Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming



Vergelijkbare documenten
6. Besluit...48 Bibliografie:...49 Bijlage: Resultaten statistische modellen...50

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Economie. De conjunctuur

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Economie. De conjunctuur

Nr 3206 I. ECONOMIE EN FINANCIEN. Conjunctuurindicatoren

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

AFSTANDEN IN METERS. SBI-CODE Omschrijving CATEGORIE GROOTSTE AFSTAND GEVAAR GELUID GEUR STOF

Een op vijf werknemers in Vlaamse bedrijven ouder dan 45 jaar

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

nr. 337 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 9 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Activeringsmaatregelen 50-plussers - Stand van zaken

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw.

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus Waterdistributie Juli

AFSTANDEN IN METERS. 141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)

In 2012 werden vacatures geannuleerd. In In 2011 waren dat er , in

PERSBERICHT Brussel, 11 juni 2015

PERSBERICHT Brussel, 24 februari 2012

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

bestemmingsplan Dorpsstraat 22 Nieuw- Roden ontwerp

nr. 349 van EMMILY TALPE datum: 13 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VDAB - Taalcursussen

bedrijven, werkgelegenheid, werkzoekenden

Statistisch Bulletin. Jaargang

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

nr. 718 van EMMILY TALPE datum: 14 juli 2015 aan PHILIPPE MUYTERS Aanpak jeugdwerkloosheid - Stand van zaken

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2017

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/ BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1. Dekking SECTIE 2.

B i j l a g e 1 : S t a a t v a n b e d r i j f s a c t i - v i t e i t e n c a t e g o r i e 1 e n 2

Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijfsverzamelgebouw

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector

Statistisch Bulletin. Jaargang

7 Andere primaire en secundaire sectoren

Maakeconomie in Limburg

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Afzetprijsindexen (basis 2000 = 100) April Faillissementen Mei

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016

tariefgroep Hoofdactiviteit van de werkgever NACE code (indicatief)

Economie. De conjunctuur

De honden en katten van de Belgen

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

3 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

! " #$% &%%% ' ( ! #*+, ! -.%%/-$.0&-.1. ' 2%.33$ (22

NATIONALE REKENINGEN. Kapitaalgoederenvoorraad en investeringen Instituut voor de Nationale Rekeningen

nr. 421 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 25 maart 2016 aan PHILIPPE MUYTERS Sociaal Interventiefonds - Hulp bij outplacement

Economie en ondernemen

Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

02 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

De Vlaamse sectorconvenants in cijfers

Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief

Lijst van bedrijfsactiviteiten bestemmingsplan Hoofddorp Hoofdweg tussen

PERSBERICHT Brussel, 25 januari 2012

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3.1)

Uitsplitsing verbruik elektriciteit en aardgas naar verbruiksschijf energiebelasting

De Vlaamse sectorconvenants in cijfers

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Afzetprijsindexen (basis 2000 = 100) Mei Faillissementen Juni

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

Omschrijving VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Consumptie-ijsfabrieken met p.o. 200 m² 30 2

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

bedrijven, werkgelegenheid, werkzoekenden STATISTISCH JAARBOEK

bestemmingsplan Bergerdensestraat Tussen 25 En 25a Bemmel

De honden en katten van de Belgen

Werkgelegenheid in Twente. Jaarbericht 2014

Bestemmingsplan IJburg 1e Fase, 2e Herziening. Vastgesteld

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

Structurele ondernemingsstatistieken

Niet-preferentiële certificaten van oorsprong

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Alcoholgebruik: omvang in de regio

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

West-Vlaamse bedrijven: fit, gezond en crisisbestendig?

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

In commissie van 10 oktober 2013 stelde de minister: Het verhogen van de efficiëntie van de VDAB-zoekmachine is een blijvende uitdaging.

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

PERSBERICHT Brussel, 19 januari 2016

Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

67,3% van de jarigen aan het werk

Milieucategorieën en richtafstanden Woongebieden

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

Gemeente Leudal, bestemmingsplan Buitengebied

sectorfoto 2012 andere primaire en secundaire sectoren

Hoofdstuk 2: Wat bepaalt het loon?

Bijlage 1. Staat van bedrijven

PERSBERICHT Brussel, 11 december 2015

1. Aangiften : FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Transcriptie:

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 13 september 2007 Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming Vormingsinspanningen van Belgische ondernemingen in 2005 62,5% van de Belgische ondernemingen met minstens 10 werknemers organiseert één of andere vorm van opleiding voor haar werknemers. Hoe groter de onderneming, hoe groter de kans dat zij opleiding organiseert. Vier werknemers op tien nemen deel aan een bijkomende opleiding. Daarvoor investeren ondernemingen gemiddeld 1,6% van hun salarismassa in vorming. Ook hier stijgen de cijfers met de grootte van de onderneming. De sectoren waar het meest in opleiding geïnvesteerd wordt en werknemers het meest kans maken op deelname aan opleiding zijn de financiële sector, de post- en telecommunicatie en de chemische sector. De houtindustrie, de bouwnijverheid, textiel, horeca en kleinhandel scoren het laagst op deze terreinen. Mannen krijgen vijf uur langer opleiding dan vrouwen. De leeftijdsgroepen die waarschijnlijk het meeste nood hebben aan vorming krijgen die juist het minst: jongeren en 55-plussers maken minder kans op bijkomende opleiding. Bedrijven kiezen in vergelijking met 1999 nu meer voor interne dan externe opleidingen. Dit blijkt uit de resultaten van de Enquête naar Voortgezette Beroepsopleiding (CVTS) met referentiejaar 2005 van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (FOD Economie). Deze enquête peilt naar de vormingsinspanningen bij Belgische ondernemingen met minstens 10 werknemers. - 1 -

1. VORMINGSONDERNEMINGEN VERSUS NIET-VORMINGSONDERNEMINGEN Van alle Belgische ondernemingen met minstens 10 werknemers bood in 2005 gemiddeld 62,5% aan haar werknemers één of andere vorm van opleiding aan. Het kan daarbij zowel gaan om deelname aan cursussen als om andere, minder formele of informele vormen van opleiding zoals on the job training of deelname aan conferenties. Beperken we ons tot het aandeel ondernemingen dat formele opleiding aanbiedt, dan hebben we het over 48,5% van alle Belgische ondernemingen met minstens 10 werknemers (tabel 1). Tabel 1: Overzicht aanbieders van formele en minder formele en informele opleiding % Niet-vormingsondernemigen 37,5 % Vormingsonderneming 62,5 % 100 % - Uitsluitend minder formele en informele opleiding 14,1% 22,5 % - Uitsluitend formele opleiding 7,7 % 12,3 % - Formele + minder formele en informele opleiding 40,8 % 65,2 % In 1999 lag het aandeel ondernemingen dat een of andere vorm van opleiding organiseert nog een flink stuk hoger, namelijk 70% 1. Tabel 2 geeft aan dat de daling van dit cijfer zich uitsluitend bij KMO s (tussen 10 en 249 werknemers) manifesteert. Bij de categorieën van ondernemingen met minstens 250 werknemers is het aandeel immers niet gewijzigd. Zowel in 1999 als in 2005 organiseerde nagenoeg 100% van alle grotere ondernemingen vorming. Dit cijfer daalt vervolgens met de grootte van de onderneming. Bij middelgrote ondernemingen (50-249 werknemers) bedroeg het percentage vormingsbedrijven in 2005 nog 85,8%, bij de ondernemingen met 20 tot 49 werknemers organiseerde 66,4% opleidingen en voor de categorie 10 tot 19 werknemers was dit nog iets meer dan de helft. Tabel 2: Percentage vormingsondernemingen volgens grootteklasse van de onderneming % VORMINGSONDERNEMINGEN GROOTTEKLASSE 1999 2005 10-19 werknemers 62,2 % 51,2 % 20-49 werknemers 71,4 % 66,4 % 50-249 werknemers 92,7 % 85,8 % 250-499 werknemers 100 % 98,9 % 500-999 werknemers 100 % 100 % >1000 werknemers 100 % 100 % Ook naargelang de activiteit zijn er grote verschillen waar te nemen in het aandeel ondernemingen dat vorming organiseert (tabel 3). De hoogste percentages vinden we terug in de financiële sector (financiële diensten en ondersteunende activiteiten), de energiesector, het garagewezen en de sector vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten. De percentages variëren van 85% tot bijna 100% voor de financiële diensten. Aan het andere einde van het spectrum vinden we een aantal sectoren waar minder dan de helft van de ondernemingen vorming aanbiedt. Het gaat om de horeca, de kleinhandel, de bouwnijverheid en de houtindustrie. Een gedeelte van het verschil is mogelijk te verklaren doordat in deze sectoren veel kleinere ondernemingen actief zijn, maar ook na controle van ondernemingsgrootte scoren deze sectoren het laagst als het gaat om het aandeel vormingsondernemingen. 1 de BRIER, Claire en Alice LEGRAIN (2002), Politiques de formation dans les entreprises, Bruxelles, ICHEC, 63 blz. - 2 -

Tabel 3: Percentage vormingsondernemingen volgens sector SECTOR % VORMINGS- ONDERNEMINGEN Financiële diensten 98,4 % Hoog Elektriciteit, gas en water 95,1 % Ondersteunende activiteiten aan financiële instellingen 89,3 % Garagewezen 89,2 % Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten 85,3 % Midden Vervaardiging van transportmiddelen 78,0 % Post en telecommunicatie 77,5 % Chemische industrie, rubber- en kunststofnijverheid,vervaardiging van glas, bakstenen, cement en andere bouwmaterialen, 76,1 % Winning van delfstoffen 71,7 % Metaalnijverheid 71,6 % Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten 68,3 % Grafische nijverheid 68,2 % Groothandel en handelsbemiddeling 67,6 % Vervoer 61,7 % Vervaardiging van dranken, voeding en tabak 60,2 % Vervaardiging van textiel, kleding, leer, schoeisel en bont 59,2 % Laag Houtindustrie en overige industrie 48,5 % Bouwnijverheid 46,3 % Kleinhandel 45,9 % Horeca 43,0 % Naar regio tonen de cijfers een verschil tussen Brussel en de twee overige regio s, namelijk Brussel kent een hoger aandeel vormingsondernemingen (tabel 4). Het verschil in cijfers heeft echter meer te maken met het verschillende type ondernemingen dat in Brussel gevestigd is, dan met de regio op zich. Van de drie ondernemingskenmerken (activiteit, grootte en regio) vormt regio dan ook de minst belangrijke determinant voor het al dan niet organiseren van vorming. Tabel 4: Percentage vormingsondernemingen volgens regio REGIO % VORMINGSONDERNEMINGEN Vlaanderen 61,1 % Wallonië 62,3 % Brussel 68,8 % 2. VORMINGSINSPANNINGEN: PARTICIPATIE EN INVESTERING De participatiegraad drukt het aantal deelnemers aan opleiding uit ten opzichte van het totaal aantal werknemers (in zowel vormings- als niet-vormingsondernemingen). Daarbij gaat het wel uitsluitend om deelnames aan cursussen (formele opleiding). De minder formele vormen worden bij de berekening van dit cijfer buiten beschouwing gelaten. De vormingsinvestering wordt meestal uitgedrukt als een percentage van de totale salarismassa van een onderneming. In de kosten voor opleiding zijn zowel directe kosten (inschrijvingsgeld, verplaatsingskosten, etc ) inbegrepen als bijdragen en subsidies voor vorming en de loonkost van de persoon die opleiding volgt. Wanneer we een vergelijking maken met de cijfers uit 1999, dan valt meteen de grote stabiliteit op van deze beide vormingsindicatoren. Zowel in 1999 als in 2005 nemen gemiddeld - 3 -

4 op de 10 werknemers deel aan één of andere vorm van opleiding (39,9% in 2005, 41,1% in 1999). Ook de investering in opleiding is stabiel gebleven, namelijk 1,6% van de totale salarismassa. De grootte van de onderneming blijkt ook bij deze indicatoren een belangrijke determinant te zijn (grafiek 1). De vormingsinvestering varieert van 0,7% voor de categorie van kleinste ondernemingen (10-19 werknemers), tot 2,4% voor ondernemingen met minstens 1000 werknemers. De deelname aan opleiding varieert van 15,4% bij de kleinste ondernemingen (10-19 werknemers) tot 59,1% bij de grootste ondernemingen (> 1000 werknemers). Grafiek 1: Participatiegraad en vormingsinvestering, volgens grootteklasse van de onderneming 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 10-19 20-49 50-249 250-499 500-999 >1000 aantal werknemers van de onderneming 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Participatiegraad Vormingsinvestering De resultaten volgens activiteit van de onderneming geven een gelijkaardig beeld als voor het percentage vormingsbedrijven. De sectoren met de meeste vormingsondernemingen scoren dus meestal ook het best op vlak van opleidingsparticipatie en investering in opleiding (abel 5 en 6). Zo is de investering in vorming het hoogst in de post- en telecomsector, waar 3,2% van de salarismassa aan opleiding besteed wordt. Op de tweede plaats komt de sector van financiële diensten met een investering van 2,8% van de salarismassa in opleiding. Dezelfde twee sectoren doen het ook het best als het over opleidingsparticipatie gaat, met een deelname van 71,1% (post en telecommunicatie) en 67,2% (financiële diensten) van de werknemers aan opleiding. Een sector die zich eerder in de middenmoot bevindt wanneer het gaat over het aandeel ondernemingen dat aan vorming doet (76,1%), maar wel duidelijk hoog scoort op vlak van vormingsparticipatie en vormingsinvestering is de chemische sector. De participatiegraad bedraagt er 61,3% en de vormingsinvestering 2,1% van de salarismassa. Bij de sectoren die laag scoren op beide indicatoren voor vormingsinspanningen vinden we opnieuw de houtindustrie (inclusief overige), de bouwnijverheid, de kleinhandel, de horeca en de textielsector terug. Elk van deze sectoren investeert minder dan 1,2% van de salarismassa in vorming en minder dan één werknemer op drie neemt er deel aan vorming. - 4 -

Tabel 5: Opleidingsinvestering in percentage van de salarismassa, volgens sector Hoog SECTOR OPLEIDINGS- INVESTERING Post en telecommunicatie 3,2 % Financiële diensten 2,8 % Ondersteunende activiteiten aan financiële instellingen 2,4 % Chemische industrie, rubber- en kunststofnijverheid,vervaardiging van glas, bakstenen, cement en andere bouwmaterialen 2,1 % Midden Garagewezen 1,8 % Metaalnijverheid 1,8 % Elektriciteit, gas en water 1,5 % Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten 1,5 % Vervaardiging van transportmiddelen 1,4 % Vervoer 1,4 % Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten 1,4 % Grafische nijverheid 1,4 % Groothandel en handelsbemiddeling 1,3 % Vervaardiging van dranken, voeding en tabak 1,2 % Winning van delfstoffen 1,2 % Vervaardiging van textiel, kleding, leer, schoeisel en bont 1,1 % Horeca 1,0 % Laag Kleinhandel 0,8 % Houtindustrie en overige industrie 0,6 % Bouwnijverheid 0,6 % Tabel 6: Participatiegraad volgens sector Hoog SECTOR PARTICIPATIEGRAAD Post en telecommunicatie 71,1 % Financiële diensten 67,2 % Chemische industrie, rubber- en kunststofnijverheid,vervaardiging van glas, bakstenen, cement en andere bouwmaterialen. 61,3 % Elektriciteit, gas en water 60,6 % Ondersteunende activiteiten aan financiële instellingen 50,7 % Midden Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten 45,2 % Garagewezen 44,3 % Vervaardiging van dranken, voeding en tabak 43,8 % Vervoer 40,2 % Vervaardiging van transportmiddelen 39,0 % Winning van delfstoffen 38,4 % Grafische nijverheid 37,6 % Metaalnijverheid 37,1 % Groothandel en handelsbemiddeling 35,6 % Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten 35,1 % Laag Bouwnijverheid 18,0 % Houtindustrie en overige industrie 19,4 % Vervaardiging van textiel, kleding, leer, schoeisel en bont 20,6 % Horeca 25,6 % Kleinhandel 30,4 % - 5 -

3. GESLACHT EN LEEFTIJD De enquête laat ook toe na te gaan of de deelname aan vorming verschilt naargelang van de doelgroep waartoe men behoort. De deelname van mannen en vrouwen aan opleiding kan op twee manieren geëvalueerd worden. Vergelijken we de participatiegraden van mannen en vrouwen, dan zien we een klein verschil: bij mannen bedraagt ze namelijk 41% en bij vrouwen 39%. Mannen nemen dus iets vaker deel aan opleiding dan vrouwen, maar het verschil is slechts klein. Kijken we naar de gemiddelde duur van de opleidingen waaraan men deelneemt, dan is het verschil tussen mannen en vrouwen groter. Mannen krijgen gemiddeld ongeveer 5 uur meer opleiding aangeboden dan vrouwen. Grafiek 2 en 3: Participatiegraad en opleidingsduur per deelnemer, volgens geslacht 35 u 45% 30 u 40% 25 u 20 u 35% 30% 25% 15 u 20% 10 u 5 u 15% 10% 5% 0 u Mannen Vrouw en 0% Mannen Vrouw en Duur per deelnemer 33 u 28 u Participatiegraad 41% 39% We stellen grotere verschillen vast naar leeftijdscategorie. Het lijkt erop dat de groepen waarvan verwacht wordt dat zij het meeste behoefte hebben aan bijkomende vorming om hun inzetbaarheid en aanpassingsvermogen te verhogen, er juist het minste toegang toe hebben. De participatiegraad bij oudere werknemers ligt maar liefst 12% lager dan het globale gemiddelde van 39,9%. Ook jongeren blijken in mindere mate van opleiding te kunnen genieten dan hun collega s in de categorie van 25-54 jarigen. Zij maken 6% minder kans om een opleiding te volgen. Grafiek 4: Participatiegraad, volgens leeftijdscategorie 50% 40% 30% 20% 10% 0% -25j 25-54j +55j Participatiegraad 35% 41% 28% - 6 -

4. INTERNE OF EXTERNE OPLEIDING Ondernemingen blijken in 2005 opmerkelijk vaker eigen interne opleidingen te organiseren dan in 1999. In 1999 was het aandeel opleidingsuren besteed aan interne versus externe opleidingen nog min of meer gelijk. In 2005 ging 60% van alle opleidingsuren naar interne opleidingen tegenover 40% naar externe opleidingen. Grafiek 5 toont aan dat het niet alleen de grootste ondernemingen zijn die het meeste voor interne opleidingen kiezen. Ook kleinere ondernemingen organiseren net iets vaker interne opleidingen dan externe. Alleen middelgrote ondernemingen kiezen duidelijk meer voor externe opleiding, namelijk 58% van alle opleidingsuren. Grafiek 5: Aandeel vormingsuren besteed aan interne opleiding versus externe opleiding, volgens grootteklasse van de onderneming >1000 500-999 250-499 50-249 Intern Extern 20-49 10-19 0% 20% 40% 60% 80% 100% BIJKOMENDE INLICHTINGEN Voor meer inlichtingen kan u terecht bij Mathias Broeckaert (tel 02/277.62.64, email mathias.broeckaert@economie.fgov.be). Op http://www.statbel.fgov.be/cvts zijn nog meer resultaten terug te vinden op basis van CVTS 3 en vindt u ook informatie over de methodologie van de enquête en de berekeningswijze van de indicatoren. BRONVERMELDING FOD Economie Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. - 7 -