130. Opzegging van duurovereenkomsten. \ Een ontwikkeling in de jurisprudentie en de gevolgen daarvan voor de rechtspraktijk

Vergelijkbare documenten
Opzegging - een weerbarstige materie. Op zoek naar een overzicht

DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD

OPZEGBEDINGEN IN DUUROVEREENKOMSTEN: UITLEGGEN, AANVULLEN EN DEROGEREN

Regie in de ondergrond Regio Zuidoost en GPKL; As50

Opzegging duurovereenkomst. Mr. dr. H. Wammes

Organisatie van de vereniging

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Ontbinding en opzegging: in de Twilight Zone van tenzij en zwaarwegende gronden

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

De opzegging van een distributieovereenkomst. Iris Brinkhof Dennis Martens

Opzegging van kredietovereenkomsten na. ING/De Keizer. Michiel Peeters en Robin Thevissen

De problematiek van opzegging van duurovereenkomsten

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

I n z a k e: T e g e n:

Vereniging van Pensioenrecht

De redelijke opzegging van onbenoemde duurovereenkomsten

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

Hoge Raad der Nederlanden

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

De maatstaf voor rechtsgeldige beëindiging van een kredietfaciliteit

Vastgoed-nieuws. 21 november Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

De investeringsvergoeding bij opzegging

Magna Charta Leergang Contractenrecht. Opzeggen en aanpassen duurovereenkomsten 9 februari 2017 Mr. A.V.T. de Bie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Analyse proceskansen. Geachte heer R

Distributieovereenkomsten. Magna Charta Leergang Contractenrecht, Cambridge 9 september 2016 mr. drs. J.H.M. (Jan) Spanjaard

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

Dit artikel uit Contracteren is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor anonieme bezoeker. Beëindiging van duurovereenkomsten

Het eindigen en beëindigen van agentuurovereenkomsten

Privaatrechtelijk kostenverhaal door de wegbeheerder

277. Opzegging door banken van overeenkomsten met vermogensbeheerders en trustkantoren

Hof Arnhem-Leeuwarden, 12 september 2017, nr , ECLI:NL:GHARL:2017:8029

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Dit artikel uit Contracteren is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker. B oilerplates etc.

een bad hair day? De Billijke vergoeding:

Belangenafweging bij het opzeggen van onbenoemde duurovereenkomsten.

Datum 24 april 2013 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over de column dat Deutsche Bank in strijd handelt met de zorgplicht

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

De bijzondere zorgplicht bij de opzegging van kredietovereenkomsten zijn de zeven vette jaren van Rabobank/Aarding voorbij?

Postcontractuele goede trouw en de reden voor ontbinding

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

bericht portal; ik stuur nog een

ONTBINDING, SCHADEVERGOEDING EN NAKOMING. De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit

WEGING MEDEDELINGS- EN ONDERZOEKSPLICHT BIJ DWALING EN NON-CONFORMITEIT

Concurrentiebeding - werkgevers

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

261. Contracteren in strijd met dwingend recht

Uitspraak /1/A1

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

Vereniging voor Pensioenrecht civiele cassatie; wat kan en hoe?

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Mededelingsplicht, onderzoeksplicht, onrechtmatigheid en eigen schuld 1

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

ECLI:NL:HR:2013:BY6108

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De bewijslast in artikel 1:160 BW procedures

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles

Opzegvergoedingen voor de handelsagent en distributeur in rechtsvergelijkend perspectief

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Lijst van gebruikte afkortingen

2 Omschrijving van enkele begrippen

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

66. De gevolgen van de te late huuropzegging

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015

Uitleg van de werkingssfeer van cao s CAO S IN DE PRAKTIJK. Workshop. Mr. dr. Esther Koot-van der Putte

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz

EXECUTIE EN VERREKENING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

JURIDISERING VAN DE PENSIOENSECTOR Johan de Witt-lezing 7 juni Irene Vermeeren-Keijzers

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS in een geschil tussen. de besloten vennootschap A., hierna te noemen leverancier,

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

Samenwerking tussen fabrikanten, importeurs en dealers, het dealercontract

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

Ontslag na doorstart faillissement

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Transcriptie:

130. Opzegging van duurovereenkomsten MR. B.A. STURM In de afgelopen decennia heeft de Hoge Raad zich in verschillende arresten uitgesproken over de rol van redelijkheid en billijkheid bij opzegging van duurovereenkomsten. In 2016 zijn daar twee arresten bijgekomen. Daarin lijkt een ontwikkeling zichtbaar in de rol van de redelijkheid en billijkheid die van belang is voor de praktijk. \ Een ontwikkeling in de jurisprudentie en de gevolgen daarvan voor de rechtspraktijk In dit artikel bespreek ik achtereenvolgens (1) drie eerdere arresten van de Hoge Raad, (2) de twee arresten over opzegging van duurovereenkomsten uit 2016, (3) de ontwikkeling die daarin zichtbaar is en (4) de gevolgen van die ontwikkeling voor de rechtspraktijk. 1. De drie standaardarresten Dat een duurovereenkomst die is gesloten voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is, werd in de literatuur en de lagere rechtspraak al langere tijd tot uitgangspunt genomen. De Hoge Raad heeft zich in de laatste decennia met name in de arresten Latour/De Bruijn, De Ronde Venen/ Stedin en Auping/Beverslaap uitgesproken over de opzegbaarheid van duurovereenkomsten en de voorwaarden waaronder opzegging rechtsgeldig is. In deze arresten heeft de Hoge Raad de koers verlegd van een vrij casuïstische benadering naar het uitgangspunt dat duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar zijn. 1 In het arrest Latour/De Bruijn 2 betrof het een duurovereenkomst tot levering van wijn die na ruim honderd jaar door Latour werd opgezegd. De Bruijn vorderde in kort geding nakoming van de overeenkomst. De rechtbank overwoog dat een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd op grond van redelijkheid en billijkheid in beginsel opzegbaar is, tenzij de aard van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval meebrengt dat een opzeggingsbevoegdheid niet past. Een dergelijke uitzondering achtte de rechtbank niet aanwezig. Het gerechtshof kwam tot hetzelfde oordeel, maar op een andere manier. Het hof overwoog dat alle omstandigheden van het geval van belang zijn bij de vraag of een duurovereenkomst, gelet op hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich brengen, opzegbaar is. Het hof achtte de overeenkomst in beginsel opzegbaar, maar alleen als Latour daarvoor een redelijke grond had, die naar het oordeel van het hof niet aanwezig was. De Hoge Raad overwoog echter: Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling daaromtrent zal de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Ook indien uit de aard van een specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. De Hoge Raad stelde zich dus terughoudend op. Zijn oordeel zag op de situatie dat geen wettelijke of contractuele opzegregeling bestaat en richtte zich specifiek op de distributieovereenkomst. Het oordeel bevatte ook niet een vooropstelling dat een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is (zoals het middel wel betoogde). Het oordeel van de Hoge Raad was dan ook in lijn met de eerdere jurisprudentie, die gebaseerd was op het uitgangspunt dat voor ieder geval afzonderlijk met inachtneming van de aard en inhoud van de overeenkomst moet worden beoordeeld of opzegging mogelijk is of niet. 3 1 P.S. Bakker, De receptiefunctie van de redelijkheid en billijkheid, WPNR 2017/7133, p. 7-8. 2 HR 3 december 1999, NJ 2000, 120. 3 P.S. Bakker, idem; Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/408 met verwijzing naar onder meer HR 15 april 1966, NJ 1966, 302 (Sanders/Sanders); HR 16 december 1977, NJ 1978, 156 (DPZ/Huisarts); HR 21 april 1995, RvdW 1995, 98 (Kakkenberg/Kakkenberg). Tijdschrift Overeenkomst in de Rechtspraktijk NUMMER 4, mei 2017 / SDU 19 result.indd 19 24-5-2017 7:47:19

De lijnen van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid kunnen ook worden gebruikt bij de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid In De Ronde Venen/Stedin 4 koos de Hoge Raad echter een ander uitgangspunt. Het betrof een overeenkomst tussen de gemeente en een elektriciteitsbedrijf met betrekking tot kabels en leidingen in gemeentegrond. Liberalisering en privatisering van de energiemarkt leidden tot een gewijzigde rolverdeling tussen overheid en nutsbedrijven. De gemeente paste haar beleid daarop aan en zegde de overeenkomst met de nutsbedrijven op. Rechtbank en hof namen de rechtsregel uit Latour/De Bruijn tot uitgangspunt. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde redenen voldoende waren voor opzegging, terwijl het hof overwoog dat voor opzegging een zwaarwegende grond nodig was en dat de aangevoerde redenen niet voldoende zwaarwegend waren. De Hoge Raad casseerde, omdat het hof zijn oordeel ontoereikend had gemotiveerd. De Raad overwoog (r.o. 3.5.1): Of en, zo ja, onder welke voorwaarden zo'n overeenkomst opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat (HR 3 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3821, NJ 2000, 120). Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade) vergoeding. Aan het oordeel inzake Latour/De Bruijn voegde de Raad hier het uitgangspunt toe dat een duurovereenkomst die is gesloten voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is en dat uit dezelfde eisen van redelijkheid en billijkheid kan voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. De vooropgestelde overweging werd algemener geformuleerd dan in Latour/De Bruijn. Zij gaf een algemene richtlijn voor de opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er werd geen precisering gegeven voor een specifieke categorie van overeenkomsten. In het arrest Auping/Beverslaap 5 herhaalde de Hoge Raad dit uitgangspunt. Het ging om de opzegging van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen Auping (producent van bedden, matrassen en aanverwante artikelen) en Beverslaap (een beddenspeciaalzaak in Beverwijk). Partijen hadden geen nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop deze duurovereenkomst kon worden beëindigd. Vanwege beleidsoverwegingen zegde Auping de distributieovereenkomst met Beverslaap op met inachtneming van een termijn van zes maanden. De voorzieningenrechter en het gerechtshof oordeelden dat een zwaarwegende grond voor opzegging nodig was, met name vanwege de afhankelijkheid die tussen partijen bestond. Van een dergelijke zwaarwegende grond was naar het oordeel van het hof geen sprake, omdat Auping de selectiecriteria voor distributeurs onvoldoende objectief had toegepast. De Hoge Raad achtte het oordeel van het hof echter onvoldoende gemotiveerd. Hij herhaalde woordelijk de vooropstelling uit De Ronde Venen/Stedin. Naar het oordeel van de Hoge Raad brachten de aangevoerde omstandigheden niet mee dat een zwaarwegende grond voor opzegging nodig was. Wel zouden die omstandigheden Auping wellicht kunnen verplichten tot het in acht nemen van een langere opzegtermijn of betaling van een (schade)vergoeding. 2. Twee arresten in 2016 Uit de genoemde jurisprudentie werd duidelijk dat de Hoge Raad een vast uitgangspunt had geformuleerd. In 2016 sprak de Hoge Raad zich opnieuw uit over de opzegging van duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd, in twee arresten die kort na elkaar op de rol stonden. Daaruit bleek dat nog niet alles was gezegd over de opzegging van duurovereenkomsten. In het Gooisch Natuurreservaat-arrest 6 ging het om een participantenovereenkomst tussen de provincie Noord- Holland, de gemeente Amsterdam en zes Gooische gemeenten. De contractspartijen namen alle deel in de Stichting Gooisch Natuurreservaat. Doel van de stichting was onder meer om het desbetreffende gebied ten eeuwigen dage ongeschonden als natuurreservaat te behouden. De participantenovereenkomst uit 1932 regelde onder meer de bijdrageplicht van de participanten. Hoewel de overeenkomst geen opzegregeling bevatte, zegde de gemeente Amsterdam de overeenkomst in 2011 op. De overige participanten verzetten zich daartegen en stelden zich op het standpunt dat de overeenkomst gelet op de statuten van de stichting naar haar bedoeling niet-opzegbaar zou zijn. De rechtbank ging in die uitleg mee. Het gerechtshof oordeelde echter dat aan de uitleg van de overige participanten hoge eisen moesten worden gesteld (vanwege het uitgangspunt dat duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar 4 HR 28 oktober 2011, NJ 2012, 685 m.nt. Tjong Tjin Tai. 5 HR 14 juni 2013, NJ 2013, 341. 6 HR 15 april 2016, NJ 2016, 236. 20 NUMMER 4, mei 2017 / SDU Tijdschrift Overeenkomst in de Rechtspraktijk result.indd 20 24-5-2017 7:47:19

Opzegging duurovereenkomsten zijn). Daarmee had het hof naar het oordeel van de Hoge Raad de lat te hoog gelegd. De Hoge Raad overwoog: In dit verband verdient opmerking dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst in beginsel opzegbaar is, ook indien wet en die overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging (HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854, NJ 2012, 685 en HR 4 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013, 341). Dit neemt niet weg dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar kan zijn, met dien verstande dat de wederpartij van degene die zich op de niet-opzegbaarheid beroept, onder omstandigheden daartegen een beroep kan doen op, kort gezegd, de artikelen 6:248 lid 2 BW en 6:258 BW. Aan het uitgangspunt van De Ronde Venen/Stedin en Auping/Beverslaap voegde de Hoge Raad hier een specifieke overweging toe ten aanzien van de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst. Een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan, naast de situatie dat een zwaarwegende grond voor opzegging is vereist, ook niet-opzegbaar zijn als partijen niet-opzegbaarheid van de overeenkomst hebben beoogd. 7 Twee maanden later oordeelde de Hoge Raad in het arrest Pensioenfonds/Alcatel-Lucent 8 over opzegging van een pensioenuitvoeringsovereenkomst. Het Pensioenfonds van Alcatel-Lucent voerde de pensioenregeling van Alcatel- Lucent uit. Om haar financiële risico s te beperken zegde Alcatel-Lucent de uitvoeringsovereenkomst met het Pensioenfonds op enig moment op. Het Pensioenfonds stelde dat op Alcatel-Lucent nog betalingsverplichtingen rustten die verder gingen dan waartoe Alcatel-Lucent bereid was. De kantonrechter en het gerechtshof wezen de vorderingen van het Pensioenfonds af omdat geen grondslag zou bestaan voor de door het Pensioenfonds gestelde betalingsverplichtingen. In cassatie voerde het pensioenfonds aan dat het hof een opzeggingsregeling had moeten lezen in de uitvoeringsovereenkomst of had moeten afleiden uit ongeschreven recht. Het Pensioenfonds had immers verwezen naar de wettelijke verplichting van artikel 25 lid 1 onder h PW om een exit-regeling op te nemen in de uitvoeringsovereenkomst. Maar die verplichting is niet van toepassing op het pensioenfonds. Met de A-G was de Hoge Raad van oordeel dat het hof inderdaad ten onrechte geen aandacht had besteed aan de stelling van het Pensioenfonds dat de redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat bij opzegging een schadevergoeding moet worden betaald. Dit zou een grondslag kunnen opleveren voor de door het Pensioenfonds gevorderde betalingen na opzegging van de overeenkomst. De Hoge Raad herhaalde het uitgangspunt van het Gooisch Natuurreservaat-arrest en voegde daaraan toe: 7 Uitvoeriger over dit arrest I.S.J. Houben en J. Nijland, De niet-opzegbare duurovereenkomst, Contracteren 2016-3, p. 70-77. 8 HR 10 juni 2016, NJ 2016, 450 m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai. Opzegging is dus in beginsel mogelijk, ongeacht of wet en overeenkomst voorzien in een regeling van de opzegging. (...) Ook als een overeenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst in de omstandigheden van het geval in de weg staan aan respectievelijk opzegging, opzegging zonder zwaarwegende grond, opzegging op een bepaald moment, of opzegging zonder aanbod tot betaling van een (schade) vergoeding. 3. Het uitgangspunt verder ontwikkeld Uit de genoemde arresten blijkt dat de Hoge Raad telkens refereert aan het algemene uitgangspunt dat een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is. Opvallend is dat de algemeen geformuleerde vooropstelling uit de eerder genoemde arresten nu iets anders wordt geformuleerd. Dat hangt weliswaar samen met verschillen in de (rechts)feiten, maar het is de vraag of die verklaring de wijzigingen helemaal dekt. De Hoge Raad formuleert de vooropstellingen als volgt (onderstreping toegevoegd): In De Ronde Venen/Stedin: Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. In Auping/Beverslaap: Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. In Gooisch Natuurreservaat: In dit verband verdient opmerking dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst in beginsel opzegbaar is, ook indien wet en die overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging. In Pensioenfonds/Alcatel-Lucent: Opzegging is dus in beginsel mogelijk, ongeacht of wet en overeenkomst voorzien in een regeling van de opzegging. Mijns inziens is hier een ontwikkeling te zien die niet alleen wordt verklaard door een verschil tussen de feiten die in deze arresten ter beoordeling voorlagen. De door de Hoge Raad geformuleerde vuistregel dat duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar zijn was gebaseerd op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW), maar lijkt nu ook toepasbaar bij de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). De door de Hoge Raad geformuleerde vuistregel richtte zich aanvankelijk expliciet op het geval dat in de wet of de overeenkomst niet was voorzien in een opzegregeling. In dat geval kunnen rechtsgevolgen tussen partijen worden aangevuld door de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW). De invulling van deze open norm behoort tot de rechtsvormende taak van de rechter in het algemeen en de Hoge Raad in het bijzonder. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid verwijzen echter niet primair naar de opvattingen die de rechter in dit opzicht heeft, maar naar wat redelijk en billijk is in het licht van het vigerende Tijdschrift Overeenkomst in de Rechtspraktijk NUMMER 4, mei 2017 / SDU 21 result.indd 21 24-5-2017 7:47:19

rechtssysteem. 9 Met name in de arresten De Ronde Venen/ Stedin en Auping/Beverslaap heeft de Hoge Raad aangegeven langs welke lijnen de eisen van redelijkheid en billijkheid de overeenkomst kunnen aanvullen. In het arrest Pensioenfonds/Alcatel-Lucent uit 2016 schemert echter een andere betekenis door van het begrip aanvullende werking. Artikel 6:248 lid 1 BW wordt over het algemeen zo uitgelegd dat de redelijkheid en billijkheid alleen een bron van verbintenissen kan zijn als partijen een bepaalde kwestie in hun overeenkomst ongeregeld hebben gelaten. In een ruimere betekenis van de aanvullende werking kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid echter aanvullende werking hebben ongeacht of zij naast of in plaats van de door partijen in het leven geroepen rechtsgevolgen treden. 10 De aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid komen dan dicht tegen elkaar aan te liggen. De scheidslijn tussen aanvulling en beperking wordt soms flinterdun. 11 Het oordeel van de Hoge Raad in Pensioenfonds/Alcatel- Lucent is daarvan een voorbeeld. De Hoge Raad bespreekt refereert met de slotoverweging in r.o. 4.4.2 aan de beperkende werking van artikel 6:248 lid 2 BW: Ook als een overeenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst in de omstandigheden van het geval in de weg staan aan respectievelijk opzegging, opzegging zonder zwaarwegende grond, opzegging op een bepaald moment, of opzegging zonder aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Deze uiteenzetting is niet verrassend. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen immers in de weg staan aan de nakoming van een contractuele opzeggingsregeling. Onder meer in de arresten Inter-Aid/ICS 12 en ING Bank/De Keijser 13 werd een geslaagd beroep gedaan op de beperkende werking van artikel 6:248 lid 2 BW bij opzegging van een duurovereenkomst. Ook in de arresten Gooisch Natuurreservaat en Pensioenfonds/Alcatel-Lucent wees de Hoge Raad op deze mogelijkheid. 14 Er zal ongetwijfeld kruisbestuiving plaatsvinden, die wellicht tot gevolg heeft dat de hoge lat van onaanvaardbaarheid in de praktijk lager komt te liggen 9 C.E. Smidt, Regels van rechtsvinding, Den Haag: Boom 2007, p. 43. 10 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/380. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat contractspartijen nooit onbeperkt vrij zijn in de uitoefening van hun contractuele rechten, omdat elk contractueel recht wordt begrensd door de eisen van redelijkheid en billijkheid (P.S. Bakker, Redelijkheid en billijkheid als gedragsnorm (diss. Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2012, p. 9 e.v.). 11 Bakker 2012, p. 78. 12 HR 21 oktober 1994, NJ 1995, 78. 13 HR 10 oktober 2014, «JOR» 2015/8 m.nt. Bertrams. 14 Asser/Houben 7-X 2015/118 verwijst naar jurisprudentie over artikel 6:248 lid 2 BW ten aanzien van de distributieovereenkomst. Wat nieuw lijkt, is het feit dat diezelfde lijnen die door de Hoge Raad werden geschetst bij de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, nu ook gebruikt worden om invulling te geven aan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Het toepassingsbereik van artikel 6:248 lid 2 BW bij opzegging van duurovereenkomsten lijkt daarmee groter te worden dan voorheen het geval was. 15 Dat heeft gevolgen voor de gevallen dat wet of overeenkomst wel voorzien in een opzeggingsregeling. Artikel 6:248 lid 2 BW hanteert het criterium van onaanvaardbaarheid. Deze lat ligt hoog. Het criterium wordt met terughoudendheid toegepast, zo blijkt uit de jurisprudentie. 16 In Pensioenfonds/Alcatel-Lucent wordt aan dit criterium zelf niet afgedaan, maar de formulering van de Hoge Raad laat wel ruimte voor een brede toepassing van de door de Hoge Raad geformuleerde vuistregels. Door het bestaande begrippenkader van de aanvullende werking ook te hanteren bij de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, zal ongetwijfeld kruisbestuiving plaatsvinden, die wellicht tot gevolg heeft dat de hoge lat van onaanvaardbaarheid in de praktijk lager komt te liggen. Contractuele opzeggingsregelingen zullen immers eerder dan voorheen worden beoordeeld (beperkende werking) aan de hand van de vuistregels die de Hoge Raad ontwikkelde in de sleutel van de aanvullende werking. Als de vuistregels van de Hoge Raad in de toekomst verder worden uitgewerkt en ingevuld, zal (het gevolg van) een contractuele opzeggingsregeling wellicht eerder als onaanvaardbaar worden beschouwd naarmate de regeling sterker afwijkt van de lijnen die de Hoge Raad (ten aanzien van de aanvullende werking) heeft gegeven. Het materiële verschil tussen de aanvullende en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid zal daardoor nivelleren. Nu het erop lijkt dat de Hoge Raad deze vuistregels toepasbaar acht in alle gevallen (ongeacht of in een opzegregeling is voorzien), ontstaat in elk geval een uniform kader. 17 15 Ik deel op dit punt niet de opvatting van Houben en Nijland dat de Hoge Raad zich heeft bediend van een onjuiste of ongelukkige formulering (Houben en Nijland 2016, voetnoot 24). Hun stelling dat de Hoge Raad de vooropstelling uit De Ronde Venen/Stedin inhoudelijk niet heeft willen aanpassen, zodat het alleen om een taalkundige kwestie gaat, miskent mijns inziens de keuze van de Hoge Raad om de voor de hand liggende vooropstelling uit het Gooisch Natuurreservaat-arrest niet letterlijk over te nemen en miskent bovendien de strekking van de toegevoegde passage aan het eind van r.o. 4.4.2 van het Alcatel-Lucent-arrest die met deze keuze correspondeert. 16 Zie verder Asser/Houben 7-X 2015/118. 17 Dit kader begint overigens steeds meer te lijken op de regeling die is opgenomen in het Draft Common Frame of Reference (DCFR): duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd kunnen altijd worden opgezegd met inachtneming van een redelijke opzegtermijn. Als dat niet gebeurt, is de opzeggende partij schadeplichtig. De duur van de redelijke termijn wordt bepaald door de duur van de overeenkomst, de gedane investeringen, de tijd die nodig is om een redelijk alternatief te vinden en eventuele gewoonten of gebruiken (artikel IV.-2:302 DCFR). Uitvoeriger hierover R.L.M.M. Tan, Beëindiging van duurovereenkomsten volgens het Draft Common Frame of Reference, NTBR 2011/46. 22 NUMMER 4, mei 2017 / SDU Tijdschrift Overeenkomst in de Rechtspraktijk result.indd 22 24-5-2017 7:47:19

Opzegging duurovereenkomsten 4. In de praktijk Voor de rechtspraktijk is van belang alert te zijn op de steeds grotere rol die de eisen van redelijkheid en billijkheid spelen bij de opzegging van duurovereenkomsten. Dat geldt zowel voor het opstellen van overeenkomsten als voor het adviseren en procederen over opzegging van duurovereenkomsten. Het verdient aanbeveling om bij het opstellen van duurovereenkomsten een deugdelijke opzegregeling op te nemen. Dat geldt ook voor duurovereenkomsten voor bepaalde tijd. Een duurovereenkomst voor bepaalde tijd waarvoor geen wettelijke opzegmogelijkheid bestaat en waarin opzegging ook niet is overeengekomen, is namelijk in beginsel niet opzegbaar. De praktijk laat zien dat dergelijke overeenkomsten na afloop van de aanvankelijk overeengekomen looptijd doorgaans stilzwijgend worden voortgezet. Bevat de overeenkomst geen regeling voor stilzwijgende verlenging, dan kan de overeenkomst worden gekwalificeerd als een overeenkomst voor onbepaalde tijd. 18 Bevat de overeenkomst geen opzegregeling, dan worden de rechtsgevolgen van de overeenkomst tussen partijen ingevuld aan de hand van het systeem dat de Hoge Raad in de besproken jurisprudentie heeft ontwikkeld. of contractuele opzegregeling, zal de rechter vermoedelijk sneller zijn geneigd om een contractuele opzegregeling aan de hand van de feiten en argumenten die door partijen worden aangevoerd te beoordelen naar de richtlijnen die de Hoge Raad heeft gegeven (bijvoorbeeld de gezichtspunten genoemd in r.o. 4.4.3 van het arrest Pensioenfonds/Alcatel- Lucent). De partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van een bepaalde uitleg van de overeenkomst, draagt van die uitleg de bewijslast. Daarvoor gelden geen verzwaarde eisen (r.o. 4.4 van het Gooisch Natuurreservaat-arrest). De rechter zal een oordeel dat een zwaarwegende grond voor opzegging is vereist, deugdelijk moeten motiveren, nu de hoofdregel is dat overeenkomsten in beginsel opzegbaar zijn. 19 Over de auteur Mr. B.A. Sturm Advocaat bij Wille Donker Advocaten te Alphen aan de Rijn. Het materiële verschil tussen de aanvullende en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid zal daardoor nivelleren Een deugdelijke opzegregeling benoemt in elk geval (1) of de overeenkomst opzegbaar is, (2) op welk moment kan worden opgezegd, (3) of een zwaarwegende grond voor opzegging nodig is en zo ja, welke omstandigheden kunnen kwalificeren als zwaarwegende grond, (4) wat een redelijke opzegtermijn is en (5) onder welke omstandigheden een (schade)vergoeding moet worden betaald en hoe deze vergoeding moet worden berekend. De toenemende invloed van het begrippenkader dat door de Hoge Raad werd ontwikkeld heeft ook gevolgen voor het adviseren en procederen over de vraag of en onder welke voorwaarden opzegging van een duurovereenkomst is toegestaan. Nu de Hoge Raad de algemene uitgangspunten uit de jurisprudentie niet alleen toepast als de eisen van redelijkheid en billijkheid de overeenkomst moeten aanvullen, maar ook bij het beoordelen van een wettelijke 18 In de literatuur bestaat geen eenduidig antwoord op de vraag of een stilzwijgend voortgezette overeenkomst opnieuw voor bepaalde tijd, of voor onbepaalde tijd geldt. Het meest verdedigbaar lijkt het uitgangspunt dat de stilzwijgend verlengde overeenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd, voor onbepaalde tijd is voortgezet. Vgl. Asser/Houben 7-X 2014/121; J.M. Barendrecht & G.R.B. van Peursem, Distributieovereenkomsten (Serie Recht en Praktijk), Deventer: Kluwer 1997, p. 146. Deze opvatting sluit ook aan bij de wettelijke regeling van artikel 7:230 BW (huur) en artikel 7:438 BW (agentuur). 19 W.L. Valk Opzegging van duurovereenkomsten na Gemeente/SNU en Stedin, NTBR 2012/25. Tijdschrift Overeenkomst in de Rechtspraktijk NUMMER 4, mei 2017 / SDU 23 result.indd 23 24-5-2017 7:47:20