Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 13 juni 2017

Vergelijkbare documenten
Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 28 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 6 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 oktober 2017

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 18 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 januari 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 7 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 3 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 25 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 19 september 2017

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 april 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 8 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 21 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 december 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 10 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 17 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 2 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 21 februari 2019

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

mr. S.C. Welschen, jurist afdeling Kennis, tevens advocaat bij Vereniging Eigen Huis Datum: 13 december 2017 Onderwerp: Notitie bewijsvermoeden

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 22 december 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 30 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 15 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

1. Rechtvaardig. 1. Uitgangspunten

Expertise- Taxaties- Advisering

Het wonder van het bewijsvermoeden in een bestuursrechtelijke jas. Prof. mr Peter van Buuren 24 april 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ter zake van een geschil tussen M.M., hierna te noemen: opdrachtgever, de besloten vennootschap D. B.V., hierna te noemen: aanneemster,

Even voorstellen: Eddie van Marum. Contra expert aardbevingsschade

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

BIJLAGE 3 BIJ SAMENWERKINGSAFSPRAKEN NAM-EZ-NCG REGLEMENT ARBITER BODEMBEWEGING EERSTE AFDELING - ALGEMEEN

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Artikel 1 - Definities In dit reglement hebben de volgende woorden en uitdrukkingen de volgende betekenis:

van naar Drie Protocollen

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Samenvatting. 1. Procedure

Zaaknummer : S21-75 Datum uitspraak : 16 maart 2017 Plaats uitspraak : Zeist

(Kort geding) ter zake van een spoedgeschil tussen. J.H., hierna te noemen opdrachtgever,

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

Bijlage 1. Deze bijlage behoort bij het Aanvraagformulier contra-expertise.

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

Alle schademelders die vanaf 11 juni 2018 een aanbod van NAM ontvangen hebben hiermee vier weken de tijd om te reageren.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Samenvatting. 1. Procedure

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 23 d.d. 24 januari 2011 (prof. mr. C.E. du Perron, voorzitter)

Contra-expertise mijnbouwschade

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBAMS:2016:38

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. R.E. van Lambalgen, secretaris)

de besloten vennootschap NEDASCO B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

Presentatie onderzoek TU Delft en vervolgstappen

ter zake van een geschil tussen M. B. hierna te noemen opdrachtgeefster, e i s e r e s,

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 maart 2011.

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

de naamloze vennootschap Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

Autotrust Europe B.V., gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

Aan de vooravond van een nieuwe schadeorganisatie, een nieuw protocol en een nieuw kabinet

Zaaknummer : S Datum uitspraak : 15 mei 2018 Plaats uitspraak : Zeist

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

B., hierna te noemen onderneemster,

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

9 oktober 2017 ASWA Appingedam

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Allianz Benelux N.V., gevestigd te s-hertogenbosch, hierna te noemen Verzekeraar.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

1.2 De Bank heeft zich bij brief van 15 mei 2015 uitgelaten over de ontvankelijkheid van Belanghebbenden in het beroep.

ter zake van een geschil tussen 1. A. P., 2. T. P., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s,

Transcriptie:

uitspraak ARBITER BODEMBEWEGING Zaaknummer: 16/275 Meldingsnummer: [ ] Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 13 juni 2017 inzake [naam], wonende te Haren, eigenaar van het pand aan de [adres] te Haren, hierna ook te noemen: de eigenaar, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V., statutair gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door Centrum Veilig Wonen (CVW), hierna ook te noemen: de NAM. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het aanmeldingsformulier van de eigenaar d.d. 14 november 2016 met stukken; - de zienswijze van de vervangende-eerstelijnsexpert d.d. 18 april 2017; - de oplegnotitie van het CVW d.d. 19 april 2017; - het verslag van de schouw en zitting van 2 mei 2017. Vervolgens is uitspraak bepaald op heden. De feiten In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten: De NAM is concessiehoudster voor de aardgaswinning uit het Groningenveld. Deze aardgaswinning veroorzaakt aardbevingen die schade tot gevolg hebben. Het pand in 1984 is gebouwd. De eigenaar heeft op 9 februari 2016 bij de NAM schade aan het pand door aardbevingen gemeld. Op 4 maart 2016 heeft een schade-expert van Noordelijk Schade Taxatie Bureau BV (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van de NAM het pand onderzocht. In het van dat onderzoek opgemaakte rapport van 16 maart 2016 worden 3 schadenummers vermeld. Door de eerstelijnsexpert worden schadenummers 1 tot en met 3 als C-schade gekwalificeerd (schade die niet zelfstandig in verband gebracht kan worden met aardbevingen worden aangemerkt).

zaaknummer: 16/275 2 Omdat de eigenaar het niet eens was met de bevindingen van de eerstelijnsexpert, heeft hij een contra-expertise aan het pand laten uitvoeren door een schade-expert van TMS Holland (hierna: de contra-expert). In het van de contra-expertise opgemaakte rapport van 18 juni 2016 worden, van de reeds door de eerstelijnsexpert gerapporteerde 3 schades, door de contra-expert schadenummers 1 tot en met 3 als B-schade (schade die reeds aanwezig was maar verergerd is ten gevolge van de aardbeving(en)) gekwalificeerd. Op 27 oktober 2016 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen een schade-expert in opdracht van het CVW en de contra-expert. De resultaten van dit gesprek zijn vastgelegd in een zogenaamde combi-akte. In dit schriftelijk stuk, getekend door de beide experts op 27 oktober 2016, is verklaard dat beide experts tijdens het overeenstemmingsoverleg niet tot overeenstemming zijn gekomen. Het geschil Tussen partijen is in geschil of de schadenummers 1 tot en met 3 door aardbeving(en) zijn ontstaan dan wel verergerd. Wanneer de schades gevolg zijn van aardbeving(en) door gaswinning, dan is de NAM, als eindexploitant van de gasvelden in Groningen ingevolge het bepaalde in artikel 6:177 BW (kwalitatief) aansprakelijk voor de schade. De eigenaar houdt de NAM aansprakelijk voor de door hem aan het pand gemelde schades en vordert vergoeding en/of herstel daarvan. De NAM voert verweer, samengevat inhoudende dat geen sprake is van door aardbeving(en) veroorzaakte schade aan het pand. De beoordeling Bewijsvermoeden Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt in gevolge het thans geldende artikel 6:177a lid 1 BW vermoed dat die schade veroorzaakt is door de exploitatie van dat mijnbouwwerk. De aardbevingen in de provincie Groningen veroorzaken veel voorkomende en vaak gelijksoortige schade, zoals scheuren in het metselwerk en de afwerkingen van gevels, binnenwanden en plafonds van woningen. Dit soort schade kan naar het oordeel van de arbiter in ieder geval worden aangemerkt als fysieke schade die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem door gaswinning zou kunnen zijn. In de Oplegnotitie Arbitragezaak dossier 16/275 van 19 april 2017, die het CVW heeft ingediend, geeft het CVW te kennen dat in artikel 6:177a BW staat opgenomen dat het bewijsvermoeden enkel dient te worden toegepast bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem [ ] zou kunnen zijn. Het bewijsvermoeden kan niet worden aangenomen nu de schade in het pand volgens het CVW lichte scheurvorming betreft die naar haar aard is veroorzaakt door bouwkundige autonome oorzaken en juist geen schade betreft die naar haar aard veroorzaakt is of kan zijn door aardbevingen. Voorts stelt het CVW dat tussen de eerstelijnsexpert en de contra-expert vaststaat dat de scheurvorming primair niet door aardbevingen is veroorzaakt. De contra-expert heeft immers geoordeeld dat de schades reeds aanwezig waren. In een dergelijk geval kan dan ook geen bewijsvermoeden worden aangenomen, aldus het CVW.

zaaknummer: 16/275 3 De arbiter overweegt dat het door het CVW gestelde eraan voorbij gaat dat de aard van de schade betrekking heeft op het karakteristiek van de schade en niet de oorzaak van de schade. Scheurvorming is naar het oordeel van de arbiter inherent aan schade die naar haar aard aardbevingsschade zou kunnen zijn. Dat de schades volgens het CVW veroorzaakt zijn door bouwkundige autonome oorzaken en derhalve geen schades die naar haar aard door aardbeving(en) kunnen zijn ontstaan, gaat naar het oordeel van de arbiter tevens niet op nu de oorzaak van de schades juist het geschilpunt is tussen partijen. Voorts is de arbiter van oordeel dat tussen de eerstelijnsexpert en de contra-expert niet vaststaat dat de scheurvorming primair niet door aardbevingen is veroorzaakt. In het contra-expertiserapport onder schade 1 stelt de contra-expert immers dat hij het aannemelijk acht dat de scheurvorming is veroorzaakt dan wel verergerd door trillingen dan wel bodembeweging. Dat neemt niet weg dat in het geval de contra-expert wel van mening was dat alle schades reeds aanwezig waren maar verergerd zijn ten gevolge van de aardbeving(en), de verergering van de schade ook scheurvorming betreft dat zou kunnen zijn veroorzaakt door aardbeving(en). De arbiter is dan ook van oordeel dat de scheurvorming, bestaande uit schades 1, 2 en 3 wel schade betreft die naar haar aard redelijkerwijs als gevolg van bodembeweging door mijnbouwwerkzaamheden ten behoeve van het winnen van gas zou kunnen zijn. De arbiter hanteert dit bewijsvermoeden in elk geval voor de gehele provincie Groningen, omdat voldoende harde criteria voor een andere geografische afbakening ontbreken. Nu de schade(s) zich voordoet in de plaats Haren, is de arbiter van oordeel dat de schade is ontstaan in het gebied waar zich bodembeweging kan voordoen als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. Hier vindt het wettelijk bewijsvermoeden dan ook toepassing. Het is dan ook aan de NAM om dit bewijsvermoeden ten aanzien van deze schade te ontzenuwen. Ter beoordeling ligt thans voor of de NAM daarin is geslaagd. Schadenummers 1 tot en met 3 Ten aanzien van de afzonderlijke schades overweegt de arbiter het volgende. In het eerstelijnsrapport wordt vermeld dat schadenummers 1 tot en met 3 niet beving gerelateerde schade betreft. Vaststaat dat schadenummers 1 tot en met 3 door de eerstelijnsexpert als C-schade zijn gekwalificeerd met de beperkte toelichting spanning en zetting in constructie i.c.m. thermische werking van houtkachel (1), spanning en zetting in constructie (2 en 3). De vervangende-eerstelijnsexpert heeft in zijn zienswijze aangegeven dat de schade ontstaan is ten gevolge van het doorbuigen van de begane grondvloer. Volgens de vervangende-eerstelijnsexpert is de woning opgebouwd uit gemetselde spouwmuren met isolatie en is de fundering op de bestaande of verbeterde ondergrond onder het maaiveld aangebracht. De begane grondvloer is een betonnen systeemvloer, aldus de vervangendeeerstelijnsexpert. Voorts stelt de vervangende-eerstelijnsexpert dat voor deze fundering er sprake dient te zijn van een voldoende draagkrachtige ondergrond direct onder het maaiveld. In de zienswijze staat voorts, voor zover thans van belang: De woning is voorzien van een systeemvloer als begane grondvloer. Deze systeemvloer heeft een grote overspanning van 5.850mm De scheurvorming bevind zich in de woonkamer, hal en keuken. De scheurvorming bevind zich ten opzichte van elkaar in dezelfde lijn.de scheurvorming verloopt van zeer smal naar boven breed dat duidt op een zetting / zakkingschade. Aan de scheurvorming is zichtbaar dat dit al een langer durend proces is. De scheurvorming loopt niet door deze vertakt Bij een beving ontstaat er een scheurvorming die doorloopt en niet vertakt, de scheurvorming is dan ook scherp en vers. De

zaaknummer: 16/275 4 hier aangetroffen scheurvorming is niet scherp en vers en is in het verleden al eens hersteld. Indien er scheurvorming door een beving optreed, zien we deze meestal in de hoeken waar twee muren haaks op elkaar staan of bij kwetsbare aansluitingen. De schadekenmerken geven geen aanleiding te veronderstellen dat de schade recent is ontstaan (niet scherp, en in het verleden al eens hersteld). Verergering in de vorm van verlenging of verbreding van de scheur is eveneens niet waargenomen. De waarneembare schadekenmerken geven geen aanleiding te vermoeden dat de scheur recent is ontstaan. Voorts heeft de vervangende-eerstelijnsexpert een onderzoek laten door naar de draagkracht van grondvloer door Adviesbureau Constructies Blauw (hierna: ACB). In dat onderzoek wordt aangenomen dat de grondvloer een zogenaamde broodjesvloer betreft. ACB komt door middel van bouwkundige berekeningen tot de conclusie dat een overspanning van 5,850m voor dit type begane grondvloer niet geschikt is voor het (ook nog) dragen van de genoemde Ytong-wanden, zonder dat dit scheurvorming van deze wanden ten gevolge heeft. Ter gelegenheid van de schouw heeft de vervangende-eerstelijnsexpert de vloer onderzocht. De vervangende-eerstelijnsexpert en de contra-expert hebben vastgesteld dat de vloer een broodjesvloer betreft en dat geen extra ondersteuning is aangebracht onder de overspanning. Ter zitting heeft de vervangende-eerstelijnsexpert gesteld dat de vloer de belasting van de muren niet kan dragen omdat de overspanning van de vloer te groot is. Er had volgens de vervangende-eerstelijnsexpert een stukje fundering onder de vloer geplaatst moeten worden. Door de contra-expert is gesteld dat de aangedragen oorzaken in het eerstelijnsrapport onwaarschijnlijk zijn. Het is volgens de contra-expert aannemelijk dat de scheurvorming veroorzaakt dan wel verergerd is door trillingen dan wel bodembeweging. Voorts stelt de contra-expert dat zetting in een 32 jaar oude woning niet een reële conclusie als oorzaak voor de scheurvorming is. Ter gelegenheid van de zitting is door de contra-expert gesteld dat het niet uit te sluiten is dat de schades niet door aardbevingen zijn veroorzaakt omdat schades op verschillende manieren kunnen ontstaan. De arbiter overweegt dat de vervangende-eerstelijnsexpert de door hem aangevoerde oorzaken voldoende heeft onderbouwd. Mede gezien het bouwkundig onderzoek naar de draagkracht van de vloer en het feit dat deze oorzaak niet, althans onvoldoende, door de contra-expert ter gelegenheid van de schouw en zitting is weersproken, acht de arbiter de motivering die zowel in de zienswijze als tijdens de zitting door de vervangendeeerstelijnsexpert wordt gegeven, onvoldoende draagkracht van de grondvloer, een plausibele verklaring voor het ontstaan van de schade. Naar het oordeel van de arbiter heeft de NAM het bewijsvermoeden met betrekking tot de schades genummerd 1 tot en met 3 uit het eerstelijnsrapport daarmee voldoende weerlegd. Nu de NAM het bewijsvermoeden heeft weerlegd, is het aan de eigenaar om het causaal verband tussen aardbeving(en) en de schades aan te tonen. Hierin is de eigenaar naar het oordeel van de arbiter niet geslaagd. De stelling van de contra-expert dat de scheurvorming veroorzaakt dan wel verergerd is door trillingen dan wel bodembeweging is niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Slotsom Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, komt de arbiter tot de slotsom dat de NAM niet aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van de schades genummerd 1, 2 en 3 uit het eerstelijnsrapport van 16 maart 2016 nu de NAM het bewijsvermoeden ten aanzien van deze schades heeft ontzenuwd en de eigenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schades zijn

zaaknummer: 16/275 5 veroorzaakt dan wel verergerd door aardbeving(en). De beslissing De arbiter: - stelt vast dat de NAM niet aansprakelijk is voor vergoeding/herstel van de in deze procedure in het eerstelijnsrapport geconstateerde schades aan het pand, genummerd 1, 2 en 3; - wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus beslist door mr. J. van der Hulst, Arbiter Bodembeweging op 13 juni 2017, bij afwezigheid getekend door mr. P.J. van Steen. secretaris arbiter