De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Geachte Voorzitter,

Vergelijkbare documenten
Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 augustus 2010 Betreft Q-koorts. Geachte Voorzitter,

IBN 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar , nr. 1.

Smithuijsen Winters & De Vries t.a.v. de heer mr. H.H. Kelderhuis Postbus AR HOOFDDORP. Geachte heer Kelderhuis,

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen. Gemeente Steenwijkerland

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Kokkels in Waddenzee en Zeeuwse Delta,

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

Ad a. Algemeen belang Elke handeling met een publieke grondslag wordt geacht genomen of gedaan te zijn in het algemeen belang.

Beleidsregels Algemene subsidieverordening Gouda 2003 (zoals gewijzigd op 28 november 2006)

Datum 22 juni 2017 Betreft Verzoek om een reactie op de uitspraak van het CBb over de positieflijst

Theater de Maaspoort De heer L. Thommassen Postbus AH VENLO. Geachte heer Thommassen,

Financiële compensatie mechanische kokkelvisserij: politieke keuze én juridische noodzaak!

AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Bashir over de regeling van de belastingrente

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 91 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Datum 4 juli Betreft Wnb-vergunning; NOV-experiment; uitbreiding Windgat; Oosterschelde

Paul Krugerbrug II EN RECENTE JURISPRUDENTIE ABRVS 22 NOVEMBER 1983, AB 1984, 154 (I)

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wij verzoeken u deze brief, alsmede de twee bijlagen aan de leden van Provinciale Staten door te geleiden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

..^i-fie EERSTE WAfe < IR , TyU ^ 0 9 JUL 2010 DATUM V J U L KOPIE

2 Aanhangsel Handelingen nr. 1555, vergaderjaar

Advies bezwarencommissie. Postbus 250. Rentmeesterkantoor Reinders Folmer B.V. t.a.v. de heer ing. P.H. Reinders Folmer Postbus AE HEEMSTEDE

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Hollands Kroon 2015

NOTA. nota voor burgemeester en wethouders. datum: 14 oktober 2010 registratienummer: I/

Nadeelcompensatieregeling Kabels en leidingen Gemeente Castricum 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

*RV * Aan de gemeenteraad Agendapunt : 6.5/ Documentnr.: RV Roden, 11 december 2008

Algemene nadeelcompensatieverordening gemeente Leeuwarden 2014

Producentenorganisatie Kokkelvisserij t.a.v. Geachte,

verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 12 november 2009 Betreft MZI-beleid. Geachte Voorzitter,

1.1 Procesverloop U heeft mij op 24 november 2017 nog aanvullende informatie bij de aanvraag gestuurd.

Beleidsregel subsidiëring medisch haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken

Procedureel Uw aanvraag is op 18 december 2009 door mij ontvangen. Bij brief van 18 december 2009 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Impact van het PAS-arrest: oplossingenrichtingen voor de praktijk

Besluit Wij verlenen u een meerjarige subsidie voor de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022 en wel als volgt:

Besluit tot openbaarmaking

PLANSCHADE SPECIALS, AFLEVERING 4: NORMAAL MAATSCHAPPELIJK RISICO

Vragen en antwoorden die mogelijk worden gesteld i.v.m. de spoedwet heffing rechten Nederlandse identiteitskaart (NIK)

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

De staatssecretaris van Financiën,

3 december 2012 Betreft Antwoorden op Kamervragen van de leden Rog en Omtzigt (beiden CDA) van 22 november over derivaten in het onderwijs

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Geachte Voorzitter,

PROVINCIAAL BLAD. GEDEPUTEERDE STATEN VAN PROVINCIE UTRECHT, hierna te noemen: Gedeputeerde Staten;

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Overheidsaansprakelijkheid een klein variété van wetgeving en rechtspraak. VMR 20 maart 2014

Wettelijk kader Uw verzoek valt onder de reikwijdte van de Wob. Voor de relevante Wob-artikelen verwijs ik u naar de bijlage 1.

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

Besluit. Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse vissersbond U.A.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

website - 47-RO ab.doc Pagina 1

Pagina. De Minister van Economische Zaken De heer H.G.J. Kamp Postbus EK 'S-GRAVENHAGE. Den Haag,

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);

Beslissing op bezwaar

Notitie. Gemeente Utrecht. Georg Huith en Robin Aerts. Second opinion Stadsverwarming Leidsche Rijn. 1 Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage bij de brief van de Vice-President van de Raad van State van 29 oktober 2009

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Het bevel is van kracht geworden op donderdag 24 augustus 2017 om 16:30 uur en is geldig tot donderdag 31 augustus :30 uur.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Zienswijze. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

mr. P.C. Cup mr.ing. C.R. van den Berg Kamer D0353 Directoraat-Generaal Milieu Interne postcode 880 Directie Strategie en Bestuur

Verordening nadeelcompensatie Arnhem 2011

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum /IMA 0511 DRZZ /MT onderwerp doorkiesnummer bijlagen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

2013, nr. 53. Gelet op artikel 158 van de Provinciewet en het bepaalde in afdeling van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

BWK. Ter kennisneming voor de commissievergadering. van 29 januari 2014

Besluit. Nederlandse Vissersbond U.A. T.a.v de heer Postbus AB Emmeloord

Procedureel De aanvraag voor de onderhavige vergunning werd gedaan bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (hierna: EL&I).

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016

Aan de commissie VROM

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

Aan dtkv. 2016/ Uw brief van: 19 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 19 juli 2016

Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de onderstaande overwegingen.

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente De Bilt 2014

Algemene toelichting. Artikelsgewijze toelichting

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT

ECLI:NL:RBARN:2012:BV1332

Algemene Voorwaarden Bgreen bv Hattem, 1 mei ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden, gelden vanaf 1 mei 2017.

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee

ALGEMENE VOORWAARDEN

Drie opties Aan extern expert Absolute Advocaten is gevraagd om de opties in een juridisch kader te schetsen. Er blijken drie opties mogelijk:

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum: 21 februari 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14040

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE

Besluit. Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur T.a.v. Postbus AC Yerseke

Transcriptie:

Juridische Zaken De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 1 december 2005 TRCJZ/2005/3735 12 december 2005 onderwerp doorkiesnummer bijlagen Beantwoording kamervrage n inzake nadeelcompensatie kokkelsector 1 Geachte Voorzitter, Bij brief van 1 december 2005 heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij een aantal vragen voorgelegd over mijn brief van 18 november 2005, met betrekking tot de nadeelcompensatie voor de kokkelsector. Hieronder treft u mijn antwoorden op deze vragen aan. Vraag 1 Wat is voor u de reden om de motie van de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff (30 300 XIV, nr. 37) niet exact over te nemen. In de motie van de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff is de regering verzocht het door de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij voorgestelde uitkoopbedrag over te nemen. Zoals aangegeven in mijn brief van 18 november jl. heeft het kabinet zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het advies van de Commissie. Hij heeft het advies (enkel) op het punt van de hoogte van de toegepaste korting aangevuld. De reden is dat in nadeelcompensatiezaken in ieder geval de twee volgende stappen moeten worden onderscheiden. Allereerst is de overheid op grond van vaste jurisprudentie verplicht de omvang van de schade te bepalen die voortvloeit uit de overheidshandeling, in dit geval het kabinetsbesluit tot beëindiging van de kokkelvisserij. Het betreft hier het zogenoemde causale verband tussen de overheidshandeling en de schade. Van de overheid kan niet w orden verwacht deze stap te negeren en te betalen voor schade die voortvloeit uit andere feiten dan het kabinetsbesluit. Het negeren van deze stap zou onverenigbaar zijn met vaste jurisprudentie. Om die reden is het kabinet genoodzaakt een inschatting te maken van de waarde van de kokkelsector, het kabinetsbesluit weggedacht. Zowel de uitspraak van het Hof van Justitie van september 2004 met betrekking tot de habitatrichtlijn, recente jurisprudentie van de Raad van State, als de resultaten van het EVA- onderzoek (bijlage bij TK 2003-2004, 29200 XIV, nr. 94) hebben duidelijk gemaakt dat, ook zonder het kabinetsbesluit, reeds in de huidige situatie niet in dezelfde omvang als voorheen doorgevist had kunnen worden. Uit de in dit verband gemaakte passende

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 2 beoordeling vloeit voort dat zonder het kabinetsbesluit 25% van de schade als gevolg van genoemde jurisprudentie en de beschikbaar gekomen resultaten van het EVA II-onderzoek (bijlage bij TK 2003-2004, 29200 XIV, nr. 94), reeds nu zou zijn opgetreden. Ik verwijs u op dit punt naar mijn bijlage bij deze brief. Als tweede stap moet vervolgens worden bepaald welk deel van deze uit het kabinetsbesluit voortvloeiende schade worden bepaald dat voor vergoeding in aanmerking komt en welk deel voor rekening en risico van de sector blijft (ondernemersrisico). In het kader hiervan merk ik op dat het kabinet zich de met de motie geuite zorg ter harte heeft genomen dat bedrijven niet voldoende compensatie krijgen voor het geleden nadeel. Zoals u hebt kunnen lezen in mijn brief van 18 november jl. zal het kabinet de aftrek verband houdend met het normale ondernemersrisico niet toepassen op de kosten van het sociaal plan en de extra vergoeding voor kleine bedrijven en zal de aftrek ook voor het overige worden gemitigeerd. Hiermee acht het kabinet, mede gelet op de EU-rechtelijke kaders, de juridische bandbreedte maximaal te hebben benut. Vraag 2 Waarom zoekt u geen aansluiting bij het advies van de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij, namelijk 85 miljoen euro nadeelcompensatie, 2 miljoen voor de kleine bedrijven en circa 7,5 miljoen euro voor uitvoering van de sociale plannen, in totaal circa 95 miljoen euro. Zie antwoord vraag 1. Vraag 3 De vergunningaanvragen voor de mechanische kokkelvisserij zijn achteraf vernietigd voor alle opeenvolgende jaren sinds 1999; de schadevergoeding zou plaats moeten vinden als schade wordt geleden door het verliezen van een goed of een recht; dit recht is van rechtswege nietig verklaard; op basis van welk verlies (soort verlies en grootte van het verlies) wordt nu schade toegekend? De Raad van State heeft de vergunningen die zijn verleend voor de jaren 1999 tot en met 2004 vernietigd (uitspraken van 22 december 2004, bekend onder nrs. 200000690/1-A en 200101670/1-A, 9 februari 2005, bekend onder nrs. 200202184/1 en 200305972/1, en 1 juni 2005, bekend onder nr. 200409107/1). De uitspraken van de Raad van State hebben alleen betrekking op deze, in het verleden verleende, vergunningen en niet op eventuele in de toekomst te verlenen vergunningen. De relevante jurisprudentie van de Raad van State tot op heden laat de mogelijkheid open voor een mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee, zij het van een beperktere omvang. Zoals bekend heeft het kabinet intussen anderszins besloten. Op grond van de jurisprudentie van de Raad van State moet voorafgaand aan de toestemming voor de mechanische kokkelvisserij op grond van de habitatrichtlijn, zoals uitgelegd in recente jurisprudentie, een goede passende beoordeling worden gemaakt

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 3 van de gevolgen van deze visserij voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Waddenzee. Om te bepalen in hoeverre de mechanische kokkelvisserij in de toekomst nog mogelijk zou zijn geweest als het kabinet niet zou hebben besloten de visserij met ingang van 2005 te beëindigen, heb ik een hypothetische passende beoordeling uitgevoerd. Ik verwijs u op dit punt naar mijn antwoord op vraag 7 en de bijlage bij deze brief. Vraag 4 Hoe wordt voorkomen dat de kokkelschepen alsnog elders worden ingezet voor kokkelvisserij in kwetsbare gebieden? Is er overwogen om een sloopregeling aan te bieden? Zo neen, waarom niet?. De overheid is verplicht de nadeelcompensatie hoe dan ook te betalen aan de kokkelvissers in verband met het kabinetsbesluit tot beëindiging van de kokkelvisserij. Ik heb, anders dan bij een subsidie, niet de mogelijkheid om aan de uitbetaling van deze vergoeding de eenzijdige verplichting te verbinden dat de kokkelschepen niet worden ingezet voor kokkelvisserij in kwetsbare gebieden en op deze wijze het eigendom van de vissers aan te tasten. In het kader van de beantwoording van vragen naar aanleiding van een perspublicatie over mogelijke verplaatsing van kokkelvisserij naar de West-Afrikaanse kust heb ik in april 2005 reeds gemeld (TK 2004-2005, 29684, nr. 32) dat ik niet voornemens ben om een sloopregeling voor kokkelschepen aan te bieden. Met inachtneming van Europeesrechtelijke kaders wordt er immers ruimte geboden voor de kokkelvisserij in onder meer de Deltawateren. Kokkelschepen kunnen derhalve nog steeds worden ingezet in Nederlandse wateren, zoals de Westerschelde, Oosterschelde en de Voordelta. Zoals ook is opgenomen in het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij (TK 2004-2005, 29675, nr. 5) zijn het uitdunnen, verzaaien en kweken van kokkels de mogelijke pijlers van de toekomst van een duurzame kokkelvisserij. Ten aanzien van een eventuele inzet van dergelijke vaartuigen in het buitenland merk ik op dat soevereine staten zelfstandig dienen te besluiten over de wijze waarop de exploitatie van hun natuurlijke hulpbronnen plaatsvindt. Het beleid van de Nederlandse regering is het bevorderen dat deze exploitatie op duurzame wijze plaatsvindt, dat wil zeggen zonder negatieve effecten op het milieu en de lokale bevolking. Dit beleid wordt ook actief uitgedragen in onze bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden. De schelpdieren voor de West Afrikaanse kust waarvan in persberichten eerder sprake was als mogelijk doelwit van hedendaagse kokkelvisserij, bevinden zich overigens op een diepte waarvoor de op de Waddenzee gebruikte schepen niet zijn toegerust.

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 4 Vraag 5 Welke bestaande juridische kaders worden bedoeld, waar de overheid niet buiten kan treden? Het mede aan artikel 3:4, tweede lid, van de Awb ten grondslag liggende, algemene rechtsbeginsel van egalité devant les charges publiques (gelijkheid voor openbare lasten), verplicht bestuursorganen tot compensatie van onevenredige schade als gevolg van hun op de behartiging van het openbaar belang gerichte rechtmatige bestuursoptreden. In jurisprudentie van onder andere de Hoge Raad en de Raad van State 1 zijn de criteria ontwikkeld die maatgevend zijn voor de bepaling van het recht en de omvang van nadeelcompensatie. Op grond van deze jurisprudentie kunnen de volgende criteria worden onderscheiden: 1. schade moet causaal verband hebben met de overheidshandeling, 2. schade behoort redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van betrokkene te blijven (abnormale last), 3. schade moet vallen buiten het normale maatschappelijke risico of normale ondernemingsrisico, 4. schade treft alleen een relatief kleine groep burgers, 5. op geen enkele andere wijze wordt in een redelijke vergoeding voorzien. De criteria zijn ook opgenomen in de Circulaire schadevergoedingen van het ministerie van VROM. Met name de onder punt 2 en 3 genoemde criteria zijn daarin uitgewerkt. Daarnaast geldt op grond van het EU-recht dat de compensatie niet hoger mag w orden vastgesteld dan de schade die de overheid op grond van het nationale recht, zoals hierboven uiteengezet, verplicht is te vergoeden. Gelet hierop is het van belang dat het bedrag aan nadeelcompensatie goed is onderbouwd en dat bij de vaststelling van de hoogte van de compensatie binnen de grenzen van het nationale recht en de jurisprudentie is gebleven. Vraag 6 Er moet een vermindering van het economisch schadebedrag van 25 procent plaatsvinden, gebaseerd op een, op grond van de habitatrichtlijn en jurisprudentie verplichte, passende beoordeling van de gevolgen van de hypothetische toekomstige kokkelvisserij, voor de natuurwaarden. Stel dat de gemiddelde toekomstige vangst met bijvoorbeeld 25 procent daalt van 4000 naar 3000 ton, dan heeft dit toch een prijsopdrijvend effect, doordat er een 1 Zie bijvoorbeeld HR 15 oktober 2004, RvdW 2004, 117; ARRvS 10 januari 1985, AB 1985, 256; ARRvS 9 maart 1993, AB 1994, 83; ABRvS 2 juli 1994, BR 1995, ABRvS 26 oktober 1995, JB 1996; ABRvS 23 september 1996, BR 1998.

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 5 tekort ontstaat op de markt? Is een bijstelling naar beneden van dit percentage dan niet logisch? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welk percentage valt dan te billijken? De prijseffecten van een verminderde kokkelvangst zijn nauwelijks in te schatten. Ook in andere gebieden dan in Nederland kunnen kokkels worden gevangen, zodat de verminderde vangst in Nederland eventueel kan worden aangevuld met vangsten buiten Nederland. Ook is een aanvulling door additionele schelpdierproducten (zoals bijvoorbeeld ensis) denkbaar. Het is niet goed mogelijk om met deze secundaire (bedrijfseconomische) effecten rekening te houden. Om deze reden is bij de vaststelling van het percentage op 25% ervan uitgegaan dat de daling van de vangst tot een even grote daling van de kasstromen leidt. Vraag 7 Kunt u de Kamer de door de Habitatrichtlijn verplichte passende beoordeling van de gevolgen van de hypothetische toekomstige kokkelvisserij voor de natuurwaarden, die gebruikt is voor de vaststelling van de korting van 25 procent op het schadebedrag, doen toekomen? Voor de door u gevraagde passende beoordeling, verw ijs ik u naar de bijlage bij deze brief. Vraag 8 Waarom wordt ten aanzien van de passende beoordeling verwezen naar het rapport van de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij, dit is toch niet een passende beoordeling in het kader van de Habitatrichtlijn? Ik heb op dit punt niet verwezen naar het rapport van de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij. Ik heb aangegeven dat de vermindering van het economisch basisbedrag van 105 miljoen is gebaseerd op een op grond van de habitatrichtlijn en jurisprudentie verplichte passende beoordeling van de gevolgen van de hypothetische toekomstige kokkelvisserij voor de natuurwaarden. Zowel in mijn brief aan uw Kamer van 14 oktober als in mijn brief aan uw Kamer van 18 november 2005 heb ik daarbij aangesloten bij het in het advies Ruimte voor de Wadden (TK 2003-2004, 26431, nr. 63) van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (Commissie Meijer) geschetste perspectief voor de kokkelsector. Vraag 9 Is over het voornemen nadeelcompensatie toe te kennen voor het verlies van eenjarige vergunningen, op basis waarvan zekerheid omtrent de toekenning van vervolgvergunningen ontbreekt, juridisch advies ingewonnen? Zo nee, kunt u dat alsnog doen.

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 6 Ja. De Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij heeft extern juridisch advies ingewonnen bij de Brauw, Blackstone en Westbroek. Daarnaast heb ik mij laten adviseren door de Landsadvocaat. Vraag 10 Hoe is het mogelijk dat de kokkelvisserij wordt verboden en er vervolgens een aftrek aan het schadebedrag wordt toegepast, omdat in de toekomst 25 procent minder had kunnen worden gevist als er geen verbod zou zijn geweest, dit wegens andere door de overheid opgelegde beperkingen? Omdat niet meer gevist mag worden, wordt een beroep op compensatie voor het in de toekomst minder mogen vissen als gevolg van andere overheidsbesluiten (waaronder de aanwijzing als Speciale beschermingszone) toch juist onmogelijk en is het toch ook onmogelijk vast te stellen dat het om een bedrag van 25 procent zou gaan? Men kan immers nooit vaststellen wat de exacte kokkelprijs is als er niet meer wordt gevist, de kokkelmarkt is immers zeer elastisch, minder aanbod kan een prijsopdrijvend effect hebben. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 1. Met betrekking tot uw opmerking dat het niet mogelijk is om het percentage van 25% vast te stellen, verwijs ik u naar mijn antwoord op vragen 6 en 12. Vraag 11 Kunt u aangeven welke omzetcijfers ten grondslag hebben gelegen aan de bepaling van het economisch schadebedrag van 25 procent, zowel qua hoeveelheid als qua opbrengstprijs? Is bij de bepaling rekening gehouden met de verwachte omzetdaling en de daardoor te verwachten prijsstijging? Voor de berekening van het percentage van 25% verwijs ik u naar de bijlage bij deze brief. Voor uw vraag of rekening is gehouden met de te verwachten prijsstijging, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 6. Vraag 12 Hoe kan het dat, als alle eerdere vergunningen steeds voor slechts één jaar en op basis van een inventarisatie van de dan beschikbare hoeveelheid kokkelvlees zijn verleend, de passende beoordeling die is uitgevoerd voor de toekomst waar dus nog geen vergunning voor was en ook een nieuwe vergunning voor gevraagd zou moeten worden tot een mogelijke vangst van 75 procent zou kunnen komen? Waar wordt dan 75 procent van genomen als er voor de toekomst nog geen vergunning verleend is? Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 is de overheid verplicht op grond van vaste jurisprudentie de omvang van de schade te bepalen die voortvloeit uit het kabinetsbesluit tot beëindiging van de kokkelvisserij. Om die reden is het kabinet genoodzaakt een inschatting te maken van de visserijmogelijkheden, het kabinetsbesluit weggedacht. Om

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 7 deze inschatting te maken is een passende beoordeling verricht voor de hypothetische situatie dat de kokkelvisserij niet zou zijn beëindigd. Het verrichten van de passende beoordeling is niet eenvoudig omdat bepaalde omstandigheden (hoeveelheid kokkels, vogels e.d.) onzeker zijn, terwijl bovendien ook de passende beoordeling zelf onderwerp van discussie blijft. Het is immers moeilijk in te schatten hoe de Raad van State ten aanzien van deze passende beoordeling en ten aanzien van aangescherpte vergunningen zou hebben geoordeeld. Op grond van genoemde passende beoordeling is duidelijk geworden dat in ieder geval 25% van de schade ook zonder het kabinetsbesluit zou zijn opgetreden. Ik verwijs u op dit punt naar de bijlage bij deze brief. Vraag 13 Is het waar, dat in het door de KPMG berekende schadebedrag al een korting voor ondernemersrisico is verwerkt? Zo ja, kunt u aangeven hoe groot dat bedrag is? Zo ja, is het dan terecht dat de regering een tweede soortgelijke korting toepast? : Nee, in het door KPMG berekende schadebedrag is geen rekening gehouden met het ondernemersrisico in strikte zin, zoals bedoeld in vaste jurisprudentie. Dit blijkt ook uit het advies van de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij, die (onder meer) juist in verband met het ondernemersrisico de korting van 20 miljoen toepast (blz. 4 en 29 van het advies). Dit ondernemersrisico heeft betrekking op de in nadeelcompensatiezaken te beantwoorden vraag welk deel van de schade voor vergoeding in aanmerking komt en welk deel voor risico van de vissers blijft. Dit (juridische) ondernemersrisico houdt onder andere verband met het feit dat altijd de mogelijkheid bestaat dat de vergunning niet langer wordt verleend en dat aan het feit dat een visser een jaarlijkse vergunning voor de kokkelvisserij is verleend, niet het vertrouwen kan worden ontleend dat de overheid tot in lengte van jaren deze vergunning blijft verlenen. In dit verband is verder van belang dat de vissers aan de milieuschade hebben bijgedragen, als gevolg waarvan het kabinetsbesluit is genomen. Ook om die reden komt een deel van de uit het kabinetsbesluit voortvloeiende schade voor risico van de vissers. In de berekening van het basisbedrag van 105 miljoen is rekening gehouden met sectorspecifieke risico s (bijvoorbeeld vangst- en afzetmogelijkheden) en bedrijfsspecifieke risico s (bijvoorbeeld afhankelijkheid van één activiteit). Bij de berekening van dit bedrag hebben KPMG en de Commissie de Discounted Cash Flow methode toegepast. Deze methode berekent de waarde van een bedrijf door de toekomstige kasstromen te verdisconteren naar het heden. In de zogenoemde discontovoet is een risicopremie verwerkt, die betrekking heeft op genoemde sectorspecifieke en bedrijfsspecifieke risico s. Vraag 14 Waarom brengt u het ondernemersrisico wederom als korting op de nadeelcompensatie in, terwijl dit reeds, zowel door de KPMG als door de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij, was toegepast? Zie antwoord vraag 13.

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 8 Vraag 15 Op basis waarvan is de inschatting gemaakt dat voldaan wordt aan de staatssteuntoets? Is hierover met de Europese Commissie gecorrespondeerd? Zo ja, kan de Kamer daarvan kennisnemen? De vergoeding die de overheid op grond van het nationale recht verplicht is te betalen ter voorkoming van onrechtmatig handelen (de zogenoemde nadeelcompensatie) is geen staatssteun. De Europese Commissie heeft dit in het verleden in haar besluitvorming bevestigd. Ook de nadeelcompensatie die de overheid verplicht is te betalen aan de kokkelvissers in verband met het kabinetsbesluit tot beëindiging van de kokkelvisserij (waarvan de vergoeding voor de kosten van het sociaal plan deel uitmaakt) is naar mijn oordeel geen staatssteun. Uiteraard mits deze compensatie blijft binnen de kaders die daarvoor (nationaal) zijn vastgesteld. Om deze reden behoeft de aan de kokkelvissers te betalen vergoeding niet formeel ter goedkeuring aan de Europese Commissie te worden voorgelegd Overigens bestaat altijd de mogelijkheid dat de Europese Commissie ambtshalve kan besluiten nader onderzoek te doen naar de hoogte van de nadeelcompensatie. Vraag 16 Wanneer is duidelijk of de Europese Commissie al dan niet bezwaar maakt tegen de vergoeding? Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 15, behoeft de nadeelcompensatie niet de formele goedkeuring van de Europese Commissie, maar bestaat wel de mogelijkheid dat de Europese Commissie ambtshalve besluit een nader onderzoek te doen naar de hoogte van de nadeelcompensatie. Ten aanzien van deze mogelijkheid gelden geen termijnen. Vraag 17 Is er inmiddels meer duidelijkheid over de definitieve sociale plannen en bedragen? Bij brieven van 5 december jl. heb ik de bedrijven in de gelegenheid gesteld om binnen 4 weken aan te geven of zij een sociaal plan hebben opgesteld en zo ja, om de kosten van dit plan nader te onderbouwen. Aan de hand van deze vereiste informatie zal het definitieve bedrag aan nadeelcompensatie worden vastgesteld. Vraag 18 Wanneer zult u voorschotten aan de bedrijven gaan verstrekken? Bij voornoemde brieven van 5 december jl. heb ik de bedrijven een aanbod tot een voorschot gedaan. Indien de bedrijven binnen een week aangeven dit aanbod te

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 9 accepteren, wordt alles in het werk gesteld om nog dit jaar tot uitbetaling van het voorschot over te gaan. Vraag 19 Wat is de uiterste datum waarop u de individuele voorschotten zult aanbieden? Zie antwoord vraag 18. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, dr. C.P. Veerman

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 10 Bijlage: Passende beoordeling De overheid is verplicht op grond van vaste jurisprudentie de omvang van de schade te bepalen die voortvloeit uit het kabinetsbesluit tot beëindiging van de kokkelvisserij. Om die reden is het kabinet genoodzaakt om met inachtneming van de recente jurisprudentie van de Raad van State en de resultaten van het EVA II-onderzoek een inschatting te maken van de visserijmogelijkheden, het kabinetsbesluit weggedacht. Om deze inschatting te maken is een passende beoordeling verricht voor de hypothetische situatie dat de kokkelvisserij niet zou zijn beëindigd. Met de kokkelvisserij worden kokkels en daarmee voedsel voor vogels onttrokken aan de Waddenzee. Verder is er mogelijk een indirect effect via een verandering aan de Wadbodem. Het EVA II onderzoek is zeer uitgebreid ingegaan op beide aspecten. De resultaten zijn verwoord in het wetenschappelijk eindrapport (bijlage bij TK 2003-2004, 29200 XIV, nr. 94). Op basis van de resultaten van het EVA II onderzoek zou een fors hoger voedselreserveringsniveau hebben gegolden. Hiermee zou zijn gewaarborgd dat de beschikbare kokkels eerst ten goede zouden komen aan de vogels en pas daarna beschikbaar zijn voor de visserij. In het EVA II eindrapport is met betrekking tot de bodem en het bodemleven geconcludeerd dat de mechanische kokkelvisserij op de korte termijn leidt tot een verarmde slibbodem en dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijk ook effecten op de middellange en lange termijn zijn. Van schadelijke effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Waddenzee (bodem en vogels) als gevolg van de visserij kan echter niet worden gesproken. Enerzijds is sprake van een toename van het slibgehalte, zowel op de plekken waar is gevist als op plekken waar niet is gevist, anderzijds zijn de verschillen in slibgehalte minimaal. Ook zijn in EVA II geen significante verschillen aangetoond van de mechanische kokkelvisserij op het broedval van schelpdieren en is geen verband met het voorkomen van wormen gelegd. Wel is geconcludeerd dat de visserij grote kokkels onttrekt en leidt tot directe sterfte onder de aanwezige bodemorganismen. Als gevolg van een fors hoger voedselreserveringsniveau en het regime van gesloten gebieden behoeven ook deze effecten in principe geen schadelijke effecten te hebben op de instandhoudingsdoelstellingen (de vogels) van de Waddenzee. Op grond van het voorgaande zou, indien het kabinetsbesluit tot beëindiging van de kokkelvisserij niet zou zijn genomen, de mechanische kokkelvisserij nog hebben kunnen plaatsvinden, mits daarbij het hogere voedselreserveringsniveau in aanmerking zou zijn genomen. De inschatting is gemaakt dat met de vergunning die in de toekomst voor de mechanische kokkelvisserij zou zijn verleend een gemiddeld productievolume van maximaal 3000 ton kokkelvlees in de Waddenzee behaald had kunnen worden. Hiermee is aangesloten bij het eindrapport Ruimte voor de Wadden van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (Commissie Meijer) van maart 2004, waarin ervan is uitgegaan dat 3000 ton oogstbaar kokkelvlees in de toekomst mogelijk zou moeten zijn. Daarbij heeft de adviesgroep acht geslagen op zowel de uit de vogel- en habitatrichtlijn voortvloeiende verplichtingen als op de

12 december 2005 TRCJZ/2005/3735 11 resultaten van het wetenschappelijk EVA II-onderzoek (bijlage bij TK 2003-2004, 29200 XIV, nr. 94). De hoeveelheid van 3000 ton oogstbaar kokkelvlees is ook aanbevolen door het panel van deskundigen (ir. L. van Hoof van het LEI, dr. H. Lindenboom van Alterra en drs. M.C. Th. Scholten van ASG-Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek) in zijn reactie op het door de sector op 19 februari 2004 aan de minister aangeboden plan voor een duurzame kokkelvisserij. Omdat in de afgelopen tien jaar gemiddeld 4000 ton kokkelvlees per jaar is gevist, betekent een productievolume van maximaal 3000 ton kokkelvlees een opbrengstvermindering van 25%. Op het berekende economische schadebedrag van 105 miljoen wordt dan ook een korting toegepast van 25%.