheerprogramma staat het volgende over de NBWpolders : In een aantal polders in het Westerkwartier (de NBW-polders) nemen we in de komende planperiode een peilbesluit als onderdeel van de gebiedsaanpak Zuidelijk Westerkwartier. Daarna voldoet ons gehele beheergebied aan de normen voor regionale wateroverlast (volgens de NBWnormering). Naast de bovengenoemde tekst is aanvullend afgesproken om de peilbesluiten voor deze polders te nemen in samenhang met de andere opgaven binnen de gebiedsinrichting Zuidelijk Westerkwartier. 3.2 Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) In het Regionaal Bestuursakkoord Water (2008) is afgesproken dat in 2015 alle watersystemen op orde moeten zijn. Dat houdt in dat watersystemen moeten voldoen aan de werknormen die zijn vastgesteld voor extreme omstandigheden. In aanvulling op bovengenoemde is met de provincie Groningen afgesproken dat de NBW-opgave wordt gerealiseerd in samenloop met de inrichting van de bergingsgebieden (project Droge Voeten 2050) binnen het Zuidelijk Westerkwartier. De planvorming en de realisatie van deze bergingsgebieden wordt in samenhang opgepakt met de realisering van het Nationaal Natuur Netwerk binnen Zuidelijk Westerkwartier. 22\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 In 2020 moeten de bergingsgebieden inzetbaar zijn. Derhalve dient ook in 2020 de NBW-opgave gerealiseerd te zijn. 3.2.1 Normen NBW In het NBW zijn normen vastgelegd voor inundatie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar type grondgebruik. De normen zijn in onderstaande figuur opgenomen. Figuur 3.1 Normen inundatie vanuit NBW Het waterschap hanteert voor vrijstaande bebouwing een lager beschermingsniveau dan voor aaneengesloten bebouwing en wel op basis van het omliggende landgebruik [13]. 3.2.2 Afwijking voor landbouw Het waterschap hanteert in extreme situaties het uitgangspunt dat door het waterschap kan worden afgeweken van het voorgestelde peilbeheer. Een extreme situatie wordt als volgt gedefinieerd: Extreem natte situatie: in een extreme natte situatie bepaalt het waterschap als waterbeheerder waar water wordt 'geparkeerd'. Dit hangt onder andere af van of er ruimte in het boezemsysteem is. Het waterschap bepaalt in een dergelijke situatie of extreme hoeveelheden water uit het gebied worden gelaten of dat de stuwen in het gebied worden opgetrokken Extreem droge situatie: in dergelijke situaties treedt de verdringingsreeks in werking. De provincie bepaalt in dergelijke situaties hoe het water wordt verdeeld. Natuur staat hoog in de verdringingsreeks, echter dan moet het gaan om natuur waar irreversibele processen een grote rol spelen. Een voorbeeld zijn de veengebieden die verdwijnen als gevolg van droogte. Weidevogelgebieden vallen overigens niet onder de definitie van natuur waar irreversibele processen een grote rol spelen Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 23\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 3.3 Normen voor waterafvoer De dimensionering van het hoofdwatersysteem vindt plaats op een afvoernorm van 1,33 l/s/ha (ofwel 11,5 mm/dag). Daarnaast wordt bij nieuwe inrichtingsmaatregelen rekening gehouden met 17 % overdimensionering om de gevolgen van veranderingen in het klimaat (maximale klimaateffect 2050) te beperken (zie ook paragraaf 3.12). Water wordt aangemerkt als hoofdwatergang wanneer er 50 l/s/ha op afwatert. Met andere woorden, wanneer een oppervlak van (afgerond) 38 hectare afwatert op een watergang is deze watergang een hoofdwatergang en in beheer en onderhoud van het waterschap. In deze hoofdwatergangen gelden verder de normen, zoals opgenomen in onderstaande figuur. Figuur 3.2 Normen hoofdwatergangen waterschap Noorderzijlvest 3.4 Gewenste Grond en Oppervlaktewater Regime (GGOR) De provincies hebben in overleg met de waterschappen een kader opgesteld voor het bepalen van het gewenste peilbeheer op basis van het Gewenste Grond- en OppervlaktewaterRegime (GGOR). Daarin is geconstateerd dat niet voor alle gebieden het GGOR kan worden opgesteld. In vooral kleigebieden wordt het gewenste peilbeheer met de droogleggingsnormen bepaald. In de rest van gebieden met het GGOR. Omdat de grens tussen beide toetsingen feitelijk door het plangebied loopt [18] is voor alle gebieden zowel een GGOR- als een droogleggingsanalyse (zie paragraaf 3.5) uitgevoerd. Op basis van het GGOR-instrumentarium (Waternood2007) wordt het grondwaterregime voor de functie landbouw beoordeeld op het voorkomen van natschade en droogteschade. Hierbij wordt gekeken naar zowel de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) als de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG). Natschade ontstaat door te hoge grondwaterstanden en droogteschade door te lage grondwaterstanden. De combinatie van nat- en droogteschade leidt tot de zogenaamde doelrealisatie. Bij een doelrealisatie van 100 % is de gewasopbrengst van de landbouw optimaal. Is er droogte- of natschade dan neemt de doelrealisatie af. 24\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Is de doelrealisatie lager dan 70 % dan is binnen dit peilbesluit gekeken of maatregelen binnen het watersysteem denkbaar zijn. Voor de functie terrestrische natuur wordt onderzocht of er sprake is van stress door te natte of te droge situaties. Hierbij wordt gekeken naar zowel de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG) als de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Ook de component droogtestress en kwel worden beschouwd. Het geheel leidt tot het berekenen van de doelrealisatie voor natuur. 3.5 Drooglegging De normen voor drooglegging zijn opgenomen in de Leidraad Peilbesluiten [19]. De normen zijn gebaseerd op bodemtype en grondgebruik. Voor grasland ligt de norm op ongeveer 0,85 meter minus maaiveld; voor bouwland op ongeveer 1,0 meter minus maaiveld. Verspreid over het plangebied bevindt zich bebouwing. Voor een goede leefbaarheid is bebouwing over het algemeen gebaad bij voldoende drooglegging. Voor de bebouwingskernen (Lettelbert, Oostwold en Pasop) wordt een minimale drooglegging van 1 tot 1,3 meter aangehouden (zie onderstaande figuur). Naast deze kernen zijn in het buitengebied verspreid woningen aanwezig. Deze woningen zijn over het algemeen door fundatie op staal of palen gevoelig voor respectievelijk zetting of paalrot en daardoor ook gebaat bij een maximale drooglegging. De wegen in het plangebied hebben belang bij een stabiel wegcunet. De oppervlaktewaterstanden moeten een zodanig peil hebben dat schade ten gevolg van beperkte draagkracht en vorst voorkomen wordt. Figuur 3.3 Indicatie drooglegging woningen, wegen en groen 3.6 Maaivelddaling door veenoxidatie Als gevolg van veenoxidatie daalt het maaiveld. Bij het volgen van het huidige beleid van het waterschap (peil volgt functie) is een meedalend peil zeer vanzelfsprekend waarmee het probleem verplaatst wordt in ruimte en tijd, maar ook wordt vergroot (intensivering van de maatregelen). In het kader van duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer zijn andere kaders noodzakelijk. Tot het moment dat er nieuw beleid van toepassing is wordt de stelregel gehanteerd om in het plangebied geen peilverlaging toe te passen om de afbraaksnelheid van veen te verlagen. Dus onverlet de uitkomsten van de GGOR berekeningen. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 25\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Aanvullende maatregelen zullen nodig zijn om de toenemende kans op overschrijding van de NBW-normen en een verdere afname van de doelrealisatie te compenseren. Vooralsnog dient rekening gehouden te worden met maximale maaivelddalingen zoals opgenomen in figuur 2.7. De dalingssnelheid bedraagt tussen 2017 en 2027 gemiddeld circa 1 cm per jaar zonder kleidek en circa 0,5 cm per jaar met kleidek. Dit komt neer op een daling van respectievelijk 10 en 5 centimeter over een periode van 10 jaar. Door middel van een monitoringsplan kan de verandering van de maaiveldhoogte over de tijd bijgehouden worden. 3.7 Bodemdaling door aardgaswinning Door bodemdaling zullen over de tijd ook de kunstwerken, watergangen, kaden, het maaiveld, etc. dalen. Daardoor heeft bodemdaling effect op de waterhuishouding. Bij gelijkblijvende peilen neemt drooglegging af, waardoor knelpunten op basis van NBW-toetsing verder zullen toenemen. Bij meedalende peilen kunnen kwel en verzilting een grotere rol gaan spelen. De effecten van bodemdaling dienen in principe gecompenseerd te worden. Hierover zijn afspraken gemaakt met de Commissie Bodemdaling. Dalingen van meer dan 5 cm kunnen gecompenseerd worden (bij keringen wordt iedere cm daling gecompenseerd). In het projectgebied is daarvan sprake (zie tabel 2.4). Omdat in dit gebied ook sprake is van maaivelddaling als gevolg van veenoxidatie kunnen er cumulatieve effecten optreden. Voordat wordt overgaan tot maatregelen is onderzoek naar deze effecten gewenst. 3.8 Kaderrichtlijn Water De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een belangrijk thema in de verbetering van de chemische en biologische waterkwaliteit. De afgelopen tien jaar is de waterkwaliteit in het beheergebied van Noorderzijlvest flink verbeterd, vooral op fysisch-chemisch gebied. Zo voldoen de meeste KRWmeetpunten aan de doelstellingen voor stikstof. De aanwezige indicatoren voor waterplanten, waterdiertjes, vis en een te hoge concentratie van de meststof fosfaat in het oppervlaktewater scoren echter nog laag. De polders Vredewold, Lagemeeden, Zuidhorner Zuidpolder en Fanerpolder vallen binnen het stroomgebied van het KRW Waterlichaam Hoendiep-Aduarderdiep. Driepolders behoort bij waterlichaam kanalen DG Hellend gestuwd. Polder Nienoord behoort bij het stroomgebied van waterlichaam Leekstermeer. Voor de waterlichamen is een achtergronddocument opgesteld voor de planperiode 2016 2021 [11]. Daarin zijn onder andere de voorgenomen maatregelen per waterlichaam benoemd. 3.9 Natuurnetwerk Nederland (NNN) Delen van de polders Fanerpolder, Lettelbert, Vredewold en Nienoord vallen binnen het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur). De actuele ligging is weergegeven in onderstaande figuur. Het Zuidelijk Westerkwartier is het laatste deel dat nog moet worden ingericht binnen de provincie Groningen. 26\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Figuur 3.4 Natuurnetwerk Nederland [20] Voor het NNN natuurgebied zijn beheertypen vastgesteld [22]. Deze beheertypen hebben hydrologische randvoorwaarden. Door de provincie Groningen is aangegeven wat voor het NNN binnen dit gebied geschikte grondwaterstanden zijn (zie onderstaande tabel). De in dit gebied aangewezen beheertypen zijn leidend. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 27\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Tabel 3.1 Gewenste grondwaterstanden NNN Omschrijving Winter Voorjaar Zomer Vochtig weidevogelgrasland 0-30 cm -mv 20-40 cm -mv 50-80 cm -mv Kritisch weidevogelgrasland/vochtig 0-20 cm -mv 0-20 cm -mv, 30-50 cm -mv hooiland hier en daar plassen Moeras Min. 5 cm +mv Min. 5 cm +mv Min. 5 cm +mv, hier en daar droogvallend Zomerpolder* 5 cm +mv 0 cm +mv, hier en daar 30 50 cm -mv plassen * komt nu niet voor in het gebied. Op basis van het GGOR-instrumentarium (Waternood2007) en de randvoorwaarden (uit Waternood Terrestrisch) is de terrestrische natuur beoordeeld [7]. In het gebiedsproces Zuidelijk Westerkwartier worden onder andere op basis van deze resultaten en de toetsing op basis van bovenstaande tabel (eventuele) maatregelen gedefinieerd. De provincie Groningen en terreinbeheerders zullen daarbij duidelijk aangeven wat de gewenste waterhuishouding is. Voor het NNN beheergebied (landbouw, met nevenfunctie natuur) geldt dat het watersysteem moet voldoen aan landbouwkundige normen, zowel in extreme situaties (normen voor landbouw uit het NBW) als in normale omstandigheden (droogleggingsnormen). Hiervoor worden vaste streefpeilen voorgesteld, eventueel met afwijkende peilen voor de zomer- en winterperiode. 3.10 Agrarisch natuurbeheer Binnen en buiten het NNN zijn gebieden aangewezen voor agrarisch natuurbeheer. In de lager gelegen open natte graslandgebieden binnen het Zuidelijk Westerkwartier is het agrarisch natuurbeheer gericht op het beheer en het ontwikkelen van goede weidevogelbiotopen [22]. De goede weidevogelgebieden zijn in het natuurbeheerplan begrensd als weidevogelkerngebied. Weidevogels zijn gebaad bij een geringe drooglegging. Ook de weidsheid en openheid van het landschap is voor weidevogels belangrijk. 3.11 Kaden en keringen Voor kaden, zijnde regionale keringen hanteert het waterschap de norm dat de kruinhoogte bij groene kaden 30 cm hoger moet liggen dan de maximale waterstand in een 1/100 situatie. De toetsing van de kaden (op hoogte en stabiliteit) vind periodiek plaats. Besloten is om gemaal HD Louwes te vergroten. Daarbij is een maatgevende boezemwaterstand rondom de polders binnen het plangebied berekend van -0,35 m NAP. Groene kaden zullen dan ook een hoogte moeten hebben van circa -0,05 m NAP. 28\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 3.12 Beheer en onderhoud Het beheer en onderhoud van het waterschap Noorderzijlvest is gebaseerd op primaire doelstellingen. Dit zijn: Het handhaven van de peilen door het reguleren van de af- en aanvoer van water Het garanderen van de veiligheid voor mens en object Het voorkomen van overstromingen Naast de primaire doelstellingen hanteert het waterschap ook een aantal secundaire doelstellingen die vallen binnen het kader kosten en duurzaamheid. Het maaibeleid van het waterschap is vastgelegd in het beheer- en onderhoudsplan watersystemen (BOP, november 2014 vastgesteld door het AB). Het beleid van het waterschap is er op gericht om zo extensief mogelijk te onderhouden, dus alleen als het echt moet wordt er gemaaid. Het maaibeheer moet voldoen aan de regels van de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Ook andere randvoorwaarden kunnen van invloed zijn op de uitvoering van het onderhoud, zoals agrarische belangen, het weer, het bestrijden van exoten (zoals waternavel) [23], recreatief medegebruik en gebiedsontwikkelingsplannen. Per watergang is een beheerpakket toegekend. Volgens dat pakket wordt de watergang onderhouden. Deze pakketten zijn afgestemd op de gedragscode en terug te vinden in het BOP. 3.13 Klimaatverandering De klimaatscenario s 2014 [21] beschrijven de verwachte veranderingen in de ((meer)daagse en seizoens-) neerslag, verdampingsoverschot en volume/intensiteit extreme buien voor de situatie 2050. Scenario referentie 1981-2010 mm Gl-2050 Gh-2050 Wl-2050 Wh-2050 neerslag winter 211 3% 8% 8% 17% 10-daagse som winterneerslag T10 89 6% 10% 12% 17% neerslag lente 173 5% 2% 11% 9% neerslag zomer 224 1% -8% 1% -13% 1-daagse som zomerneerslag T10 44 2-10% 2-13% 3-21% 3-22% max.uurneerslag 15.1 6-11% 7-14% 12-23% 13-25% potentiele verdamping zomer 266 4% 7% 4% 11% verdampingsoverschot zomer 42 19% 87% 18% 139% neerslag herfst 245 7% 8% 3% 8% neerslag jaar 851 4% 3% 6% 5% potentiele verdamping jaar 559 3% 5% 4% 7% neerslagoverschot jaar 292 6% -2% 8% 1% Scenario Wh is maatgevend voor maximale effecten op GHG en GLG en piekafvoeren Figuur 3.5 Verandering neerslag/verdamping klimaatscenario s 2050 Het waterschap hanteert op dit moment het beleid dat bij renovatie of nieuwbouw van gemalen gerekend wordt met 10 % extra capaciteit ten opzichte van de normafvoer. Er is geen vastgesteld klimaatbeleid met betrekking tot waterbeheer binnen polders. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 29\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Desalniettemin wordt gezien de maximale toename van 17 % in scenario Wh-2050 (wintersituatie) rekening gehouden met nog eens 7 % extra capaciteit. 4 Huidige watersysteem en toetsing De zes polders kennen ieder een eigen watersysteem met een eigen gemaal die op de boezem uitwatert. Het huidige watersysteem is op verschillende onderdelen getoetst. Zo zijn er een NBW-toetsing en een GGOR-studie uitgevoerd, is onderzoek gedaan naar de risico s op maaivelddaling door veenoxidatie en de mate van bodemdaling door gaswinning, is de klimaatbestendigheid van de gemalen beoordeeld en is per polder een gebiedsbijeenkomst georganiseerd om de berekende knelpunten en conclusies te toetsen. Per polder zijn de knelpunten kort uitgewerkt. 4.1 Fanerpolder 4.1.1 Huidige watersysteem en inrichting De Fanerpolder (FAN) ligt tussen Zuidhorn en Enumatil, aan de westzijde van het Hoendiep. De polder kent hoofdzakelijk de functie grasland. Verspreidt over de polder is in beperkte mate bebouwing aanwezig, veelal in de vorm van agrarische bedrijven. In de polder zijn een aantal petgaten aanwezig. Het centraal gelegen peilgebied heeft een zomerpeil van -1,6 m NAP en een winterpeil van -1,8 m NAP (zie onderstaande tabel en bijlage 1). Vier peilgebieden wateren via stuwen af op het centrale peilgebied. De zuidelijke peilgebieden zijn voorzien van inlaten om water aan te voeren vanuit de boezem. Via Grotetocht van de Fanerpolder en gemaal Fanerpolder (dat is aangemerkt als monumentaal pand) wordt het overtollige water uitgeslagen op het Hoendiep met een peil van -0,93 m NAP (boezem). De De maaiveldhoogte loopt vanaf het gemaal richting het westen af. De minimum drooglegging in de polder is beperkt en bedraagt bij zomerpeil 25 cm ([9] en bijlage 7). Tabel 4.1 Peilgebieden binnen Fanerpolder Polder GPGIDENT GPGNAAM Oppervlak [ha] Zomerpeil [m NAP] Winterpeil [m NAP] Fanerpolder GPGKGM041 Fanerpolder 279-1,6-1,8 Fanerpolder GPGKST0242 Spanjer 129-1,56-1,78 Fanerpolder GPGKST0023 Fanerweg 29-1,6-1,8 Fanerpolder GPGKST0041 Diepswal 28-1,4-1,6 Totaal 464 30\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 4.1.2 Toetsing NBW-toetsing (FAN) Uit de NBW-toetsing op polderniveau (zie onderstaande tabel) volgt dat bebouwd gebied binnen de polder faalt. De resultaten zijn de gemiddelden van alle afwateringseenheden binnen de polder. Op het niveau van afwateringseenheden kunnen de verhoudingen anders liggen [9]. Tabel 4.2 NBW-toetsing Fanerpolder Grondgebruik Maaiveldcriterium Inundatienorm Inundatie [%] Oordeel [%] [herhalingstijd in jaar] Grasland 5 1/10 9,2 FAALT Akkerbouw 1 1/25 0,2 FAALT NIET Tuinbouw 1 1/25 0,0 FAALT NIET Bebouwd gebied 0 1/100 2,1 FAALT* * Faalt niet bij inundatienorm 1/10 De inundatie treedt op doordat het centrale en zuidwestelijke deel van de polder een geringe drooglegging hebben in combinatie met een peilstijging van 30 cm bij neerslaggebeurtenis T10. Het maaiveldcriterium voor grasland wordt overschreden. Dit geld ook voor bebouwd gebied. Er is berekend dat op een aantal locaties vrijstaande bebouwing bij een T100-situatie kan inunderen. Bij het toepassen van de omgevingsnorm T10 is er geen sprake van knelpunten (zie paragraaf 3.2.1). De toetsingskaart is opgenomen in bijlage 10. Maatregelen om het areaal dat inundeert te reduceren worden in eerste instantie gezocht in het verbeteren van de waterafvoer en het vergroten van de gemaalcapaciteit. In tweede instantie wordt gezocht naar duurzame compensatiemaatregelen (zie paragraaf 5.1). Normen voor waterafvoer (FAN) Berekend is dat gemaal Fanerpolder, met een capaciteit van 32 m 3 /min, niet voldoet aan de normcapaciteit (86 % van de norm van 1,33 l/s/ha, exclusief een extra marge van 10 %) van het waterschap. Om te voldoen aan de norm wordt de gemaalcapaciteit uitgebreid. GGOR (FAN) Uit de berekening van de doelrealisatie voor landbouw volgt dat verspreid over de polder circa 20 ha te maken heeft met minder dan 70 % doelrealisatie [7]. Dit is het gevolg van een GHG die minder dan 25 cm beneden het maaiveld komt (natschade). In de petgaten (beheertype N05.01, moeras) over een oppervlak van circa 3 ha wordt juist een te droge situatie aangegeven, doordat de GVG en GLG circa 25 cm te laag zijn. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 31\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Om de situatie in het landbouwgebied te verbeteren kan worden gedacht aan maatregelen op perceelniveau (zoals ophogen of het toepassen van peilgestuurde drainage). Het uitwerken van maatregelen voor het verbeteren van de waterhuishouding voor natuur valt onder de verantwoordelijkheid van de provincie en terreinbeheerders. Dit zal verder worden vormgegeven in het gebiedsproces ZWK. Drooglegging (FAN) De bebouwing en infrastructuur binnen het gebied hebben over het algemeen voldoende drooglegging op basis van de gehanteerde richtlijn (zie paragraaf 3.9.1 en bijlage 7). Echter in het centrale deel van de polder ligt de drooglegging rond de waarden van de richtlijn. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Voor maatregelen zie onderdeel Bodemdaling door gaswinning. Maaiveldaling door veenoxidatie (FAN) Binnen de polder is in de ondiepe bodem veen aanwezig van enkele decimeters [10]. Het toepassen van peilverlagingen is derhalve niet wenselijk (zie ook paragraaf 3.5.1). Dit leidt tot een versterking van de veenoxidatie, een verdere maaivelddaling en toenemende kosten van het watersysteem om de verschillende functies te faciliteren. Maatregelen richten zich daarom op het verbeteren van de waterafvoer al dan niet in combinatie met het vergroten van de gemaalcapaciteit. Aanvullend kunnen de stuwen (in hoofdwatergangen) die in veengebieden liggen worden geautomatiseerd, dit om stapsgewijs vorm te kunnen geven aan dynamisch peilbeheer. Maatregelen op perceelniveau die daarbij aansluiten zijn het toepassen van peilgestuurde drainage of het ophogen van het perceel. Bodemdaling door gaswinning (FAN) De daling in de Fanerpolder bedraagt tot 2013 circa 2 cm in het noorden en 6 cm in het zuiden. Deze daling zal tot 2050 toenemen tot respectievelijk circa 6 en 8 cm. De nog te verwachten daling bedraagt daarmee respectievelijk circa 4 en 2 cm. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Vooralsnog wordt deze bodemdaling niet gecompenseerd door het laten meedalen van de streefpeilen. Gezien het voorkomen van veen is dit geen duurzame oplossing. Wel zijn maatregelen gewenst, omdat bodemdaling zorgt voor een vergroting van het inundatiegebied bij verschillende neerslaggebeurtenissen (T10 t/m T100) en een afname van de drooglegging. Geadviseerd wordt om een onderzoek in te stellen naar een duurzame compensatie van deze bodemdaling, rekening houdend met klimaatverandering, veenoxidatie en de aanwezige functies. Maatregelen zouden kunnen zijn het vergroten van de berging, het ophogen van het maaiveld, het wijzigen van de functie en/of compensatie van de schade bij een gebeurtenis. 32\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Kaderrichtlijn Water (FAN) De polder valt binnen het KRW waterlichaam Hoendiep-Aduarderdiep [11]. De kanalen van het waterlichaam worden voornamelijk belast met nutriënten en bestrijdingsmiddelen afkomstig van uit- en afspoeling van landbouwgronden. In het lozingenbesluit open teelt en veehouderij zijn maatregelen gedefinieerd om de emissie naar oppervlaktewater te verminderen. Daarnaast is er generiek landelijk en regionaal beleid van kracht om de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. Dit beleid richt zich op maatregelen op erf- en perceelsniveau. In de voorgaande planperiode (2009-2015) is verder als maatregel opgenomen een vispassage ter plaatse van gemaal Fanerpolder. Deze passage is nog niet gerealiseerd. Natuurnetwerk Nederland (FAN) Binnen de polder ligt natuurgebied t Faan. Dit petgatencomplex van circa 3 ha valt onder het beheertype moeras. De huidige grondwaterstanden voldoen niet aan de gestelde hydrologische randvoorwaarden (zie onderdeel GGOR). De provincie Groningen en de terreinbeheerders maken hierover afwegingen en stellen eventueel maatregelen op in het gebiedsproces ZWK. Agrarisch natuurbeheer (FAN) Gezien de beperkte drooglegging is de polder vanuit hydrologisch oogpunt geschikt voor weidevogels (zie bijlage 7). Dat het gebied (deels) geschikt is voor (weide)vogels blijkt ook uit waarnemingen in de polder [12]. Ook de weidsheid en openheid van het landschap spelen hier een belangrijke rol. Kaden en keringen (FAN) Bekend is dat de kering ter plaatse van de Fanerinlaat (INL457) niet op voldoende hoogte is (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Dit blijkt ook uit de toetsing van de regionale kering inclusief uitbreiding van gemaal HD Louwes [24]. Op een beperkt aantal plekken aan het Hoendiep is er onvoldoende waakhoogte. Het op hoogte brengen van de kering maakt geen onderdeel uit van het maatregelenpakket behorend bij het peilbesluit. Bij het treffen van maatregelen dient rekening gehouden te worden met bodemdaling door gaswinning. Beheer en onderhoud (FAN) Een aantal kunstwerken binnen de polder zijn toe aan vervanging gezien de staat en het functioneren van deze kunstwerken. Bekend is dat er een aantal stalen duikers niet goed functioneren. Verder zakken de oevers in na baggeren, waardoor de hoofdwatergang breder en weer ondieper wordt. Ook is het beheer en onderhoud van de hoofdwatergangen niet optimaal. In de polder komt veel waterpest voor. Het onderhoud wordt uitgevoerd volgens het beheerpakket C2 [12]. Dit betekent dat in het voorjaar alleen 10 cm boven de waterbodem wordt gemaaid en in september/oktober eenzijdig de oever, het talud en 10 cm boven de waterbodem. De knelpunten zijn aanbod gekomen in de gebiedsbijeenkomst van de polder (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 33\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Klimaatverandering (FAN) Rekening houdend met het afvoeren van extra neerslag door klimaatverandering zou de gemaalcapaciteit uitgebreid moeten worden van 32 naar 44 m 3 /min voor een normoverschot van minimaal 17 %. Dit is gebaseerd op een areaal van 464 ha. Bij een extra areaal van 25 ha (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden) dient rekening gehouden te worden met een capaciteit van 46 m 3 /min. Inbreng vanuit ingelanden (FAN) Op 12 april 2016 is voor de ingelanden van de Fanerpolder (met een eigendom groter dan 5 ha) een bijeenkomst georganiseerd om het functioneren van het watersysteem te bespreken. Het verslag is opgenomen in bijlage 11. Knelpunten die nog niet aan de orde zijn gekomen in voorgaande onderdelen: Het beeld bestaat dat het zomerpeil in de tocht hoger is dan in het verleden Er wordt melding gemaakt van loopzand bij de woningen op de kruising met de Fanerweg en de Grotetocht van de Fanerpolder Stuw KST0242 dient voor een betere waterhuishouding verder stroomopwaarts geplaatst te worden Een aantal watergangen staan niet of onjuist in de legger In het zuiden ligt een inlaat te hoog. Mogelijk zou een duiker aangelegd kunnen worden onder de weg In het zuidoosten van de polder ligt een lage hoek. De afvoer richting de hoofdwatergang vormt hier een probleem Er ligt een duiker naar de polder aan de westzijde, zodat afgevoerd kan worden op de daar aanwezige onderbemaling 4.2 Lagemeeden 4.2.1 Huidige watersysteem en inrichting De polder Lagemeeden (LAG) ligt tussen Enumatil en de stad Groningen, aan de noordzijde van het Hoendiep. De polder kent hoofdzakelijk de functie grasland. Verspreidt over de polder is in beperkte mate bebouwing aanwezig (voornamelijk agrarische bedrijven). Achter het gemaal Lagemeeden ligt peilgebied Lagemeeden met een zomerpeil van -1,6 m NAP en een winterpeil van -1,7 m NAP (zie onderstaande tabel en bijlage 1). Via een stelsel van oude tochten wateren een aantal peilgebieden af op dit peilgebied. In de polder is ook een onderbemaling aanwezig die het water uitslaat op peilgebied Lagemeeden. Vanuit verschillende zijden van de polder bestaat de mogelijkheid om water vanuit de boezem in te laten. De maaiveldhoogte loopt vanaf het gemaal richting het noorden op. De minimum drooglegging in de polder bedraagt bij zomerpeil 35 cm ([9] en bijlage 7). 34\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Tabel 4.3 Peilgebieden binnen Lagemeeden Polder GPGIDENT GPGNAAM Oppervlak [ha] Zomerpeil [m NAP] Winterpeil [m NAP] Lagemeeden GPGKGM035 Lagemeeden 339-1,6-1,7 Lagemeeden GPGKST0018 Stuwgebied Lagemeeden 242-1,6-1,7 Lagemeeden GPGKST0687 Nutweg 42-1,4-1,4 Lagemeeden GPGKGM184 Van der Horst 16-2,3-2,3 Lagemeeden GPGKST6490 1-1,05-1,05 Totaal 640 4.2.2 Toetsing NBW-toetsing (LAG) Uit de NBW-toetsing op polderniveau (zie onderstaande tabel) volgt dat bebouwd gebied binnen de polder faalt. De resultaten zijn de gemiddelden van alle afwateringseenheden binnen de polder. Op het niveau van afwateringseenheden kunnen de verhoudingen anders liggen [9]. Tabel 4.4 NBW-toetsing Lagemeeden Grondgebruik Maaiveldcriterium Inundatienorm Inundatie [%] Oordeel [%] [herhalingstijd in jaar] Grasland 5 1/10 4,3 FAALT NIET Akkerbouw 1 1/25 0,0 FAALT NIET Tuinbouw 1 1/25 0,0 FAALT NIET Bebouwd gebied 0 1/100 5,8 FAALT* * Faalt niet bij inundatienorm 1/10 De inundatie treedt op doordat het zuidelijke deel van de polder, verspreid over circa 70 ha, een beperkte minimale drooglegging heeft van 35 cm in combinatie met een peilstijging van 52 cm bij neerslaggebeurtenis T10. Een deel van het inundatiebeeld is echter toe te wijzen aan greppels die onderlopen. Het maaiveldcriterium voor grasland wordt niet overschreden. Voor bebouwd gebied is dat wel het geval. Er is berekend dat op een aantal locaties vrijstaande bebouwing bij een T100-situatie kan inunderen. Bij het toepassen van de omgevingsnorm T10 is er geen sprake van knelpunten (zie paragraaf 3.2.1). De toetsingskaart is opgenomen in bijlage 10. Normen voor waterafvoer (LAG) Stuwgebied Lagemeeden heeft een verval van 25 cm over circa 3,7 kilometer in de noordelijke hoofdwatergang (Lagemeedster Horntocht). Dit verval wordt opgebouwd door 17 duikers met een diameter tussen 500 en 800 mm [9]. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 35\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Het grootste verval wordt opgebouwd door de duiker onder het spoor van 500 mm en een vijftal duikers stroomafwaarts van de watergang. Er wordt niet voldaan aan het maximale verhang van een watergang van 5 cm per kilometer bij een half maatgevende afvoernorm en een maximaal verval van 2 cm per duiker (zie figuur 3.2). De duikers worden niet vergroot, omdat er bovenstrooms geen sprake is van knelpunten en omdat het niet wenselijk is om de belasting op het watersysteem benedenstrooms te vergroten. GGOR (LAG) Uit de berekening van de doelrealisatie volgt dat de polder, verspreid over circa 10 ha (deels grenzend aan de boezemwatergang), te maken heeft met minder dan 70 % doelrealisatie [7]. Dit is het gevolg van een GHG die minder dan 25 cm beneden het maaiveld komt (natschade). In de polder zijn geen beheertypen vanuit het NNN aangewezen (zie figuur 3.4). Om de situatie in het landbouwgebied te verbeteren kan worden gedacht aan maatregelen op perceelniveau (zoals ophogen of het toepassen van peilgestuurde drainage). Drooglegging (LAG) De bebouwing en infrastructuur binnen het gebied hebben over het algemeen voldoende drooglegging op basis van de gehanteerde richtlijn (zie paragraaf 3.9.1 en bijlage 7). Echter op een aantal plekken ligt de drooglegging rond de waarden van richtlijn. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Voor maatregelen zie onderdeel Bodemdaling door gaswinning. Maaiveldaling door veenoxidatie (LAG) Binnen de polder is in de ondiepe bodem veen aanwezig met een dikte van enkele decimeters [10]. Het toepassen van peilverlagingen is derhalve niet wenselijk (zie ook paragraaf 3.5.1). Dit leidt tot een versterking van de veenoxidatie, een verdere maaivelddaling en toenemende kosten van het watersysteem om de verschillende functies te faciliteren. Maatregelen richten zich daarom op het verbeteren van de waterafvoer al dan niet in combinatie met het vergroten van de gemaalcapaciteit. Aanvullend kunnen de stuwen (in hoofdwatergangen) die in veengebieden liggen worden geautomatiseerd, dit om stapsgewijs vorm te kunnen geven aan dynamisch peilbeheer. Maatregelen op perceelniveau die daarbij aansluiten zijn het toepassen van peilgestuurde drainage of het ophogen van het perceel. Bodemdaling door gaswinning (LAG) De daling in de polder bedraagt tot 2013 circa 4 cm in het noorden en 6 cm in het zuidenwesten. Deze daling zal tot 2050 toenemen tot respectievelijk circa 6 en 10 cm. De nog te verwachten daling bedraagt daarmee respectievelijk circa 2 en 4 cm. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Vooralsnog wordt deze bodemdaling niet gecompenseerd door het laten meedalen van de streefpeilen. Gezien het voorkomen van veen is dit geen duurzame oplossing. 36\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Wel zijn maatregelen gewenst, omdat bodemdaling zorgt voor een vergroting van het inundatiegebied bij verschillende neerslaggebeurtenissen (T10 t/m T100) en een afname van de drooglegging. Geadviseerd wordt om een onderzoek in te stellen naar een duurzame compensatie van deze bodemdaling, rekening houdend met klimaatverandering, veenoxidatie en de aanwezige functies. Maatregelen zouden kunnen zijn het vergroten van de berging, het ophogen van het maaiveld, het wijzigen van de functie en/of compensatie van de schade bij een gebeurtenis. Kaderrichtlijn Water (LAG) De polder valt binnen het KRW-waterlichaam Hoendiep-Aduarderdiep [11]. De kanalen van het waterlichaam worden voornamelijk belast met nutriënten en bestrijdingsmiddelen afkomstig van uit- en afspoeling van landbouwgronden. In het lozingenbesluit open teelt en veehouderij zijn maatregelen gedefinieerd om de emissie naar oppervlaktewater te verminderen. Daarnaast is er generiek landelijk en regionaal beleid van kracht om de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. Dit beleid richt zich op maatregelen op erf- en perceelsniveau. Natuurnetwerk Nederland (LAG) In de polder zijn geen beheertypen vanuit het NNN aangewezen (zie figuur 3.4). Agrarisch natuurbeheer (LAG) Gezien de beperkte drooglegging is de polder vanuit hydrologisch oogpunt geschikt voor weidevogels (zie bijlage 7). Dat het gebied (deels) geschikt is voor (weide)vogels blijkt ook uit waarnemingen in de polder [12]. Ook de weidsheid en openheid van het landschap spelen hier een belangrijke rol. Kaden en keringen (LAG) In de gebiedsbijeenkomst is aangegeven dat er sprake is van één of meerdere duikers tussen de boezem en de polder (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Deze duikers zorgen voor kortsluiting van het systeem. Uit de hoogtetoets volgt dat de kering voldoende hoog is [24]. Richting de toekomst dient wel rekening gehouden te worden met bodemdaling door gaswinning. Beheer en onderhoud (LAG) Een aantal kunstwerken binnen de polder zijn toe aan vervanging of aanpassingen gezien de staat en het functioneren van deze kunstwerken. Bekend is dat er een aantal pendammen defect zijn en niet meer naar behoren functioneren. Wat betreft het baggeren van de watergangen dient er rekening mee gehouden te worden dat er binnen de polder differentiatie aanwezig is in de bodemopbouw. Aan de noordzijde van de polder bestaat de bodem voornamelijk uit klei. Dit vraagt om andere baggerstrategie dan in situaties met een veenbodem. Verder zakken de oevers bij veenbodems in na baggeren, waardoor de tocht breder en weer ondieper wordt. De knelpunten zijn aan bod gekomen in de gebiedsbijeenkomst van de polder (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 37\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Klimaatverandering (LAG) Rekening houdend met het afvoeren van extra neerslag door klimaatverandering is de huidige capaciteit van 65 m 3 /min voldoende voor een normoverschot van minimaal 17 %. Inbreng vanuit ingelanden (LAG) Op 14 april 2016 is voor de ingelanden van de polder Lagemeeden (met een eigendom groter dan 5 ha) een bijeenkomst georganiseerd om het functioneren van het watersysteem in de polder te bespreken. Het verslag is opgenomen in bijlage 11. Knelpunten die nog niet aan de orde zijn gekomen in voorgaande onderdelen: Het zomerpeil wordt in het zuidelijke peilgebied als te hoog ervaren De peilscheiding tussen het zuidelijke en noordelijke peilgebied wordt onvoldoende gehandhaafd (water loopt langs de pendammen) In de zuidelijke hoofdwatergang zijn een aantal dammen met duiker aanwezig die overbodig zijn (zorgen voor onnodige opstuwing) In de zuidelijke hoofdwatergang liggen een aantal duikers te hoog Een aantal watergangen staan niet of onjuist in de legger Kans op schade aan woningen wanneer waterpeilen in het noordelijke peilgebied te ver uitzakken Een duiker aan de noordzijde zorgt voor een lek vanuit boezemsysteem 4.3 Lettelbert 4.3.1 Huidige watersysteem en inrichting De polder Lettelbert (LET) wordt begrenst door het Hoendiep aan de oostzijde, de Matsloot aan de noordzijde en de kern Leek aan de zuidwestzijde. Het grootste deel van de polder is toegewezen aan de functies agrarisch grasland en de functie natuur (onderdeel van NNN). Ook het waterbergingsgebied Driepolders maakt onderdeel uit van de polder. In de polder ligt de kern Pasop met circa 100 inwoners. De woningen staan verspreid. In de rest van de polder is in beperkte mate bebouwing aanwezig (voornamelijk agrarische bedrijven). Achter het gemaal Lettelbert ligt peilgebied Lettelbert met een zomerpeil van -1,7 m NAP en een winterpeil van -1,9 m NAP (zie onderstaande tabel en bijlage 6). Via een stelsel van watergangen wateren een aantal peilgebieden af op dit peilgebied. Tussen polder Lettelbert en de zuidelijk gelegen polder Nienoord is een stuw aanwezig. Deze constructie zorgt ervoor dat bij hoge waterstanden polder Lettelbert ook kan afvoeren via gemaal Nienoord of polder Nienoord ook kan afvoeren via gemaal Lettelbert. Vanuit de noordzijde van de polder bestaat de mogelijkheid om water vanuit de boezem in te laten. De maaiveldhoogte loopt vanaf het gemaal richting het noorden op. De minimum drooglegging in de polder bedraagt bij zomerpeil 50 cm ([9] en bijlage 7). 38\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Tabel 4.5 Peilgebieden binnen Lettelbert Polder GPGIDENT GPGNAAM Oppervlak [ha] Zomerpeil [m NAP] Winterpeil [m NAP] Lettelbert GPGKGM033 Lettelbert 665-1,7-1,9 Lettelbert GPGKST0341 Hooghuis 59-1,7-1,9 Lettelbert GPGKST6309 Pasop-noord 15-1,14-1,14 Lettelbert GPGKST6482 Laagoogst 12-1,45-1,45 Lettelbert GPGKST6498 Pasop-zuid 8-0,69-0,69 Lettelbert GPGKST0182 Auwema 2-1,35-1,35 Totaal 762 4.3.2 Toetsing NBW-toetsing (LET) Uit de NBW-toetsing op polderniveau (zie onderstaande tabel) volgt dat akkerbouw en bebouwd gebied binnen de polder falen. De resultaten zijn de gemiddelden van alle afwateringseenheden binnen de polder. Op het niveau van afwateringseenheden kunnen de verhoudingen anders liggen [9]. Tabel 4.6 NBW-toetsing Lettelbert Grondgebruik Maaiveldcriterium Inundatienorm Inundatie [%] Oordeel [%] [herhalingstijd in jaar] Grasland 5 1/10 2,8 FAALT NIET Akkerbouw 1 1/25 1,3 FAALT Tuinbouw 1 1/25 0,0 FAALT NIET Bebouwd gebied 0 1/100 3,3 FAALT* * Faalt niet bij inundatienorm 1/10 Uit de NBW-toetsing volgt dat op een aantal locaties grasland inundeert bij een neerslaggebeurtenis van T10. Het betreft daarbij voornamelijk een gebied binnen Driepolders. Ook ten noordwesten van Pasop treedt inundatie op. De oorzaak is een drooglegging van 50 cm en een peilstijging van 60 cm bij T10. Het maaiveldcriterium voor grasland wordt niet overschreden. Ten zuiden van de rijksweg A7 inundeert een akkerbouwgebied. Hier wordt wel het NBW-criterium overschreden. Vooralsnog is deze locatie niet aangemerkt als knelpunt (zie inbreng vanuit ingelanden). Het criterium wordt ook overschreden voor bebouwd gebied. Er is berekend dat op een aantal locaties vrijstaande bebouwing bij een T100-situatie kan inunderen. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 39\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Bij het toepassen van de omgevingsnorm T10 is er geen sprake van knelpunten (zie paragraaf 3.2.1). De toetsingskaart is opgenomen in bijlage 10. Maatregelen om het areaal dat inundeert te reduceren worden in eerste instantie gezocht in het verbeteren van de waterafvoer en het vergroten van de gemaalcapaciteit. In tweede instantie wordt gezocht naar duurzame compensatiemaatregelen (zie paragraaf 5.1). Normen voor waterafvoer (LET) Berekend is dat gemaal Lettelbert, met een capaciteit van 60 m 3 /min, net niet voldoet aan de normcapaciteit (99 % van de norm van 1,33 l/s/ha, exclusief een extra marge van 10 %) van het waterschap. Door een verbinding met gemaal Nienoord (heeft overcapaciteit) wordt de normcapaciteit wel gehaald. Gemaal Lettelbert wordt aangepast als gevolg van de ontwikkeling van Driepolders. Advies daarbij is om de gemaalcapaciteit uit te breiden. Verder is er in de polder sprake van beperking in de waterafvoer. Drie duikers ten westen van Driepolders hebben samen een verval van 10 cm. Om de afvoer te verbeteren worden de duikers vergroot. GGOR (LET) Uit de berekening van de doelrealisatie voor landbouw volgt dat de doelrealisatie binnen de polder (nagenoeg) overal groter is dan 70 % [7]. Het NNN binnen de polder bestaat voornamelijk uit de beheertypen Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02). Over een groot deel van het oppervlak wordt een te droge situatie aangegeven, doordat de GVG circa 25 cm te laag is. Het uitwerken van maatregelen voor het verbeteren van de waterhuishouding voor natuur valt onder de verantwoordelijkheid van de provincie en terreinbeheerders. Dit zal verder worden vormgegeven in het gebiedsproces ZWK. Drooglegging (LET) De bebouwing en infrastructuur binnen het gebied hebben over het algemeen voldoende drooglegging op basis van de gehanteerde richtlijn (zie paragraaf 3.9.1 en bijlage 7). Echter op een aantal plekken ligt de drooglegging rond de waarden van richtlijn. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Voor maatregelen zie onderdeel Bodemdaling door gaswinning. Maaiveldaling door veenoxidatie (LET) Binnen de polder is in de ondiepe bodem veen aanwezig met een dikte van enkele decimeters [10]. Het toepassen van peilverlagingen is derhalve niet wenselijk (zie ook paragraaf 3.5.1). Dit leidt tot een versterking van de veenoxidatie, een verdere maaivelddaling en toenemende kosten van het watersysteem om de verschillende functies te faciliteren. Maatregelen richten zich daarom op het verbeteren van de waterafvoer al dan niet in combinatie met het vergroten van de gemaalcapaciteit. 40\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Aanvullend kunnen de stuwen (in hoofdwatergangen) die in veengebieden liggen worden geautomatiseerd, dit om stapsgewijs vorm te kunnen geven aan dynamisch peilbeheer. Maatregelen op perceelniveau die daarbij aansluiten zijn het toepassen van peilgestuurde drainage of het ophogen van het perceel. Bodemdaling door gaswinning (LET) De daling in de polder bedraagt tot 2013 circa 6 cm in het noorden en 8 cm in het zuiden. Deze daling zal tot 2050 toenemen tot respectievelijk circa 9 en 12 cm. De nog te verwachten daling bedraagt daarmee respectievelijk circa 3 en 4 cm. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Vooralsnog wordt deze bodemdaling niet gecompenseerd door het laten meedalen van de streefpeilen. Gezien het voorkomen van veen is dit geen duurzame oplossing. Wel zijn maatregelen gewenst, omdat bodemdaling zorgt voor een vergroting van het inundatiegebied bij verschillende neerslaggebeurtenissen (T10 t/m T100) en een afname van de drooglegging. Geadviseerd wordt om een onderzoek in te stellen naar een duurzame compensatie van deze bodemdaling, rekening houdend met klimaatverandering, veenoxidatie en de aanwezige functies. Maatregelen zouden kunnen zijn het vergroten van de berging, het ophogen van het maaiveld, het wijzigen van de functie en/of compensatie van de schade bij een gebeurtenis. Kaderrichtlijn Water (LET) De polder valt binnen het KRW-waterlichaam Matslootgebied [11]. De kanalen van het waterlichaam worden voornamelijk belast met nutriënten en bestrijdingsmiddelen afkomstig van uit- en afspoeling van landbouwgronden. In het lozingenbesluit open teelt en veehouderij zijn maatregelen gedefinieerd om de emissie naar oppervlaktewater te verminderen. Daarnaast is er generiek landelijk en regionaal beleid van kracht om de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. Dit beleid richt zich op maatregelen op erf- en perceelsniveau. Natuurnetwerk Nederland (LET) Binnen de polder ligt een groot areaal aan natuur- en beheergebied van het NNN (zie figuur 3.4). De huidige grondwaterstanden voldoen niet aan de gestelde hydrologische randvoorwaarden (zie onderdeel GGOR). De provincie Groningen en de terreinbeheerders maken hierover afwegingen en stellen eventueel maatregelen op in het gebiedsproces Zuidelijk Westerkwartier. Agrarisch natuurbeheer (LET) Het midden, oostelijke en noordwestelijke deel van de polder is aangewezen als weidevogelkerngebied [4]. Dat het gebied (deels) geschikt is voor (weide)vogels blijkt ook uit waarnemingen in de polder [12]. De beperkte drooglegging maakt het gebied hydrologisch gezien geschikt voor weidevogels. Weidevogels zijn ook gebaad bij een weids en open landschap. Het Hoog- en laagveenbos (N14.02) in het westelijke deel van Driepolders en in het gebied ten westen van Pasop verminderd deze openheid. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 41\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Kaden en keringen (LET) Uit de hoogtetoets volgt dat aan de westzijde van de polder een beperkt deel van de kering onvoldoende waakhoogte heeft [24]. Het op hoogte brengen van de kering evenals de aanleg van de kering rondom Driepolders maakt geen onderdeel uit van het maatregelenpakket behorend bij het peilbesluit. Bij het treffen van maatregelen dient rekening gehouden te worden met bodemdaling door gaswinning. Beheer en onderhoud (LET) Een aantal kunstwerken binnen de polder zijn toe aan vervanging of aanpassingen gezien de staat en het functioneren van deze kunstwerken. Naast de gemaalcapaciteit (zie Normen voor waterafvoer) is bekend dat stuw KST0341 niet functioneert (lek). Deze stuw wordt vervangen door een beweegbare stuw. Verder geven de ingelanden aan dat de taluds van de hoofdwatergangen inzakken. In de polder komen veel beschermde soorten voor, waaronder de grote modderkruiper en de poelkikker in de kleinere watergangen [12]. Beheerpakket A1a (dat samen met pakket C2 is toegewezen aan de polder) houdt onvoldoende rekening met de overlevingskansen van de modderkruiper en poelkikker. Ook hier is het advies om pakket A1 (in de voorjaarsronde worden niet de oever en het talud gemaaid) toe te passen. Indien het systeem dit niet toelaat is nader onderzoek en overleg nodig. Klimaatverandering (LET) Rekening houdend met het afvoeren van extra neerslag door klimaatverandering zou de gemaalcapaciteit uitgebreid moeten worden van 60 naar 72 m 3 /min voor een normoverschot van minimaal 17 %. Dit is gebaseerd op een areaal van 762 ha. Inbreng vanuit ingelanden (LET) Op 19 april 2016 is voor de ingelanden van de polder Lettelbert (met een eigendom groter dan 5 ha) een bijeenkomst georganiseerd om het functioneren van het watersysteem in de polder te bespreken. Het verslag is opgenomen in bijlage 11. Knelpunten die nog niet aan de orde zijn gekomen in voorgaande onderdelen: Opgemerkt wordt dat in het westen van Pasop het nat is. Bij de bebouwing van Pasop zitten de duikers in de hoofdwatergang dicht, waardoor opstuwing ontstaat Onder het Lettelberterdiep ligt een afvoerbuis naar het oosten Een aantal waterschapshekken zouden vervangen moeten worden 4.4 Nienoord 4.4.1 Huidige watersysteem en inrichting De polder Nienoord (NIE) wordt begrenst door de kern Lettelbert aan de noordzijde, het Leekster Hoofddiep aan de oostzijde en de kern Leek aan de zuidwestzijde. Hoendiep aan de oostzijde, de Matsloot aan de noordzijde en de kern Leek aan de zuidwestzijde. Binnen de polder ligt een deel van landgoed Nienoord. 42\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Het grootste deel van de polder is toegewezen aan de functies agrarisch grasland en de functie natuur (onderdeel van NNN). Er is sprake van een maaiveldhoogtegradiënt tussen de randen (noord- en zuidwestzijde) van de polder (hoog) het midden van de polder (laag). Op de hogere delen zijn houtsingels, bebouwing en het landgoed Nienoord te vinden. De lagere delen zijn meer open van karakter en kennen een veenbodem. Achter het gemaal Nienoord ligt peilgebied Nienoord met een zomerpeil van -1,6 m NAP en een winterpeil van -1,8 m NAP (zie onderstaande tabel en bijlage 6). Via een stelsel van watergangen wateren een aantal peilgebieden af op dit peilgebied. Tussen polder Nienoord en de noordelijk gelegen polder Lettelbert is een stuw aanwezig. Deze constructie zorgt ervoor dat bij hoge waterstanden polder Nienoord ook kan afvoeren via gemaal Lettelbert. Vanuit de boezem kan op meerdere locaties water worden ingelaten. Aan de noordzijde van de polder bestaat de mogelijkheid om water vanuit de boezem in te laten. De minimum drooglegging in de polder bedraagt bij zomerpeil 35 cm ([9] en bijlage 7). Tabel 4.7 Peilgebieden binnen Nienoord Polder GPGIDENT GPGNAAM Oppervlak [ha] Zomerpeil [m NAP] Winterpeil [m NAP] Nienoord GPGKGM032 Nienoord 222-1,6-1,8 Nienoord GPGKGM225 Van Miltenburg 40-2 -2 Nienoord GPGKST0126 Hondenhoek 35-1,22-1,22 Nienoord GPGKST0337 Midwoldersloot 12-1,6-1,74 Nienoord GPGKST0071 Laag-Hondenhoek 10-1,53-1,53 Totaal 318 4.4.2 Toetsing Uit de NBW-toetsing op polderniveau (zie onderstaande tabel) volgt dat grasland en bebouwd gebied binnen de polder falen. De resultaten zijn de gemiddelden van alle afwateringseenheden binnen de polder. Op het niveau van afwateringseenheden kunnen de verhoudingen anders liggen [9]. Tabel 4.8 NBW-toetsing Nienoord Grondgebruik Maaiveldcriterium Inundatienorm Inundatie [%] Oordeel [%] [herhalingstijd in jaar] Grasland 5 1/10 5,4 FAALT Akkerbouw 1 1/25 0,2 FAALT NIET Tuinbouw 1 1/25 0,0 FAALT NIET Bebouwd gebied 0 1/100 0,4 FAALT* * Faalt niet bij inundatienorm 1/10 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 43\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Uit de NBW-toetsing volgt dat op een aantal locaties grasland inundeert bij een neerslaggebeurtenis van T10. Het betreft daarbij voornamelijk het middendeel van de polder. Deze situatie wordt herkend bij de ingelanden (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). De oorzaak is een drooglegging van 35 cm en een peilstijging van 42 cm bij T10. Het maaiveldcriterium voor grasland wordt overschreden. Het criterium wordt ook overschreden voor bebouwd gebied. Er is berekend dat op een aantal locaties vrijstaande bebouwing bij een T100- situatie kan inunderen. Bij het toepassen van de omgevingsnorm T10 is er geen sprake van knelpunten (zie paragraaf 3.2.1). De toetsingskaart is opgenomen in bijlage 10. Maatregelen om het areaal dat inundeert te reduceren worden in eerste instantie gezocht in het verbeteren van de waterafvoer. In tweede instantie wordt gezocht naar duurzame compensatiemaatregelen (zie paragraaf 5.1). Normen voor waterafvoer (NIE) Wanneer rekening wordt gehouden met een baggerlaag van 30 cm treedt in het oosten van Nienoord, nabij het Leekstermeer, lokaal een extra peilstijging op omdat duiker KDU3489 (rond 300 mm) vrijwel volledig verstopt raakt door de baggeraanwas. Gemaal Nienoord heeft een capaciteit van 30m 3 /min en voldoet daarmee aan de norm van 1,33 l/s/ha plus een extra capaciteit van 17 % rekening houdend met klimaatverandering. Gezien het bouwjaar van het gemaal en de ouderdom van de pomp wordt wel geadviseerd om in de programmering rekening te houden met een revisie of vervanging van het gemaal. Het gemaal staat aan de kopse kant van een watergang waardoor de afvoerroute van het water relatief lang is. Bij vervanging van het gemaal kan worden gezocht naar een optimalere locatie. Binnen de polder bevindt zich een onderbemaling (KGM225). Het gemaal bevindt zich in een hoofdwatergang en is in particulier bezit. Voor het waterschap is dit een ongewenste situatie. Onderzocht wordt of het gemaal verplaatst kan worden naar een andere locatie, zodat rechtstreeks op de boezem uitgemalen kan worden. GGOR (NIE) Uit de berekening van de doelrealisatie voor landbouw volgt dat verspreid over de polder circa 10 ha te maken heeft met minder dan 70 % doelrealisatie [7]. Dit is het gevolg van een GHG die minder dan 25 cm beneden het maaiveld komt (natschade). Ingelanden hebben aangegeven dat het zuidelijke deel van de polder nat is maar dat dit geen knelpunt vormt door het aangepast gebruik (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Het NNN binnen de polder bestaat voornamelijk uit de beheertypen Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02) en Haagbeuken- en Essenbos (N14.03). Bij een groot deel van het grasland wordt een te droge situatie aangegeven, doordat de GVG circa 25 cm te laag is. Ter plaatse van het bos is de GVG enkele decimeters te hoog. Om de situatie in het landbouwgebied te verbeteren kan worden gedacht aan maatregelen op perceelniveau (zoals ophogen of het toepassen van peilgestuurde drainage). 44\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Het uitwerken van maatregelen voor het verbeteren van de waterhuishouding voor natuur valt onder de verantwoordelijkheid van de provincie en terreinbeheerders. Dit zal verder worden vormgegeven in het gebiedsproces ZWK. Drooglegging (NIE) De bebouwing en infrastructuur binnen het gebied hebben over het algemeen voldoende drooglegging op basis van de gehanteerde richtlijn (zie paragraaf 3.9.1 en bijlage 7). Echter op een aantal plekken ligt de drooglegging rond de waarden van de richtlijn. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Voor maatregelen zie onderdeel Bodemdaling door gaswinning. Maaiveldaling door veenoxidatie (NIE) Binnen de polder is in de ondiepe bodem veen aanwezig met een dikte van enkele decimeters [10]. Het toepassen van peilverlagingen is derhalve niet wenselijk (zie ook paragraaf 3.5.1). Dit leidt tot een versterking van de veenoxidatie, een verdere maaivelddaling en toenemende kosten van het watersysteem om de verschillende functies te faciliteren. Maatregelen richten zich daarom op het verbeteren van de waterafvoer al dan niet in combinatie met het vergroten van de gemaalcapaciteit. Aanvullend kunnen de stuwen (in hoofdwatergangen) die in veengebieden liggen worden geautomatiseerd, dit om stapsgewijs vorm te kunnen geven aan dynamisch peilbeheer. Maatregelen op perceelniveau die daarbij aansluiten zijn het toepassen van peilgestuurde drainage of het ophogen van het perceel. Bodemdaling door gaswinning (NIE) De daling in de polder bedraagt tot 2013 circa 7 cm in het noorden en 9 cm in het zuiden. Deze daling zal tot 2050 toenemen tot respectievelijk circa 12 en 14 cm. De nog te verwachten daling bedraagt daarmee 5 cm. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Vooralsnog wordt deze bodemdaling niet gecompenseerd door het laten meedalen van de streefpeilen. Gezien het voorkomen van veen is dit geen duurzame oplossing. Wel zijn maatregelen gewenst, omdat bodemdaling zorgt voor een vergroting van het inundatiegebied bij verschillende neerslaggebeurtenissen (T10 t/m T100) en een afname van de drooglegging. Geadviseerd wordt om een onderzoek in te stellen naar een duurzame compensatie van deze bodemdaling, rekening houdend met klimaatverandering, veenoxidatie en de aanwezige functies. Maatregelen zouden kunnen zijn het vergroten van de berging, het ophogen van het maaiveld, het wijzigen van de functie en/of compensatie van de schade bij een gebeurtenis. Kaderrichtlijn Water (NIE) De polder valt binnen het KRW-waterlichaam Kanalen-DG Hellend gestuwd [11]. De kanalen van het waterlichaam worden voornamelijk belast met nutriënten en bestrijdingsmiddelen afkomstig van uit- en afspoeling van landbouwgronden. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 45\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 In het lozingenbesluit open teelt en veehouderij zijn maatregelen gedefinieerd om de emissie naar oppervlaktewater te verminderen. Daarnaast is er generiek landelijk en regionaal beleid van kracht om de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. Dit beleid richt zich op maatregelen op erfen perceelsniveau. Natuurnetwerk Nederland (NIE) Binnen de polder ligt een groot areaal aan natuur- en beheergebied van het NNN (zie figuur 3.4). De huidige grondwaterstanden voldoen niet aan de gestelde hydrologische randvoorwaarden (zie onderdeel GGOR). De provincie Groningen en de terreinbeheerders maken hierover afwegingen en stellen eventueel maatregelen op in het gebiedsproces Zuidelijk Westerkwartier. Agrarisch natuurbeheer (NIE) Het midden en oostelijke deel van de polder is aangewezen als weidevogelkerngebied [4]. De beperkte drooglegging maakt het gebied hydrologisch gezien geschikt voor weidevogels. Weidevogels zijn ook gebaad bij een weids en open landschap. Het Haagbeuken- en essenbos (N14.03) in het oostelijke deel van de polder verminderd deze openheid. Kaden en keringen (NIE) Uit de hoogtetoets volgt dat de kering voldoende hoog is [24]. Richting de toekomst dient wel rekening gehouden te worden met bodemdaling door gaswinning. Beheer en onderhoud (NIE) De ingelanden geven aan dat bij het schonen van de sloten teveel van de slootkant wordt afgehaald, waardoor de kanten instabiel worden (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Onderhoud van de watergangen vindt plaats volgens beheerpakket A1a en C2 [12]. Bij de mondig van het Leekstermeer is een leefgebied van de waterspitsmuis. Tevens is er sprake van waternavel in het Leeksterhoofddiep en omliggende watergangen. Het advies is om in plaats van pakket A1a pakket A1 en B2 in plaats van C2 toe te passen om zo te voldoen aan de gedragscode. Gezien de problematiek rond waternavel is verder onderzoek en overleg noodzakelijk. Klimaatverandering (NIE) Rekening houdend met het afvoeren van extra neerslag door klimaatverandering is de huidige capaciteit van 30 m 3 /min voldoende voor een normoverschot van minimaal 17 %. Inbreng vanuit ingelanden (NIE) Op 7 april 2016 is voor de ingelanden van de polder Lettelbert (met een eigendom groter dan 5 ha) een bijeenkomst georganiseerd om het functioneren van het watersysteem in de polder te bespreken. Het verslag is opgenomen in bijlage 11. 46\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Knelpunten die nog niet aan de orde zijn gekomen in voorgaande onderdelen: De gronden achter de Midwolderslootstuw (KST0337) zijn nat. Het peil kan niet worden verlaagd door het aangrenzende natuurgebied. De percelen worden opgehoogd Het ophogen van percelen wordt gezien als een betere optie dan peilverlaging om versnelde veenoxidatie te voorkomen In het natuurgebied net ten zuiden van de Groeve is een hoger peil gewenst. Het water zakt weg in de bodem. Een inlaat vanuit de boezem is gewenst Geconstateerd wordt dat in de zomer vaker overlast ontstaat als gevolg van extreme buien. Er is meer berging nodig om de zware buien op te kunnen vangen Aan de westzijde van het gebied bevindt zich mogelijk een duiker, waardoor het gebied dat afwaterend op gemaal Nienoord mogelijk groter is 4.5 Vredewold 4.5.1 Huidige watersysteem en inrichting De polder Vredewold (VRE) ligt tussen Enumatil en de stad Groningen, aan de zuidzijde van het Hoendiep. De polder kent hoofdzakelijk de functie grasland. Binnen de polder ligt de kern Oostwold (op 1 januari 2008 677 inwoners). Daarnaast is verspreid over de polder in beperkte mate bebouwing aanwezig (voornamelijk agrarische bedrijven). Het deel van de polder ten zuiden van de rijksweg A7 valt onder het NNN (zie figuur 3.4). Achter het gemaal Vredewold ligt peilgebied Vredewold met een zomerpeil van -1,5 m NAP en een winterpeil van -1,7 m NAP (zie onderstaande tabel en bijlage 6). Via een stelsel van oude tochten wateren een aantal kleinere peilgebieden af op dit peilgebied. In de polder is ook een onderbemaling aanwezig die het water uitslaat op peilgebied Vredewold. Vanuit verschillende zijden van de polder bestaat de mogelijkheid om water vanuit de boezem in te laten. Ook de Lettelberterbergboezem (circa 88 ha) en het bergingsgebied tussen het Leekstermeer en de polder (circa 60 ha) maken onderdeel uit van polder Vredewold. Enkel wanneer de gebieden ingezet worden als bergingsgebied voor de boezem (voornamelijk in de winterperiode) worden beide gebieden afgesloten van polder Vredewold. De maaiveldhoogte in de polder is relatief laag ten opzichte van de omgeving (zie figuur 2.7). De minimum drooglegging in de polder is beperkt en bedraagt bij zomerpeil 25 cm ([9] en bijlage 7). Tabel 4.9 Peilgebieden binnen Vredewold Polder GPGIDENT GPGNAAM Oppervlak [ha] Zomerpeil [m NAP] Winterpeil [m NAP] Vredewold GPGKGM034 Vredewold 379-1.5-1.7 Vredewold GPGKGM160 Riemersma 9-1.7-1.7 Vredewold GPGKST0689 Erica 5-1.25-1.25 Lettelberterbergboezem 88 Bergingsgebied Leekstermeer 60 Totaal 541 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 47\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 4.5.2 Toetsing NBW-toetsing (VRE) Uit de NBW-toetsing op polderniveau (zie onderstaande tabel) volgt dat bebouwd gebied binnen de polder faalt. De resultaten zijn de gemiddelden van alle afwateringseenheden binnen de polder. Op het niveau van afwateringseenheden kunnen de verhoudingen anders liggen [9]. Tabel 4.10 NBW-toetsing Vredewold Grondgebruik Maaiveldcriterium Inundatienorm Inundatie [%] Oordeel [%] [herhalingstijd in jaar] Grasland 5 1/10 4,6 FAALT NIET Akkerbouw 1 1/25 0,5 FAALT NIET Tuinbouw 1 1/25 3,6 FAALT Bebouwd gebied 0 1/100 1,6 FAALT* * Faalt niet bij inundatienorm 1/10 Uit de NBW-toetsing volgt dat op een aantal locaties grasland inundeert bij een neerslaggebeurtenis van T10. Aan de oostzijde betreft het circa 15 ha grasland als gevolg van een zevental duikers die zorgen voor een opstuwing van 10 cm. De natte situatie en de lange routen van dit gebied naar het gemaal werden ook benoemd in de gebiedsbijeenkomst (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). In de rest van het gebied betreft het in totaal circa 2 ha grasland dat inundeert als gevolg van de beperkte drooglegging van 25 en een peilstijging van 46 cm. Daarnaast inunderen nog een aantal afgetichelde percelen in het westen van de polder. Afgetichelde percelen vallen niet onder de normering van het waterschap [13]. Het 5 %- maaiveldcriterium voor grasland wordt niet overschreden. Het criterium voor tuinbouw wordt wel overschreden. Vooralsnog is inundatie bij tuinbouw niet aangemerkt als knelpunt (zie Inbreng vanuit ingelanden). Het criterium wordt ook overschreden voor bebouwd gebied. Er is berekend dat op een aantal locaties vrijstaande bebouwing bij een T100-situatie kan inunderen. Bij het toepassen van de omgevingsnorm T10 is er geen sprake van knelpunten (zie paragraaf 3.2.1). Binnen de kern Oostwold is circa 200 m 2 inundatie berekend bij T100. Dit beeld is zeer waarschijnlijk ontstaan door de onnauwkeurigheid van het LGN7-bestand (celgrootte 25 meter). Vooralsnog worden de knelpunten niet in de praktijk herkend. De toetsingskaart is opgenomen in bijlage 10. Op polder Vredewold is sprake van een afvoerbelasting vanuit de Lettelberterbergboezem en het bergingsgebied ten zuiden van de polder. Op basis van uitgevoerde analyses wordt verwacht dat het inundatiebeeld en de NBW-toetsingsresultaten voor Vredewold niet significant worden onderschat of overschat [9] 48\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Maatregelen om het areaal dat inundeert te reduceren worden in eerste instantie gezocht in het verbeteren van de waterafvoer en het vergroten van de gemaalcapaciteit. In tweede instantie wordt gezocht naar duurzame compensatiemaatregelen (zie paragraaf 5.1). Normen voor waterafvoer (VRE) Er zijn binnen de polder geen knelpunten berekend in de hoofdwatergangen op basis van de afvoernormen en de (in het model) aanwezige kunstwerken [9]. GGOR (VRE) Uit de berekening van de doelrealisatie voor landbouw volgt dat verspreid over de polder circa 15 ha te maken heeft met minder dan 70 % doelrealisatie [7]. Dit is het gevolg van een GHG die minder dan 25 cm beneden het maaiveld komt (natschade). Hoewel een groot deel van de percelen als te nat wordt aangemerkt, wordt dit niet als een probleem ervaren (zie onderdeel inbreng vanuit ingelanden). Het NNN binnen de polder (exclusief het bergingsgebied) omvat de beheertypen Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02) en Vochtig weidevogelgrasland (N13.01). Over een oppervlak van 30 ha wordt een te droge situatie aangegeven, doordat de GVG circa 10 cm te laag is. Om de situatie in het landbouwgebied te verbeteren kan worden gedacht aan maatregelen op perceelniveau (zoals ophogen of het toepassen van peilgestuurde drainage). Het uitwerken van maatregelen voor het verbeteren van de waterhuishouding voor natuur valt onder de verantwoordelijkheid van de provincie en terreinbeheerders. Dit zal verder worden vormgegeven in het gebiedsproces ZWK. Drooglegging (VRE) De bebouwing en infrastructuur binnen het gebied hebben over het algemeen voldoende drooglegging op basis van de gehanteerde richtlijn (zie paragraaf 3.9.1 en bijlage 7). Echter op een aantal plekken ligt de drooglegging rond de waarden van richtlijn. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Voor maatregelen zie onderdeel Bodemdaling door gaswinning. Maaiveldaling door veenoxidatie (VRE) Binnen de hele polder is in de ondiepe bodem veen aanwezig. Op een aantal plaatsen meer dan 0,8 meter [10]. Het toepassen van peilverlagingen is derhalve niet wenselijk (zie ook paragraaf 3.5.1). De inklinking van het veen is een bekend probleem (zie onderdeel Inbreng door ingelanden). Dit doet zich met name in het midden van de percelen voor, terwijl de slootkant minder zakt. Hierdoor ontstaan ingesloten laagtes midden in de percelen. De percelen moeten dan regelmatig rond gelegd worden. Mogelijk kan peilgestuurde drainage wel een bijdrage leveren aan het remmen van de veenoxidatie (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 49\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Bodemdaling door gaswinning (VRE) De daling voor de polder bedraagt tot 2013 circa 5 cm in het noordoosten en 7 cm in het zuidwesten. Deze daling zal tot 2050 toenemen tot respectievelijk circa 9 en 13 cm. De nog te verwachten daling bedraagt daarmee respectievelijk circa 4 en 6 cm. Vooralsnog wordt deze bodemdaling niet gecompenseerd door het laten meedalen van de streefpeilen. Gezien het voorkomen van veen is dit geen duurzame oplossing. Wel zijn maatregelen gewenst, omdat bodemdaling zorgt voor een vergroting van het inundatiegebied bij verschillende neerslaggebeurtenissen (T10 t/m T100) en een afname van de drooglegging. Geadviseerd wordt om een onderzoek in te stellen naar een duurzame compensatie van deze bodemdaling, rekening houdend met klimaatverandering, veenoxidatie en de aanwezige functies. Maatregelen zouden kunnen zijn het vergroten van de berging, het ophogen van het maaiveld, het wijzigen van de functie en/of compensatie van de schade bij een gebeurtenis. Kaderrichtlijn Water (VRE) De polder valt binnen het KRW-waterlichaam Hoendiep-Aduarderdiep [11]. De kanalen van het waterlichaam worden voornamelijk belast met nutriënten en bestrijdingsmiddelen afkomstig van uit- en afspoeling van landbouwgronden. In het lozingenbesluit open teelt en veehouderij zijn maatregelen gedefinieerd om de emissie naar oppervlaktewater te verminderen. Daarnaast is er generiek landelijk en regionaal beleid van kracht om de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. Dit beleid richt zich op maatregelen op erf- en perceelsniveau. Natuurnetwerk Nederland (VRE) Binnen de polder is circa 30 ha aangewezen als beheertypen grasland. De huidige grondwaterstanden voldoen niet aan de gestelde hydrologische randvoorwaarden (zie onderdeel GGOR). De provincie Groningen en de terreinbeheerders maken hierover afwegingen en stellen eventueel maatregelen op in het gebiedsproces Zuidelijk Westerkwartier. Agrarisch natuurbeheer (VRE) De hele polder (met uitzondering van de kern Oostwold) is aangewezen als weidevogelkerngebied [4]. De beperkte drooglegging maakt het gebied hydrologisch gezien geschikt voor weidevogels. Dat het gebied (deels) geschikt is voor (weide)vogels blijkt ook uit waarnemingen in de polder [12]. Weidevogels zijn ook gebaad bij een weids en open landschap. De kern Oostwold verminderd deze openheid. Kaden en keringen (VRE) Uit de hoogtetoets volgt dat de kering aan verschillende zijden van de polder over een beperkte afstand onvoldoende waakhoogte heeft [24]. Het op hoogte brengen van de kering maakt geen onderdeel uit van het maatregelenpakket behorend bij het peilbesluit. Bij het treffen van maatregelen dient rekening gehouden te worden met bodemdaling door gaswinning. 50\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Beheer en onderhoud (VRE) Er zijn twee watergangen net boven de rijksweg A7 waar de waterafvoer wordt belemmerd door begroeiing. Deze gebieden worden onderhouden volgens de beheerpakket C2. Dit betekent dat in juni-juli de begroeiing op oever en talud blijft staan en 10 cm boven de waterbodem wordt gemaaid. In september- oktober wordt een zijde gemaaid en 10 cm boven de waterbodem. De vraag is of dit voorkomen kan worden door de tweede periode te vervroegen of door drie keer te maaien. De kunstwerken van de Lettelberterbergboezem zijn aan vervanging toe. In een optimalisatiestudie [14] zijn maatregelen uitgewerkt en is een kostenraming opgesteld. Daarbij is rekening gehouden met kadeherstel (inclusief natuurvriendelijke oevers) en revitalisering. De maatregelen maken onderdeel uit van voorliggend besluit. Klimaatverandering (VRE) Rekening houdend met het afvoeren van extra neerslag door klimaatverandering is de huidige capaciteit van 60 m 3 /min voldoende voor een normoverschot van minimaal 17 %. Inbreng vanuit ingelanden (VRE) Op 5 april 2016 is voor de ingelanden van de polder Vredewold (met een eigendom groter dan 5 ha) een bijeenkomst georganiseerd om het functioneren van het watersysteem in de polder te bespreken. Het verslag is opgenomen in bijlage 11. Knelpunten die nog niet aan de orde zijn gekomen in voorgaande onderdelen: Afvoer vanuit zuidelijk bergingsgebied naar het gemaal in zomerperiode niet optimaal Onvoldoende ontwatering bij woningen Wiersema (ten zuiden van de rijksweg A7) De oevers kalven af, waardoor watergangen snel ondiep worden en vaker gebaggerd zouden moeten worden 4.6 Zuidhorner Zuidpolder 4.6.1 Huidige watersysteem en inrichting De Zuidhorner Zuidpolder (ZUI) ligt tussen Zuidhorn en Enumatil, aan de oostzijde van het Hoendiep. De polder kent hoofdzakelijk de functie grasland. Verspreid over de polder is in beperkte mate bebouwing aanwezig (voornamelijk agrarische bedrijven). Voor het gemaal Zuidhorner Zuidpolder ligt peilgebied Zuidhorner Zuidpolder met een zomerpeil van -1,5 m NAP en een winterpeil van -1,7 m NAP (zie onderstaande tabel en bijlage 6). Verschillende peilgebieden, waarvan peilgebied Zuiderhoek de grootste is van de hele polder, wateren af op dit peilgebied. Aan de noordwestzijde bevindt zich een mogelijkheid om water in te laten vanuit de boezem. De maaiveldhoogte loopt van noord naar zuid af (zie figuur 2.7). De minimum drooglegging in de polder bedraagt bij zomerpeil 55 cm ([9] en bijlage 7). Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 51\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Tabel 4.11 Peilgebieden binnen Zuidhorner Zuidpolder Polder GPGIDENT GPGNAAM Oppervlak [ha] Zomerpeil [m NAP] Winterpeil [m NAP] Zuidhorner Zuidpolder GPGKST0355 Zuiderhoek 147-0,85-0,9 Zuidhorner Zuidpolder GPGKST0195 Goed-Voornemen 45-0,85-0,9 Zuidhorner Zuidpolder GPGKGM042 Zuiderhorner Zuiderpolder 44-1,5-1,7 Zuidhorner Zuidpolder GPGKST0508 Stuwgebied-Bakker 20-0,78-0,78 Zuidhorner Zuidpolder GPGKST6298 3-1,3-1,3 Zuidhorner Zuidpolder GPGKST6295 3-1,3-1,3 Zuidhorner Zuidpolder GPGKST6246 2-1,3-1,3 Totaal 264 4.6.2 Toetsing NBW-toetsing (ZUI) Uit de NBW-toetsing op polderniveau (zie onderstaande tabel) volgt dat grasland, tuinbouw en bebouwd gebied binnen de polder falen. De resultaten zijn de gemiddelden van alle afwateringseenheden binnen de polder. Op het niveau van afwateringseenheden kunnen de verhoudingen anders liggen [9]. Tabel 4.12 NBW-toetsing Zuidhorner Zuidpolder Grondgebruik Maaiveldcriterium Inundatienorm Inundatie [%] Oordeel [%] [herhalingstijd in jaar] Grasland 5 1/10 17,7* FAALT Akkerbouw 1 1/25 0,0 FAALT NIET Tuinbouw 1 1/25 76,6* FAALT Bebouwd gebied 0 1/100 4,6 FAALT** * Hoge percentages komen niet overeen met praktijkervaring ** Faalt niet bij inundatienorm 1/10 Uit de NBW-toetsing volgt dat op een aantal locaties grasland inundeert. De locatie met de grootste inundatieomvang (ca. 35 ha) in het peilgebied van het gemaal, waar ook de tuinbouw binnen valt, wordt echter niet in praktijk herkend. De oorzaak is tot op heden niet bekend [9]. De hoge percentages genoemd in tabel 4.1 zijn daarmee fors overschat en liggen in de praktijk rond de inundatienorm. Ook hier is berekend dat op een aantal locaties vrijstaande bebouwing bij een T100-situatie kan inunderen. Bij het toepassen van de omgevingsnorm T10 is er geen sprake van knelpunten (zie paragraaf 3.2.1). De toetsingskaart is opgenomen in bijlage 10. 52\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Normen voor waterafvoer (ZUI) Er zijn binnen de polder geen knelpunten berekend in de hoofdwatergangen op basis van de afvoernormen en de (in het model) aanwezige kunstwerken [9]. GGOR (ZUI) Uit de berekening van de doelrealisatie voor landbouw volgt dat verspreid over de polder circa 10 ha te maken heeft met minder dan 70 % doelrealisatie [7]. Dit is het gevolg van een GHG die minder dan 25 cm beneden het maaiveld komt (natschade). In de polder zijn geen beheertypen vanuit het NNN aangewezen (zie figuur 3.4). Om de situatie in het landbouwgebied te verbeteren kan worden gedacht aan maatregelen op perceelniveau (zoals ophogen of het toepassen van peilgestuurde drainage). Drooglegging (ZUI) De bebouwing en infrastructuur binnen het gebied hebben over het algemeen voldoende drooglegging op basis van de gehanteerde richtlijn (zie paragraaf 3.9.1 en bijlage 7). Echter op een aantal plekken ligt de drooglegging rond de waarden van de richtlijn. Bodemdaling als gevolg van gaswinning draagt in bepaalde mate bij aan een afname van de drooglegging bij gelijkblijvende peilen (zie paragraaf 3.5.2). Voor maatregelen zie onderdeel Bodemdaling door gaswinning. Maaiveldaling door veenoxidatie (ZUI) Binnen de polder is (in de zuidelijke helft) in de ondiepe bodem veen aanwezig van enkele decimeters [10]. Het toepassen van peilverlagingen is derhalve niet wenselijk (zie ook paragraaf 3.5.1). Dit leidt tot een versterking van de veenoxidatie, een verdere maaivelddaling en toenemende kosten van het watersysteem om de verschillende functies te faciliteren. Maatregelen richten zich daarom op het verbeteren van de waterafvoer al dan niet in combinatie met het vergroten van de gemaalcapaciteit. Aanvullend kunnen de stuwen (in hoofdwatergangen) die in veengebieden liggen worden geautomatiseerd, dit om stapsgewijs vorm te kunnen geven aan dynamisch peilbeheer. Maatregelen op perceelniveau die daarbij aansluiten zijn het toepassen van peilgestuurde drainage of het ophogen van het perceel. Bodemdaling door gaswinning (ZUI) De daling voor de polder bedraagt tot 2013 circa 2 cm in het noorden en 5 cm in het zuiden. Deze daling zal tot 2050 toenemen tot respectievelijk circa 5 en 7 cm. De nog te verwachten daling bedraagt daarmee respectievelijk circa 3 en 2 cm. Vooralsnog wordt deze bodemdaling niet gecompenseerd door het laten meedalen van de streefpeilen. Gezien het voorkomen van veen is dit geen duurzame oplossing. Wel zijn maatregelen gewenst, omdat bodemdaling zorgt voor een vergroting van het inundatiegebied bij verschillende neerslaggebeurtenissen (T10 t/m T100) en een afname van de drooglegging. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 53\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Geadviseerd wordt om een onderzoek in te stellen naar een duurzame compensatie van deze bodemdaling, rekening houdend met klimaatverandering, veenoxidatie en de aanwezige functies. Maatregelen zouden kunnen zijn het vergroten van de berging, het ophogen van het maaiveld, het wijzigen van de functie en/of compensatie van de schade bij een gebeurtenis. In het onderzoek wordt tevens bepaald welk aandeel Kaderrichtlijn Water (ZUI) De polder valt binnen het KRW waterlichaam Hoendiep-Aduarderdiep [11]. De kanalen van het waterlichaam worden voornamelijk belast met nutriënten en bestrijdingsmiddelen afkomstig van uit- en afspoeling van landbouwgronden. In het lozingenbesluit open teelt en veehouderij zijn maatregelen gedefinieerd om de emissie naar oppervlaktewater te verminderen. Daarnaast is er generiek landelijk en regionaal beleid van kracht om de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. Dit beleid richt zich op maatregelen op erf- en perceelsniveau. Natuurnetwerk Nederland (ZUI) In de polder zijn geen beheertypen vanuit het NNN aangewezen (zie figuur 3.4). Agrarisch natuurbeheer (ZUI) De hele polder is aangewezen als weidevogelkerngebied [4]. De beperkte drooglegging in het centrale deel van de polder maakt het gebied hydrologisch gezien geschikt voor weidevogels (bijlage 7). Weidevogels zijn ook gebaad bij een weids en open landschap. Dat het gebied geschikt is voor (weide)vogels blijkt ook uit waarnemingen in de polder [12]. Kaden en keringen (ZUI) De kaden en keringen worden beoordeeld binnen de periodieke toetsing. Uit de hoogtetoets volgt dat de kering van het Hoendiep voldoende waakhoogte heeft [24]. In de gebiedsbijeenkomst is aangegeven dat er sprake is van één of meerdere duikers tussen de boezem en de polder (zie onderdeel Inbreng vanuit ingelanden). Deze duikers zorgen voor kortsluiting van het systeem en dienen derhalve afgesloten te worden. Beheer en onderhoud (ZUI) Een aantal kunstwerken binnen de polder zijn toe aan vervanging of aanpassingen gezien de staat en het functioneren van deze kunstwerken. Bekend is dat er een aantal stalen duikers verbogen en gescheurd zijn, dat de Goede-Voornemenstuw (KST0195) niet voldoende verlaagd kan worden, dat inlaat Goede-Voornemenstuw (INL031) onvoldoende functioneert en dat de Zuidhoeksterstuw (KST0355) eerder verlaagd zou moeten worden in de winterperiode Ook is het beheer en onderhoud van de hoofdwatergangen niet optimaal. De polder wordt nu onderhouden volgens pakket A1a [12]. Een watergang zou men vaker willen maaien vanwege overlast door waterpest. De knelpunten zijn aan od gekomen in de gebiedsbijeenkomst van de polder (zie onderdeel inbreng vanuit ingelanden). 54\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Klimaatverandering (ZUI) Rekening houdend met het afvoeren van extra neerslag door klimaatverandering voldoet de huidige capaciteit van 25 m 3 /min aan een normoverschot van minimaal 17 %. Inbreng vanuit ingelanden (ZUI) Op 8 april 2016 is voor de ingelanden van de Zuidhorner Zuidpolder (met een eigendom groter dan 5 ha) een bijeenkomst georganiseerd om het functioneren van het watersysteem in de polder te bespreken. Het verslag is opgenomen in bijlage 11. Knelpunten die nog niet aan de orde zijn gekomen in voorgaande onderdelen: Doordat het winterpeil te hoog is staat de drainage onder water Een dam met duiker (KDU02295) kan worden verwijderd In het centrale en oostelijk deel van de polder zakt het zomerpeil te ver uit Een of enkele duikers zorgen voor lek vanuit het boezemsysteem 5 Maatregelen 5.1 Inleiding Op basis van de toetsing van het huidige watersysteem van de NBW-polders en informatie uit het gebied volgt dat het systeem niet overal voldoet aan de gestelde normen. Verschillende processen spelen daarbij een belangrijke rol, zoals veenoxidatie, bodemdaling door gaswinning, klimaatverandering en de ontwikkeling van excoten. Om te komen tot de definitie van maatregelen zijn beleidsuitgangspunten en keuzes noodzakelijk. Niet voor elk onderwerp is op dit moment binnen het waterschap vastgesteld beleid. Derhalve zijn binnen dit project een aantal beleidskeuzes gesignaleerd. Bij het ontwerpen van de concept maatregelen is uitgegaan van deze principe keuzes. De maatregelen richten zich daarom voornamelijk op het verbeteren van de waterafvoer uit het gebied en het vergroten van de gemaalcapaciteit waar nodig. Daarnaast is het, gezien de samenloop verschillende processen in het gebied, noodzakelijk om aanvullend inzicht te verkrijgen in duurzame compensatiemaatregelen en in welke mate de Commissie Bodemdaling daar aan bij kan dragen. Dit gebeurt door middel van aanvullend onderzoek waarin varianten met elkaar worden vergeleken en op kosten gezet. Maatregelen zouden kunnen zijn het vergroten van de berging, het ophogen van het maaiveld, het wijzigen van de functie, compensatie van de schade bij een gebeurtenis of het stimuleren en subsidiëren van particuliere initiatieven (zoals peilgestuurde drainage of het ophogen van percelen). Voor een definitieve vaststelling zal tevens gewacht moeten worden op de definitieve maatregelen (met eventueel bijbehorende peilwijzigingen) vanuit het gebiedsproces Zuidelijk Westerkwartier. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 55\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Een deel van de maatregelen valt onder het reguliere peilbeheer (PB), een deel onder beheer en onderhoud (BO), een deel valt onder herinrichting van het watersysteem als gevolg van gebiedsontwikkelingen, zoals het NNN (GO), een deel van de maatregelen zijn administratief van aard (AD) of vallen onder handhaving (HA). In dit hoofdstuk is weergegeven welke maatregelen noodzakelijk zijn om de waterhuishouding en waterafvoer te verbeteren en welke effecten daaraan verbonden zijn. De maatregelen zijn weergegeven op de maatregelenkaart in bijlage 2 en worden hieronder per polder kort beschreven inclusief de bijbehorende effecten. 5.2 Maatregelen en effecten Fanerpolder In onderstaande tabel zijn de maatregelen benoemd die genomen worden ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Tevens zijn de effecten benoemd. Tabel 5.1 Overzicht maatregelen en effecten Fanerpolder Onderdeel Knelpunt Code* Maatregel Effecten FAN_1 FAN_2 FAN_5 FAN_6 De oevers kalven af na baggeren, waardoor watergangen snel ondiep wordt. Bij woningen Fanerweg/tocht tevens sprake van loopzand. PB/BO Optrekken taluds van de hoofdwatergang en een deel van de oever voorzien van beschoeiing Door het verlagen van de weerstand in de watergangen wordt het water sneller afgevoerd naar het gemaal wat resulteert in lagere waterstanden bovenstrooms Kadehoogte rondom inlaat INL457 PB/BO Inlaatconstructie aanpassen Verbetering beheersing van het voldoet niet; vaste stuw KST0427 is en nieuwe stuw aanbrengen watersysteem defect Huidige structuur en status van AD Aanpassen in legger Zie effecten FAN_2 watergangen komt niet overeen met legger Gebied ten westen van de polder PB/AD Formaliseren aansluiting op Bij een extra oppervlak tot 25 ha heeft onvoldoende afwatering Fanerpolder, inclusief wordt de waterstand maximaal 2 cm aanbrengen vaste dam voor hoger. Dit effect is niet significant realiseren peilscheiding. voor de omvang van de inundatie. Het streefpeil van zakt van -1,35 m NAP naar -1,6/-1,8 m NAP. De aanwezigheid van veen is beperkt (ca. 20 cm veen onder ca. 20 cm klei), waardoor geen significante maaiveldaling wordt verwacht. Binnen de nieuwe begrenzing zijn geen archeologische waarden bekend. 56\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 FAN_8 Lokaal beperking in afvoer door locatie stuw KST0242 PB/AD Stroomopwaarts verplaatsen van stuw, inclusief het Verplaatsen van stuw zorgt voor extra drooglegging van te natte verleggen van de peilgrens en percelen. Het streefpeil veranderd bijbehorende aanpassingen in minimaal van -1,6 en -1,8 naar -1,56 watersysteem (aanbrengen en en -1,78 m NAP. De effecten op het verwijderen duikers en vaste dammen) aanwezige veen en archeologische waarden zijn niet significant FAN_9 Begroeiing in de watergangen (o.a. BO Aanpassen van het Zie effecten FAN_1 waterpest) zorgt voor een beperking in de waterafvoer beheerpakket C2 naar B2. Toepassen geulbeheer. Schonen in augustus i.p.v. september. Inclusief monitoringsplan FAN_11 Afvoermogelijkheid rondom Fanerweg/Grotetocht van de Fanerpolder is beperkt PB/AD Aanleg bypass en formaliseren in legger Bovenstroomse T10-waterstand wordt verlaagd met 7 cm. Daarnaast wordt er meer berging (ca. 0,1 ha bij een verbreding van 2 meter) gerealiseerd FAN_14 De gemaalcapaciteit is onvoldoende in relatie tot norm, klimaat en extra areaal (FAN_6) PB Vergroten gemaalcapaciteit naar 46 m 3 /min, inclusief aansturing op neerslagverwachting in zomerperiode en aanleg vispassage Zie effecten FAN_2 FAN_15 Aantal stalen duikers defect en belemmeren daardoor afvoer PB/BO/AD Stalen duikers controleren op doorstroming en scherpe randen. Waar nodig vervangen door PE-duikers Zie effecten FAN_1 FAN_16 Inlaat aan zuidwestzijde ligt te hoog PB Onderzoek en aanpassen Zie effecten FAN_1 (exacte locatie onbekend) constructie FAN_17 Afvoer richting hoofdwatergang in zuidoosthoek niet optimaal PB Verbeteren afvoer door verbreden schouwsloot (2 meter over een lengte van 700 meter) en vergroten duiker Zie effecten FAN_1 FAN_18 Duiker aangelegd richting westelijke PB Onderzoek Zie effecten FAN_2 polder i.v.m. onvoldoende afwatering (exacte locatie onbekend) FAN_19 Bodemdaling door gaswinnincg, veenoxidatie en klimaatverandering GO Onderzoek duurzame compensatiemaatregelen Zie effecten FAN_2 * peilbeheer (PB), beheer en onderhoud (BO), gebiedsontwikkelingen (GO), administratief (AD) en handhaving (HA) Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 57\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 5.3 Maatregelen en effecten Lagemeeden In onderstaande tabel zijn de maatregelen benoemd die genomen worden ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Tevens zijn de effecten benoemd. Tabel 5.2 Overzicht maatregelen en effecten polder Lagemeeden Onderdeel Knelpunt Code* Maatregel Effecten LAG_2 Zomerpeil is in zomerperiode te laag PB/AD Aanpassen peilgrens tussen Terugdringen negatieve (kans op schade bebouwing) en afvoer rondom peilscheiding pendammen niet optimaal Stuwgebied Lagemeeden en Lagemeeden door verplaatsen stuw (KST0018), aanleggen/verwijderen vaste dammen, duikers en effecten op bebouwing en verbetering afvoersituatie zuidelijke deel Stuwgebied Lagemeeden pendammen. Tevens opzetten van zomerpeil Stuwgebied Lagemeeden met 20 cm van -1,6 naar -1,4 m NAP LAG_4 Overbodige dammen in zuidelijke hoofdwatergang zorgen voor onnodige opstuwing PB/AD Verwijderen dammen met duikers Door het verlagen van de weerstand in de watergangen wordt het water sneller afgevoerd naar het gemaal wat resulteert in lagere waterstanden bovenstrooms LAG_5 Aantal duikers zuidelijke watergang liggen te hoog en belemmeren waterafvoer PB Controle duikerhoogte en waar nodig aanpassen Zie effecten LAG_4 LAG_6 De oevers zuidelijk deel van de polders kalven af, waardoor watergangen snel ondiep wordt PB/BO Taluds optrekken Zie effecten LAG_4 LAG_7 Huidige structuur en status van watergangen komt niet overeen met legger AD Aanpassen in legger Verbetering beheersing van het watersysteem LAG_8 Lek vanuit boezemsysteem door duiker PB/AD Duiker vervangen voor inlaat Zie effecten LAG_7 LAG_16 Bodemdaling door gaswinning, veenoxidatie en klimaatverandering GO Onderzoek duurzame compensatiemaatregelen Zie effecten LAG_7 * peilbeheer (PB), beheer en onderhoud (BO), gebiedsontwikkelingen (GO), administratief (AD) en handhaving (HA) 5.4 Maatregelen en effecten Lettelbert In onderstaande tabel zijn de maatregelen benoemd die genomen worden ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Tevens zijn de effecten benoemd. 58\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Tabel 5.3 Overzicht maatregelen en effecten polder Lettelbert Onderdeel Knelpunt Code* Maatregel Effecten LET_1 Stuw KST0341 functioneert niet (lek) PB/BO Stuw vervangen door regelbare stuw (automatisch) Verbetering beheersing van het watersysteem LET_2 Dichte duikers bij Pasop HA Controle op dichte duikers en openen Zie effecten LET_1 in overleg LET_3 Oevers kalven af, waardoor watergangen ondiep wordt PB/BO Taluds optrekken en aanbrengen oeverbeschoeiing Door het verlagen van de weerstand in de watergangen wordt het water sneller afgevoerd naar het gemaal wat resulteert in lagere waterstanden bovenstrooms LET_9 Beheerpakket niet optimaal BO In overleg aanpassen beheerpakket Zie effecten LET_3 i.r.t. voorkomen van beschermde soorten A1a naar A1. Inclusief monitoringsplan LET_10 Ondeugdelijke hekken van BO Hekken vervangen Verbetering van de veiligheid het waterschap LET_12 Duikers KDU03455, PB/AD Duikers vergroten Zie effecten LET_3 KDU3456 en KDU3457 zorgen voor te veel opstuwing LET_13 De gemaalcapaciteit is GO Capaciteit vergroten naar 72m 3 /min, Zie effecten LET_1 onvoldoende in relatie tot norm, klimaat en extra areaal (FAN_6) inclusief aansturing op neerslagverwachting LET_14 Bodemdaling door gaswinning, veenoxidatie en klimaatverandering GO Onderzoek duurzame compensatiemaatregelen Zie effecten LET_1 * peilbeheer (PB), beheer en onderhoud (BO), gebiedsontwikkelingen (GO), administratief (AD) en handhaving (HA) 5.5 Maatregelen en effecten Nienoord In onderstaande tabel zijn de maatregelen benoemd die genomen worden ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Tevens zijn de effecten benoemd. Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 59\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 Tabel 5.4 Overzicht maatregelen en effecten polder Nienoord Onderdeel Knelpunt Code Maatregel Effecten NIE_6 Situatie onderbemaling KGM225 PB Onderzoek naar nieuwe locatie (i.c.m. gemaal Nienoord) Verbetering beheersing van het watersysteem NIE_10 Water zakt weg uit natuurgebied ten zuiden van de Groeve GO Aanbrengen inlaat vanuit boezem en monitoren effecten (kwel in omgeving) Watersysteem ondersteund beter de beheertypen. De kans bestaat op vernatting van de omgeving. NIE_17 Mogelijk duiker aan westzijde van polder PB Onderzoek naar ligging en effect Zie effecten NIE_6 NIE_18 Bodemdaling door gaswinning, veenoxidatie en klimaatverandering GO Onderzoek duurzame compensatiemaatregelen Zie effecten NIE_1 * peilbeheer (PB), beheer en onderhoud (BO), gebiedsontwikkelingen (GO), administratief (AD) en handhaving (HA) 5.6 Maatregelen en effecten Vredewold In onderstaande tabel zijn de maatregelen benoemd die genomen worden ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Tevens zijn de effecten benoemd. Tabel 5.5 Overzicht maatregelen en effecten polder Vredewold Onderdeel Knelpunt Code* Maatregel Effecten VRE_1 Opstuwing door duikers en begroeiing in watergangen, waardoor onvoldoende afvoer plaatsvind van zuidelijk bergingsgebied en woningen ten zuiden van A7 BO Controle (en schonen) duikers onder A7 en aanpassen beheerpakket. Bij geen verbetering zoeken naar verdere optimalisatie afvoer (verbreden watergangen, aansluiting op ringsloot Riemersma) Door het verlagen van de weerstand in de watergangen wordt het water sneller afgevoerd naar het gemaal. Naar verwachting een zeer beperkt effect op de veenbodem VRE_2 Opstuwing door duikers en begroeiing in watergangen, waardoor onvoldoende afvoer plaatsvindt van zuidelijk bergingsgebied en woningen ten zuiden van A7 BO Toetsen of status schouwwatergang voor Zie effecten VRE_1 de zuidelijke watergangen geldt of dat deze veranderd moeten worden naar hoofdwatergang (met bijbehorende consequenties voor beheer en onderhoud) VRE_7 Afvoer oostelijke deel van de polder BO Afwatering via zuidelijke schouw en hoofdwatergang verbeteren door schonen en onderhoud Zie effecten VRE_1 60\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 VRE_11 Functioneren PB Verbeteren werking Geen effecten te verwachten Lettelberterbergboezem Lettelberterbergboezem met gelijkblijvende afvoerbelasting op polder Vredewold VRE_13 De oevers kalven af, waardoor PB Taluds optrekken van hoofdwatergang Zie effecten VRE_1 watergangen snel ondiep wordt VRE_15 Bodemdaling door gaswinning, veenoxidatie en klimaatverandering GO Onderzoek duurzame compensatiemaatregelen Verbetering beheersing van het watersysteem * peilbeheer (PB), beheer en onderhoud (BO), gebiedsontwikkelingen (GO), administratief (AD) en handhaving (HA) 5.7 Maatregelen en effecten Zuidhorner Zuidpolder In onderstaande tabel zijn de maatregelen benoemd die genomen worden ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Tevens zijn de effecten benoemd. Tabel 5.6 Overzicht maatregelen en effecten Zuidhorner Zuidpolder Onderdeel Knelpunt Code* Maatregel Effecten ZUI_1 Afvoer door twee stuwen niet PB Stuw KST0355 in winter eerder en Streefpeilen blijven gehandhaafd, optimaal. Inlaat functioneert niet. omlaag (inclusief aansturing op neerslagverwachting), stuw KST0195 lager instelbaar maken maar de afvoer en aanvoer zullen verbeteren. Geen negatieve effecten te verwachten (stuw is echter niet ouder dan 3 jaar) en inlaat INL31 vervangen ZUI_4 Aantal stalen duikers defect en belemmeren daardoor afvoer PB/BO 34 duikers vervangen door PEduikers Door het verlagen van de weerstand in de watergangen wordt het water sneller afgevoerd naar het gemaal wat resulteert in lagere waterstanden bovenstrooms ZUI_5 Overbodige dam met duiker PB/AD Dam en duiker KDU02295 Zie effecten ZUI_4 verwijderen ZUI_6 De oevers kalven af, waardoor PB/BO Taluds optrekken Zie effecten ZUI_4 watergang tussen gemaal en stuw snel ondiep wordt ZUI_7 Lek vanuit boezemsysteem door duikers HA Duikers opsporen en afsluiten Verbetering beheersing van het watersysteem ZUI_10 Peil zakt te ver uit in zomerperiode (centraal en oostelijk deel van de polder) PB/AD Aanbrengen van twee inlaten Zie effecten ZUI_7 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 61\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 ZUI_11 Opstuwing door begroeiing BO Toepassen van pakket A1 in plaats Zie effecten ZUI_4 van A1a om zo de ontwikkeling van waterpest te remmen ZUI_14 Gemaal is 36 jaar oud (1980) PB/BO Renovatie of aanpassingen Zie effecten ZUI_7 (inclusief aansturing op neerslagverwachting) ZUI_16 Bodemdaling door gaswinning, veenoxidatie en klimaatverandering GO Onderzoek duurzame compensatiemaatregelen Zie effecten ZUI_7 * peilbeheer (PB), beheer en onderhoud (BO), gebiedsontwikkelingen (GO), administratief (AD) en handhaving (HA) 6 Literatuurlijst [1] http://landschapsgeschiedenis.nl/deelgebieden/5westerkwartier.html#landschapsgeschiedenis [2] www.topotijdreis.nl [3] Waterbeheersingsplan voor het Reitdiepgebied; DLG 2011 [4] Watersysteem, plannen, wensen en eisen NBW-cluster (spoor 1); kenmerk R001-1226286EEB-rrt-V02-NL; Tauw 2015 [5] Omgevingsvisie 2016 2020; Provincie Groningen 2016 [6] www.dinoloket.nl [7] Modelaanapssingen MIPWA en berekening OGOR; kenmerk N007-1226286MGS-kzo-V02- NL; Tauw 2016 [8] Gebiedsontwikkeling Zuidelijk Westerkwartier (een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie; Libau 2016 [9] NBW-toetsing watersysteem en knelpuntenanalyse (versie 2); N006-1226286JLY-wga-V03- NL; Tauw 2015 [10] Mogelijkheden voor het bepalen van de historische en toekomstige daling van de bodem; N002-1235986GEI-nva-V01-NL; Tauw 2016 [11] De Kaderrichtlijn Water bij Waterschap Noorderzijlvest; Noorderzijlvest 2014 [12] Advies Flora- en faunawet en polders Westerkwartier; Noorderzijlvest 2016 [13] Handboek Modellering en NBW-toetsing; Noorderzijlvest 2009 62\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 [14] Optimalisatie Lettelberterbergboezem V3; Arcadis 2016 [15] Statusrapport 2015; NAM 2015 [16] Waterbeheerprogramma 2016-2021; Noorderzijlvest 2016 [17] Landbouwstructuur en verkaveling in het Zuidelijk Westerkwartier, DLG 2014 [18] Waterbeheerplan 2010-2015; Noorderzijlvest 2009 [19] Leidraad Peilbesluiten; Noorderzijlvest 2007 [20] http://kaarten.provinciegroningen.nl/viewer/app/natuurbeheerplan2016 [21] Klimaatscenario s voor Nederland; KNMI 2014 [22] Natuurbeheerplan Groningen 2016; Provincie Groningen 2015 [23] Aanpak plaagsoorten in beheergebied van Noorderzijlvest; Noorderzijlvest 2016 [24] Hoogtetoets MBP inclusief uitbreiding HD Louwes, Royal HaskoningDHV 2016 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept 63\64

Concept Kenmerk R001-1235986EEB-rrt-V01 64\64 Toelichting peilbesluit NBW-polders - versie 1 - Concept

Bijlage 1 Toekomstige peilenkaart

Toekomstige peilenkaart 1 CONCEPT zp -1.4 wp -1.6 zp -1.6 wp -1.8 zp -0.85 wp -0.9 zp -0.78 wp -0.78 zp -1.05 wp -1.05 zp -1.3 zp -0.85 wp -1.3 wp -0.9 zp zp -1.3 zp -1.6 wp -1.3wp -1.3 wp -1.8 zp -1.4 zp -1.5 wp -1.7 wp -1.7 zp -1.56 wp -1.78 zp -1.4 wp -1.4 zp -1.31 wp -0.93 zp -2.3 wp -2.3 zp -1.6 wp -1.7 zp -1.35 wp -1.35 zp -1.7 wp -1.9 zp -1.5 wp -1.7 zp -1.7 wp -1.9 zp -1.45 wp -1.45 zp -1.7 wp -1.7 zp -1.25 wp -1.25 zp -1.14 wp -1.14 zp -0.69 wp -0.69 zp -1.22 wp -1.22 zp -1.53 wp -1.53 zp -1.6 wp -1.8 zp -2 wp -2 zp -1.6 wp -1.74 zp -1.6 wp -1.8 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 08-11-2016 11:29 1235986_10013A

Bijlage 2 Maatregelkaart

Maatregelenkaart 2 ZUI_4 FAN_14 FAN_6 FAN_11 FAN_1 FAN_8 ZUI_6 ZUI_14 ZUI_1 ZUI_5 ZUI_10 FAN_15 FAN_18 FAN_17 FAN_16 LAG_8 LAG_2 FAN_2 LAG_6 LAG_4 LAG_5 LET_2 LET_1 VRE_11 VRE_13 LET_3 LET_12 NIE_6 NIE_17 Maatregelen Peilgebieden (nieuw) 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 08-11-2016 02:17 1235986_10018A

Bijlage 3 Bodem- en grondwatertrappenkaart

kvc-ii kvc-ii Mv41C-II Mv41C-III hvz-ii kvc-iii Mv41C-II pvz-ii U07Wnr005-- Mv41C-III kmn63c-iii chn21-vi Hn21-VI kvc-iii kvz-iii gmn83cp-v* Mv41C-III zez23-vi pvz-iii hvz-ii Mn85C-V hvz-ii pvz-ii hvs-ii Mv41C-III khn23-vi pvz-ii kvs-iii kvs-ii hvz-iii U07Wnr005-- Mn85C-V khn23-vi AP-- gmn83cp-v AP-- pvz-iii pvc-ii Hn21-VI vwp-iii pvz-ii kvz-iii kvz-ii pzg23-v zvz-ii kwp-iii kvz-iii gmn83cwp-v kvs-iii kwp-ii hvc-ii khn23-v kvs-ii chn23x-v AAP-II kwp-iii h BEBOUW-- zez23x-v Hn21G-V U07Wnr006-- Mv41C-III kwp-v chn21-vi pvz-ii zvz-ii pvs-iii chn23-vi vwz-ii AP-- pzg23x-iii zvz-i kwp-iii kvz-iii zvz-i gmn83cp-v pvc-ii kwp-ii vwp-v hvz-ii kvz-iii khn23-vi vwp-iii gmn85c-v pzg23x-v gmn83cp-v zwz-iii zez23x-vi gmn83cp-v Hn21-VI pvc-ii pvs-iii gmn83cwp-v Mn85C-V EK76-V* khn21-v vwp-v kwp-iii gmn83cwp-v* Mn85C-V AP-- Mv41C-II Mv41C-III chn23-v pvz-iii chn21x-v AP-- kmn68cl-iii pvc-ii kwp-iii zez23x-v zez23x-v khn23x-vi Mv41C-III AP-- AP-- Mn85CG-V khn23x-vi Hn21-VI Mn85CG-V vwz-ii kwp-iii g WATER-- chn23x-v hvc-ii Mn85CG-III zez23x-v pvs-iii g WATER-- zez23-vi kvc-ii Wgl-III 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 10-11-2016 03:28 1235986_10014A Bodem- en grondwatertrappenkaart 3

Bijlage 4 Maaiveldhoogtekaart

Maaiveldhoogtekaart 4 Maaiveldhoogte <-2 m NAP -2 tot -1,8 m NAP -1,8 tot -1,6 m NAP -1,6 tot -1,4 m NAP -1,4 tot -1,2 m NAP -1,2 tot -1,0 m NAP -1,0 tot -0,8 m NAP -0,8 tot -0,6 m NAP -0,6 tot -0,4 m NAP -0,4 tot -0,2 m NAP -0,2 tot 0 m NAP 0 tot 0,5 m NAP 0,5 tot 1,0 m NAP 1,0 tot 1,5 m NAP 1,5 tot 2,0 m NAP >2,0 m NAP 0 500 1.000 m 1:28000 1235986_10016A.MXD

Bijlage 5 Kaarten bodemdaling door gaswinning

Appendix IV Contourkaart van de bodemdaling in 2013 op basis van ruimte-tijd analyse van waterpasdata (cm).

Appendix I Prognose voor 2025.

Appendix II Prognose 2050.

Appendix III Prognose 2080.

Bijlage 6 Huidige peilenkaart

Huidige peilenkaart 6 GPGKST0023 zp -1.6 wp -1.8 GPGKST0041 zp -1.4 wp -1.6 GPGKST0355 zp -0.85 wp -0.9 GPGKST0508 zp -0.78 wp -0.78 GPGKST6490 zp -1.05 wp -1.05 GPGKGM041 zp -1.6 wp -1.8 GPGKST0242 zp -1.56 wp -1.78 GPGKST6298 zp -1.3 wp -1.3 GPGKST6295 zp -1.3 wp -1.3 GPGKGM042 zp -1.5 wp -1.7 GPGKST0195 zp -0.85 wp -0.9 GPGKST0018 zp -1.6 wp -1.7 GPGKST0687 zp -1.4 wp -1.4 GPGINL068 zp -1.31 wp -0.93 GPGKGM184 zp -2.3 wp -2.3 GPGKGM035 zp -1.6 wp -1.7 GPGKST0182 zp -1.35 wp -1.35 GPGKST0341 zp -1.7 wp -1.9 GPGKGM034 zp -1.5 wp -1.7 GPGKGM033 zp -1.7 wp -1.9 GPGKST6482 zp -1.45 wp -1.45 GPGKGM160 zp -1.7 wp -1.7 GPGKST0689 zp -1.25 wp -1.25 GPGKST6309 zp -1.14 wp -1.14 GPGKST6498 zp -0.69 wp -0.69 GPGKST0126 zp -1.22 wp -1.22 GPGKST0071 zp -1.53 wp -1.53 GPGKGM032 zp -1.6 wp -1.8 GPGKGM225 zp -2 wp -2 GPGKST0337 zp -1.6 wp -1.74 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 10-11-2016 03:27 1235986_10019A

Bijlage 7 Huidige drooglegging

Huidige drooglegging zomerpeil 7a Drooglegging <0 m -mv 0-0,2 m -mv 0,2-0,4 m -mv 0,4-0,6 m -mv 0,6-0,8 m -mv 0,8-1,0 m -mv 1,0-1,5 m -mv 1,5-2,0 m -mv >2,0 m -mv Peilgrens (huidig) 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 10-11-2016 03:54 1235986_10020A

Huidige drooglegging winterpeil 7b Drooglegging <0 m -mv 0-0,2 m -mv 0,2-0,4 m -mv 0,4-0,6 m -mv 0,6-0,8 m -mv 0,8-1,0 m -mv 1,0-1,5 m -mv 1,5-2,0 m -mv >2,0 m -mv Peilgrens (huidig) 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 10-11-2016 03:54 1235986_10023A

Bijlage 8 Toekomstige drooglegging

Toekomstige drooglegging winterpeil (excl. bodem- en maaivelddaling) 8b CONCEPT Drooglegging <0 m -mv 0-0,2 m -mv 0,2-0,4 m -mv 0,4-0,6 m -mv 0,6-0,8 m -mv 0,8-1,0 m -mv 1,0-1,5 m -mv 1,5-2,0 m -mv >2,0 m -mv Peilgebieden (nieuw) 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 10-11-2016 04:04 1235986_10017A

Toekomstige drooglegging zomerpeil (excl. bodem- en maaivelddaling) 8a CONCEPT Drooglegging <0 m -mv 0-0,2 m -mv 0,2-0,4 m -mv 0,4-0,6 m -mv 0,6-0,8 m -mv 0,8-1,0 m -mv 1,0-1,5 m -mv 1,5-2,0 m -mv >2,0 m -mv Peilgebieden (nieuw) 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 10-11-2016 04:04 1235986_10015A

Bijlage 9 Archeologische waardenkaart

Archeologische waardenkaart 9 Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd 0 0.5 1 Km 1:28000 GREEN\eeb 10-11-2016 03:45 1235986_10021A