Mens en maatschappij leerjaar 1 / vmbo-kgt 2e editie Thema 1 Wie ben ik? ANTWOORDMODEL thema schrift

Vergelijkbare documenten
Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie

Ik en de maatschappij. Reizen

Werkwoordspelling 2 Toelichting en Antwoorden

Stenvert. Taalmeesters 6. Zelfstandig werken Taal Groep 8 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 6 Antwoorden Groep 8

42 blok 6. Een huis inrichten. Teken de meubels in het huis. Plaats ze waar jij wilt. Vul in. Hoeveel eet elke hond? Hoeveel kilo vlees?

Stenvert. Rekenmeesters 5. Zelfstandig werken Rekenen Groep 7 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Rekenen Rekenmeesters 5 Antwoorden Groep 7

Klokboek A Werkboek. Groep 4-5

Mens en maatschappij leerjaar 1 / vmbo-kgt 2e editie Thema 5 De stad ANTWOORDMODEL thema schrift _Mundo_KGT_TS5_AWM.

Kwt opdracht atlas gebruik

KWT opdracht Atlas gebruik

Begeleide interne stage

1. Geef de titels van de kaarten die horen bij de bladzijden van de Grote Bosatlas.

4. Een vervolgopleiding kiezen

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Mens en maatschappij leerjaar 1 / vmbo-kgt 2 e editie Thema 2 Wat eten we vandaag? ANTWOORDMODEL thema schrift

ONTDEKKINGSREIZIGERS en AVONTURIERS. Van:

Een deel van het onderzoek doe je met z n tweeën, het andere deel doe je zelfstandig. Dit onderzoek telt als repetitie A en B.

Stenvert. Taalmeesters 2. Antwoorden. Taalmeesters 2. Zelfstandig werken. Antwoorden. Groep 4. Taal COLOFON COLOFON

Meander. Aardrijkskunde WERKBOEK

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Wet van Ohm. J. Kuiper. Transfer Database

5.1 De kaart van Nederland

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Spanning. J. Kuiper. Transfer Database

Spelend leren, leren spelen

NEDERLANDS Spreken en gesprekken voor 1F Deel 4 van 5

Atlas. Mens en Maatschappij GG. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Grafieken en tabellen

Groep 7/8. 0 Hoofstuk. Groep 7/8

Taal op niveau Spreken Op weg naar niveau

Ik en de maatschappij. Vrije tijd

Atlasgebruik 53e hv123

Atlasgebruik 53e hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Hoe maak je een werkstuk?

Meander. Aardrijkskunde WERKBOEK

3. Een opleidingsdomein kiezen

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

naam WERKBLAD in de buurt van de school Bekijk de buurt waar de school staat. Probeer de vragen te beantwoorden.

Staphorst op de kaart

1. Luisteren. 2. Luisteren

Stenvert. Taalmeesters 3. Zelfstandig werken Taal Groep 5-6 Antwoorden. Zelfstandig werken Stenvert Taal Taalmeesters 3 Antwoorden Groep 5-6

staat waar iedereen uit de klas woont

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

Edu4all LOB. 1. Leren Kiezen. Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek.

Uitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6

algemene instaptoets a b c jaargroep 7 naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar?

Mijn tafelboek 1 Werkboek

Cursus. Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen in GGZ

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

Ik en de maatschappij. Ik en wij

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Stroom. J. Kuiper. Transfer Database

1 Zet in de goede volgorde. Van klein naar groot.

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep.

Ik en de maatschappij. Regels en wetten

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Tijd voor jezelf

REKENEN VERHOUDINGEN Verhoudingen voor1f

Feest in de Boeskoolstad

DE STAD. Projectboek Mens en Maatschappij HET HOOGHUIS. ZUID/WEST Leerjaar 1 b/k

Training. Begeleiden

Cursus. Begeleiden en zorgen in kleinschalig wonen

Nederlands. Luisteren. Voor 1F Deel 1 van 2

Nederlands Luisteren Voor 1F Deel 2 van 2

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

NEDERLANDS. Schrijven. voor 1F Deel 3 van 5

1. Je krijgt van je juf of meester een plaatje. Bekijk het plaatje goed.

Een kasteel in de buurt bezoeken

Cursus. Vakinhoud en leergebieden primair onderwijs (geschiedenis)

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

Initiatiefnemer Ben Vaske, Stichting Expertisecentrum Oefenen.nl. Projectmanagement Claudette Verpalen, Utrecht

Cursus. Begeleiding vrijwilligers en mantelzorgers

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Atlasgebruik 53e vmbo12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

Voorbereidende interne stage

Ik en de maatschappij. Meedoen en meepraten

Atlasgebruik 53e vmbo12

Ten noorden van de evenaar ligt het noordelijk halfrond. Ten zuiden daarvan het zuidelijk halfrond.

Nederlands. Woordenschat Dienstverlening en zorg

REKENEN. Meetkunde voor 1F Deel 2 van 2

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Hoe maak je een werkstuk?

Een kaart wordt op schaal getekend. Dat is een verkleining van de werkelijkheid.

Rekenen verhoudingen. Procenten voor 1F

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

MOERASBOS IN STADSHAGEN. Thema: natuur

God gaat met je mee. Leeftijd: 9-12 Thema: bijbel, bijbelse personages, God, reizen, vertrouwen

i n s t a p b o e k j e

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Regels en wetten

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Nederlands. Schrijven. voor 1F Deel 1 van 5

Werken binnen commercieel groen

Samenvatting Aardrijkskunde samenvatting aardrijkskunde de geo H1 havo/vwo

Cursus. Opvoeden en opgroeien in de buurt

Vollenhove Wonen op een havezate

Leren als een expert!

werkbladen thema 5 werk

REKENEN METEN EN MEETKUNDE. Meetkunde voor 1F Deel 1 van 2

Nederlands. Woordenschat Dienstverlening en economie

Docentenhandleiding bij Elektrotechnisch tekenen Basiskennis

Cursus. Ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding

Jouw avontuur met de Bijbel

Transcriptie:

2e editie www.mundo-online.nl Mens en maatschappij leerjaar 1 / vmbo-kgt Thema 1 Wie ben ik? ANTWOORDMODEL thema schrift 1

Inhoud Hoe werk je met Mundo? 4 Start 6 Blok 1 Mijn eigen omgeving 8 Menukaart 1 16 A Oude wereldkaarten B Plan een reis C Bouw zelf een kompas Blok 2 Mijn familie 20 Menukaart 2 28 A Maak je eigen fossiel B Schatkist voor de toekomst C Lijken uit de prehistorie Blok 3 Mijn land 32 Menukaart 3 40 A Voetbal B Typisch Nederlands C Ministaatjes Blok 4 Ik 44 Eindsprint 50 Begrippen 52 Illustratieverantwoording 54 ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 15. ISBN 978 9006 48818 0 Tweede druk, eerste oplage ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www. auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Mundo 2e editie is mede gebaseerd op Mundo 1e editie. Aan Mundo 1e editie werkten mee: Kirsten Bos, Liesbeth Coffeng, Jeanine Cronie, Mariska Jansen, Marieke Kleinhuis, Jeannette Kooistra, Juul Lelieveld, Brigitte van Meurs, Eva Noort, Marieke van Osch, Theo Peenstra, Paul Scholte, Ferry Siemensma, Floris Ternede, Barbara Visschedijk, Jaap-Hein Vruggink. Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Mens en maatschappij 2 e editie Themaschrift 1 Wie ben ik? ANTWOORDMODEL leerjaar 1 / vmbo-kgt Auteurs: Liesbeth Coffeng, Ilse Ouwens, Theo Peenstra Eindredactie: Liesbeth Coffeng & Theo Peenstra

4 Hoe werk je met Mundo? Voor je ligt het themaschrift van Mundo. Je hebt dit themaschrift samen met het lesboek elke les nodig voor mens en maatschappij. Op deze pagina s zie je hoe je met het themaschrift gaat werken. Intro Hier lees je een korte beschrijving van waar dit blok over gaat. Het themaschrift is op een vaste manier opgebouwd: De Start: dit is de themaopening. Blokken met opdrachten. Na blok 1, 2 en 3 een menukaart met keuzeopdrachten. Eindsprint met afsluitende opdrachten. Begrippen: uitleg van de belangrijkste begrippen. opdracht 1 De opdrachten die je gaat maken, kunnen door jou of je leraar of lerares worden aangekruist. In het themaschrift staan de opdrachten die je gaat maken. Je doet dat vaak met het lesboek. Bij de opdrachten heb je soms nog andere hulpmiddelen nodig. Dat wordt aangegeven met symbolen. Hieronder kun je lezen wat die betekenen: a b c d Bij deze opdracht heb je de atlas nodig. Bij deze opdracht heb je de computer nodig. Bij deze opdracht ga je samenwerken. Bij deze opdracht heb je extra spullen nodig, bijvoorbeeld een schaar of lijm. 8 Blok 1 opdracht 1 Landen rond de Middellandse Zee Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 1. 1a Wat is de deelvraag van dit blok? 1b titel Elk jaar brengen veel Nederlanders hun vakantie door in een land aan de Middellandse Zee. In juli en augustus staan er heel lange files op de Franse snelwegen en daar komen veel Nederlandse gezinnen met hun caravan in terecht. Jongeren pakken massaal de bus of het vliegtuig naar de Spaanse stranden. Waarom is dit deel van Europa zo in trek bij vakantiegangers? DEELvraaG van DIt BLok: Hoe ziet het Middellandse Zeegebied eruit? Welk onderwerp hoort bij welk tekstblokje? Geef in figuur 1 met pijlen aan wat bij elkaar hoort. Warm en zonnig Het land Druk en rustig Het Romeinse rijk Romaanse en andere talen Chinees op school Toerisme Afstand 1c Welke bron in dit blok spreekt jou het meeste aan? Leg uit waarom. Bron opdracht 2, want Lees op bladzijde 8 van het lesboek de tekst Warm en zonnig. a Gebruik de atlas. 2a Maak de tabel van figuur 2 af. Gebruik GB 77B (BB-) en 77C (BB 56B). 2b Zoek de temperatuur in Athene en Amsterdam in januari en juli op. Zet die in de tabel van figuur 3. Gebruik GB 194E2 en E3 (BB 114D). 2c De blauwe staafjes geven de hoeveelheid neerslag aan per maand. Schrijf in figuur 3 op in welke maand de meeste neerslag valt in Athene en in Amsterdam. 2d Welk klimaat hebben de twee steden? Amsterdam: Athene: 2e Het verschil in klimaat komt doordat Zuid- Europa dichter bij / verder van de Atlantische Oceaan ligt. In Zuid-Europa komt de wind in de zomer uit het westen / andere windrichtingen. Daardoor komen er in de zomer weinig / veel wolken van de Atlantische Oceaan naar Zuid- Europa. Verder ligt Zuid-Europa zuidelijker en daardoor staat de zon er in de zomer hoger / lager. Het is er dan warm en droog. Figuur 1 onderwerp geschiedenis van het gebied talen die mensen spreken landschap wat een toerist nodig heeft in een gebied waar mensen wonen afstand in kilometers en tijd gerekend taalonderwijs in Nederland klimaat Deelvragen Ieder blok begint met een deelvraag. Aan het eind van het blok kun je die deelvraag beantwoorden. figuren Figuren zijn plaatjes en tabellen waarin jij iets moet doen: kleuren, tekenen of schrijven.

opdracht 1 opdracht 1 FiguuR 1 Culturen Oude Grieken niet één groot rijk, maar verschillende... in Athene bijzondere manier van besturen:... landbouw moeilijk, oplossing: 1 h... 2 k... Romeinen groot rijk: het... rijk Romeinse cultuur verspreidt zich in het hele rijk. Dat heet:... nieuw geloof in dit rijk:... taal:... Arabieren groot rijk: het... rijk geloof:... taal:... opdracht 2 Landschap vegetatie: planten die tegen w... en d... zomers kunnen, zoals... en...... : veel hoogteverschillen Turkije taal:... geloof:... klimaat kust: M... Zeeklimaat binnenland: - veel / weinig neerslag - koude / zachte winters Klimaat heet:... Zeeklimaat zomer: d... en w... winter: n... en z... in hogere gebieden is het k... en n... Waar de mensen wonen Verdeling van de mensen in het gebied =... Meeste mensen wonen: aan de kust / in het binnenland Redenen vroeger: 1 l... 2 h... 3 v... nu: 1 l... 2 t... 3 h... opdracht 1 FiguuR 1 FiguuR 2 opdracht 2-14.000-12.000-10.000-8000 -6000-4000 -2000 1 1000 2000 opdracht 2 opdracht 3 FiguuR 3 d 0 15 14 I 250 A 2 500 km c 16 1 13 3 H 21 a 4 7 20 B b L 18 5 6 J G 8 C 17 9 10 D 19 K 11 E 22 12 F 5 Extra Vraag aan je docent of je deze extra taak mag maken. Verdieping Soms mag je deze opdracht maken van je docent, bijvoorbeeld als je tijd over hebt. Menukaart 40 Menukaart 3 Thema 3 Toerisme Menukaart 3 Op vakantie naar Turkije C Turks eten in Nederland 41 Op een rij In deze opdracht oefen je wat je hebt geleerd in dit blok. Keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig? A Moskee of kerk? Alleen Computer Hoe ziet een moskee er uit? Wat gebeurt er in een christelijke kerk? Loop door een moskee of kerk en speel het spel. B Pamukkale Samen Papier, pen Moeten er wel of niet hotels worden gebouwd in (met z n vieren) Pamukkale? Vandaag is er een vergadering over dit onderwerp. C Turks eten in Nederland Samen Internet, Turks taalgidsje Wat staat er op de menukaart? Vertaal de Turkse gerechten. A Moskee of kerk? Bb Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht Moskee of kerk?. Lees op bladzijde 25 van het lesboek de teksten Turkse restaurants en Het menu. Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 31. c Je doet deze opdracht met zijn tweeën. a Gebruik de atlas. Gebruik figuur 1 in blok 3. 1a In de tekst staan enkele Turkse plaatsen. Zoek die plaatsen op in de atlas. Teken de genoemde steden met een rode stip in figuur 1 van blok 3. Teken de ruïnes met een blauwe stip. Kleur de gebieden en wateren groen. 1b Hoe heet het Turkse restaurant in jouw woonplaats? Als dat ook een plaats in Turkije is, zet die dan op de kaart van figuur 1 van blok 3. Gebruik figuur 1 op deze bladzijde. 2a De gerechten op deze menukaart staan door elkaar. Trek een lijn van het juiste gerecht naar de juiste Nederlandse vertaling. Een paar tips: Sommige woorden komen in meer gerechten voor. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende gerechten waar het vlees aan een spies zit. Sommige Turkse woorden lijken op Nederlandse woorden. Kijk ook naar de prijs. Voorgerechten, hoofdgerechten en nagerechten staan door elkaar, maar de prijzen staan wel op de juiste plaats achter het Turkse gerecht. Tip: als je er niet uitkomt kun je gebruikmaken van een vertaalsite op internet, een taalgidsje of een klasgenoot die Turks spreekt. 2b Welke Turkse woorden kun je uit deze opdracht leren? B Pamukkale Thema 3 Toerisme Blok 4 Toerisme en recreatie in je eigen omgeving opdracht 11 verdieping 11a Met welke leus maakt Nijmegen reclame? 11b Veel dorpen en steden in Nederland hebben een slagzin waarmee ze reclame maken. Welke reclamezin heeft jouw woonplaats of streek? Tip: kijk eens op de website van je gemeente. 11c Misschien heb je geen reclamezin gevonden. En als die zin er wel is, kun je vast een betere verzinnen. Bedenk eerst wat er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder is voor toeristen en recreanten. Bedenk dan je eigen reclamezin voor jouw streek of plaats. opdracht 12 12a Bij jou in de buurt is er vast wel een recreatieterrein of zwemplas te vinden. Hoe heet dat recreatieterrein? 12b Bezoek je dat gebied wel eens? Zo ja, op wat voor soort dagen? Ja / nee, ik bezoek het gebied 12c Welke andere plaatsen, die speciaal zijn ingericht om je vrije tijd door te brengen, bezoek jij? 12d Welke recreatievoorziening zou jij in je buurt of stad graag erbij willen krijgen? Bb opdracht 13 Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht Drusus en Corbulo. opdracht 14 op een rij De letters van de Romeinse sporen zijn door elkaar geraakt. Zet ze weer in de goede volgorde. smile: schewelaag: hisbaud: ceshaspwerk: geenmijn: opdracht 15 deelvraag 15a Wat is er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder voor toeristen en recreanten? 15b Zijn er in je eigen omgeving overblijfselen uit de Romeinse tijd te vinden? Zo ja, welke en waar? 15c Wat is er te doen voor toeristen en recreanten in jouw omgeving? ExTrA oefenblad vaardigheden Vraag aan je docent of je het extra oefenblad Bronnen gebruiken moet maken. Kennen en kunnen Als je klaar bent met dit blok kun je: op de kaart aanwijzen waar de grens van het Romeinse rijk in Nederland lag. uitleggen hoe de Romeinen hun grens bewaakten. voorbeelden noemen van voorwerpen die van de Romeinen in Nederland teruggevonden zijn. uitleggen waarom Nijmegen een geschikte plek was voor een Romeins fort. een voorbeeld geven van de manier waarop steden met hun geschiedenis mensen proberen te trekken. uitleggen waarom gemeenten mensen met evenementen en voorzieningen naar hun stad proberen te trekken. voorbeelden noemen van recreatievoorzieningen in je eigen omgeving. Begrippen: limes Tijdwijzer: Tijd van Grieken en Romeinen Ga naar: www.mundo-online.nl Kennen en kunnen Na ieder blok staat er een overzicht van alles wat je moet kennen en kunnen voor je toets. 47 Lees op bladzijde 24 van het lesboek de tekst Pamukkale. Bekijk op bladzijde 24 van het lesboek de bronnen 29 en 30. c Deze opdracht doe je met z n vieren. In Pamukkale wordt al jaren gediscussieerd over het wel of niet bouwen van nieuwe hotels. Vandaag is er een vergadering over dit onderwerp. De deelnemers zijn: A de burgemeester van Pamukkale; B een winkelier uit Pamukkale; C een lid van de bewonersraad; D een milieuactivist. 1a Beantwoord de vragen op een apart vel papier. Verdeel de rollen. De burgemeester is bij de vergadering de voorzitter. Hij/zij heeft nog geen standpunt ingenomen. Hij/zij zal tijdens de vergadering naar de mening luisteren van de verschillende deelnemers om tot een beslissing te komen. Als je de burgemeester bent, schrijf dan op waar je op gaat letten in de vergadering. Hier mag je kiezen welke van de keuzeopdrachten je wilt doen. Er zit altijd één opdracht bij die je op de computer doet. Eindsprint 50 Eindsprint Bekijk het schema in figuur 1. Maak het schema in figuur 1 compleet. 1a Vul de woorden waarvan al een letter is gegeven aan. 1b Middellandse Zeegebied Maak een agenda: een programma van de vergadering met beurten voor de deelnemers om eerst hun standpunten te vertellen en daarna te beargumenteren. Aan het eind van de vergadering neemt de burgemeester een beslissing en legt uit waarom. Als je een van de andere personen bent, dan schrijf je in één zin op wat je vindt van het plan om hotels te bouwen in Pamukkale. Schrijf nu zoveel mogelijk argumenten op voor je mening. 2a Schrijf in twee zinnen op welke beslissing de burgemeester heeft genomen en welke argumenten hij/zij noemde. 2b Is er nog een andere groepje dat deze keuzeopdracht heeft gedaan? Zo ja, dan vertellen de burgermeesters elkaar kort welke beslissing ze hebben genomen en waarom. Schrijf de beslissing van het andere groepje op. 2c Welke argumenten had het andere groepje voor die beslissing? 1b Zet de volgende woorden op de goede plek: islam Middellandse Arabisch stadstaten olijfboom christendom cipres reliëf Latijn bevolkingsspreiding Romeinse romanisering christendom islam Arabische democratie. Dit zijn afsluitende opdrachten aan het eind van het thema. Je vult een schema in en herhaalt zo nog een keer de belangrijkste begrippen. Hierdoor ontdek je of je alles goed kent. Ș iș kebab Yoĝ urtlu Adana kebab Ali Nazik Karıș ık ș iș Peynirli Sigara Böreĝ i Kavun ve Peynir Dana Ș iș Biber ve Kuru Patlican Dolması Balık Çorbası Mercimek Çorbasi Baklava Thema 3 Toerisme Eindsprint 17,50 16,75 18,50 18,50 7,25 5,75 17,50 15,50 6,00 5,00 4,00 Bekijk op bladzijde 28 van het lesboek de Tijdwijzer. Bekijk de tijdbalk in figuur 2. 2a Kleur op de tijdbalk: de tijd van jagers en boeren: geel de tijd van Grieken en Romeinen: rood 2b Schrijf de volgende letters bij de tijdbalk: A 500 v.chr.: bloeitijd van Athene B 1: geboorte van Christus C 100 n.chr: Romeinse rijk op zijn grootst D 500 n.chr: val van het Romeinse rijk 2c Wat kom je nu nog tegen van de oude Grieken? 2d Wat kom je nu nog tegen van de Romeinen? 3a Bekijk de kaart in figuur 3. Zet de naam van het land of eiland achter de letters. A D B E C F Turkse kaas in bladerdeeg met peterselie en verse munt Geitenkaas geserveerd met suikermeloen Stukjes kalfsvlees geserveerd aan de spies Spiesen met kipfilet, kalfsvlees en pittig gekruid lamsgehakt Pittig gekruid lamsgehakt van de spies, geserveerd met speciale tomatensaus en Turkse yoghurt. Traditioneel Turks uit Adana Traditionele Turkse linzensoep Gevulde paprika en gedroogde aubergine met groente en rijst, gegratineerd met Turkse kaas Stukjes lamsvlees geserveerd aan de spies Gebakken kalfsvlees geserveerd op een bedje van fijn gesneden aubergine en Turkse yoghurt met knoflook Gebak van bladerdeeg met honing en walnoten Rijkelijk gevulde vissoep G J H K I 3b Zet de naam van de stad, zee of rivier achter de cijfers. 1 12 2 13 3 14 4 15 5 16 6 17 7 18 8 19 9 20 10 21 11 22 3c Zet de naam van het gebergte achter de letters. a c b d 51 www.mundo-online.nl Bij ieder blok vind je op www.mundo-online.nl ict-opdrachten, films, animaties en oefentoetsen.

6 START Thema 1: Wie ben ik? opdracht 1 opdracht 3 1a 1b 1c Je zit in een nieuwe klas. Je hebt waarschijnlijk de laatste weken veel nieuwe klasgenoten leren kennen. Wat vertel je over jezelf als je je voorstelt? Denk aan hobby s, woonplaats, familie, sport, enzovoort. Bedenk hoe anderen iets over jou te weten kunnen komen, zonder dat je hun iets vertelt.. Bijvoorbeeld door te kijken naar je kleding, je haar, je spullen, agenda, je gedrag. Wat kunnen anderen over jou weten als ze letten op de dingen die je bij vraag 1b hebt genoemd? 3a 3b 3c 3d Bekijk het schilderij op de bladzijden 6 en 7 van het lesboek. Waarom denk je dat verhalen over kinderen die opgroeien bij wilde dieren zo populair zijn? Het is spectaculair. Eigenlijk kan het niet. De bedenker van het verhaal over Romulus en Remus wilde van hen hele bijzondere mensen maken. Waarom denk je? Zij hadden Rome gesticht. Noem twee manieren waarop hij hen bijzonder heeft gemaakt. Ze zijn geboren uit een priesteres en een god. Ze zijn opgevoed door een wolvin. Hoe was de ontwikkeling van Romulus en Remus nadat zij door een wolvin werden opgevoed? Romulus en Remus werden gewone 2a 2b 2c 2d opdracht 2 Lees op bladzijde 7 van het lesboek de tekst Sujit Kumar, de kippenjongen. In welk land leefde Sujit Kumar? Fiji Leg uit waarom Sujit opgroeide met kippen. Omdat zijn ouders niet goed wisten wat ze met hem aan moesten. Toen Sujit door Elisabeth werd gevonden, leefde hij al jaren niet meer tussen de kippen. Hoe kon ze toch merken dat Sujit tussen de kippen was opgegroeid? Hij gedroeg zich als een kip, hij hipte rond en at als een kip en maakte tokgeluiden. Wat vertelt het verhaal van Sujit over het belang van de dingen die je als klein kind leert? Dat zijn heel belangrijke dingen voor je verdere 3e d volwassenen. Vergelijk dit met de ontwikkeling van Sujit die in een kippenhok opgroeide. Sujit kon zich niet normaal ontwikkelen doordat hij geen mensen om zich heen had. opdracht 4 lijm of kleurpotloden Mensen maken foto s en bewaren spullen als herinnering voor later. Ga op zoek naar een oude foto van iemand die je kent of een oud voorwerp (het liefst meer dan 30 jaar oud). Vraag bijvoorbeeld aan je ouders/verzorgers, opa of oma. 4a Kopieer of scan de foto of teken het voorwerp na in figuur 1. 4b Welke herinnering heeft de persoon van wie de foto of het voorwerp is eraan? ontwikkeling, je leert ze moeilijk af. 2e Bedenk waarom wetenschappers veel hebben geleerd van de ontwikkeling van Sujit, nadat hij werd gevonden. 4c Hoe kun je zien dat de foto of het voorwerp oud is? Het komt niet zo vaak voor dat kinderen worden gevonden, die niet door mensen zijn opgevoed.

Thema 1 Wie ben ik? Start 7 5c 5d Zet de letters van de volgende plaatsen op de goede plaats in de kaart. A Maastricht D Rotterdam B Utrecht E Groningen C Amsterdam F Middelburg Vergelijk jouw kaart met die van een klasgenoot. Zie je aan jouw kaart of die van je klasgenoot dingen die niet kloppen? Zo ja, verbeter dan je kaart. opdracht 6 4d Als je een voorwerp hebt gekozen: Waar wordt of werd het voorwerp voor gebruikt? 4e 5a 5b Figuur 1 Vind je de foto of het voorwerp mooi? Leg uit waarom wel of waarom niet. opdracht 5 Op de basisschool heb je aardrijkskunde gehad. Even testen wat je nog weet. Teken op een vel papier de kaart van Nederland. Zet een stip bij jouw woonplaats en zet de plaatsnaam er klein bij. Blader in het lesboek thema 1 door. Lees de titels, de tussenkopjes en bekijk de bronnen. 6a De hoofdvraag van dit thema is: Wie ben ik? Schrijf die hoofdvraag als titel bij figuur 2. 6b Schrijf in figuur 2 de deelvragen van dit thema bij het goede blok. Waar hoor ik bij? Wat is mijn omgeving en hoe werk je met kaarten? Hoe ziet Nederland en zijn bevolking eruit? Uit welke familie kom ik en hoe kom ik te weten hoe het leven vroeger was? 6c Zet de volgende onderwerpen bij het goede blok in figuur 2. Je mag een onderwerp ook bij twee blokken zetten. kaarten grenzen budget tijdvakken jaartelling Nederland waarden eigen omgeving godsdienstvrijheid imago 6d Zoek in elk blok de mooiste foto. Zet die in de laatste kolom van figuur 2. Figuur 2 Hoofdvraag: Blok Deelvraag Onderwerp Mooiste foto 1 Wat is mijn eigen omgeving en hoe werk kaarten, eigen omgeving Bron eigen je met kaarten? antwoord 2 Uit welke familie kom ik en hoe kom ik te jaartelling, tijdvakken Bron eigen weten hoe het leven vroeger was? antwoord 3 Hoe ziet Nederland en zijn bevolking er godsdienstvrijheid, Nederland, grenzen Bron eigen uit? antwoord 4 Waar hoor ik bij? budget, waarden, imago Bron eigen antwoord

8 Blok 1 Mijn eigen omgeving Je eigen omgeving bepaalt voor een belangrijk deel wie je bent. Het is het deel van de wereld dat je het beste kent. Als je daar buiten komt, is een kaart erg handig. Je kunt er de weg op vinden en ongeveer zien hoe het gebied eruitziet. Maar dan moet je wel weten hoe je een kaart moet lezen. 2a opdracht 2 Lees op bladzijde 8 van het lesboek de tekst Mijn omgeving en bekijk bron 1. Zou jij een reis door de ruimte willen maken? Streep door en vul de zin aan. Ik zou wel / niet een reis door de ruimte willen maken, want. Deelvraag van dit blok: Wat is mijn eigen omgeving en hoe werk je met kaarten? 2b Bekijk de foto van André Kuipers aan het werk in de ruimte. Wat bedoelt André Kuipers met: Je hebt het gevoel dat je gewoon op de grond aan het werk bent. Als je ergens mee bezig bent, vergeet je dat je 1a 1b opdracht 1 Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en de bronnen van blok 1. Welke teksten gaan niet over kaarten? Schrijf de titels van die teksten op. Mijn omgeving en Kijken naar het landschap. Waarvoor kun je een kaart gebruiken? Noem twee dingen. 2c zweeft. Kun je het opstijgen van een vliegtuig vergelijken met het opstijgen in een ruimteschip, denk je? Leg je antwoord uit. Nee. De versnelling van een ruimteschip is veel groter. Je wordt daardoor veel steviger in je 1 de weg vinden stoel gedrukt. 1c 1d 2 kijken hoe een gebied eruitziet Welke tekst lijkt je moeilijk? Schrijf de titel op en kruis aan waarom die tekst je moeilijk lijkt. (en) Ik begrijp de woorden in de titel niet. Ik weet niets over het onderwerp. De tekst is lang. Of: Welke tekst lijkt je makkelijk? (en) Waarom? Ik zie veel bekende woorden in de titel. Ik weet al veel over het onderwerp. De tekst is kort. Het plaatje bij de tekst zegt al waar de tekst over gaat. Of: 3a 3b 3c 3d opdracht 3 Als je uitzoomt, zie je een steeds groter / kleiner gebied. Je wilt weten waar iemand woont. Je zoekt eerst de stad op de kaart van Nederland op. Daarna zoek je op een stadsplattegrond de straat waar diegene woont. Je bent dan aan het inzoomen / uitzoomen. Als je uitzoomt, zie je steeds meer. Leg uit waarom deze zin klopt. Je ziet een steeds groter gebied, je ziet dus steeds meer van de aarde. Als je uitzoomt, zie je steeds minder! Bedenk een voorbeeld om uit te leggen dat ook deze zin klopt. Bedenk iets wat je kunt zien als je in jouw straat loopt, maar wat je vanuit de ruimte niet kunt zien. Bijvoorbeeld: huizen en auto s.

Thema 1 Wie ben ik? Blok 1 Mijn eigen omgeving 9 3e Het woord inzoomen wordt ook gebruikt door fotografen en cameramensen. Betekent inzoomen dan hetzelfde? 5d Schat nu de afstand die je in de vakanties en met familiebezoek in andere plaatsen sinds de vorige zomervakantie ongeveer hebt afgelegd. Dat is c d 4a Ja / Nee, want bij film en fotografie betekent inzoomen hetzelfde. opdracht 4 Je maakt deze opdracht met de hele klas. kaart van de omgeving van de school In deze opdracht bepaal je met je klas wat jullie eigen omgeving is. Schrijf drie plaatsen op waar jij iedere week wel een keer komt. 1 2 4a t/m 4e en 5e 6a ongeveer kilometer. Tel de antwoorden van de vragen 5b, 5c en 5d bij elkaar op. De afstand die ik dit jaar afleg is km + km + opdracht 6 km = verdieping en km. Bedenk met welke vervoermiddelen iemand vóór 1850 reisde. Lopend, te paard, met een koets of een schip. 6b Welke vervoermiddelen gebruik jij bij de reizen zoals genoemd in opdracht 5? 3 4b Zet elke plaats met een stip op de kaart. 4c Trek een lijn om het gebied waar veel stippen dicht bij elkaar staan. 4d De lijn op de kaart is de grens van de eigen omgeving van jullie klas. Omcirkel het juiste antwoord. Onze eigen omgeving is zo groot als de straat / de wijk / de stad / een aantal gemeenten / de provincie / een aantal provincies / Nederland / Europa / de hele wereld. 4e In jouw leven heb je niet alleen te maken met je eigen omgeving. Je komt er ook wel eens buiten. Noem een voorbeeld van wanneer jij buiten je eigen omgeving komt. 6c Eigen antwoord, bijvoorbeeld: auto, bus, fiets. Bedenk op welke andere manieren je ook contact hebt met andere plaatsen. Eigen antwoord, bijvoorbeeld: telefoon, internet, televisie, radio, handel. 6d De wereld is een dorp is een uitspraak die je wel eens hoort. Leg uit wat met die uitspraak wordt bedoeld. Vroeger had je alleen contact met mensen in jouw dorp. Nu, door de moderne vervoer- en communicatiemiddelen met de hele wereld. opdracht 7 5a 5b 5c opdracht 5 Lees op bladzijde 8 van het lesboek de tekst Hier en toen: Je wereld: een dorp?. Hoeveel kilometer woon jij van school (enkele reis)? Je gaat ongeveer 200 keer per jaar naar school. Naar school leg je dus 200 x 2 (heen en terug) x antwoord 5a =... km af. Bedenk naar welke bestemmingen je nog meer elke week reist. Denk aan een sportclub of winkel in de stad. Vermenigvuldig de enkele reisafstanden met 2 (heen en terug) x 40 (aantal weken in een jaar buiten de vakanties). Doe dat op een kladblaadje. Het antwoord is kilometer. 7a Lees op bladzijde 9 van het lesboek de tekst Kijken naar het landschap en bekijk bron 2. Wat is een inrichtingselement? mensen is gemaakt. 7b Noem vijf inrichtingselementen die je in bron 2 7c 7d Een onderdeel van het landschap dat door ziet. huizen, kerk, plein, lantaarnpalen, straat, waaggebouw, fabriek (rookpluim in de verte) Zijn de marktkramen in bron 2 inrichtingselementen? Leg je antwoord uit. Nee, de marktkramen staan er tijdelijk, de meeste dagen zijn ze er niet. Ze staan ook niet op een kaart. Zijn de bomen in bron 2 inrichtingselementen? Ja, ze zijn door mensen geplant.

10 8a opdracht 8 Bekijk op bladzijde 9 van het lesboek bron 3. Wat is een natuurlijk element? 8b Noem drie natuurlijke elementen die je in bron 3 ziet. 8c Een onderdeel van het landschap dat niet door mensen is gemaakt. bergtop, rotsen, gras Zijn de bomen natuurlijke elementen? Leg je antwoord uit. Ja, in dit geval wel, ze zijn waarschijnlijk niet aangeplant. In bron 2 zijn de bomen geen natuurlijke elementen. 8d Wat zou je in dit natuurlandschap toch een inrichtingselement kunnen noemen? het paadje opdracht 10 Lees op bladzijde 10 van het lesboek de tekst Werken met kaarten en bekijk de bronnen 4 en 5. 10a Vroeger werden kaarten anders getekend. Hoe kun je in bron 4 zien waar een kerk staat? Er is een kerk getekend. 10b Hoe kun je in bron 5 zien waar een kerk staat? Er staat een symbooltje (rood rondje). 10c Bedenk welk nadeel de kaart van bron 4 heeft. Voorbeelden: Je kunt niet altijd in de straat kijken, er staan huizen voor, straatnamen ontbreken. 10d Bedenk ook een voordeel van de kaart van bron 4. Bijvoorbeeld: Je kunt op de kaart zien hoe iemands huis eruitziet. opdracht 9 opdracht 11 verdieping 9a Beschrijf de route van jouw huis naar school. Schrijf op waar je links, rechts en rechtdoor gaat. Bekijk op bladzijde 10 van het lesboek bron 4. 11a Maak in figuur 1 een eenvoudige kaart van Leeuwarden in 1652. Bedenk eerst passende kleuren en symbolen voor de onderwerpen die in de legenda staan. Vul de legenda in. 11b Geef de ruimte tussen de straten steeds één kleur. 11c Teken de symbolen op de kaart. Tip: om kleine dingen beter te kunnen zien, kun je de kaart ook opzoeken op www.mundo-online.nl. 11d Wat vond je moeilijk of gemakkelijk aan deze opdracht? 11e Wat zou je een volgende keer anders doen? 9b Onderstreep in je verhaal de inrichtingselementen. ()

Thema 1 Wie ben ik? Blok 1 Mijn eigen omgeving 11 opdracht 13 Eigen antwoord. Let erop dat je kleuren kiest die passen bij de functie, bijvoorbeeld rood voor bebouwing en groen voor tuinen. Voor bijzondere gebouwen kun je simpele tekeningetjes gebruiken of de symbolen voor molen en kerk, die ook op de moderne topografische kaart worden gebruikt. d Figuur 1 opdracht 12 twee vellen tekenpapier (A4) en kleurpotloden 12a Teken een kaart van je eigen straat. Zet bijvoorbeeld gebouwen, zijstraten, bushaltes, parkeerplaatsen, lantarenpalen en bomen op de juiste plek op de kaart. Gebruik symbolen en kleuren om aan te geven wat wat is. 12b Maak een legenda bij je kaart waarin je laat zien wat de symbolen en kleuren op je kaart betekenen. 12c Maak een schaalstok bij je kaart. 12d Teken op het andere vel papier de route die je aflegt van huis naar school. Maak ook bij deze kaart een legenda en een schaalstok. 12e Leg de kaarten naast elkaar. Vergelijk beide kaarten. Welke kaart is preciezer? Lees op bladzijde 10 van het lesboek de tekst Kaarten in de atlas. Bekijk figuur 2. 13a Waarover gaat de kaart in figuur 2? De gemiddelde neerslag per jaar in Nederland. 13b Welke plaats ligt in het gebied waar de meeste neerslag valt? Apeldoorn 13c Figuur 2 is een thematische kaart / overzichtskaart. 13d Kruis aan. Welke van de volgende titels horen bij een thematische kaart? Noord-Holland Werkloosheid in de Europese Unie Campings in Drenthe Het zuidelijk deel van de Verenigde Staten Arnhem 13e Zijn de kaarten van een routeplanner thematische kaarten of overzichtskaarten? Leg je antwoord uit. Het zijn overzichtskaarten, want ze gaan niet over een bepaald onderwerp en ze hebben geen speciale titel. Figuur 2 Verschillende antwoorden zijn mogelijk. Waarschijnlijk is de kaart van de eigen straat preciezer. 12f Welke verschillen zie je nog meer tussen de beide kaarten? Bijvoorbeeld: De kaart van de eigen straat laat een kleiner gebied zien. 12g Leg uit hoe het komt dat de kaarten van elkaar verschillen. Je kent die omgeving het beste, omdat je er het vaakst bent geweest, of omdat het een kleiner gebied is.

12 opdracht 14 Bekijk nog eens figuur 2. 14a Heerlen ligt op de kaart in vak C4. Kleur het vak C4 op de kaart rood. 14b Zoek de volgende plaatsen op de kaart op. Zet erachter in welk vak op de kaart deze plaatsen staan. Leeuwarden Enschede Middelburg A3 14c Welke plaatsen liggen in vak C3? Arnhem, Nijmegen, s-hertogenbosch 14d In welk vak ligt jouw woonplaats? C1 D2 evenaar 0 1000 2000 km Figuur 3 0º route van het schip van de ontdekkingsreiziger kustlijn a opdracht 15 Gebruik je atlas. 15a Hoe heet het register met onderwerpen in jouw atlas? Grote Bosatlas: trefwoordenregister Basis Bosatlas: zaakregister 15b Op welke bladzijde in jouw atlas begint het register van topografische namen (GB) / namenregister (BB)? GB: 145, BB: 151 15c Hoeveel kaarten staan er in jouw atlas over het onderwerp aardbevingen? GB: 11, BB: 3 15d Aan de binnenkant van het omslag van een atlas vind je vaak kaarten met daarop allemaal vakken getekend. Die vakken verwijzen naar de bladzijde in de atlas waar je die kaart kunt vinden. Zitten deze bladwijzers in jouw atlas helemaal voorin of helemaal achterin? GB (52e editie): achterin, BB (2003): achterin 15e Bedenk: Een bladwijzer is handig is bij het opzoeken van: helemaal onbekende plaatsen plaatsen waarvan je al ongeveer weet waar ze liggen opdracht 16 a Gebruik je atlas. d kleurpotloden Lees op bladzijde 11 van het lesboek de tekst Noord, oost, zuid en west. Een Engelse ontdekkingsreiziger gaat rond 1500 met zijn schip op zoek naar goud en specerijen. Hij maakt onderweg steeds aantekeningen van waar hij is, waar hij land ziet en waar hij aan land kan gaan. Die gegevens zet hij op een kaart (figuur 3). 16a Verbind in figuur 3 de bekende stukken kust met elkaar. 16b Kleur het land groen en de zee blauw. 16c Vergelijk de kaart van figuur 3 met een wereldkaart in de atlas. In welk deel van de wereld heeft deze ontdekkingsreiziger gereisd? Afrika 16d Een echte Engelse ontdekkingsreiziger tekende natuurlijk ook de nulmeridiaan en de evenaar op de kaart. Vergelijk jouw kaart met de atlaskaart en teken deze lijnen in figuur 3. 16e Klopt jouw kaart van figuur 3 helemaal met de werkelijkheid? Welke verschillen zijn er? Je kaart klopt waarschijnlijk niet helemaal met die in de atlas. Je hebt sommige stukjes moeten raden. Wist je dat? Wist je dat de eerste Europeaan die rond Afrika voer, de Portugees Bartolomeus Diaz was? Hij noemde de zuidpunt van Afrika in 1488 Kaap de Goede Hoop, omdat hij hoopte dat hij een kortere route naar Indië (Zuidoost Azië) had gevonden, dan de lange route over land.

Thema 1 Wie ben ik? Blok 1 Mijn eigen omgeving 13 d opdracht 17 kleurpotloden Bekijk op bladzijde 11 van het lesboek bron 6A. Gebruik figuur 4. 17a Trek in figuur 4 de evenaar met rood over. 17b Kleur het noordelijk halfrond groen en het zuidelijk halfrond blauw. 17c De cirkels die aangeven hoe ver een plaats van de evenaar ligt, heten breedtecirkels. Kruis hieronder de juiste zinnen aan. De langste breedtecirkel is de evenaar. Alle breedtecirkels zijn even lang. De breedtecirkels liggen evenwijdig aan elkaar (= overal even ver van elkaar). Hoe verder van de evenaar, hoe hoger het getal van een breedtecirkel. Het noordelijk halfrond is groter dan het zuidelijk halfrond. Figuur 4 opdracht 18 45 o 30 o 15 o 0 o 15 o 30 o 60 o 45 o 60 o 75 o noordpool Bekijk op bladzijde 11 van het lesboek bron 6B. Gebruik figuur 5. 18a Trek in figuur 5 de nulmeridiaan en de 180 0 -meridiaan (lengtecirkels van 0 0 en 180 0 ) met rood over. 18b De halfronden zijn genoemd naar hun ligging ten oosten of ten westen van Greenwich. Kleur het oostelijk halfrond geel en het westelijk halfrond rood. 18c De cirkels die aangeven hoe ver een plaats van de nulmeridiaan ligt, heten lengtecirkels. Kruis hieronder de juiste zinnen aan. De langste lengtecirkel is de nulmeridiaan. Alle lengtecirkels zijn even lang. Lengtecirkels liggen evenwijdig aan elkaar. Lengtecirkels zijn eigenlijk maar halve cirkels. Azië ligt op het westelijk halfrond. Afrika ligt voor het grootste deel op het oostelijk halfrond. De lengtecirkels van 180 0 OL en 180 0 WL vallen samen. d 140 o 120 o 160 o 100 o Figuur 5 180 o 80 o opdracht 19 160 o 140 o 15 o een ballon en stiften In deze opdracht maak je van een ballon een aardbol. Lees de opdracht eerst een keer helemaal door voordat je begint. 19a Blaas de ballon op en knoop hem dicht. Teken met een stift een kruisje precies tegenover het knoopje. 19b Het kruisje is de noordpool, de knoop is de zuidpool. Trek nu met een stift een lijn rond de ballon, halverwege de noordpool en de zuidpool. Dit is de evenaar. 19c Trek vier lijnen van de noordpool naar de zuidpool. Zorg ervoor dat je deze lijnen goed verdeelt over de ballon. Deze lijnen zijn de nulmeridiaan, de 180 0 -meridiaan en de lengtecirkels van 90 0 OL, 90 0 WL. 19d Schrijf bij een van de lijnen 0 0, bij een lijn 180 0 en bij de lijnen ertussen 90 0 OL en 90 0 WL. Let goed op dat je OL en WL bij de juiste lijnen zet. 30 o 45 o 60 o 75 o 120 o 60 o 40 o 20 o 100 o 0 o 80 o 20 o 60 o 40 o

14 30 31 0 19e Neem nu een stift van een andere kleur. Kijk goed naar een wereldkaart, de wereldbol in de klas of de figuren 4 en 5. Teken de vorm van de werelddelen op de ballon. Om het tekenen van de werelddelen gemakkelijker te maken, kun je de vakken ook kleiner maken, door meer breedtecirkels en lengtecirkels te tekenen. 26 Figuur 6 Figuur 7 25 50 km 24 27 28 29 32 22 23 20 33 19 21 18 15 35 34 16 14 17 36 37 2 13 39 10 38 11 12 40 5 9 41 1 3 6 7 4 8 a opdracht 20 Gebruik de atlas en figuur 6. 20a Kleur je eigen omgeving op deze kaart rood. 20b Bekijk de cijfers in figuur 6 en zet hieronder de juiste plaatsnamen. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Groningen Leeuwarden Assen Emmen Zwolle Almelo Hengelo Enschede Deventer Apeldoorn Arnhem Nijmegen Ede Lelystad Almere Amersfoort Veenendaal Utrecht Amsterdam Zaanstad eigen omgeving inzoomen uitzoomen wereld ingericht landschap natuurlandschap noordpool topografische kaart overzichtskaart lengtecirkels zuidpool breedtecirkels evenaar

Thema 1 Wie ben ik? Blok 1 Mijn eigen omgeving 15 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 Hoorn Den Helder Alkmaar Haarlem Leiden Den Haag Zoetermeer Rotterdam Dordrecht Middelburg Vlissingen Roosendaal Breda Tilburg s-hertogenbosch Oss Eindhoven Helmond Maastricht Heerlen Kerkrade 23b Op welke drie dingen moet je bij het kijken naar een kaart altijd letten? 1 2 3 titel legenda schaal Kennen en kunnen Als je klaar bent met dit blok kun je: vertellen wat inzoomen en uitzoomen is. vertellen welke plaatsen bij je eigen omgeving horen. zelf voorbeelden noemen van natuurlijke elementen en inrichtingselementen. uitleggen wat het verschil is tussen een natuurlandschap en een ingericht landschap. drie belangrijke dingen noemen, waar je op moet letten als je naar een kaart kijkt. van een kaart zeggen of het een thematische kaart, een overzichtskaart of een topografische kaart is. plaatsen opzoeken in de atlas. kaarten over een onderwerp opzoeken in de atlas. uitleggen hoe de wereldbol is ingedeeld met lengtecirkels en breedtecirkels. eigen onderwerp b opdracht 21 ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht Coördinaten in Google Earth. eigen onderwerp opdracht 22 op een rij Vul in figuur 7 de volgende begrippen in: breedtecirkels, evenaar, ingericht landschap, inzoomen, lengtecirkels, natuurlandschap, noordpool, overzichtskaart, topografische kaart, uitzoomen, zuidpool. opdracht 23 deelvraag Begrippen breedtecirkel eigen omgeving evenaar inrichtingselementen legenda lengtecirkels natuurlijke elementen overzichtskaarten schaal thematische kaart topografische kaart 23a Noem de plaatsen (dorpen, steden, wijken) die bij je eigen omgeving horen. Ga naar: www.mundo-online.nl

16 Menukaart 1 Keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig? A Oude wereldkaarten Europese ontdekkingsreizigers ontdekten grote delen van de wereld. Die ontdekkingen kun je terugzien op oude kaarten. Hoe zag de wereld eruit op een kaart uit 1570 en 1720? Alleen Atlas Rode en groene stift Kopie van een wereldkaart B Plan een reis De vakantie is net voorbij, maar misschien heb je zin om in de herfstvakantie weer op pad te gaan? Stel je eigen reis door Nederland samen en plan de route met bus en trein. Samen Computer C Bouw zelf een kompas In de natuur of op zee is het soms moeilijk om je te oriënteren. Om niet te verdwalen, kun je een kompas meenemen. Ontdek hoe een kompas werkt en maak er zelf een. Samen of alleen Jampot, water, grote paperclip, plastic zak, magneet, kniptang, stift, schaar A Oude wereldkaarten a 1a 1b 1c opdracht 1 Gebruik je atlas. Bekijk op bladzijde 12 van het lesboek bron 7. Vergelijk de kaart van bron 7 met een wereldkaart uit de atlas van nu. Welk werelddeel is het meest precies in beeld gebracht? Europa Welk werelddeel staat het minst goed op de kaart? Australië Rond de Noordpool staat ook land afgebeeld. Bedenk hoe het komt dat Ortelius dacht dat er land rond de Noordpool was. Ortelius had van ontdekkingsreizigers gehoord dat ze daar aan land gingen. Zij wisten niet dat er geen land onder het ijs zat. 2b Leg uit waarom Magelhaes niet om Vuurland heen is gevaren. Hij wist niet dat dat kon, hij zocht een weg door de nauwe wateren en vond die. Figuur 1 2a opdracht 2 Gebruik figuur 1. De route rond Zuid-Amerika werd ontdekt door Ferdinand Magelhaes in 1520. Bekijk dat gebied op de moderne kaart van Zuid-Amerika. Bedenk waar Magelhaes precies langs voer. Teken die route in figuur 1.

Thema 1 Wie ben ik? Menukaart 1 Mijn eigen omgeving 17 d opdracht 3 atlas, stiften en een kopie van een wereldkaart Bekijk op bladzijde 12 van het lesboek bron 7. 3a Vergelijk de wereldkaart van Ortelius (bron 7) met de wereldkaart van nu. Teken op je kopie met rood de kusten die Ortelius nog niet kende, maar die nu wel in de atlas staan. 3b Vergelijk de ligging van de rood gekleurde kusten. Wat valt je op? De onbekende delen van de wereld liggen op de kaart van Ortelius allemaal ver van Europa. B Plan een reis Bb Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht Plan een reis. C Bouw zelf een kompas d jampot, water, grote paperclip, stevige plastic zak, magneet, kniptangetje, watervaste stift, schaar Lees op bladzijde 13 van het lesboek de teksten van opdracht C en bekijk de bronnen 8 en 9. Het bouwen van je kompas gaat in drie stappen. Lees de stappen eerst helemaal door voordat je aan de slag gaat. Stap 1 De kompasnaald Knip met de tang een stuk van de paperclip af. Het stuk moet ongeveer 2,5 cm lang zijn en helemaal recht. Dit is de kompasnaald. Wrijf de kompasnaald langs de magneet. Ongeveer 50 keer, steeds in dezelfde richting. De kompasnaald wordt zo magnetisch. Controleer of de kompasnaald magnetisch is door hem tegen het overgebleven stukje ijzer van de paperclip te houden. De kompasnaald moet blijven hangen aan het stukje paperclip. Stap 2 Het kompas Vul de jampot voor ongeveer de helft met water. Knip een cirkel uit de plastic zak, zo groot dat de kompasnaald er precies op kan liggen. Leg de plastic cirkel voorzichtig op het water, zodat het los van de wanden van de jampot drijft. Leg nu de kompasnaald voorzichtig op de cirkel. Stap 3 Het kompas ijken IJken betekent afstellen. Nadat je de kompasnaald op de cirkel hebt gelegd, gaat die draaien. Als de naald stil ligt, wijst de ene kant naar het noorden, de andere kant naar het zuiden. Nu moet je nog weten welke kant het noorden en welke kant het zuiden is. Dat kun je zien aan de stand van de zon: - begin van de middag: de zon staat op zijn hoogste punt in het zuiden, het noorden ligt precies tegenover de zon. - s ochtends: de zon staat meer in het oosten. - s middags: de zon staat meer in het westen. Schrijf met een stift op de plastic cirkel een streepje en een N bij het noorden, een Z bij het zuiden, een O bij het oosten en een W bij het westen. Als je de deksel weer op de pot doet, kun je ook een windroos op de deksel van de jampot tekenen.

18

Thema 1 Wie ben ik? Blok 1 Aantekeningen 19

20 Blok 2 Mijn familie Heb je nog een opa en oma? En praat je wel eens met ze over vroeger? Dan weet je vast dat er in korte tijd veel is veranderd. Over hun eigen jeugd kunnen je opa en oma je nog vertellen. Maar hoe zit het met veel langer geleden? Hoe kom je erachter hoe de mensen toen leefden? Deelvraag van dit blok: Uit welke familie kom ik en hoe kom ik te weten hoe het leven vroeger was? 2a opdracht 2 Lees op bladzijde 14 van het lesboek bron 10. Gebruik figuur 1. Van het leven van oma Mieke kun je een tijdbalk maken. Een tijdbalk is een lijn met een beginen eindjaartal. Alle jaren ertussen zijn steeds een even groot stukje van de lijn. Belangrijke gebeurtenissen kun je met een merkteken bij het juiste jaar zetten. Zet de juiste jaartallen achter de gebeurtenissen in het leven van oma Mieke: geboorte hongerwinter 1940 1944 trouwdag 1959 opdracht 1 eerste kind 1960 1a 1b Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 2. In de introtekst staat de zin: dat er in korte tijd veel is veranderd. Welke bronnen passen bij deze zin? bron 12, bron 15, bron 17, bron 19, bron 20 Een titel is Informatie zoeken. Stel jij moet een werkstuk maken over een onderwerp. Bedenk twee manieren waarop je informatie kunt zoeken. 2b eerste wasmachine eerste auto verhuizing naar Breukelen verhuizing naar Amsterdam verhuizing naar Groningen 2000 Noteer de gebeurtenissen op de tijdbalk van figuur 1. opdracht 3 1960 1966 1968 1993 1c 1 2 interviewen, organisatie bellen Noem twee woorden die te maken hebben met tijd. 1 2 bijvoorbeeld: internet, bibliotheek, iemand bijvoorbeeld: eeuw, jaar, vroeger, toekomst 3a 3b Gebruik figuur 2. In je leven gebeurt er elke dag wel iets. Maar het meeste vergeet je weer snel. Noem twee gebeurtenissen die oma Mieke goed heeft onthouden. 1 2 Waarom denk je dat oma Mieke deze gebeurtenissen zo goed heeft onthouden? Figuur 1 geboorte 1951: eerste tv-avond verhuizing naar Breukelen 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 1944: hongerwinter eerste wasmachine / eerste kind Tweede Wereldoorlog trouwdag verhuizing naar Amsterdam verhuizing naar Groningen

Thema 1 Wie ben ik? Blok 2 Mijn familie 21 tijdbalk van je eigen leven Figuur 2 3c 3d Noem twee gebeurtenissen die jij je goed herinnert. 1 2 Maak in figuur 2 een tijdbalk van je eigen leven. Zet helemaal links je geboortejaar. Zet helemaal rechts het jaar waarin we nu leven. Zet bij elk jaar een streepje. Zet de twee gebeurtenissen die je bij vraag 3c hebt opgeschreven op de tijdbalk. Kleur de tijd die je op de basisschool zat rood. Zet nog twee gebeurtenissen uit jouw leven op de tijdbalk. 4c Noteer ook twee dingen die hetzelfde waren. 1 2 4d Vind je dat er veel veranderd is? Leg je antwoord uit. Ja / Nee, want 4e Op welke vragen kreeg je geen duidelijke antwoorden? c opdracht 4 Je mag deze opdracht alleen of met z n tweeën doen. Hoe was de jeugd van jouw oma of opa? Je gaat een interview houden met je opa, oma of een ander oud persoon. Als je deze opdracht met z n tweeën doet, houd je twee interviews. 4a Ga als volgt te werk: Verzin samen met een klasgenoot tien vragen. Bijvoorbeeld over: opvoeding, school, sport, speelgoed. Vraag aan degene die je wilt interviewen of je vragen mag stellen over zijn of haar jeugd. Schrijf na elke vraag het antwoord op. (Als je met z n tweeën bent, kan de een de vragen stellen en de ander de antwoorden opschrijven. Draai de rollen bij het andere interview om.) Bedank degene die je hebt geïnterviewd. Typ de vragen en de antwoorden netjes uit. 4b Noteer twee verschillen tussen de jeugd van degene die je hebt geïnterviewd en jouw jeugd. 1 2 4f d 5a 5b 5c 5d Hoe zou je de vragen waar je geen duidelijke antwoorden op kreeg anders kunnen stellen? opdracht 5 papier Bekijk figuur 3 op de volgende bladzijde. In deze opdracht maak je een stamboom en een kaart over jouw familie. Als je je eigen familie niet kent, maak je een stamboom en kaart over de familie van je verzorger(s). Teken de stamboom van figuur 3 groot over. Schrijf van alle familieleden op: naam, geboortejaar, geboorteplaats. Je mag ook andere gegevens bij jouw familieleden noteren. Bijvoorbeeld: bepaalde eigenschappen van die persoon, welk beroep hij of zij had, hoeveel kinderen iemand heeft gekregen, enzovoort. Laat je stamboom zien aan je ouders/ verzorgers. Hebben ze nog extra informatie over familieleden? Zet die informatie er dan bij. Als je foto s hebt van familieleden kun je die ook toevoegen aan je stamboom.

22 ik mijn vader naam: geboren: in: naam: geboren: in: mijn moeder naam: geboren: in: mijn opa mijn oma mijn opa mijn oma naam: naam: naam: naam: geboren: geboren: geboren: geboren: in: in: in: in: mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn overgrootopa overgrootoma overgrootopa overgrootoma overgrootopa overgrootoma overgrootopa overgrootoma naam: naam: naam: naam: naam: naam: naam: naam: geboren: geboren: geboren: geboren: geboren: geboren: geboren: geboren: in: in: in: in: in: in: in: in: 5e 5f Figuur 3 Maak een kaart waarop je aangeeft waar jijzelf, je ouders, je grootouders en eventueel je betovergrootouders (de ouders van je opa en oma) geboren zijn. Wat valt je op aan de verspreiding van jouw familie? eten? Bron 8: stamppot met worst uit een grote pan. Bron 9: sinaasappelsap, koffie, een ovengerecht. 6b Vind je dat er veel veranderd is in vijftig jaar? Ja / Nee, want de mensen in de gezinnen zien er anders uit, het eten is anders en ook de omgeving is anders (meer apparaten, luxere keuken). opdracht 7 c 6a opdracht 6 Bekijk op bladzijde 15 van het lesboek de bronnen 11 en 12. Overleg met een klasgenoot. Welke verschillen zien jullie tussen de beide foto s als het gaat om: kleding? Bron 11: de mensen zien er netjes en stijf uit. Bron 12: de mensen zien er vlotter uit. apparaten in de keuken? Bron 11: weinig apparaten in de keuken. Bron 12: veel meer (elektrische) apparaten. gedrag? Bron 11: men zit keurig aan tafel, bidden voor het eten. Bron 12: iedereen is ergens mee anders bezig. 7a 7b 7c Lees op bladzijde 14 van het lesboek de tekst Informatie zoeken en bekijk de bronnen 10 t/m 13. Gebruik figuur 4. Noem drie voorbeelden van bronnen. 1 2 Bijvoorbeeld: teksten, foto s, schilderijen, gebouwen, kaarten, kranten. 3 Vul in figuur 4 het schema in. Bron 11 laat zien hoe een gezin uit de jaren 50 at. Je weet met deze ene bron niet of de meeste mensen op die manier aten. Hoe kun je daarachter komen? Je kunt op zoek gaan naar foto s van andere gezinnen uit die tijd. Je kunt ook praten met mensen die die tijd hebben meegemaakt.

Thema 1 Wie ben ik? Blok 2 Mijn familie 23 Bron Wat voor soort Welke informatie bron? geeft de bron? 10 tekst het leven van iemand die in 1940 is geboren 11 foto Hoe een gezin uit de jaren 50 at. 12 foto 13 tekening Figuur 4 hoe een gezin in 2006 eten klaarmaakt welke tijdvakken er zijn, hoe lang ze duurden. -3000 Tijd van jagers en boeren Tijd van Grieken en Romeinen opdracht 8 8a Lees op bladzijde 15 van het lesboek de tekst Tijd in stukken en bekijk bron 13. Hoe lang bestaat de moderne mens? 1 100.000 jaar 8b Schrijf in je eigen woorden op wat een tijdvak is. Periode uit de geschiedenis met een eigen 8c karakter. Wat is het eerste tijdvak? 500 Tijd van jagers en boeren. 8d In welk tijdvak leef jij? 8e Tijd van televisie en computer. Bekijk nog een keer figuur 2, de tijdbalk die je van je eigen leven maakte bij opdracht 3d. Je eigen leven kun je ook verdelen in tijdvakken. Bedenk hoeveel tijdvakken er tot nu toe in jouw leven zijn geweest. 1000 Tijd van monniken en ridders Tijd van steden en staten d opdracht 9 kleurpotloden Bekijk op bladzijde 138 van het lesboek de Tijdwijzer. gebruik figuur 5. 9a Kleur op de tijdbalk van figuur 5 de tijdvakken in. 9b Schrijf bij elk tijdvak de naam. 9c In welk tijdvak leven wij nu? Tijd van televisie en computer. 9d Trek van elk plaatje bij figuur 5 een lijn naar het tijdvak waar het bij hoort. 1500 1600 1700 1800 1900 1950 Tijd van ontdekkers en hervormers Tijd van regenten en vorsten Tijd van pruiken en revoluties Tijd van burgers en stoommachines Tijd van wereldoorlogen Tijd van televisie en computer Figuur 5