Beste Rekendocent, Formatieve toets Dit is een formatieve toets over de Syllabus rekenen om te kijken wat je er (al) van weet. Deze syllabus is te vinden op https://www.examenblad.nl/examenstof/syllabus-rekenen-2fen-3f/2016/f=/syllabus_rekenen_2f_en_3f_mei_2015.pdf en het addendum is te vinden op https://www.examenbladmbo.nl/syllabus/addendum-2a-bijsyllabus-rekenen/2015-2016 Veel succes Het team Compleet Rekenen Opgave 1. Stelling De Syllabus Rekenen 2F en 3F is zowel voor VO als MBO en bevat informatie over referentieniveau 2F en 3F Antwoord 2. In de Syllabus Rekenen worden verschillende soorten opgaven gedefinieerd: I. Paraat hebben door middel van contextloze opgave II. Paraat hebben door middel van een opgave met een eenvoudige context III. Functioneel gebruik door middel van contextopgave IV. Functioneel gebruik door middel van contextloze opgaven Welke uitspraak hierboven zijn juist? a) Uitspraak I, II, III b) Uitspraak II, III, IV c) Uitspraak III, IV, I d) Uitspraak IV, I, II 3. Wat wordt er met dit figuur bedoeld in de Syllabus? a) Dit is bedoeld voor leerlingen die zwak zijn in rekenen b) Dit is bedoeld als organisatiestructuur voor de rekenlessen c) Dit is bedoeld als hulp voor het oplossen van rekenopgaven d) Dit is bedoeld om problemen in het dagelijks leven te voorkomen Pagina 1 van 7
4. In de Syllabus is onderstaand figuur opgenomen. Wat betekent dit figuur? a) Toetsing paraat hebben met een contextopgave b) Toetsing paraat hebben met een contextloze opgave c) Toetsing functioneel gebruik met een contextopgave d) Toetsing functioneel gebruik met een contextloze opgave 5. Om een opgave gestructureerd op te lossen, moeten diverse stappen doorlopen. Wat is de gewenste volgorde volgens de Syllabus? I. Rekenkundige handelingen uitvoeren II. Relevante gegevens identificeren III. Juistheid van de oplossing controleren IV. Situatie en probleem analyseren V. Oplossingswijze bepalen VI. Nabewerking uitvoeren De gewenste volgorde volgens de Syllabus is: a) I, II, III, IV en V, VI b) VI, III, I en II, V, IV c) IV, V en II, I, VI en III d) II en III, VI, IV, V, I 6. De rekentoets 2F/3F bevat opgaven uit de domeinen: a) Hoofdrekenen, Handig rekenen, Schattend rekenen, Cijferen b) Contextopgaven (ongeveer 2/3) en contextloze opgaven (ongeveer 1/3) c) Getallen, Verhoudingen, Meten & Meetkunde, Verbanden 7. Welke van onderstaande referentiematen dient een student kennen volgens het 2F en 3F-examen? I. de lengte van een (volwassen) mens II. de hoogte van een deur III. de hoogte van een woonlaag in een flat IV. de gemiddelde loopsnelheid van een mens V. de gemiddelde fietssnelheid van een mens VI. de oppervlakte van een standaardvoetbalveld VII. het inwonertal van Nederland VIII. het gemiddelde gewicht van een mens a) Referentiemaat I tot en met IV en VIII b) Referentiemaat I tot en met VIII, behalve V c) Referentiemaat I tot en met VII d) Al de genoemde referentiematen Pagina 2 van 7
8. Welke van de onderstaande typen afrondingen kunnen voorkomen in de rekentoets volgens de Syllabus? 1. opgaven met een afrondinstructie 2. opgaven waarin situationeel afronden voorkomt (bijvoorbeeld hoeveel bussen zijn nodig om een aantal personen te vervoeren) 3. opgaven waarin de context automatisch om een afronding vraagt (bijvoorbeeld opgaven waarin de oplossing een geldbedrag moet is) 4. opgaven waarin zowel sprake kan zijn van tussentijdse als van eindafronding(en). Het gaat hierbij alleen om opgaven waarin situationeel moet worden afgerond a) afrondingstype 1, 2 en 4 b) afrondingstype 2,3 en 4 c) afrondingstype 1,3 en 4 d) geen van deze afrondingstypen e) alle afrondingstypen 9. De specificaties in het domein Getallen gaan over: 1. notatie, 2. naamgeving en betekenis van zowel positieve als negatieve (grote) gehele getallen, 3. decimale getallen, 4. breuken, 5. over het met elkaar in verband brengen van, het ordenen van en het rekenen met deze getallen, al dan niet met de rekenmachine. Welke van bovenstaande specificaties zijn juist? a) Allemaal, behalve 5 b) Allemaal, behalve 4 c) Allemaal, behalve 3 d) Allemaal, behalve 2 e) Allemaal, behalve 1 f) Allemaal g) Geen van alle 10. Kandidaten van een 2F-examen hoeven geen rekenregels (volgorde van bewerkingen) te kennen, behalve de functie van haakjes 11. Van welke basisvormen dient een student voor referentieniveau 3F de oppervlakte te kunnen berekenen zonder dat de formule is gegeven? I. Rechthoek & vierkant II. Driehoek III. Cirkel IV. Balk & kubus V. Cilinder VI. Piramide VII. Kegel VIII. Bol a) Rechthoek & vierkant, cirkel, cilinder en piramide b) Rechthoek & vierkant, driehoek en balk & kubus c) Driehoek, balk & kubus, cirkel en cilinder d) Al de genoemde meetkundige figuren Pagina 3 van 7
12. Onderstaande opgave is een voorbeeld van een: a) Referentieniveau 2F-opgave b) Referentieniveau 3F-opgave 13. Als bij bovenstaande opgave over het de opknapbeurt de volgende wijziging wordt aangebracht Het totaalbedrag wordt gegeven, is rond en de organisatiekosten van de loterij komen te vervallen is deze opgave een voorbeeld van een: a) Referentieniveau 2F-opgave zonder rekenmachine b) Referentieniveau 2F-opgave met rekenmachine c) Referentieniveau 3F-opgave met rekenmachine d) Referentieniveau 3F-opgave zonder rekenmachine 14. Voor opgaven als 46% van 130 geldt I. Komt alleen in rekenexamen 3F voor II. Mag met rekenmachine uitgerekend worden a) Alleen stelling I is juist b) Alleen stelling II is juist c) Beide stellingen zijn juist d) Geen van beide stellingen zijn juist. 15. De opgave 37,5% van 800 Stelling I: is een voorbeeld van een 3F-opgave Stelling II: mag met rekenmachine opgelost worden a) Stelling II is juist en stelling I is onjuist b) Stelling I is juist en stelling II onjuist c) Beide stellingen zijn juist d) Geen van de stellingen zijn juist 16. De contextloze opgave 3155 : 5 is een voorbeeld van een I. Referentieniveau 2F-opgave II. Een opgave die met rekenmachine uitgerekend mag worden a) Alleen stelling I is juist b) Alleen stelling II is juiste c) Beide stellingen zijn juist d) Geen van beide stellingen zijn juist. Pagina 4 van 7
Formatieve toets 17. Onderstaande opgave is een 3F-opgave, omdat, omdat 18. Hiernaast zie je een afbeelding van de Taipei in Taipei. De echte toren is 500 meter hoog. Wat is de schaal van dit model? 1 :. De opgave hierboven is een voorbeeld van een opgave I. II. III. IV. referentieniveau 2F referentieniveau 3F met rekenmachine zonder rekenmachine a) b) c) d) 19. Stelling I en III is juist Stelling I en IV is juist Stelling II en III is juist Stelling II en IV is juist Onderstaande opgave is een voorbeeld van een opgave I. II. III. IV. - referentieniveau 2F referentieniveau 3F met rekenmachine zonder rekenmachine a) b) c) d) Stelling I en III is juist Stelling I en IV is juist Stelling II en III is juist Stelling II en IV is juist Pagina 5 van 7
Aangepaste examens 20. Hieronder volgen 2 stellingen over het standaard rekenexamen aangepaste wijze. I. Voor deelname aan een standaard rekenexamen aangepaste wijze is een dyscalculieverklaring vereist II. Voor deelname aan een standaard rekenexamen aangepaste wijze is een studentdossier vereist Welke van deze stelling is waar? a) Stelling I en II is juist b) Stelling I is juist en stelling II is onjuist c) Stelling II is juist en stelling I is onjuist d) Beide stellingen zijn onjuist 21. Hieronder volgen 2 stellingen over het aangepaste rekenexamen 2ER en 3ER. I. Voor deelname aan een aangepast examen 2ER of 3ER is een dyscalculieverklaring vereist. II. Voor deelname aan een aangepast examen 2ER of 3ER is een studentdossier vereist. Welke van deze stelling is waar? a) Stelling I en II is juist b) Stelling I is juist en stelling II is onjuist c) Stelling II is juist en stelling I is onjuist d) Beide stellingen zijn onjuist 22. Bij afname bij het Rekenexamen 2ER en 3ER mag je bij alle opgaven een rekenmachine gebruiken. 23. In Rekenexamens 2ER en 3ER zitten contextloze opgave. 24. Mag een student bij een Rekenexamen 2ER en 3ER een zelfontwikkelde rekenkaart gebruiken? a) Ja b) Nee 25. Een 2A-examen is moeilijker dan een 2ER examen. 26. Stelling: Het rekenexamen 2A is eenvoudiger rekentoets voor vmbo bb, mbo 1 (entree-opleiding) en mbo 2. Deze stelling is Pagina 6 van 7
Formatieve toets 27. Hieronder staat een opgave die past bij de criteria voor de rekentoets 2A In de Toelichting bij voorbeeldrekentoets/rekenexamen 2A versie juni 2015 wordt uitgangspunten geformuleerd: I. II. III. IV. V. VI. De te verrichten rekenhandelingen hebben voor de student betekenis in de context. Ze zijn voor de student betekenisvol. Opgaven moet met een rekenmachine uit te rekenen zijn. Er is ruimte voor situatiespecifieke oplossingsstrategieën en oplossingsmethoden: bijvoorbeeld uittellen, doortellen, uittekenen, beredeneren. Compacte en overzichtelijke presentatie van de situatie; wel realistisch dus niet persé uitgekleed. Overzichtelijke bron van informatie. Aantal handelingen of stappen (1 a 2) om het probleem op te lossen moet voor de student overzichtelijk blijven. Welk van deze uitgangspunten zijn herkenbaar in deze 2A-opgave? a) Allemaal behalve I b) Allemaal behalve II c) Allemaal behalve III d) Allemaal behalve IV e) Allemaal behalve V f) Allemaal behalve VI Pagina 7 van 7