DECEMBER 2014 Gemeenschappelijke standpunten omtrent het uitbouwen van cliëntorganisaties als noodzakelijke voorwaarde voor een cliëntforum in de Jeugdhulp. Een concepttekst vanuit het overleg tussen: vzw Cachet: Kris Clijsters Joplim: Ruben Tempelaere Ouderswerking Vlaams Brabant: Jo Vandenbergh, Bert Leers, Popant: Ilse De Groof - vzw Roppov: Ingrid Crabbe, Raf De Mulder Er bestaan in Vlaanderen verschillende initiatieven die werken rond cliëntparticipatie in de jeugdhulp. Sommige richten zich exclusief op ouders of op jongeren, andere zowel op ouders als jongeren. Met de term cliënten doelen we in deze tekst op beide groepen: ouders van/en (ex)jongeren met ervaring in de jeugdhulp. Sommige cliëntgerichte initiatievenn spreken specifieke doelgroepen aan, anderee maken geen onderscheid tussen volwassenen en minderjarigen in de hulpverlening. Ook de start en uitbouw kan verschillen, enerzijds zijn er de door de provincies gesteunde projecten die zich voornamelijk regionaal ontwikkelen, anderzijds de projecten vanuit een Vlaams niveau. De bovenstaande projecten hebben deze gemeenschappelijkheid dat ze zich allen richten naar dezelfde sector: Bijzondere Jeugdbijstand, met de ambitie de uitbouw van de hulpverlening mee te laten bepalen door cliënten en daarbij de positie van deze cliënten in de jeugdhulp en in de maatschappij te verstevigen. Wetende dat dit soort werking verder reikt dan het verzorgen van een cliëntinbreng naar het beleid, spreken wij bij voorkeurr over cliëntorganisaties. Elk van de vernoemde initiatieven kende zijn eigen ontstaansgeschiedenis en bouwde door de jaren heen een eigen expertise op. Deze eigenheid en sterktes willen we niet verloren laten gaan. Toch is het erg belangrijk te zoeken naar een verbinding tussen cliëntorganisaties, dit om de stem van cliënten meer sterkte te geven. Vanuit deze bezorgdheden vond een overleg plaats tussen vertegenwoordigers uit de bovenstaande organisaties. De voorbije gesprekken hebben geleid tot deze concepttekst op basis van wat ons verbindt, wat ons onderscheidt en de mogelijkheden tot samenwerking. Op voorzet van het team Integrale Jeugdhulp van de afdeling Beleidsontwikkeling Vlaanderen staken we de koppen bijeen om te komen tot een omschrijving van standpunten rond de volgende thema s: Doelstellingen en opdrachten voor een Vlaams cliëntforum. Structuur en organisatievorm van deze werking. Belangrijke partners en netwerken. 1 Gemeenschappelijke standpunten uitbouw van cliëntorganisaties.
Inhoud van deze concepttekst: 1. Basisprincipes van de huidige werkingen. 2. Bezorgdheden. 3. Taken, opdrachten van een cliëntorganisatie. 4. Mogelijke organisatiestructuur. 5. Belangrijke partners/netwerken. 1. Basisprincipes van de huidige werkingen: We staan allen voor de doelgroep (ex)cliënten BJB, met als hoofdbedoeling ouders en (ex)jongeren met jeugdhulpervaring een platform te bieden om meer gewicht te geven aan de standpunten en noden die hieruit voortkomen. Deze standpunten en noden leggen we voor op verschillende overlegtafels, in die zin is de werking intersectoraal. De regionale verankering is bij een cliëntorganisatie zeer belangrijk. Een uit te bouwen gemeenschappelijke structuur moet een regionale inbedding voorzien. Regionale verschillen/accenten/eigenheid moeten behouden blijven. Er is een duidelijke keuze voor een werking die onafhankelijk is van voorzieningen en beleidsstructuren. Basis voor de werking zijn de gespreksgroepen met cliënten, waar het rechtstreekse gesprek en de rechtstreekse bevraging gegarandeerd wordt. Vertrekkend vanuit de inbreng van cliënten bieden we een ruime werking naar cliënten (ontmoeting, ondersteuning), naar professionelen (vorming, consult), naar het overheidsbeleid (adviezen) en de ruimere maatschappij (beeldvorming). De doorstroming naar, en verbinding tussen, alle betrokken actoren is nodig, zoniet blijft de cliëntinbreng immers zonder weerklank. De inzet van ervaringsdeskundigheid garandeert de uitbouw van een werking gestuurd vanuit het cliëntperspectief. 2. Bezorgdheden: Het is belangrijk garanties in te bouwen om de eigenheid en de expertise van de verschillende werkingen te bewaken zowel naar doelgroepengerichtheid als naar regiogerichtheid. Daarnaast zijn we er (uit ervaring) van overtuigd dat een degelijke cliëntinbreng naar het beleid pas kan, wanneer deze stoelt op de authentieke inbreng van mensen met jeugdhulpervaring. Dit veronderstelt dat er ruime aandacht kan gegeven worden aan het eigen verhaal. Tevens dient men er zich bewust van te zijn dat er een kloof is tussen de positie en ervaring van hulpontvanger, de professionele uitbouw van het hulpaanbod en de regelgever die het aanbod mogelijk maakt. Vertaalwerk tussen deze verschillende perspectieven en ondersteuningswerk naar cliënten, om in dit landschap een degelijke cliëntinbreng te garanderen, is een belangrijke opdracht die met zorg dient uitgevoerd. 2 Gemeenschappelijke standpunten uitbouw van cliëntorganisaties.
Er zijn dan ook verschillende gevoeligheden en bezorgdheden in verschillende gradaties: Verschillende doelgroepen vereisen een verschillende aanpak, andere methodieken en dus ook best een aparte werking/personeelslid (zeker wb jongeren en ouders). Hierin klinkt ook de vraag naar gescheiden middelen voor jongeren- en ouderswerking. Dit biedt meer garanties tot uitbouw van evenwichtige werkingen. Men voorziet best verschillende aanspreekpunten (personen) zodat duidelijk is vanuit welke positie de vertegenwoordigers (of de ondersteuners van vertegenwoordigers (jongere/ouder)) spreken. Zo kunnen ook botsende belangen een plaats krijgen. Aparte werkingen verhogen de herkenbaarheid naar buiten. De regionale inbedding is nodig ifv de bekendmaking van de werking naar cliënten en doorstroming van de aandachtspunten van cliënten naar de werkvloer. Er moeten garanties ingebouwd worden om te veel sturing te vermijden; sturing zowel van diensten als van de overheid. De inhoudelijke sturing dient vooral uit te gaan van de doelgroep (cliënten jeugdhulp). 3. Taken, opdrachten van een cliëntorganisatie. De huidige werkingen nemen allen gelijkaardige taken op, maar leggen ook eigen klemtonen. Hier willen we een overzicht geven van de taken die we allen noodzakelijk achten in functie van een degelijk werkend initiatief in het kader van cliëntparticipatie. Uit de huidige werkingen, waarvan we de volgende basisopdrachten zeker willen behouden, leren we alvast dat een inbreng vanuit (ex)cliënten naar het overheidsbeleid niet kan zonder zich in eerste instantie te richten naar het eigen verhaal van jongeren/ouders met jeugdhulpervaring. Dit verhaal is heel gevarieerd, en vormt de basis voor zowel vorming, beleidsadviezen, ondersteuning naar andere cliënten als voor acties in het kader van een ruimere beeldvorming. Concreet kunnen we een aantal opdrachten omschrijven naargelang de verschillende betrokkenen in de jeugdhulp: cliënten, professionelen, regelgever en bij uitbreiding de maatschappij (ifv beeldvorming). Daarnaast willen we hier ook een beeld schetsen van de noodzakelijke taken voor de uitbouw van een degelijke dagdagelijkse werking. Naar cliënten: Individuele contacten en groepsmomenten met (ex)cliënten organiseren, in verschillende regio s, gebruik makend van verschillende methodieken, met als doel: - Ontmoeting en ondersteuning tussen cliënten onderling mogelijk maken. - Verzamelen aandachtspunten, getuigenissen vanuit cliëntperspectief. - Bevraging van cliënten in functie van advies naar diensten en beleid. - Vorming en informatie voorzien voor cliënten. - Ondersteuning cliënten die een opdracht uitvoeren binnen de werking. 3 Gemeenschappelijke standpunten uitbouw van cliëntorganisaties.
Naar professionelen: Een aanbod uitwerken op basis van het cliëntperspectief, met als doel een participatieve hulpverlening en een positieve beeldvorming. - Vorming en uitwisseling organiseren. - Ingaan op consultvragen van diensten. - Organiseren van studiedagen, dialoogdagen, een bijdrage leveren aan studiedagen die zich richten naar het ruimere werkveld. - Uitwerken van ondersteuningsmateriaal voor professionelen: brochures, tijdschrift, adviesteksten, website. Naar het beleid: Uitbouw van een werking die zich zowel richt naar het beleid van voorzieningen als het overheidsbeleid. - Deelnemen aan structureel en ad hoc overleg ifv van advisering op basis van aandachtspunten van (ex)cliënten. - Ondersteuning, voorbereiding van cliëntinbreng op beleidsfora, al of niet samen met (ex)cliënten, steeds op basis van het cliëntperspectief. - Ondernemen van beleidsbeïnvloedende acties, al of niet samen met (ex)cliënten, steeds op basis van het cliëntperspectief. Naast deze vrij concrete opdrachten, gericht op de direct betrokken actoren in de jeugdhulp, nemen de cliëntorganisatie ook een ruimere taak op. Stimuleren van een participatieve hulpverlening en een positieve beeldvorming. - Visie ontwikkelen en uitdragen. - Opvolgen maatschappelijke tendensen en relevante beleidsontwikkelingen. - Aanleggen van een databank van bronmateriaal met adviezen, ervaringen, getuigenissen, aandachtspunten vanuit cliëntperspectief en ontsluiten van deze cliëntinbreng. - Bekendmaking, communicatie via eigen acties, naar een ruimer publiek. - Aanbod naar studenten. - Aanbod naar de media ifv bekendmaking en beeldvorming. Opdrachten ifv de uitbouw van een coherente werking op bestuurlijk, financieel, administratief en logistiek vlak. - Sturing van de werking in samenspraak met de Raad van Bestuur en de Algemene vergadering. - Opvolgen van de teamwerking en supervisie van de medewerkers. - Jaarverslag uitwerken en voorleggen. - Evalueren van de werking en verslaggeving van evaluaties naar relevante betrokkenen. - Uitbouw vrijwilligerswerking (vrijwillige (ex)cliënten die een opdracht vervullen op vraag). - Opvolgen van administratieve verplichtingen tav medewerkers en vrijwilligers. - Financieel overzicht houden ifv boekhoudkundige verantwoording. - Praktische zaken: huisvesting, ICT netwerk, beheer website, bibliotheek, aankopen.. 4 Gemeenschappelijke standpunten uitbouw van cliëntorganisaties.
4. Organisatiestructuur en vereiste middelen: Twee Vlaamse VZW s: één voor jongeren; één voor ouders met daaronder projectwerkingen op provinciaal niveau. Motivatie voor deze keuze: - De aanpak is anders voor jongeren en ouders; de methodieken moeten anders zijn. - Het is duidelijk wie het aanspreekpunt is voor de verschillende doelgroepen ifv. verschillende belangen toch wat betreft jongeren versus ouders. - Gescheiden middelen ifv ontplooiing van de verschillende werkingen. - De regionale werkingen blijven best in nauw contact met de werkvloer, vermits daar de effecten dienen duidelijk te worden. Middelen die wij als noodzakelijk zien voor de uitbouw van een ouderwerking in de jeugdhulpverlening. Wij gaan daarbij uit van wat noodzakelijk is om de huidige werkingen verder te zetten en een werking over heel Vlaanderen uit te bouwen. Noodzakelijke middelen in startsituatie. - 1 coördinator op Vlaams niveau (barema K5). - 1 halftijdse administratieve kracht op Vlaams niveau (barema A1). - 4 voltijdse medewerkers, één voor de provincie Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant (de provincies waar nu gewerkt wordt), barema B1B. Wij gaan uit van op termijn een noodzakelijke territoriale uitbereiding: - Voor West-Vlaanderen: 1 full-time-equivalent. - Voor Brussel: ½ full-time equivalent. - Voor Antwerpen is er omwille van de grootte van de provincie bijkomend nood aan 1/2 FTE. 5. Belangrijke partners/netwerken. Voor het aspect cliëntinbreng naar Integrale Jeugdhulp, dient een cliëntwerking verbinding te hebben met andere regionale organisaties die specifieke doelgroepen benaderen. Daarnaast gaan we ervan uit dat er ook een inhoudelijke uitbreiding noodzakelijk zal zijn, voortbouwend op de huidige contacten die er al zijn met voorzieningen buiten de klassieke bijzondere jeugdzorg en een aantal specifieke doelgroepen. Hiervoor zal op termijn een extra 0,5 medewerker per provincie nodig zijn. Wij hopen dat maximaal aan deze vraag kan tegemoet gekomen worden. 5 Gemeenschappelijke standpunten uitbouw van cliëntorganisaties.