Tabaksrook in de werkomgeving



Vergelijkbare documenten
Tabaksrook in de werkomgeving

Evaluatie Tabakswet. Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005

Tabaksrook in de werkomgeving

Tabaksrook in de werkomgeving

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

Roken onder volwassenen De harde feiten 2010

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Roken onder volwassenen De harde feiten 2012

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Monitor naleving rookvrije werkplek 2010

Rookverbod in de horeca dringt meeroken flink terug

Rookprevalentie

Waarschuwende teksten op sigarettenpakjes

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar

FACTSHEET CONTINU ONDERZOEK ROOKGEWOONTEN 2013

Onderzoek kopen tabak door jongeren

Meeste mensen blij met rookverbod

KERNCIJFERS ROKEN IN NEDERLAND

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Kerncijfers roken in Nederland

KERNCIJFERS ROKEN IN NEDERLAND

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Presentatie WAI database November Hoe ziet het werkvermogen van de Nederlandse werkende beroepsbevolking eruit?

Integratieonderzoek. Rapport. Ronald Baden. E9787/88 november 2007

Ondernemingspeiling Foto: Jan van der Ploeg

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet onderzoek

Horeca en omzet. Samenvatting. Onderzoek onder 1016 horecagelegenheden. Maartje van Diepen/Noortje Antonis. F december 2008.

KERNCIJFERS ROKEN 2017

Vacatures West-Brabant 2009

Marktwerking in de energiesector

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Belangrijkste resultaten

Concurrentiebeding. Dataverzameling bij het LISS panel in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 4 t/m 7. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie


Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.


Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

De veranderde kijk op tabaksproducten: Effecten van de nieuwe gezondheidswaarschuwingen

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2014

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2013

FACTSHEET ROKEN ONDER VOLWASSENEN: KERNCIJFERS 2016 OKTOBER 2017 KERNPUNTEN

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt

Tabel B14.1 Populatie volgens Kamer van Koophandel Bedrijfsgrootte Sectoren

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie LEGIONELLA. dr. P. J. M. Martens

Hiv op de werkvloer 2011

Een onderzoek autoverzekeringen. Pricewise Rapportage Auteurs: Yvette Randsdorp, Rob Doornbos Project Z5003

Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang

Rookvrij Opgroeien. Roken? Houd kinderen er buiten. Het bespreken van (mee)roken binnen de JGZ 4-19 jaar jaar

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Hoe veilig en gezond werken uitzendkrachten in 2013?

AFM Consumentenmonitor najaar 2014 Beleggers

Werkbelevingsonderzoek 2013

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 20 t/m 23. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

rokenendewet Informatie over de Tabakswet Wat staat er precies in de Tabakswet? Wat houdt het reclameverbod in? Waar moet je op letten als winkelier?

SIRE. Rapport. "Geef kinderen hun spel terug" Jonneke Heins. C0521b 29 oktober 2007

Evaluatieonderzoek Wet op de kamers van koophandel en fabrieken BIJLAGE I Resultaten enquête ondernemers

Kom op tegen kanker Roken in het gezin Maart

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

(Voor)oordelen over parttimers

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen

ONDERZOEK LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Onder werkgevers klein MKB (2 tot 20 werknemers)

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2012

WERKGELEGENHEID REGIO WATERLAND 2012

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Economische effecten van het rookverbod in de horeca Evaluatie van het eerste jaar 1 juli juli 2009

Onderzoek TNS NIPO naar thuiswinkelgedrag en de bekendheid van het Thuiswinkel Waarborg in Nederland

Muziek telt! Onderzoek naar behoefte en imago van muziekonderwijs bij Nederlandse publiek (18 jaar en ouder). Joep Wils.

Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie. ROKEN OP HET WERK 2000 (een herhalingsonderzoek)

Vraag naar Arbeid 2015

Bekendheid Overijsselse regio s. Rapportage meting 4 (december 2012)

Administratieve (over)last

Onderzoek voor de KNOV

Regionale VTV Roken. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Roken

FACTSHEET CONTINU ONDERZOEK ROOKGEWOONTEN 2014

Vraag C Beslist het hoofdkantoor over sponsoraanvragen of doet elke vestiging dat apart? 1. Hoofdkantoor 2. Elke vestiging apart

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2015

Betaalbaarheid van pensioen in de toekomst

Mexicaanse griep. Rapport. Geen nationale paniek, maar wel bereidheid tot vaccineren. Danielle van Wensveen. C6957J4 30 oktober 2009

Inventarisatie. In hett regeerakkoord. vloeroppervlakte van. In maart/april 2011 is horecacategorieën, te. de andere helft tegen INTRAV

Transcriptie:

Tabaksrook in de werkomgeving Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werknemers. door: drs. T.M.C.E. Zeegers Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Postbus 16070 2500 BB Den Haag Tel. 070 312 04 00 www.stivoro.nl / www.rokenendewerkplek.nl c Den Haag, 2005 Overname van gegevens met bronvermelding is toegestaan. PARA-meter onderzoek werknemers 1

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Management Summary 4 1 Inleiding 6 1.1 Sectorindeling 6 1.2 Doelstelling 6 1.3 Onderzoeksvragen 6 2 Materialen en methoden 8 2.1 Dataverzameling 8 2.2 Steekproef 8 2.1 Weging 9 2.2 Instrument: Vragenlijst 10 3 Resultaten 12 3.1 Achtergrondkenmerken 12 3.1.1 Kenmerken respondenten 12 3.1.2 Bedrijfskenmerken en functie kenmerken 18 3.2 Overlast 24 3.2.1 Blootstelling 24 3.2.2 Hinder 28 3.3 Rookbeleid 30 3.3.1 Rookbeleid 30 3.3.2 Planmatige aanpak 35 3.4 Kennis werknemers 39 3.4.1 Wettelijke bepalingen 39 3.4.2 Schadelijkheid tabaksrook 41 3.5 Assertiviteit 43 3.5.1 Gedrag 43 3.5.2 Betrokken partijen 46 3.5.3 Attitude 48 3.5.4 Subjectieve norm 48 3.5.5 Eigen effectiviteit 50 4 Vergelijking 2002-2004 55 4.1 Kenmerken respondenten 55 4.2 Overlast 60 4.3 Rookbeleid 69 4.3.1 Reden voor rookregels 74 4.4 Kennis werknemers 77 4.5 Assertiviteit 84 4.5.1 Eigen effectiviteit 87 Bijlage I: Sectoren 91 Bijlage II: Vragenlijst 94 2 PARA-meter onderzoek werknemers

Voorwoord 1 januari 2004 is de Tabakswet ingevoerd. Voor zowel werkgevers als werknemers betekende deze nieuwe wetgeving een omslag. Werkgevers zijn per 1 januari 2004 verplicht om hun werknemers te beschermen tegen tabaksrook van anderen en rokende werknemers mogen niet langer in het bijzijn van niet-rokende collegae roken. Met behulp van het PARA-meter onderzoek heeft STIVORO geïnventariseerd in hoeverre bedrijven de nieuwe wetgeving hebben doorgevoerd. Dit rapport bespreekt de resultaten van twee onderzoeken onder werknemers in Nederland. In navolging op het eerste werknemersonderzoek, dat in 2002 is uitgevoerd, is in 2004 een tweede meting uitgevoerd met als doel het inventariseren van de stand van zaken met betrekking tot de aanpassingen van rookbeleid en de blootstelling aan en hinder van tabaksrook voor de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten Dit rapport is tot stand gekomen door de bijdrage van diverse personen. De auteur van dit rapport wil de volgende personen bedanken: Dewi Segaar, Marc Willemsen en Dominique Hamerlijnck van STIVORO, Yvette Teeboom en Cyrille Koolhaas van TNS NIPO en Hollandse Meesters (voor de vormgeving van het rapport). PARA-meter onderzoek werknemers 3

Management Summary Het in dit rapport beschreven onderzoek onder werknemers naar roken en de werkplek is een vervolg op eerder onderzoek uit 2002 in Nederland dat alle bedrijfssectoren omvat en waarin ook bedrijven die onder de tabakswet vallen zijn opgenomen. Een tweede uniek element aan dit onderzoek is dat er onderscheid is gemaakt tussen bedrijfssectoren én tussen kleine (1-10), middelgrote (10-100) en grote (100+) bedrijven. Er zijn veel significante verschillen gevonden in de werknemerssamenstelling van bedrijven uit verschillende sectoren. Ook tussen bedrijven van verschillende grootte zijn significante verschillen gevonden, echter aanzienlijk minder dan tussen sectoren. Bedrijven uit verschillende sectoren verschillen sterk wat betreft personeelssamenstelling. Zowel wat betreft de persoonlijke eigenschappen van werknemers als het soort werk dat werknemers uitvoeren. Ook de bedrijfskenmerken verschillen sterk per sector. Verder zijn er sterke sectorverschillen in blootstelling van werknemers aan tabaksrook en rookbeleid. De bedrijfsgrootten verschillen vooral sterk in het rookbeleid. Belangrijkste resultaten 69% van de werknemers rookt niet. Van de rokers, rookt 35% niet op het werk, variërend van 47% dat niet rookt in de sectoren zorg en verhuur, zakelijke dienstverlening tot 14% in de horeca. Het percentage werknemers dat tijdens zijn of haar werk in aanraking komt met tabaksrook varieert van 22% bij financiële instellingen tot 72% in de horeca. In alle sectoren is het percentage werknemers dat in zijn of haar werkomgeving te maken krijgt met tabaksrook significant gedaald ten opzichte van 2002. Indien men in aanraking komt met tabaksrook op het werk, komt respectievelijk 33% en 28% hiermee in aanraking in de kantine of werkruimte van anderen. Het probleem van tabaksrook op de werkplek is momenteel het grootst in de sectoren horeca, bouwnijverheid en vervoer, opslag en communicatie en het kleinst in de sectoren financiële instellingen, onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen. 43% van de werknemers in het onderzoek ondervond wel eens hinder van tabaksrook in de werkomgeving. Van de niet rokers was dit 52% en van de rokers 15%. Of een werknemer tabaksrook in de werkomgeving als hinderlijk ervaart, hangt voor een groot deel af van de mate waarin een werknemer denkt dat roken en meeroken schadelijk zijn voor de gezondheid. 69% van de werknemers werkt in een bedrijf waar een adequaat rookbeleid wordt gevoerd, variërend van 47% in de bouwnijverheid tot 87% in het onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen. Een adequaat rookbeleid is gedefinieerd als een rookbeleid waarbij de getroffen regelingen zodanig zijn dat geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. Dit rookbeleid is conform de gewijzigde tabakswet. 74% van alle werknemers ziet een adequaat rookbeleid als het ideale rookbeleid variërend van 52% in de sectoren horeca en landbouw en visserij tot 90% in het onderwijs. 33% van alle werknemers die niet (op het werk) roken vraagt wel eens aan een rokende collega om niet te roken. Hiervan doet slechts 4% dit regelmatig tot vaak. 9% van de werknemers heeft wel eens een probleem dat te maken had met roken bij een leidinggevende of ander aanspreekpersoon aangekaart. 79% van de werknemers denkt dat hun werkgever verplicht is om een rookvrije werkplek aan te bieden. Over de nieuwe tabakswet heeft maar liefst 99% van alle werknemers wel eens iets gehoord. 4 PARA-meter onderzoek werknemers

Volgens 91% van de werknemers is roken schadelijk voor de gezondheid. Daarentegen denkt slechts 72% denkt dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid. Aanbevelingen 69% van alle werknemers werkt inmiddels in een bedrijf met een adequaat rookbeleid. Toch zijn er een aantal sectoren waar beduidend minder vaak sprake is van adequaat rookbeleid. In de sectoren bouwnijverheid, landbouw en visserij, industrie en horeca* is er volgens respectievelijk 52%, 49%, 45% en 37% van de werknemers nog geen sprake van adequaat rookbeleid. Het is met name ook in deze sectoren waar werknemers nog in grote mate worden blootgesteld aan tabaksrook. Echter, volgens alle werknemers in deze probleemsectoren is het ideale rookbeleid stricter dan het huidige rookbeleid. Aangezien werknemers nog steeds minder overtuigd zijn van het feit dat een rokerige werkomgeving schadelijk is dan dat roken schadelijk is (72% versus 91%), lijkt het zaak de voorlichting op dit punt te continueren. Doel is om kennis over de schadelijkheid van meeroken verder te vergroten, en met name in die sectoren waar nog niet sprake is van adequaat rookbeleid en werknemers in grote mate nog steeds worden blootgesteld aan tabaksrook.werkgevers spelen een grote rol bij het invoeren van adequaat rookbeleid en de naleving van rookregels en daarom dienen zij verder gestimuleerd te worden om het huidige rookbeleid aan te scherpen indien er nog geen sprake is van adequaat rookbeleid. Voorlichting kan hier een grote rol in spelen. De nadruk van voorlichting zal gelegd dienen te worden op de hierboven genoemde probleemsectoren waarbij (meestal) meer dan de helft van de bedrijven nog geen adequaat rookbeleid heeft. Tegelijkertijd dienen zowel werkgevers als ook werknemers (nog) meer overtuigd te raken van het feit dat ook meeroken schadelijk is voor de gezondheid en voorlichting kan ook hier een grote rol bij spelen om deze kennis over te dragen. Met de nadruk van de voorlichting op zowel werkgevers als ook werknemers, ontstaat er een zogenaamde push- en pull-strategie. Aan de ene kant worden werkgevers gestimuleerd om te voldoen aan de Tabakswet aan de andere kant worden werknemers gestimuleerd om te vragen om een rookvrije werkplek (met als argument dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid). *In de horeca is er sprake van een andere definitie van adequaat rookbeleid. Adequaat rookbeleid is in deze een rookbeleid met uitzonderingen, met speciale rookruimten of een volledig rookverbod. PARA-meter onderzoek werknemers 5

1. Inleiding 1.1 Sectorindeling In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfssectoren. De sectoren zijn afgeleid uit de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het CBS. Deze indeling is de Nederlandse afleiding van de Classificatie van Economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE). De SBI onderscheidt de volgende 15 sectoren: - Landbouw - Visserij - Delfstofwinning - Industrie - Openbare voorzieningsbedrijven - Bouwnijverheid - Reparatie consumentenartikelen, handel - Horeca - Vervoer, opslag en communicatie - Financiële instellingen - Verhuur, zakelijke dienstverlening - Openbaar bestuur; sociale verzekeringen - Onderwijs - Gezondheids- en welzijnszorg - Cultuur, recreatie en overige dienstverlening De sectoren landbouw en visserij zijn samengevoegd in verband met het sterk overeenkomstige karakter van de twee sectoren. Aangezien de delfstofwinning in 2000 slechts werk verschafte aan 8.600 werknemers ofwel 0,1% van alle Nederlandse werknemers, is deze sector in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Bovendien is van deze sector bekend dat er in de meeste gevallen een streng rookbeleid heerst, omdat men er vaak met brandbare stoffen werkt. In BIJLAGE I: Sectoren is van iedere sector een beschrijving gegeven om een beter beeld te kunnen vormen van de verschillende sectoren. Hierin is een typering gegeven van de bedrijven die tot de sector behoren. Verder is het aantal bedrijven, het aantal vestigingen (een bedrijf kan meerdere vestigingen hebben) en het aantal werknemers per sector aangegeven. 1.2 Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is op te splitsen in twee delen. Het eerste doel was het inventariseren van de huidige stand van zaken, na invoering van de Tabakswet per 1 januari 2004, met betrekking tot rookbeleid en blootstelling, hinder en assertiviteit in kaart brengen, voor de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten. Het tweede doel was de meningen van werknemers inventariseren met betrekking tot rookbeleid en een planmatige aanpak bij de invoering hiervan. 1.3 Onderzoeksvragen Met het onderzoek is geprobeerd de onderzoeksvragen die hierna genoemd worden te beantwoorden. Bij beantwoording van de eerste 8 onderzoeksvragen zal onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten. 6 PARA-meter onderzoek werknemers

Overlast: 1. Hoe groot is de blootstelling aan tabaksrook in de werkomgeving? 2. Hoeveel hinder is er van tabaksrook in de werkomgeving? Rookbeleid: 3. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid? 4. Wat vinden werknemers een goed rookbeleid? 5. Wat vinden werknemers van een planmatige aanpak bij de invoering van rookbeleid? Kennis werknemers: 6. Zijn werknemers op de hoogte van de wettelijke stand van zaken op het gebied van roken en de werkplek? 7. Wat weten werknemers over de schadelijkheid van (mee)roken? Assertiviteit: 8. Hoe assertief zijn werknemers ten aanzien van roken op hun werkplek? PARA-meter onderzoek werknemers 7

2. Materialen en methoden 2.1 Dataverzameling De dataverzameling is uitbesteed aan TNS NIPO en heeft plaatsgevonden van 22 januari t/m 1 februari 2004. Voor de dataverzameling is gebruik gemaakt van NIPOBase (voorheen NIPO Capi@home) NIPOBase is een database van circa 200.000 respondenten. Binnen NIPOBase zijn verschillende methoden van ondervraging mogelijk. Evenals bij de voorgaande meting is gebruik gemaakt van de CASI-methode (Computer Assisted Self completion via de computer door de respondent). Via hun eigen PC hebben de geselecteerde respondenten meegewerkt aan het onderzoek. De vragenlijst is via modem of internet naar de respondenten verstuurd. De vragen zijn met behulp van NIPO software doorlopen en teruggestuurd via de centrale computer bij TNS NIPO. Van de personen uit huishoudens die deelnemen aan NIPOBase zijn zeer veel gegevens bekend, waaronder de sector waarin men werkzaam is. Hierdoor was het mogelijk zonder screening een steekproef te trekken uit werknemers van de verschillende sectoren. In 2001 werd het Casi onderzoek uitgevoerd in NIPO Capi@home. De NIPO Capi@home database is geïntegreerd in de NIPOBase. 2.2 Steekproef De onderzoekspopulatie bestond uit werknemers uit de 13 verschillende sectoren. Deze personen moesten 18 jaar of ouder zijn en minimaal 2 dagen per week betaald werkzaam zijn. De steekproef is op een gestratificeerde disproportionele wijze getrokken. Hiervoor is gekozen aangezien de aantallen mensen die per sector werkzaam zijn te ver uit elkaar liggen om middels een representatieve steekproef uit de gehele Nederlandse beroepsbevolking voldoende gegevens per sector te krijgen om een uitspraak te doen over elke afzonderlijke sector. De steekproef is per sector getrokken uit de werknemers in NIPOBase die in de betreffende sector werkzaam waren. Er is gestreefd naar 100 (Landbouw en Openbare voorzieningsbedrijven) of 150 werknemers (de overige 11 sectoren) per sector. Uiteindelijk hebben 2.122 werknemers de vragenlijst ingevuld. In tabel 2.1 is het aantal respondenten per sector én bedrijfsgrootte weergegeven. 8 PARA-meter onderzoek werknemers

Tabel 2.1 Aantal respondenten per sector per bedrijfsgrootte klein middelgroot groot onbekend totaal Bouwnijverheid 36 90 39 1 166 Cultuur, recreatie, overige dienstverlening 45 64 47-156 Financiële instellingen 21 55 121-197 Gezondheids- en welzijnszorg 27 62 97 2 188 Horeca 44 79 24 1 148 Industrie 12 73 117 1 203 Landbouw, visserij 48 38 14-100 Onderwijs 14 99 60 1 174 Openbaar bestuur/sociale verzekeringen 2 38 96 1 137 Openbare voorzieningsbedrijven 4 36 75-115 Reparatie consumenten artikelen/handel 49 80 36 2 167 Verhuur/zakelijke dienstverlening 32 70 78 1 181 Vervoer, opslag, communicatie 19 84 87-190 Totaal 353 868 891 10 2122 2.3 Weging In tabel 2.2 is het aantal respondenten per sector én bedrijfsgrootte weergegeven. In werkelijkheid liggen de verhoudingen echter heel anders. Om uitspraken te doen over het totaal van de sectoren zijn de sectoren in 2004 herwogen naar de verhoudingen in de arbeidsmarkt. Hiervoor zijn de meest recente CBS data gebruikt (CBS 2002). In 2002 zijn er geen wegingsfactoren meegenomen. Door dit verschil in weging is een vergelijking op totaalniveau tussen 2002 en 2004 niet mogelijk. Met totaalniveau wordt bedoeld het gemiddelde per vraag over alle sectoren of bedrijfsgrootten. Tabel 2.2 Aantal respondenten per sector gewogen en ongewogen Gewogen Ongewogen Bouwnijverheid 121 166 Cultuur, recreatie, overige dienstverlening 83 156 Financiële instellingen 79 197 Gezondheids- en welzijnszorg 308 188 Horeca 81 148 Industrie 276 203 Landbouw, visserij 32 100 Onderwijs 138 174 Openbaar bestuur/sociale verzekeringen 157 137 Openbare vz.bedrijven 8 115 Reparatie consumenten artikelen/handel 361 167 Verhuur/zakelijke dienstverlening 342 181 Vervoer, opslag, communicatie 136 190 Totaal 2122 2122 PARA-meter onderzoek werknemers 9

2.4 Instrument: Vragenlijst De steekproef van werknemers is ondervraagd door middel van een vragenlijst. In deze vragenlijst zijn vragen gesteld waarmee de eerder genoemde onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden. De vragenlijst is bijgevoegd als bijlage II. In deze bijlage is per vraag weergegeven in welke paragraaf deze aan de orde komt. De vragen in de vragenlijst zijn op basis van de onderzoeksvragen ingedeeld in een aantal categorieën, namelijk persoonskenmerken, kenmerken van bedrijf waar men werkt, overlast, rookbeleid, kennis werknemers en assertiviteit. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven waarin per onderzoeksvraag is weergegeven welke vragen in de vragenlijst daarop betrekking hebben. Overlast: 1. Hoe groot is de blootstelling aan tabaksrook in de werkomgeving? Om de blootstelling aan tabaksrook in de werkomgeving te meten is gevraagd of er in de werkomgeving werd gerookt (vraag 17) en hoeveel tabaksrook er gemiddeld gedurende dag in de werkomgeving aanwezig was (vraag 18). Ook is gevraagd in welke ruimte de werknemers wel eens in aanraking kwamen met tabaksrook (vraag 21). De resultaten hiervan zijn weergegeven in 3.2.1. 2. Hoeveel hinder is er van tabaksrook in de werkomgeving? Om de mate van ervaren hinder te bepalen is gevraagd hoe hinderlijk werknemers tabaksrook in de werkomgeving vonden (vraag 19) en hoe vaak men hinder van tabaksrook ondervond (vraag 20). De resultaten voor deze vragen zijn weergegeven in 3.2.2. Met betrekking tot blootstelling en hinder is bij de weergave van de resultaten ook een splitsing gemaakt naar rokers en niet-rokers. Rookbeleid: 3. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid? Om een beeld te krijgen van de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid is naar een aantal aspecten van rookbeleid in het bedrijf gevraagd. In de eerste plaats is gevraagd wat voor rookbeleid er in het bedrijf was (vraag 29), verder is gevraagd wat volgens de werknemers in het bedrijf waar zij werkten de belangrijkst reden voor het hebben van rookbeleid was (vraag 30). Ook is gevraagd naar de naleving van het rookbeleid (vraag 31)en naar de partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling, invoering en handhaving van het rookbeleid (vraag 32). De resultaten zijn weergegeven in 3.3.1. 4. Wat vinden werknemers een goed rookbeleid? Aan werknemers is gevraagd welk rookbeleid volgens hen het meest ideale rookbeleid is (vraag 33). Het antwoord op deze vraag is ook weergegeven in 3.3.1. Met betrekking tot het meest ideale rookbeleid van werknemers is eveneens een splitsing gemaakt naar rokers en niet-rokers. 5. Wat vinden werknemers van een planmatige aanpak bij de invoering van rookbeleid? Om achter de houding van werknemers ten aanzien van een planmatige aanpak te komen is ze een aantal stellingen voorgelegd met betrekking tot de stappen van het stappenplan (vraag 35 t/m 37). Hiervan moesten de werknemers aangeven in hoeverre ze het ermee eens waren. Ook is gevraagd naar de ver- 10 PARA-meter onderzoek werknemers

wachte tijd die het kost om een succesvol rookbeleid in te voeren (vraag 34), dit is een indicatie voor het beeld dat werknemers hebben van de complexiteit van het invoeren van een succesvol rookbeleid. De resultaten voor deze vragen zijn weergegeven in 3.3.2. Kennis werknemers: 6. Zijn werknemers op de hoogte van de wettelijke stand van zaken op het gebied van roken en de werkplek? Werknemers is een aantal stellingen voorgelegd met betrekking tot de wettelijk verplichting van werkgevers ten aanzien van rookbeleid (vraag 40 t/m 43). Ook is gevraagd of ze al iets gehoord hadden over de nieuwe tabakswet (vraag 58). De resultaten zijn weergegeven in 3.4.1 7. Wat weten werknemers over de schadelijkheid van (mee)roken? Aan de werknemers is gevraagd aan te geven in hoeverre roken (vraag 22) en meeroken (vraag 23) schadelijk zijn voor de gezondheid. Tevens is een aantal ziekten genoemd, waarbij gevraagd is of meeroken door deskundigen als een belangrijke risicofactor voor deze ziekten wordt gezien (vraag 24 t/m 27). De antwoorden van werknemers op deze vragen zijn weergegeven in 3.4.2 Assertiviteit: 8. Hoe assertief zijn werknemers ten aanzien van roken op hun werkplek? Met betrekking tot assertief gedrag is aan werknemers gevraagd of en hoe vaak ze aan rokende collega s vragen om niet te roken (vraag 50), of en hoe vaak ze het probleem van roken op het werk aankaarten bij een leidinggevende (vraag 56) en hoe vaak collega s aan anderen vragen om niet te roken (vraag 49). Deze resultaten zijn weergegeven in 3.5.1. PARA-meter onderzoek werknemers 11

3. Resultaten De namen van de sectoren zullen in de tabellen worden afgekort. Tabel 3.1 geeft een toelichting bij de afkortingen. Tabel 3.1 Afkortingen voor sectoren Afkorting Sector bouw Bouwnijverheid cult Cultuur, recreatie en overige dienstverlening fin Financiële instellingen zorg Gezondheids- en welzijnszorg hor Horeca ind Industrie lv Landbouw en visserij ond Onderwijs obsv Openbaar bestuur en sociale verzekeringen ovz Openbare voorzieningsbedrijven rch Reparatie consumenten artikelen en handel vzd Verhuur en zakelijke dienstverlening voc Vervoer, opslag en communicatie tot Totaal 3.1 Achtergrondkenmerken 3.1.1 Kenmerken respondenten De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 41 jaar (SD= 13 jaar). In de sectoren horeca en reparatie consumentenartikelen en handel waren de werknemers significant jonger dan gemiddeld en in de sectoren industrie, onderwijs en openbare voorzieningsbedrijven waren de werknemers gemiddeld ouder (zie tabel 3.2.). Tabel 3.2 Gemiddelde leeftijd werknemers, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Gemiddelde leeftijd 40 42 40 42 36 43 41 45 42 44 37 40 42 41 Standaard deviatie 13 11 11 11 12 11 11 12 10 11 11 10 11 13 ( p<0,05) Licht gearceerd= significant jongere werknemers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant oudere werknemers dan gemiddeld 12 PARA-meter onderzoek werknemers

De gemiddelde leeftijd per bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.3. Er waren geen significante verschillen tussen de drie bedrijfsgrootten. Tabel 3.3 Gemiddelde leeftijd werknemers, per bedrijfsgrootte klein middelgroot groot Gemiddelde leeftijd 40 40 41 Standaard deviatie 15 13 12 ( p<0,05) In de totale steekproef was 62% van de werknemers man en 38% vrouw. Tussen de sectoren waren grote verschillen in de man / vrouw verdeling. In tabel 3.4 zijn de percentages mannelijke werknemers per sector weergegeven. In de sectoren bouw, industrie, landbouw en visserij, openbare voorzieningsbedrijven en vervoer, opslag en communicatie was het aandeel mannelijke werknemers significant hoger dan gemiddeld en in de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, gezondheidszorg, horeca en onderwijs was het aandeel mannelijke werknemers lager dan gemiddeld. Tabel 3.4 Percentage mannelijke werknemers, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot % mannelijke 87 50 64 27 41 90 76 44 69 77 56 68 83 62 werknemers ( p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage mannelijke werknemers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger percentage mannelijke werknemers dan gemiddeld Ook tussen de bedrijfsgrootten verschilde het aandeel mannelijke werknemers significant. In de grote bedrijven waren significant meer mannelijke werknemers dan in kleine en middelgrote bedrijven. In tabel 3.5 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven. Tabel 3.5 Percentage mannelijke werknemers, per bedrijfsgrootte klein middelgroot groot % mannelijke werknemers 55 60 65 96% van de respondenten is in Nederland geboren. Dit geeft een indicatie van het percentage werknemers in de steekproef met een Nederlandse nationaliteit. Het gevonden percentage komt overeen met het percentage van de totale in Nederland wonende bevolking dat in 2003 de Nederlandse nationaliteit had (Bron: CBS). In de sectoren onderwijs en openbare voorzieningsbedrijven was het aandeel Nederlandse werknemers hoger dan gemiddeld. Er waren geen significante verschillen tussen de bedrijfsgrootten. Wat opleiding betreft verschilden de bedrijfssectoren significant. In de sectoren bouw, horeca, landbouw en visserij, reparatie consumentenartikelen en handel en vervoer, opslag en communicatie waren de werknemers gemiddeld lager opgeleid dan gemiddeld over alle sectoren. In de financiële sector, de PARA-meter onderzoek werknemers 13

gezondheidszorg, het onderwijs, het openbaar bestuur en sociale verzekeringen en de verhuur en zakelijke dienstverlening waren de werknemers gemiddeld hoger opgeleid. MBO en HAVO/VWO zijn voor de berekening van het gemiddelde in één categorie samengenomen, omdat geen van beide categorieën boven de ander gesteld kan worden. De resultaten zijn weergegeven in tabel 3.6. Tabel 3.6 Hoogst genoten opleiding, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot LBO of lager 33 11 4 6 22 15 22 2 6 11 17 7 24 13 MAVO 13 18 15 9 22 10 7 2 11 13 14 14 20 12 MBO 27 21 24 38 33 37 44 10 25 39 41 23 38 31 HAVO/VWO 9 11 20 9 6 8 11 7 11 8 14 7 7 10 HBO 14 26 23 31 14 24 12 55 27 21 10 28 7 23 Universiteit 4 13 15 8 2 6 3 24 19 8 4 22 4 11 Licht gearceerd= werknemers significant lager opgeleid dan gemiddeld, Donker gearceerd= werknemers significant hoger opgeleid dan gemiddeld In kleine en middelgrote bedrijven was het gemiddelde opleidingsniveau significant lager dan in grote bedrijven (zie tabel 3.7). Tabel 3.7 Hoogst genoten opleiding, per bedrijfsgrootte (%) klein middelgroot groot LBO of lager 17 14 10 MAVO 13 13 11 MBO 41 29 30 HAVO/VWO 6 12 9 HBO 17 24 25 Universiteit 6 8 14 Er waren significante verschillen tussen sectoren met betrekking tot het rookgedrag van werknemers. In de sectoren horeca en vervoer, opslag en communicatie rookten significant meer werknemers (dagelijks) dan gemiddeld en in de sectoren gezondheids- en welzijnszorg en onderwijs rookten significant minder werknemers (dagelijks) dan gemiddeld. In tabel 3.8 is per sector de verdeling dagelijkse rokers, af en toe rokers en nooit rokers weergegeven. Tabel 3.8 Rookgedrag werknemers, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Dagelijks 23 25 20 17 39 21 16 13 24 25 28 23 31 23 Af en toe 11 7 7 9 7 9 2 8 7 7 6 7 7 7 Nooit 66 69 74 74 55 70 81 79 68 68 67 70 62 69 Licht gearceerd= significant minder rokende werknemers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant meer rokende werknemers dan gemiddeld 14 PARA-meter onderzoek werknemers

In kleine bedrijven waren significant meer rokers (dagelijks) dan in middelgrote bedrijven. In tabel 3.9 is per bedrijfsgrootte de verdeling van werknemers naar rookgedrag weergegeven. Tabel 3.9 Rookgedrag werknemers, per bedrijfsgrootte (%) klein middelgroot groot Dagelijks 28 22 23 Af en toe 8 7 7 Nooit 64 71 70 Ook het percentage ex-rokers onder de niet-rokers verschilde tussen sectoren. In de sectoren financiële instellingen en reparatie consumentenartikelen en handel waren significant minder ex-rokers dan gemiddeld. In tabel 3.10 zijn de percentages ex-rokers per sector weergegeven. Tabel 3.10 Percentage ex-rokers, per sector (van de niet-rokers) bouw cult fin zorg hor ind lv ond Obsv ovz rch vzd voc tot % van niet-rokers 45 54 37 52 42 51 43 52 44 57 35 47 54 46 Licht gearceerd= significant minder ex-rokers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant meer ex-rokers dan gemiddeld Het percentage ex-rokers onder de niet-rokers verschilde niet significant tussen bedrijfsgrootten. Het percentage per bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.11. Tabel 3.11 Percentage ex-rokers, per bedrijfsgrootte (van de niet-rokers) klein middelgroot groot % van niet-rokers 42 46 48 Er waren significante verschillen tussen sectoren in het gebruik van de drie voornaamste soorten rookwaar, te weten: sigaretten, shag en sigaren. In de sectoren financiële instellingen en horeca was het percentage sigarettenrokers hoger dan gemiddeld. In de sectoren bouwnijverheid, industrie, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie werd significant minder vaak sigaretten gerookt dan gemiddeld. In de bouw werd wel meer shag en sigaren gerookt en in de industrie meer shag dan gemiddeld. Het percentage sigarenrokers was lager dan gemiddeld in de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, gezondheidszorg, horeca en onderwijs. In tabel 3.12 is per sector het percentage rokers dat sigaretten, shag of sigaren rookt weergegeven. Tabel 3.12 Soort rookwaar, per sector (%) (basis : indien rookt) bouw cult* fin zorg* hor ind lv* ond* obsv* ovz* rch vzd voc tot Sigaretten 44 65 78 72 73 45 29 71 61 61 64 62 48 61 Shag 63 39 33 40 41 59 65 23 44 52 53 35 56 46 Sigaren 26 5 8 7 4 20 15 4 14 23 9 17 16 13 Licht gearceerd= rookwaar significant minder gerookt dan gemiddeld Donker gearceerd= rookwaar significant meer gerookt dan gemiddeld * = percentage indicatief door lage n PARA-meter onderzoek werknemers 15

In kleine en middelgrote bedrijven was het aantal rokers dat sigaretten rookte significant hoger dan in grote bedrijven (zie tabel 3.13). Tabel 3.13 Soort rookwaar, per bedrijfsgrootte (%) (basis : indien rookt) klein middelgroot groot Sigaretten 70 64 53 Shag 45 46 47 Sigaren 9 13 15 Van de rokers rookte 65% op het werk. Tussen de sectoren waren grote verschillen. In de horeca en landbouw en visserij rookte een significant groter percentage rokers op het werk dan gemiddeld in de overige sectoren. In tabel 3.14 zijn de resultaten per sector weergegeven. Tabel 3.14 Percentage rokende werknemers dat op het werk rookt, per sector bouw cult* fin zorg* hor ind lv* ond* obsv* ovz* rch vzd voc tot Percentage 75 70 65 53 86 70 95 54 56 79 72 53 72 65 Licht gearceerd= significant lager percentage rokende werknemers dat op het werk rookt Donker gearceerd= significant hoger percentage rokende werknemers dat op het werk rookt * = percentage indicatief door lage n De bedrijfsgrootten verschilden niet significant van elkaar in percentage rokers dat op het werk rookt. In tabel 3.15 zijn de percentages naar bedrijfsomvang weergegeven. Tabel 3.15 Percentage rokende werknemers dat op het werk rookt, per bedrijfsgrootte klein middelgroot groot Percentage 69 63 65 De hoeveelheid tabak die gemiddeld per dag op het werk gerookt werd, was acht eenheden. Een eenheid kan één sigaret, één shagje, één sigaar of één portie pijptabak zijn. In de sectoren zorg en openbaar bestuur en sociale verzekeringen werd per roker op het werk gemiddeld minder eenheden tabak gerookt dan gemiddeld. In tabel 3.16 is per sector weergegeven hoeveel tabak er gemiddeld per roker op het werk werd gerookt. Tabel 3.16 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt op het werk, per sector (basis : indien rookt op het werk) bouw* cult* fin* zorg* hor Ind* lv* ond* obsv* ovz* rch* vzd* voc tot Eenheden 11 7 7 6 10 8 8 8 6 8 8 9 13 8 per roker Licht gearceerd= significant lagere hoeveelheid tabak op het werk gerookt * = percentage indicatief door lage n 16 PARA-meter onderzoek werknemers

In kleine bedrijven werden door rokers significant grotere hoeveelheden tabak op het werk gerookt dan in grote bedrijven. Dit is te zien in tabel 3.17. Tabel 3.17 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt op het werk, per bedrijfsgrootte (basis : indien rookt op het werk) klein middelgroot groot Eenheden 10 8 8 Buiten het werk werden eveneens gemiddeld acht eenheden tabak per roker gerookt. Geen van de sectoren verschilde significant van het gemiddelde. De waarden per sector zijn weergegeven in tabel 3.18. Tabel 3.18 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt buiten het werk, per sector (basis : indien rookt) bouw cult fin zorg hor ind lv* ond* obsv* ovz* rch vzd voc tot Eenheden 7 10 8 8 11 7 7 7 9 7 9 8 11 8 * = percentage indicatief door lage n Tussen bedrijfsgrootten waren geen significante verschillen in de hoeveelheid tabak die gemiddeld per roker per dag buiten het werk werd gerookt. In tabel 3.19 zijn de hoeveelheden per bedrijfsgrootte weergegeven. Tabel 3.19 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt buiten het werk, naar bedrijfsgrootte (basis : indien rookt) klein middelgroot Groot Eenheden 8 9 8 Aan de werknemers die op het werk rookten is gevraagd waarom zij dit doen. De betreffende vraag was meervoudig en bevatte voorgecodeerde antwoorden. De antwoorden zijn weergegeven in tabel 3.20. Doordat de werknemers meer dan één antwoord konden geven, komt het totaal percentage boven de 100 procent uit. De bedrijfssectoren en bedrijfsgrootten verschilden op enkele redenen significant van elkaar. In de bouw wordt er minder vaak dan gemiddeld gerookt om te kunnen pauzeren of omdat de meeste van de directe collega s roken. In de sector zorg worden om de concentratie te verhogen en omdat de meeste van de directe collega s roken minder vaak als reden genoemd. In de industrie is omdat de meeste van mijn directe collega s roken eveneens minder vaak een motivatie om te gaan roken en in de sector reparatie van consumentenartikelen is om mijn concentratie te verhogen een minder voorkomende reden dan gemiddeld. PARA-meter onderzoek werknemers 17

Tabel 3.20 Redenen om op het werk te roken (basis : indien rookt op het werk) Redenen % genoemd (n=451 ongewogen/n=424 gewogen) Ik rook regelmatig, dus ook op m n werk 77 Om te ontspannen 24 Reden om te pauzeren 17 Voor de gezelligheid 11 Om mijn concentratie te verhogen 8 De meeste van mijn directe collega s roken 7 3.1.2. Bedrijfskenmerken en functie kenmerken De verdeling van de respondenten naar bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.21. In deze tabel staat zowel de gewogen als ongewogen n vermeld. Voor uitleg over de weging zie paragraaf 2.1. Tabel 3.21 Verdeling respondenten naar bedrijfsgrootte n in steekproef % gew. Klein (1-10 werknemers) 332 gewogen / 353 ongewogen 16 Middelgroot (10-100 werknemers) 868 gewogen / 845 ongewogen 41 Groot (100 + werknemers) 891 gewogen / 930 ongewogen 42 Weet niet 10 gewogen / 15 ongewogen 0 Totaal 2122 De sectoren verschilden significant van elkaar wat betreft het gemiddeld aantal werkuren per werknemer per week. In de sectoren bouw, financiële instellingen, industrie, landbouw en visserij, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en verhuur en zakelijke dienstverlening werkten werknemers significant meer uren dan gemiddeld. In de sectoren gezondheidszorg, horeca en reparatie consumentenartikelen en handel werkten werknemers significant minder uren dan gemiddeld. In tabel 3.22 is voor iedere sector het gemiddeld aantal werkuren per week weergegeven. Tabel 3.22 Gemiddeld aantal werkuren per week, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Werkuren per week 39 34 36 29 32 39 44 33 36 37 33 37 39 35 Standaard deviatie 8 11 8 9 12 6 15 9 7 9 11 8 11 10 Licht gearceerd= werknemers werken significant minder uren dan gemiddeld Donker gearceerd= werknemers werken significant meer uren dan gemiddeld Bedrijven van verschillende bedrijfsgrootte verschilden significant van elkaar wat betreft het aantal uren dat werknemers er gemiddeld werkten. In kleine bedrijven maken werknemers gemiddeld meer uren dan in middelgrote of grote bedrijven. Het aantal uren per bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.23. Tabel 3.23 Gemiddeld aantal werkuren per week, naar bedrijfsgrootte klein middelgroot groot Werkuren per week 36 35 35 Standaard deviatie 13 9 8 Het percentage bedrijven dat een overheidsinstelling of een door de overheid gesubsidieerde instelling 18 PARA-meter onderzoek werknemers

is verschilde sterk tussen sectoren. Vooral in de sectoren onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen behoorden vrijwel alle bedrijven tot deze groep. Verder behoorde van de sectoren zorg, openbare voorzieningsbedrijven en cultuur, recreatie en overige dienstverlening een aanzienlijk deel tot deze groep. In tabel 3.24 is per sector weergegeven welk percentage bedrijven een overheidsinstelling of een overheidsgesubsidieerde instelling is. Tabel 3.24 Percentage bedrijven dat een overheidsinstelling of een overheidsgesubsidieerde instelling is, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Ja 1 35 5 59 5 2 9 92 91 37 2 6 13 26 Nee 94 63 92 31 90 95 90 7 8 59 97 93 81 71 Weet niet 5 2 3 9 6 3 1 1 1 5 1 1 5 3 Het percentage overheidsinstellingen of door de overheid gesubsidieerde instellingen verschilde significant tussen de bedrijfsgrootten. Van de grote bedrijven behoorden significant meer bedrijven tot de overheidsinstellingen of door de overheid gesubsidieerde instellingen dan van de kleinere bedrijven. In tabel 3.25 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven. Tabel 3.25 Percentage bedrijven dat een overheidsinstelling of een overheidsgesubsidieerde instelling is, per bedrijfsgrootte klein middelgroot groot Ja 7 24 34 Nee 91 73 62 Weet niet 2 3 4 In tabel 3.26 is per sector de verdeling van werknemers over bedrijven met één vestiging en bedrijven met meerdere vestigingen weergegeven. Bij bedrijven met meerdere vestigingen werd tevens onderscheid gemaakt tussen hoofdvestigingen en nevenvestigingen. Tabel 3.26 Verdeling van bedrijven naar hoofd, neven- en enige vestiging van een bedrijf, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Hoofdvestiging 37 43 56 43 46 48 53 59 50 40 35 37 42 43 Nevenvestiging 31 27 35 40 28 36 19 24 37 56 45 41 44 38 Enige vestiging 31 28 8 15 25 16 28 16 13 4 19 20 14 18 In tabel 3.27 is per bedrijfsgrootte de verdeling van werknemers over bedrijven met één vestiging en bedrijven met meerdere vestigingen weergegeven, met bij bedrijven met meerdere vestigingen onderscheid tussen hoofdvestigingen en nevenvestigingen. PARA-meter onderzoek werknemers 19

Tabel 3.27 Verdeling van bedrijven naar hoofd-, neven en enige vestiging van een bedrijf, per bedrijfsgrootte (%) klein middelgroot Groot Hoofdvestiging 37 38 51 Nevenvestiging 24 40 40 Enige vestiging 37 21 8 In 60% van de bedrijven met meerdere vestigingen werd het rookbeleid volledig centraal geregeld voor alle vestigingen. In 16% van de gevallen waren er centrale regels, maar werden vestigingen voor de exacte uitvoering vrijgelaten en in 18% van de gevallen bepaalden de vestigingen volledig zelf hun eigen rookbeleid. Zes procent van de werknemers wist niet of het rookbeleid centraal of decentraal geregeld werd. Er waren significante verschillen tussen sectoren in de mate van centralisatie van rookbeleid. In de sectoren horeca, landbouw en visserij en industrie werd het rookbeleid minder vaak dan gemiddeld centraal uitgevoerd. De vrijheid van de vestigingingen in de vaststelling van het rookbeleid was in deze sectoren het grootst. In de sectoren openbaar bestuur en openbare voorzieningsbedrijven was juist in sterkere mate sprake van een centraal rookbeleid. In de sectoren financiële instellingen, gezondheidszorg, onderwijs, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en openbare voorzieningsbedrijven hadden de vestigingen relatief weinig de mogelijkheid het rookbeleid zelf te bepalen. In tabel 3.28 zijn de resultaten per sector weergegeven. Tabel 3.28 Mate waarin vestigingen het rookbeleid centraal hebben geregeld, per sector (%) (Basis: bedrijven met meerdere vestigingen) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Centraal rookbeleid 53 64 67 65 40 51 36 67 80 75 53 60 62 60 Centrale regels, 17 15 16 19 15 15 16 14 16 14 17 17 13 16 vrije uitvoering Vestiging eigen 25 16 12 10 40 30 35 12 1 8 24 15 20 18 rookbeleid Weet niet 5 5 5 7 4 4 13 7 3 3 6 9 5 6 Licht gearceerd= rookbeleid significant minder centraal geregeld dan gemiddeld Donker gearceerd= rookbeleid significant meer centraal geregeld dan gemiddeld In tabel 3.29 is de mate van centralisatie in de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven. De mate van centralisatie is significant voor de verschillende bedrijfsgrootten: hoe groter het bedrijf des te vaker het rookbeleid centraal is geregeld. Tabel 3.29 Mate waarin vestigingen het rookbeleid centraal hebben geregeld, naar bedrijfsgrootte (%)(Basis: bedrijven met meerdere vestigingen) klein middelgroot groot Centraal rookbeleid 45 55 66 Centrale regels, vrije uitvoering 7 19 16 Vestiging eigen rookbeleid 41 20 11 Weet niet 8 5 6 20 PARA-meter onderzoek werknemers

In tabel 3.30 is per sector het percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt weergegeven. In de sectoren gezondheidszorg, industrie en vervoer, opslag en communicatie werkten significant meer werknemers in ploegendiensten dan gemiddeld. In de sectoren bouwnijverheid, financiële instellingen, landbouw en visserij, onderwijs, reparatie consumentenartikelen en handel en verhuur en zakelijke dienstverlening werkten significant minder werknemers in ploegendiensten dan gemiddeld. Tabel 3.30 Percentage werknemers dat in een ploegendienst werkt, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Ploegendienst 2 17 1 18 17 26 2 1 11 11 4 5 28 12 Licht gearceerd= significant lager percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt Donker gearceerd= significant hoger percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt In tabel 3.31 is het percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt per bedrijfsgrootte weergegeven. In middelgrote bedrijven werkten significant meer werknemers in ploegendiensten dan in kleine bedrijven en in grote bedrijven werkten significant meer werknemers in ploegendiensten dan in middelgrote bedrijven. Tabel 3.31 Percentage werknemers dat in een ploegendienst werkt, naar bedrijfsgrootte klein middelgroot groot Ploegendienst 4 10 16 In tabel 3.32 is per sector weergeven op welke plaatsen de werknemers het grootste deel van hun tijd doorbrachten; deze plaatsen verschilden sterk tussen sectoren. Tabel 3.32 Plaats waar werknemers tijdens hun werk het grootste deel van hun tijd doorbrengen, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Kantoor 35 55 93 30 11 46 20 38 78 69 28 79 40 47 Vervoermiddel 3 4 0 0 2 0 3-6 5 1 3 42 4 Buiten 24 6 0 - - 4 23 0 4 8 1 1 4 3 Balie/toonbank/kassa 1 5 2 3 8 2 1 1 0 3 35 2 2 8 Werkplaats/productiehal 9 2-5 7 34 36-1 3 19-8 10 Horecagelegenheid - 2-1 64 - - 1 - - - - - 3 Bij mensen thuis 7 0 2 18-0 2 1-1 4 2 0 4 Klaslokaal - 1-5 - - - 38 1 - - - - 3 Wisselend 19 13 2 20 4 12 14 17 9 12 11 10 4 12 Anders - 11-17 4 2 3 4 1-2 3-4 In tabel 3.33 is per bedrijfsgrootte weergeven op welke plaatsten de werknemers het grootste deel van hun tijd doorbrachten, deze plaatsten verschilden significant tussen bedrijfsgrootten. Hoe groter het bedrijf hoe significant vaker werknemers in een kantoor werkten. Het tegenovergestelde is waar bij het werken achter een toonbank, balie of kassa en in een horeca gelegenheid. PARA-meter onderzoek werknemers 21

Tabel 3.33 Plaats waar werknemers tijdens hun werk het grootste deel van hun tijd doorbrengen, naar bedrijfsgrootte (%) klein middelgroot groot Kantoor 32 43 57 Vervoermiddel 2 6 4 Buiten 5 4 2 Balie/toonbank/kassa 21 8 2 Werkplaats/productiehal 13 10 10 Horecagelegenheid 6 3 1 Bij mensen thuis 4 3 6 Klaslokaal 2 6 2 Wisselend 11 14 11 Anders 4 3 5 In tabel 3.34 is per sector weergegeven welk soort functie de werknemers hadden. Er waren significante verschillen tussen sectoren. In de sectoren cultuur en overige dienstverlening, openbaar bestuur en openbare voorzienings-bedrijven hadden werknemers significant vaker een beleidsmatige functie. Werknemers in de zorg en horeca hadden daarentegen significant minder vaak een beleidsfunctie. Commerciële functies waren significant vaker dan gemiddeld aanwezig in de sectoren financiële dienstverlening en reparatie consumentenartikelen en handel en in verhouding minder vaak in de zorg, de industrie, het onderwijs en het openbaar bestuur. Leidinggevende functies kwamen significant vaker dan gemiddeld voor in de horeca en minder vaak in de sector reparatie consumentenartikelen en handel. In de sector verhuur en zakelijke dienstverlening werkten vaker werknemers met een ondersteunende functie en in de sectoren bouw, horeca, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie waren relatief weinig werknemers met een ondersteunende functie werkzaam. De sectoren zorg, horeca, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie kenden in verhouding significant meer werknemers met uitvoerende taken terwijl er in de sectoren financiële dienstverlening, openbaar bestuur en verhuur en zakelijke dienstverlening minder werknemers met uitvoerende taken dan gemiddeld werkzaam waren. Tabel 3.34 Soort functie van werknemers, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Cstand p Beleidsmatig 6 10 4 2 1 3 3 4 18 12 3 5 3 5 0,33 <0,01 Commercieel 5 5 22-6 3 6 1-5 21 12 5 8 0,37 <0,01 Leidinggevend 22 20 12 14 25 19 20 21 19 14 11 16 12 16 0,19 <0,01 Ondersteunend 18 21 31 29 13 30 14 23 28 29 22 33 15 25 0,24 <0,01 Uitvoerend 47 43 30 54 54 43 56 51 35 41 43 33 64 44 0,30 <0,01 Licht gearceerd= significant lager percentage werknemers met betreffende functie Donker gearceerd= significant hoger percentage werknemers met betreffende functie 22 PARA-meter onderzoek werknemers

In tabel 3.35 is het soort functie van werknemers per bedrijfsgrootte weergegeven; op leidinggevende functies na waren er significante verschillen tussen bedrijfsgrootten. In grote bedrijven werkten significant meer werknemers met een beleidsmatige of ondersteunende functie dan in middelgrote of kleine bedrijven. Commerciële functies werden daarentegen significant vaker in kleine bedrijven gevonden. In middelgrote bedrijven is vaker sprake van werknemers met een uitvoerende functie dan in grote bedrijven. Tabel 3.35 Soort functie van werknemers, per bedrijfsgrootte (%) klein middelgroot groot Cstand p Beleidsmatig 4 3 7 0,09 <0,05 Commercieel 15 8 5 0,11 <0,01 Leidinggevend 17 16 16 n.s. Ondersteunend 18 23 31 0,21 <0,01 Uitvoerend 44 48 41 0,08 <0,01 De mate waarin werknemers invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk verschilde niet significant tussen sectoren. Tabel 3.36 Mate waarin werknemers invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Veel invloed 21 14 13 13 15 9 34 14 8 10 12 13 8 13 Een beetje invloed 42 38 36 40 37 38 37 38 29 37 36 36 37 37 Geen invloed 29 41 46 38 40 48 24 42 58 48 46 46 48 44 Weet niet 8 7 5 10 8 6 6 6 4 5 5 4 7 6 Donker gearceerd = significant meer invloed dan gemiddeld Licht gearceerd = significant minder invloed dan gemiddeld Ook tussen bedrijfsgrootten waren significante verschillen in de mate van invloed die de werknemers hebben. Hoe kleiner het bedrijf hoe meer invloed werknemers hadden. De resultaten voor de bedrijfsgrootten zijn weergegeven in tabel 3.37. Tabel 3.37 Mate waarin werknemers invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per bedrijfsgrootte (%) klein middelgroot groot Veel invloed 31 13 6 Een beetje invloed 33 41 35 Geen invloed 28 42 52 Weet niet 8 5 7 De sectoren verschilden significant van elkaar in de mate waarin werknemers invloed wilden uitoefenen op beslissingen in het bedrijf. In de sectoren onderwijs en reparatie en verhuur van consumenten artikelen willen werknemers significant meer invloed uitoefenen dan gemiddeld en in de sectoren industrie en openbaar bestuur juist minder. In tabel 3.38 zijn de resultaten per sector weergegeven. PARA-meter onderzoek werknemers 23

Tabel 3.38 Mate waarin werknemers invloed willen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Veel invloed 32 30 39 33 39 26 40 41 24 31 30 34 31 32 Een beetje invloed 45 48 39 47 42 50 50 38 55 49 53 43 47 47 Geen invloed 22 22 21 19 19 24 10 21 22 19 18 23 23 21 Donker gearceerd = significant meer invloed dan gemiddeld Licht gearceerd = significant minder invloed dan gemiddeld Tussen bedrijven van verschillende grootte waren wel significante verschillen in de mate waarin werknemers invloed willen kunnen uitoefenen. In kleine bedrijven wilden significant meer werknemers invloed uitoefenen dan in middelgrote of grote bedrijven. In tabel 3.39 zijn de resultaten voor de bedrijfsgrootten weergegeven. Tabel 3.39 Mate waarin werknemers invloed willen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per bedrijfsgrootte (%) klein middelgroot groot Veel invloed 43 32 28 Een beetje invloed 39 48 50 Geen invloed 18 20 23 3.2 Overlast 3.2.1. Blootstelling Sinds 1 januari 2004 is de nieuwe tabakswet van kracht. Door deze wet hebben alle werknemers vanaf 1 januari recht op een rookvrije werkplek. Om vast te stellen in hoeverre werknemers na 1 januari op het werk in aanraking komen met tabaksrook zijn een aantal vragen gesteld. Uit deze vragen blijkt dat bij 38% van de werknemers in de werkomgeving werd gerookt. Bij 6% van de ondervraagden was gemiddeld genomen tamelijk veel tot zeer veel tabaksrook in de werkomgeving aanwezig. In tabel 3.40 is het percentage werknemers per sector weergegeven, dat in de werkomgeving in aanraking kwam met tabaksrook. In de sectoren horeca, bouw en vervoer, opslag en communicatie was het percentage werknemers dat in hun werkomgeving in aanraking komt met tabaksrook significant hoger dan gemiddeld. In de sectoren financiële instellingen, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, onderwijs, verhuur en zakelijke dienstverlening en gezondheids- en welzijnszorg was dit juist lager dan gemiddeld. 24 PARA-meter onderzoek werknemers

Tabel 3.40 Percentage werknemers dat in hun werkomgeving in aanraking kwam met tabaksrook, per sector. Sector Tabaksrook in werkomgeving Horeca 72 Bouwnijverheid 61 Vervoer, opslag, communicatie 51 Landbouw, visserij 44 Cultuur, recreatie, overige dienstverlening 43 Industrie 42 Openbare voorzieningsbedrijven 38 Reparatie consumenten artikelen/handel 35 Gezondheids-, welzijnszorg 33 Verhuur/zakelijke dienstverlening 33 Onderwijs 27 Openbaar bestuur/sociale verzekeringen 27 Financiële instellingen 22 Totaal 38 Licht gearceerd= significant lager percentage werknemers in aanraking met tabaksrook Donker gearceerd= significant hoger percentage werknemers in aanraking met tabaksrook De mate van blootstelling verschilde significant tussen sectoren. In de financiële instellingen, het onderwijs, het openbaar bestuur en sociale verzekeringen en in de sector verhuur en zakelijke dienstverlening was de gemiddelde hoeveelheid tabaksrook waaraan werknemers werden blootgesteld significant lager dan gemiddeld onder de overige sectoren. In de sectoren horeca en vervoer, opslag en communicatie was de blootstelling significant hoger dan gemiddeld. In tabel 3.41 is de gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook weergegeven per sector. Tabel 3.41 Blootstelling aan tabaksrook: Gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook in werkomgeving (% genoemd), per sector. bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Helemaal geen 39 56 79 67 25 58 53 73 73 63 65 66 46 61 Zeer weinig 27 11 10 11 13 15 13 16 10 13 11 14 12 13 Weinig 14 16 4 10 8 9 13 9 11 13 12 12 18 11 Niet weinig, 10 10 4 7 22 12 13 1 4 13 7 4 11 8 niet veel Tamelijk veel 7 6 3 3 13 3 6 1 1-3 2 6 4 Veel 2-1 2 8 2 0-1 - 2 0 2 2 Zeer veel - 1-1 5 0 - - 1-1 - 3 1 Weet niet 1 1-0 4 - - - - - - 1 2 1 Licht gearceerd= significant kleinere hoeveelheid tabaksrook in werkomgeving Donker gearceerd= significant grotere hoeveelheid tabaksrook in werkomgeving De blootstelling aan tabaksrook is voor rokers over het algemeen hoger dan voor niet-rokers. De hoeveelheid blootstelling per sector is voor de rokers weergegeven in tabel 3.42 en voor de niet rokers in tabel 3.43. PARA-meter onderzoek werknemers 25