Andere kijk, goed voor elkaar. Transitieplan voor het sociale domein in Waalwijk



Vergelijkbare documenten
HERVORMINGEN IN SOCIAAL DOMEIN TRANSITIEPLAN

Andere kijk, goed voor elkaar. Transitieplan voor het sociale domein in Waalwijk

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

Het sociaal domein. Renate Richters Els van Enckevort

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Cijfers over zorg in Mook en Middelaar

Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp

Veranderingen in de Jeugdzorg, Wmo en Participatiewet

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

Een hoop nieuwe verantwoordelijkheden. Decentralisaties in het Sociaal Maatschappelijk Domein

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013

Kadernota Wmo Dit is eigen kracht in Hattem!

AALTEN ACTUEEL. Agenda IN HET KORT... Gewijzigde data afvalinzameling en openingstijden met de feestdagen OPENBARE BEKENDMAKINGEN.

Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg

Transitieavond Maandag 16 april uur uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014

Werk, inkomen. sociale zekerheid. versie

Ik krijg ondersteuning bij de opvoeding en zorg voor mijn kind. Wat verandert er in 2015?

De wereld van het sociaal domein. Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012

Meest gestelde vragen en antwoorden Van AWBZ naar WMO

Transformaties in rijks- en lokaal beleid. 19 september 2013 Jolanda Verbiesen

Kompassie met elkaar Wmo maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen

Themabijeenkomst Keuzes in het kader van de drie transities. 1 september 2014

Visie en uitgangspunten (1)

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014

Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting. Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting DOEN. wat nodig is. Managementsamenvatting -

Hervorming Langdurige Zorg. Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord


Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

CL IËNT. Regelt de aanspraak op zorg voor mensen die een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.

Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties

3D s. Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten. Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland

Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Wat verandert er in de zorg in 2015

Er komt zo snel mogelijk, na vaststelling van de verordening, een publieksversie, waarin de verschillende onderdelen worden uitgewerkt.

Ik heb een vraag over: Voorwoord. Ik voel me thuis niet prettig, kan ik met iemand praten?

Zozijn en de Stelselwijzigingen. Zozijn participeert!

Een nieuwe taak voor gemeenten

Participatiewet. 9 september raadscommissie EM - 1 -

Sociaal domein. Decentralisatie AWBZ-Wmo. Hoofdlijnen nieuwe Wmo KIDL H. Leunessen, gem. Landgraaf 1. Wmo / Jeugzorg / Participatiewet

Inhoud voorstel aan Raad

ALGEMEEN WMO VEELGESTELDE VRAGEN OVER WMO EN JEUGDHULP

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk?

De raad van de gemeente Schiermonnikoog,

Informatiebijeenkomst

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012

MEEDOEN WERKT! PRESENTATIE participatiewet. in opdracht van Min. SZW

Het sociale domein in verandering. Kansen voor verbetering

Transities in het sociale domein

Veranderende zorg. Participeren op z n Urkers. Samen leven, samen doen. samen de schouders eronder

Ik heb een vraag over:

Veranderingen in Onderwijs en Zorg September 2014

Wat gaat er in de zorg veranderen en waarom?

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ ASTEN 2015

Workshop decentralisaties sociaal domein. 30 september 2013

Wethouder Johan Coes Gemeente Hellendoorn. Wethouder Jan Binnenmars Gemeente Twenterand. Wethouder Dianne Span Gemeente Wierden

N.B. Voor Haaglanden geldt dat de taken die in dit plaatje bij de provincie liggen de verantwoordelijkheid zijn van het stadsgewest Haaglanden.

Transitie Jeugdzorg. Door José Vianen; Adviseur

Jeugdhulp in Nissewaard

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Medisch specialist ziekenhuis

naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Castricum 2015

Wajong en Participatiewet

Wet maatschappelijke ondersteuning januari 2015

Nieuwsflits 16 Aandacht voor iedereen. Hervorming Langdurige Zorg en Zorgakkoord. 8 mei 2013

Hoofdstuk 2. Gemeente

Veelgestelde vragen & antwoorden. zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Presentatie Participatiewet & Wijzigingen Wwb. Commissie Samenleving Brielle

Werk, inkomen. sociale zekerheid

VERORDENING TEGENPRESENTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein. Commissie sociaal domein 9 september 2014

Transitie sociaal domein Haarlem Basisinfrastructuur, subsidies en inkoop

Antwoorden op vragen over veranderingen Wmo/Awbz

Jeugd. Sociaal Domein Jeugd Werk Zorg. 1 september 2014, verordening Jeugdhulp

Niet alles verandert in de zorg

Onderwerp Keuzenota's Wmo 2015/Jeugdwet en Participatie/Maatregelen WWB

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 december 2015;

Ik heb een vraag over. zorg... ondersteuning... opvoeding... jeugdhulp... mijn arbeidsbeperking... mijn uitkering... werk...

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Maatschappelijke ondersteuning. November 2014 Dirk van der Schaaf, wethouder van Spijkenisse

postbusŵgemëeñfeňoořdëľnveldľnl- uèťheenïe NOORDENVELD

De Participatiewet. In een politiek krachtenveld. 25 september Twitter mee! hashtag: #VGNparticipatie

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

Bijlagen. Ga na wanneer de indicatie van de cliënt afloopt. Heeft hij recht op het overgangsrecht? Kan er een aanbod gedaan worden vanuit de gemeente?

1 van 5. Registratienummer: Bijlage(n) 2 Onderwerp. Beleidsplan Participatiewet. Middenbeemster, 30 september Aan de raad

Hoofdlijnen Transities

Informatieavond Beleidsstukken Wmo 2015 en Jeugdwet

Nieuwe wetten voor zorg en ondersteuning bij wonen en werken

Wijkraad Vleuten - De Meern Transities Sociaal Domein

Raadsbesluit Raadsvergadering: 28 mei 2014

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

De Wmo en de decentralisaties

Wet maatschappelijke ondersteuning en overige wetten

Transcriptie:

Andere kijk, goed voor elkaar Transitieplan voor het sociale domein in Waalwijk 3 december 2013

Inhoud Samenvatting 2 Inleiding 2 1. WAT: Wat gaat er voor inwoners veranderen na 2015? 5 1.1 Wat draagt het Rijk aan de gemeente over? 5 1.1.1 Wmo 5 1.1.2 De Jeugdwet 8 1.1.3 De Participatiewet 10 1.2 Doelgroepenanalyse 13 1.3 Hoe stelt de gemeente Waalwijk zich de toekomstige situatie voor? 17 2. WAAR: Waar kan een inwoner met zijn vraag of idee terecht? 23 2.1 Hoe kan een inwoner zijn vraag of idee voor het sociale domein stellen? 23 2.2 Hoe krijgt een inwoner de juiste informatie op het juiste moment? 26 3. HOE: Welke ondersteuning op maat krijgt een inwoner? 30 3.1 Hoe wordt de keuzevrijheid voor de inwoner georganiseerd? 30 3.2 Van welke organisaties die betaalde ondersteuning geven kunnen inwoners gebruik maken? 32 3.3 Hoe zorgen we dat het resultaat voor de inwoner centraal staat? 33 4. Wat kost het? 34 4.1 Met welke financiële kaders krijgt de gemeente te maken? 34 4.2 Kosten binnen de perken maar wel iedereen ondersteuning die het echt nodig heeft 35 5. Planning 39 2013 39 2014 39 Lijst met afkortingen 40

Samenvatting Het kabinet is voornemens om per 2015 taken op het gebied van jeugd, werk en ondersteuning over te dragen aan gemeenten. De gemeente Waalwijk wil deze hervormingen in het sociale domein zorgvuldig voorbereiden. Dit doen wij met inwoners, maatschappelijke organisaties en buurgemeenten. Dit transitieplan legt drie belangrijke zaken aan u voor: 1. De koers zoals gemeente Waalwijk de toekomst ziet. 2. Het toekomstig model voor de toegang. 3. De nieuwe manier van contracteren van aanbieders voor meer maatwerk. Nadat u het transitieplan heeft vastgesteld volgt de uitwerking. Hoe ziet dit er in de praktijk uit? Wat kunnen we per transitie in 2015 realiseren en wat volgt in fasen daarna? Naast dit transitieplan wordt eveneens het regionaal Beleidskader jeugdstelsel Hart van Brabant aan u voorgelegd. In dit beleidskader wordt aangegeven hoe we de regionale jeugdhulp inrichten en samen met de regiogemeenten Midden Brabant de aanbieders contracteren. Inleiding Het college van Waalwijk biedt dit plan aan de gemeenteraad aan. Omdat ook anderen dit plan zullen lezen, wijzen we er op, dat daar waar in dit plan wij staat, het college wordt bedoeld en daar waar u staat de gemeenteraad. Alvorens we ingaan op het onderwerp van dit plan, de transities, brengen we de werkagenda van de raad onder de aandacht waarin is aangegeven hoe de raad met dit onderwerp te werk wil gaan. In de raadswerkgroep Samenleving zijn voor dit onderwerp de volgende vragen geformuleerd. Hoe kan de raad zijn kaderstellende rol oppakken? Hoe geeft de raad inhoud aan zijn budgetrecht? Hoe bewaakt de raad de democratische legitimiteit van de besluitvorming en uitvoering van de decentrale regelgeving? In deze notitie wordt met name ingegaan op de kaders voor de transities. Over de financiën wordt besloten bij de vaststelling van de gemeentebegroting 2015. Maar het kan zijn, dat het nodig is om ook tussentijds daar besluiten over te nemen. De dynamische werkagenda is het voertuig om daar al werkende duidelijkheid over te krijgen. Verdere besluitvorming heeft betrekking op onder meer uitvoeringsplannen en verordeningen. Ook hiervoor geldt, dat met de raadswerkgroep zal worden besproken, welke stukken relevant zijn voor het bewaken van de democratische legitimiteit van de besluitvorming en uitvoering van de decentrale regelgeving. Verordeningen moeten in ieder geval door de raad worden vastgesteld. Om zo goed mogelijk in beeld te houden wat dit betekent voor inwoners is dit plan zoveel mogelijk geschreven vanuit het perspectief van inwoners, cliënten. Dat helpt om het verhaal niet overdreven moeilijk te maken, maar ook om de juiste richting in te gaan. Uiteindelijk gaat het er om, dat we ondersteuning kunnen blijven bieden aan de mensen die echt niet zonder kunnen. 2

Met de voorgenomen decentralisaties krijgen gemeenten er veel taken bij. Meer taken, maar minder geld. In dit transitieplan beschrijven we wat er op basis van nieuwe wetten gaat veranderen en hoe wij daar mee omgaan. We moeten bij het schrijven van dit plan accepteren, dat er nog veel onduidelijk is. We weten bijvoorbeeld nog niet precies welke taken worden overgedragen en er is nog veel onduidelijkheid over de financiën. Maar als we zouden wachten met het vaststellen van deze notitie tot alles echt duidelijk is, dan komen we tijd tekort om op 1 januari 2015 klaar te zijn voor de nieuwe taken. Zo moeten we met de inkoop van de jeugdhulp en begeleiding begin 2014 starten. Voorkomen is beter dan genezen. We streven naar een samenleving waar mensen sociaal en economisch zelfredzaam zijn; een gemeenschap waar inwoners elkaar ontmoeten en helpen en toegang hebben tot allerlei voorzieningen die hen in staat stellen om zich te ontplooien en zoveel mogelijk deel te nemen aan de samenleving. En als er dan problemen zijn, is een belangrijk uitgangpunt, dat er meer een beroep zal worden gedaan op inwoners om problemen zelf op te lossen. Zelf problemen oplossen, maakt mensen sterker. Maar niet iedereen is daar altijd toe in staat. Dan is er hulp nodig van familie, vrienden, buren of professionals. We hebben te maken met overdracht van verantwoordelijkheden vanuit het Rijk en de provincie naar de gemeenten op basis van: de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning de Jeugdwet de Participatiewet Deze wetten hangen samen met elkaar. In de praktijk komt het regelmatig voor dat huishoudens 1 die een probleem hebben op één terrein, dat ook hebben op een ander terrein. Daarom is het vasthouden van die samenhang belangrijk bij het schrijven van het transitieplan, maar ook straks bij de uitvoering. Tegelijk is het wel zo, dat de voorwaarden die de wetten aan de gemeenten opleggen zo verschillend zijn, dat ze alle drie apart aandacht moeten krijgen. Op 13 september 2012 heeft de raad kennisgenomen van de visie- en keuzenota Eigen kracht, samen sterk met daarin de visie en uitgangspunten. Middels een amendement werd besloten om de behandeling en besluitvorming (instemming) op te schorten tot een later tijdstip, dit in samenhang met de nieuwe kadernota Wmo. De totstandkoming van de kadernota Wmo echter, is vanwege het landelijke herijkingsproces voorlopig uitgesteld. In de nota die nu voor u ligt, zijn de beleidskaders AWBZ-transitie opnieuw opgenomen, zij het in een enigszins aangepaste vorm. Zo zullen de voorwaarden voor het PGB op een later moment, nadat de wetgeving bekend is, nader worden uitgewerkt. Het transitieplan Anders kijken, goed voor elkaar kunt u beschouwen als een vervanging van de keuzenota Eigen kracht, samen sterk. Dit conform het amendement. De Jeugdwet legt aan gemeenten op om op regionaal niveau samen te werken. Zo moeten gemeenten gezamenlijk afspraken maken over de wijze waarop de jeugdbescherming en de jeugdreclassering worden geregeld en hoe die worden ingekocht. Voor deze en nog veel meer andere verplichtingen is er een Regionaal beleidskader jeugd opgesteld. Dit moet door de gemeenteraden in het Hart van Brabant 1 We gebruiken de term huishouden voor een adres waar één of meer personen wonen. Daaronder vallen ook éénpersoonshuishoudens. Dit in tegenstelling tot de term gezin. 3

(Tilburg, Loon op Zand, Hilvarenbeek, Goirle, Dongen, Oisterwijk, Heusden, Gilze en Rijen en Waalwijk) worden vastgesteld. In het Beleidskader jeugdstelsel Hart van Brabant wordt ingegaan op de zaken die gemeenten verplicht of vrijwillig gezamenlijk moeten of willen regelen. Het zou te gedetailleerd worden om dat allemaal in dit transitieplan over te nemen. We beperken ons in deze notitie tot de hoofdlijnen. Het Beleidskader jeugdstelsel Hart van Brabant bieden wij eveneens ter vaststelling aan. In juni 2013 hebben de gemeenteraden van de Langstraat-gemeenten ingestemd met de nota Iedereen doet mee. Deze nota is gebaseerd op de contourennota en het sociaal akkoord en is bedoeld als richtinggevend document. Het geeft een eerste aanzet tot een meerjarig participatiebeleid. De beslispunten zijn meegenomen bij het maken van dit plan. Dit plan is opgebouwd aan de hand van de vragen wat, waar, hoe en de kosten. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de vraag wat er per 1 januari 2015 voor inwoners verandert op de terreinen van nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet. We gaan in op de veranderingen in de wetgeving, welke groepen inwoners daar mee te maken hebben en hoe groot deze groepen zijn. Vervolgens gaan we in dit hoofdstuk in op hoe de gemeente Waalwijk zich de toekomstige situatie voorstelt. In hoofdstuk 2 gaan we in op waar inwoners terecht kunnen om ondersteuning te vragen. Dit is uitgewerkt in een model, waarin duidelijk wordt hoe dit model in Waalwijk gaat werken. In hoofdstuk 3 gaan we in op de vraag hoe we op basis van de omvang van de verschillende groepen en de verantwoordelijkheden die we krijgen, er voor zorgen dat inwoners die dat nodig hebben ondersteuning op maat krijgen. De kosten bespreken we in hoofdstuk 4. Het vervolg (de planning) bespreken we in hoofdstuk 5. Daarna is nog een lijst met afkortingen toegevoegd. 4

1. WAT: Wat gaat er voor inwoners veranderen na 2015? 1.1 Wat draagt het Rijk aan de gemeente over? Wmo en AWBZ, jeugdhulp en arbeidsparticipatie, het hele sociale domein, het moet allemaal anders. Goedkoper, doelmatiger en meer samenhangend met elkaar. Verschuivingen van taken, verantwoordelijkheden en geld moeten een antwoord geven op de huidige problemen zoals versnippering, langs elkaar heen werken, kosten, wachtlijsten, doorverwijzingen en stapeling van gesprekken. We noemen dit transities. Het idee achter de transities is dat de gemeente dichter bij de inwoners staat en zo dus beter de behoeften van de inwoners begrijpt en er antwoord op kan geven. Bovendien kan zo de eigen kracht van mensen beter worden benut. De rol van de (lokale) overheid verschuift van voorschrijven van oplossingen naar ondersteuning bij het zelf oplossen van problemen. Als inwoner kun je daarom geen voorziening meer claimen, wel is er ondersteuning bij het meedenken over oplossingen. Dat is de visie die het Rijk voorstaat bij de nieuwe wetten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, jeugd en werk (nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet). Hierna volgt een korte uitleg van deze wetten, met daarbij een beschrijving van waar we ons als gemeente aan moeten houden en om hoeveel inwoners van de gemeente Waalwijk het gaat. 1.1.1 Wmo De (nieuwe) Wmo, wat is dat? De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen ondersteuning krijgen om te helpen om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. In de nieuwe Wmo, die ingaat op 1 januari 2015, staan drie doelen centraal: 1. Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. 2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. 3. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder). Hierbij gaat het om taken die ook al in de oude Wmo stonden, aangevuld met taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). En dat allemaal in een nieuw jasje. De belangrijkste veranderingen of aanscherpingen: 5

Zelfredzaamheid en participatie voorop. In de nieuwe Wmo wordt het begrip maatwerkvoorziening geïntroduceerd in plaats van de compensatieplicht. Van belang is de dialoog tussen de inwoner en de gemeente over de benodigde hulp. De gemeente en de inwoner hebben de ruimte om samen tot oplossingen te komen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. De gemeenten moeten mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen bieden. Dit alles om de zelfredzaamheid en participatie van de cliënten te vergroten. De prestatievelden van de huidige Wmo komen met de invoering van de nieuwe Wmo te vervallen. De uitbreiding van de Wmo met taken vanuit de AWBZ Concreet betekent het voor inwoners van onze gemeente, dat zij voor de volgende ondersteuning voortaan bij de gemeente moeten zijn: Begeleiding, hierbij gaat het bijvoorbeeld om dementerenden die een aantal keren per week op een locatie deelnemen aan een dagbesteding; Kortdurend verblijf, hierbij gaat het bijvoorbeeld om opvang van mensen met een verstandelijk beperking in het weekend om de mantelzorgers te ontzien. De persoonlijke verzorging gaat grotendeels niet over naar de gemeenten, maar naar de zorgverzekeraars. Een klein deel dat betrekking heeft op cliënten met zintuiglijke of verstandelijke beperking en cliënten met een psychiatrische problematiek, zo n 6,7% van degenen die persoonlijke verzorging krijgen, gaat wel naar de gemeenten met 5% van het budget. De uitbreiding van de Wmo gaat om mensen met: Een somatische aandoening of beperking o Een lichamelijke ziekte die een blijvende beperking geeft, niet veroorzaakt door een stoornis van het zenuwstelsel of bewegingsapparaat. o Voorbeeld: Artrose Een psychogeriatrische aandoening of beperking o Er is sprake van een ziekte, niet-aangeboren aandoening of functiestoornis in of van de hersenen. Deze aandoeningen gaan vaak gepaard met aantasting van denkvermogen, gevoelsleven en herinneringscapaciteit. o Voorbeeld: Dementie Een psychiatrische aandoening of beperking o Een stoornis door een of meer symptomen veroorzaakt door in de psyche gelegen factoren. Bij de classificatie worden vaak vastgestelde criteria gehanteerd die uitgaan van een (groep van) symptomen. o Voorbeeld: Borderline en Anorexia Een verstandelijke beperking o Iemand scoort met het denkvermogen lager dan gemiddeld bij een algemene intelligentietest (in Nederland geldt voor AWBZ-ondersteuning een IQ-grens van 85). Er is sprake van blijvende beperkingen op het gebied van de sociale redzaamheid. o Voorbeeld: Syndroom van Down 6

Een lichamelijke beperking o Een fysieke aandoening waarbij sprake is van beperkingen als gevolg van stoornissen van het zenuwstelsel en het bewegingsapparaat, waarbij geen functionele verbetering mogelijk is. o Voorbeeld: Niet-aangeboren hersenletsel, beperkingen van het spierstelsel en beenderstelsel (dwarslaesie en verlamming). Een zintuiglijke beperking o Het kan gaan om een beperkt gezichtsvermogen (visueel) of gehoor (auditief) of een communicatieve beperking. o Voorbeeld: Visuele beperkingen (blindheid, slechtziendheid en oogziekte) en auditieve beperkingen (doofheid en andere stoornissen in het gehoor). Met de uitgangspunten van de nieuwe wet betekent dit dat het wettelijke recht op ondersteuning, zoals dat nu is opgenomen in de AWBZ, komt te vervallen. Voor de cliënten met een langere indicatie na 1 januari 2015 geldt waarschijnlijk een overgangsregeling voor een periode van één jaar. Welke veranderingen dit voor de betreffende inwoner- precies tot gevolg zal hebben, is nu nog niet duidelijk. De intramurale ondersteuning (bijvoorbeeld binnen verpleeghuizen) voor de meest kwetsbare mensen blijft in de kern-awbz. Hoe zit het met vervoer naar de dagbesteding na 1 januari 2015? Onder het huidige AWBZ-regime stelt het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) vast of er sprake is van een medische noodzaak voor vervoer bij een inwoner met een indicatie voor groepsbegeleiding. Nu wordt vervoer enkel geïndiceerd bij groepsbegeleiding. Het grootste gedeelte van cliënten met groepsbegeleiding ontvangt vervoer van en naar de organisatie die de groepsbegeleiding aanbiedt. In de praktijk wordt dit verder door de aanbieder geregeld. Veelal heeft deze een contract met een vervoerder zoals een taxibedrijf. Doordat straks de gemeenten het budget (minus een korting) voor vervoer gaan ontvangen en beheren, kan dit betekenen dat zij het vervoer op een andere manier gaan regelen. Bijvoorbeeld door vrijwilligers in te zetten of gebruik te maken van het leerlingenvervoer (een systeem waarbij kinderen met een beperking met een taxi of busje van en naar school worden gebracht), maar dan buiten de school- c.q. piektijden om. Het is ook mogelijk dat er vooralsnog - niets verandert met betrekking tot het vervoer. De gemeenten doen hier momenteel onderzoek naar. In ieder geval zullen zij trachten de inwoners zoveel mogelijk op een zo kort mogelijke afstand passende ondersteuning te bieden. Behalve een langere reistijd bespaart dit ook op de vervoerskosten. De nieuwe taken in de Wmo, over hoeveel inwoners hebben we het dan? Aantal cliënten Bekostiging >180 Persoonsgebonden budget >420 Zorg in natura Anno 2013 maken ruim 600 inwoners van Waalwijk gebruik van AWBZ producten die straks over worden geheveld naar de gemeente. Daarbij gaat het om hulp in de vorm van dagbesteding, individuele begeleiding en kortdurend verblijf. Van deze AWBZproducten wordt ca. 30% verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) 7

en 70% in de vorm van Zorg in Natura (ZIN). Hier gaan we verder op in in paragraaf 3.2. Bron: Decentralisatie Monitor (Wmo Kantoor, 2013). 1.1.2 De Jeugdwet De (nieuwe) Jeugdwet, wat is dat? In de huidige situatie is de ondersteuning voor de jeugd georganiseerd in tal van wetten en voorzieningen en al jaren wordt gewerkt aan een stroomlijning hiervan. De ontwikkelingen rondom het Centrum Jeugd en Gezin zijn hier een voorbeeld van. De nieuwe wet verlegt bestaande taken rondom de jeugdhulp naar het lokale (gemeentelijke of regionale) niveau. Gemeenten worden per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het geheel aan preventie, ondersteuning, begeleiding, hulpverlening en behandeling bij problemen in het gezond en veilig opgroeien van kinderen tot volwassenheid. Daaronder vallen ook de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Concreet betekent dit voor de gemeente, dat zij verantwoordelijk wordt voor: Het verbeteren van het opvoedklimaat; Een passend aanbod van jeugdhulp; Een netwerk rondom jeugdhulp; Inschakeling van de Raad voor de Kinderbescherming, waar nodig; Participatie van jeugdigen met een beperking; Het beantwoorden van vragen en het geven van goede adviezen; Een goed aanbod op het terrein van Kinderbescherming en Jeugdreclassering. Voor inwoners betekent dit, dat ze voor ondersteuning op het terrein van jeugdhulp bij de gemeente moeten zijn of bij de door de gemeente betaalde voorzieningen. Deze hulp moet laagdrempelig zijn en gemakkelijk te herkennen. Om dit te realiseren zal nauw moeten worden samengewerkt met het onderwijs en ook met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen (GGD), omdat deze ook door kunnen verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp. Hiervoor maken we in 2014 afspraken. De nieuwe Jeugdwet geeft minder ruimte voor de vrije invulling in de gemeente, zowel ten aanzien van de ondersteuning die moet worden geleverd als de samenwerkingsverbanden die hierbij moeten worden aangegaan. Het gaat hierbij om: Ondersteuning die verplicht moet worden geleverd zoals: o Continuering in 2015 van de ondersteuning die onder de huidige Wet op de jeugdzorg valt voor de bestaande cliënten en de cliënten die op de wachtlijst staan. Met uitzondering van cliënten in de jeugdreclassering en jeugdbescherming kan hierbij wel worden gezocht naar een alternatief aanbod, mits de gemeente en de cliënt daar overeenstemming over hebben. o De inrichting van een Algemeen Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). o Maatregelen die worden opgelegd door tussenkomst van een rechter. Deze maatregelen moeten door de gemeenten geleverd en uitgevoerd worden. 8

o o Directe hulp in situaties waarbij er sprake is van onveiligheid voor het kind. Een 24-uurs crisisdienst. Samenwerkingsverbanden, die verplicht met regiogemeenten worden aangegaan: o De jeugdbescherming en jeugdreclassering, ofwel de zorg die valt onder veiligheid en in het gedwongen kader, moeten vanuit de Jeugdwet op regionaal niveau worden georganiseerd en aansluiten bij het Zorg en Veiligheidshuis (regio Midden Brabant). o De jeugdbeschermingsmaatregelen (bijvoorbeeld voogdij en gezinsvoogdij) moeten worden uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. Deze instellingen bepalen welke jeugdhulp nodig is en de gemeente heeft een leveringsplicht. o De samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming zal worden vastgelegd in een protocol. o Gecertificeerde instellingen gaan de taken voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering uitvoeren. Deze behoren nu tot de taken van Bureau Jeugdzorg (BJZ). Vanaf 1 januari 2015 houdt BJZ op te bestaan. De taak Toegang van het Bureau Jeugdzorg gaat naar gemeenten. o Het inrichten van een Algemeen Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) moet op regionaal niveau worden geregeld. Hoe zit het met passend onderwijs? Naast de stelselwijziging voor de ondersteuning voor jeugd vindt er ook een stelselwijziging plaats voor het onderwijs: Passend onderwijs. De twee grote stelselwijzigingen Passend onderwijs en ondersteuning voor jeugd hebben op veel punten raakvlakken. Zij gaan uit van het hanteren van eenzelfde visie op de ondersteuning van jeugdigen en kunnen daardoor elkaar versterken. Schoolbesturen krijgen de opdracht en de middelen om elk kind Passend onderwijs te bieden. Gemeenten worden verantwoordelijk voor hulp aan jeugdigen en ouders in gezin, wijk en buurt. Beiden krijgen de opdracht om de terreinen met elkaar te verbinden en de plannen over en weer af te stemmen. Van onderwijs wordt verwacht dat zij een belangrijke bijdrage levert aan zowel onderwijs als opvoeding van kinderen en jongeren, door het geven van les maar ook door het stimuleren van de ontwikkeling in algemene zin. Het contact met ouders is van groot belang en wij zien bij het onderwijs een belangrijke rol liggen in het stimuleren van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Over het Ondersteuningsplan, dat het onderwijs verplicht op moet stellen, dient vóór 1 mei 2014 overeenstemming te worden bereikt met gemeenten in een Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO). De nieuwe Jeugdwet, over hoeveel jeugdigen hebben we het dan? Omdat het hier gaat om sterk uiteenlopende ondersteuning maken we hier een onderscheid naar de soort hulp: Aantal cliënten Bekostiging 565 Zorgverzekeringswet 195 AWBZ 410 Provincie 10 Gesloten jeugdzorg 9

565 jeugdigen maken gebruik van de GGZ op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De GGZ bestrijkt een zeer divers veld met veel verschillende aandoeningen, met grote verschillen in de zwaarte (dyslexie, autisme, psychose, anorexia) en met grote verschillen in de kosten; 195 jeugdigen ontvangen jeugdhulp op basis van de AWBZ, al dan niet met verblijf. Er is altijd sprake van cliënten met een aantoonbare psychiatrische stoornis. 410 jeugdigen ontvangen hulp op basis van door de provincie gefinancierde jeugdhulp. Het gaat hier om opvoed en opgroei ondersteuning waaronder de ambulante hulp, verblijf in een accommodatie deeltijd / voltijd, verblijf pleegzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, aanmeldingen BJZ, gemelde kinderen bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling. 10 jeugdigen hebben een vorm van gesloten jeugdzorg. Deze cijfers komen uit de meicirculaire 2013 en hebben betrekking op 2010/2011 en zijn gebruikt om de hoogte van de budgetten te berekenen. 1.1.3 De Participatiewet De Participatiewet, wat is dat? Het kabinet wil dat alle mensen als volwaardige burgers mee kunnen doen aan onze samenleving. Bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat (nog) een brug te ver is, door op een andere manier te participeren in de samenleving. Er worden ook kansen gecreëerd voor mensen met een arbeidsbeperking. Daarvoor komt er één regeling, de Participatiewet. De regering wil de grote onderwerpen op de arbeidsmarkt samen met werknemers en werkgevers aanpakken. In het sociaal akkoord stellen werkgevers zich garant voor 100.000 extra banen in 2026 voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het wettelijk minimum loon kunnen verdienen. Hiervoor wordt het instrument van loonkostensubsidie geïntroduceerd. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers tot maximaal 100% van het wettelijk minimum loon voor de verminderde productiviteit van een werknemer met een arbeidsbeperking. De overheid doet hetzelfde voor 2.500 banen per jaar, oplopend tot 25.000 in 2024. Mochten deze aantallen niet gerealiseerd worden, dan treedt in 2017, na overleg met de sociale partners en gemeenten, alsnog een wettelijk quotumregeling 2 in werking. Lokaal maken we hier afspraken over met werkgevers. Gemeenten worden met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de begeleiding en ondersteuning van werkzoekenden naar een reguliere baan op de arbeidsmarkt. Concreet betekent dit voor de verschillende inwoners van Waalwijk dat: Een inwoner die een bijstandsuitkering heeft of aanvraagt bij de gemeente zo snel mogelijk weer werk zoekt. Daarop wordt hij voorbereid door b.v. een opleiding of training. 2 De quotumregeling, zoals die in de concept Participatiewet was opgenomen, hield in, dat werkgevers met 25 of meer medewerkers de verplichting hebben er voor te zorgen, dat 5% van hun personeel mensen met een beperking zijn. Deze quotumregeling is opgeschort tot 2017. 10

Mensen die nu een uitkering hebben op basis van de Wajong, de Wwb of de Wsw zullen, voor zover zij (gedeeltelijk) kunnen werken ook regulier werk moeten vinden. Werkgevers worden geacht hier aan mee te werken. De huidige Wajong wordt daarbij beperkt tot de groep die volledig en voor altijd arbeidsongeschikt is en de Wsw is er alleen nog maar voor de mensen die in aanmerking komen voor beschut werk. Hierbij is geen nieuwe instroom meer mogelijk. Van inwoners voor wie de afstand tot de arbeidsmarkt nog te groot is, wordt een tegenprestatie gevraagd. Dat kan zijn vrijwilligerswerk, onbetaald werk, enz. In feite betekent dit voor inwoners dat niemand aan de kant hoeft te blijven staan, maar ook niet kàn blijven staan. De inzet van inwoners als vrijwilliger is ook nodig om aan de stijgende vraag naar hulp in de samenleving te kunnen voldoen. Naast de begeleiding naar werk is in de wet ook een beperking opgenomen ten aanzien van het recht op inkomensondersteuning. Er wordt niet alleen naar het individuele inkomen gekeken maar naar het inkomen van het hele huishouden. Dit noemen we de huishouduitkeringstoets. De invoering van de huishouduitkeringstoets heeft vooral consequenties voor de Wajongers die worden overgedragen naar de gemeente en voor de Wsw-ers. In de periode 2015-2017 worden alle Wajongers door het UWV herkeurd. Deze mensen worden gefaseerd - door het UWV aan gemeenten overgedragen. Er zijn in onze gemeente ongeveer 485 Wajongers. Daarvan valt 60% naar verwachting onder de Participatiewet, omdat ze gedeeltelijk arbeidsvermogen hebben. Voor zover zij huisgenoten met een inkomen hebben, zouden zij geen uitkeringen krijgen vanwege de huishouduitkeringstoets. Maar voor deze groep geldt, voor zover zij niet gehuwd zijn, een uitzondering van deze toets gedurende 30 maanden. Dat betekent, dat ze in deze periode wel een uitkering kunnen krijgen als alleenstaande en dat ze ook worden begeleid naar werk. Dit leiden we af van de conceptwettekst, die nog niet is vastgesteld. Voor de aanvragen voor een uitkering voor levensonderhoud blijft de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi) bestaan. Aanvragen voor levensonderhoud moeten per 1 januari 2015 ingediend worden bij het UWV. Het UWV stuurt deze aanvragen door naar de gemeente / Baanbrekers ter beoordeling en besluitvorming. Bij de inrichting van de toegang moet hiermee rekening worden gehouden. Vanuit de wet worden gemeenten geacht de regionale samenwerking te versterken, vooral daar waar het gaat om eenduidigheid in de dienstverlening richting werkgevers. In het sociaal akkoord is afgesproken dat de huidige Sociale Werkvoorzieningsbedrijven (SW-bedrijven) opgaan in 35 werkbedrijven, één in elke arbeidsmarktregio. Voor de uitwerking van de Werkbedrijven zijn de sociale partners (werkgevers, werknemers en het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV)) met gemeenten in overleg. Uitgangspunt is dat de Werkbedrijven een schakel gaan vormen naar de banen waarvoor werkgevers zich garant hebben gesteld. Gemeenten hebben de lead bij de vorming van de Werkbedrijven en werken daarbij nauw samen met de sociale partners en het UWV. Er is in dit proces geen sprake van gedwongen fusies van SW-bedrijven. De dienstverlening, bepalen arbeidscapaciteit, matching en begeleiding, gaan lopen via deze werkbedrijven. Een ander resultaat uit het sociaal akkoord is dat werkgevers zich (oplopend tot 2026) garant stellen voor 100.000 extra banen voor arbeidsgehandicapten. 11

In aanloop naar de invoering van de Participatiewet hebben de gemeenten Waalwijk, Heusden en Loon op Zand besloten de ISD-ML (Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat) en WML (Werkvoorziening Midden-Langstraat) te laten fuseren tot 1 uitvoeringsinstituut Baanbrekers. Baanbrekers is per 1 januari 2013 van start gegaan. Ter voorbereiding op de komst van de Participatiewet hebben de raden van Langstraatgemeenten in het tweede kwartaal 2013 de nota Iedereen doet mee vastgesteld. Daarmee hebben de raden besloten: 1. dat, om maximaal gebruik te maken van de (verdien) capaciteit van mensen, wordt gekozen voor een individuele benadering in plaats van de huidige doelgroepenbenadering; 2. dat Baanbrekers in overleg met de gemeenten voor de groep kwetsbaren een uitvoeringsplan opstelt, over hoe met deze groep om te gaan. 3. dat bij het maken van een profielschets van het gezin ( één gezin, één plan) het gezin in haar sociale context en directe woonomgeving wordt geplaatst. Bij het opstellen van de profielschets is een wijkgerichte benadering, waarbij het gezin en het aanwezige sociale netwerk centraal staat, voorwaarde om te komen tot een maatwerkoplossing. 4. dat het contact met het bedrijfsleven moet worden geïntensiveerd om zo de kans op plaatsing van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten; 5. dat Baanbrekers de ontmoeting tussen werkgevers en potentiële werknemers moet gaan faciliteren. Deze ontmoeting zorgt ervoor dat werkgevers eerder bereid zullen zijn om ruimte te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. 6. dat Baanbrekers komt met een voorzet over op welke wijze er vorm gegeven moet worden aan de tegenprestatie. Deze besluiten zijn meegenomen bij het maken van dit plan. De Participatiewet, over hoeveel inwoners hebben we het dan? Onder de Participatiewet vallen de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), de Wajong en de Wet Werken en Bijstand (Wwb) Aantal cliënten Bekostiging 326 Wsw 485 Wajong 743 Wwb De Wsw heeft in Waalwijk betrekking op 326 inwoners, 286 in een dienstverband, 16 in begeleid werken en 24 op de wachtlijst (Bron: bestuursrapportage tweede kwartaal 2013 Baanbrekers). Hierbij gaat het om mensen die via het UWV een indicatie beschut werken hebben. 485 inwoners maken gebruik van Wajong, van wie 453 volledig en 32 deels arbeidsongeschikt zijn verklaard (Bron: Atlas Sociale Verzekeringen 2012: Regionale informatie Sociale Verzekering peildatum 1 januari 2013). Hierbij gaat het om mensen die vóór hun 18 e arbeidsongeschikt zijn. De Wwb uitkering wordt door 743 inwoners gebruikt (bron, bestuursrapportage tweede kwartaal 2013 Baanbrekers). Hierbij gaat het om mensen die tijdelijk niet in de kosten van levensonderhoud kunnen voorzien, omdat ze werkloos zijn. 12

1.2 Doelgroepenanalyse De aantallen inwoners die per transitie zijn vermeld in de vorige paragrafen zijn gebaseerd op gegevens, monitors e.d. uit verschillende jaren. Eind 2012 heeft de gemeente samen met de instellingen geconstateerd, dat er geen overzicht is om wie en wat het precies gaat bij de transities en om hoeveel huishoudens het gaat. Daarom is besloten om een eigen analyse te maken op huishoudniveau. De analyse in deze paragraaf is tot stand gekomen op basis van cijfers die door instellingen 3, actief in Waalwijk, aan ons zijn aangeboden. Het aantal producten en het aantal huishoudens is in onderstaand schema opgenomen: 3 transities Huidige taken Paswijzer Schuldhulpverlening Wmo Rolstoelvoorziening, Wmo woonvoorziening Wmo huishoudelijke zorg Vroegtijdig schoolverlaten Spijbelen Veiligheid Maatschappelijk werk Jeugd- en jongerenwerk Homestart en Opstap WSW WWB Re-integratie en participatie Lichamelijke beperking Verstandelijke beperking Psychiatrische hulp Verslavingszorg Wmo begeleiding Wajong Jeugdzorg 3210 producten 2634 huishoudens Extern 7347 producten 4829 huishoudens Huurachterstanden Problematisch woongedrag 217 producten 216 huishoudens Taken die nu al onder de gemeente vallen en een relatie hebben met de transities Taken die in het kader van de transities overkomen naar de gemeente Taken die ook in de toekomst extern worden uitgevoerd, maar wel een relatie hebben met de transities Uit de analyse blijkt, dat inwoners van Waalwijk in 2012 in totaal 7300 producten afnemen bij de gemeente of bij instellingen die door de gemeente worden betaald. Met 3 De instellingen die hebben meegewerkt aan de analyse zijn: Baanbrekers, GGZ, MEE, Stichting Jongerencentra Waalwijk, Juvans, ContourdeTwern, het Veiligheidsoverleg, Novadic Kentron, Casade, SiZa Gemini, Schakelring, Prisma, Amarant, Thebe en RIBW en de gemeente. We hebben geen detailgegevens van de politie en Bureau Jeugdzorg. 13

de transities komen er ongeveer 3000 producten bij. Hierbij gaat het om producten en niet over huishoudens. Het gaat hier om individuele vragen van inwoners die ondersteuning kregen in de vorm van een of meer producten. De landelijke cijfers geven een vergelijkbaar beeld. Naar verwachting krijgt de gemeente te maken met ca. 2300 extra cliënten. Via de Wmo (ruim 600), de Jeugdwet (1180) en de Participatiewet (485). De 2300 cliënten maakten gebruik van 3000 producten. Bij de data hier onder zijn gegevens verzameld niet op individueel niveau, maar op het niveau van huishoudens. Dat hebben we gedaan omdat het uitgangspunt is, dat we bij meervoudige problemen kijken naar het hele huishouden. Producten per huishouden (figuur 1) De optelsom van de producten per huishouden geeft het volgende beeld: Waalwijk heeft in totaal 19.500 huishoudens; 4800 daarvan, dat wil zeggen 24%, is bekend bij één of meerdere partners in het sociale domein; Een groot deel (60%) van deze 4800 huishoudens komt slechts voor bij één van de partners, en maakt maar gebruik van één dienst. Figuur 1 Aantal producten per huishouden Het gebruik van producten (figuur2): Afgezet tegen het totale aantal huishoudens van Waalwijk zien we dat bijna een kwart van de huishoudens bekend is bij minimaal één van de partners betrokken in onze analyse. In onderstaand schema is aangegeven hoeveel 14

huishoudens nu gebruikmaken van voorzieningen (blauwe kolom) en de ambitie van de gemeente die wordt voorgesteld (rose kolom) Figuur 2 Gebruik voorzieningen door huishoudens Elke organisatie heeft naar eigen inzichten bepaald welke diensten/producten zij leveren aan huishoudens in Waalwijk. Hierbij is aangegeven hoeveel huishoudens hiervan gebruik maken. Daarnaast is bij elk product een inschatting gemaakt van het risico voor dit huishouden met de volgende betekenissen: Risico rood betekent dat voor dit huishouden een direct risico wordt gezien wat betreft de behoefte aan ondersteuning en de mogelijkheden van participatie. Een voorbeeld hiervan is een huishouden in de schuldhulpverlening. Risico oranje betekent dat er wel wat aan de hand is maar dat het afhankelijk van de verdere omstandigheden is of dit huishouden (sterk) afhankelijk is van ondersteuning. Een voorbeeld hiervan is een huishouden in de bijstand. Een huishoudens met minstens één keer een rood risico of met twee of meer keren een oranje risico beschouwen we als een huishouden met risico. 15

De kennismaking: De heer en mevrouw Janse. De heer en mevrouw Janse zijn al 45 jaar getrouwd en genieten van hun pensioen. De laatste maanden gaat het iets moeizamer omdat mevrouw wat vergeetachtig wordt en de heer Janse haar niet meer alleen durft te laten. De ene dag gaat het beter dan de andere. Hun enige dochter wil hen wel helpen maar heeft als alleenstaande, werkende moeder beperkte mogelijkheden. De heer van den Bosch De heer van den Bosch werkt sinds 4 jaar als zelfstandig ondernemer in de publieke dienstverlening. Na 2 zeer succesvolle jaren valt de omzet nu fors tegen. Hij heeft zijn inkomen al fors verlaagd, alle geldpotjes zijn al leeg geschraapt, en nu maakt hij zich zorgen over de komende maanden. Hij vertrouwt wel op de toekomst, inmiddels trekt de markt al weer aardig aan, maar op de korte termijn voorziet hij problemen met de betalingen van de vaste lasten. Familie Peters Familie Peters staat bekend als een gezellig en warm gezin. Vader en moeder werken allebei en de twee kinderen hebben het eigenlijk altijd wel goed gedaan. Tot zoonlief Floris van 14 wat meer in aanraking komt met de uitdagingen van de straat. Of het nu door de verveling komt of het avontuur dat lonkt: ineens duiken er nieuwe vrienden op en alles lijkt te veranderen. De schoolprestaties lopen terug en ook heeft de mentor al signalen afgegeven van herhaald schoolverzuim. Maar nog erger: vader en moeder hebben de indruk dat Floris in een verkeerd circuit is terecht gekomen. Soms reageert hij zo raar? En hoe hij af en toe kijkt, hij zal toch geen drugs gebruiken? Als klap op de vuurpijl is Floris gisteren betrapt bij een winkeldiefstal. De politie stond ineens voor de deur. Wat nu? Familie van Hurk Familie van Hurk zit dik in de problemen. Door de crisis is vader zonder werk komen te zitten en moeder heeft alleen maar een nulurencontract, waar ook niet veel inkomsten uit komen. En daarmee lijkt alles in de soep te draaien: de schulden zijn nog niet dramatisch, maar de rek is er wel uit. De huur van dit grote huis is bijna niet meer op te brengen. En tussen hen gaat het ook niet meer zo lekker. Ze zitten op elkaars lip, en soms denken ze wel eens dat het zo niet langer samen hoeft. Moeder heeft ook steeds meer last van allerlei kwaaltjes. Gelukkig gaat het met de kinderen nog goed, maar ze zullen het wel gaan merken als er gesneden moet worden in hun clubactiviteiten. Familie Beekmans Familie Beekmans is al jaren bekend bij vele organisaties. Op één of andere manier gaat het elke keer weer fout. En als er dan ondersteuning komt komen ze vaak de afspraken niet na. Het groeit hun boven het hoofd. En nu loopt het helemaal uit de hand met de kinderen. De school heeft een melding gedaan van het vermoeden van kindermishandeling, en dat is niet de eerste keer. Vader en moeder begrijpen het niet zo best. Ze houden zoveel van hun kinderen en hebben er echt alles voor over. Eigenlijk vinden ze het ook wel fijn dat ze allebei de hele dag thuis zijn, dan kunnen ze hen veel aandacht geven. 16

1.3 Hoe stelt de gemeente Waalwijk zich de toekomstige situatie voor? De gemeente Waalwijk gaat voor een actieve samenleving waarin inwoners zichzelf en anderen helpen en waarin mensen sociaal en economisch zelfredzaam zijn. Daarbij gaan we uit van de eigen kracht van inwoners en hun sociale netwerk. Voor een kleinere groep (kwetsbare) inwoners die (tijdelijk of permanent, geheel of gedeeltelijk) niet zelfstandig kunnen zijn bieden we ondersteuning. Vanuit het bovenstaande perspectief gebruikt gemeente Waalwijk de toekomstige ontwikkelingen om een aantal belangrijke koersveranderingen in te zetten of door te zetten: De kanteling naar het inwonersperspectief In plaats van te kijken naar de afzonderlijke ontwikkelingen die op de gemeente afkomen bekijken we het totaal van de transities als een kans om anders met de behoefte, kracht en mogelijke ondersteuning van de inwoners om te gaan. Figuur 1 Gemeente Waalwijk ziet de transities als een paraplu tussen het wolkendek van decentralisaties en de wensen en behoeftes van de inwoners Dit maakt het mogelijk om uit te gaan van de kansen, niet van de bedreigingen; kiezen voor een eigen benadering: niet de protocollen en regels staan voorop, maar vanuit de inwoners wordt gekeken naar wat er nodig is aan hulp en ondersteuning. Als basis wordt gestreefd naar inwoners die zichzelf kunnen redden, werk en inkomen hebben, hun leven zelf kunnen organiseren, jongeren die succesvol zijn, diploma s halen en aan het werk gaan. Hiermee beperken we het aantal huishoudens dat nog een beroep doet op betaalde ondersteuning, waardoor voor de huishoudens die het echt nodig hebben een goed passend aanbod kan worden gedaan. 17

Er zijn ook situaties waar regels wel voorop dienen te staan. Denk aan een maatregel die door de rechter is opgelegd om de veiligheid van kinderen te waarborgen. De inzet van eigen kracht en verantwoordelijkheid Het inzetten van eigen kracht en verantwoordelijkheid sluit aan bij de visie van de gemeente Waalwijk, waarbij een inwoner met een vraag: - Primair verantwoordelijk is voor zijn eigen vraag en oplossing; - Daarbij voor hulp als eerste aanklopt bij het eigen sociale netwerk, als dat nodig is; - Eventueel aangevuld met georganiseerd vrijwilligerswerk; - En als dat niet voldoende oplossing biedt gebruik kan maken van algemene of collectieve voorzieningen; - En in het uiterste geval steun krijgt van professionele individuele voorzieningen. Figuur 2 Eigen kracht centraal De slag naar de transitiedoelstellingen voor alle inwoners De gemeente Waalwijk staat voor ondersteuning op maat maar wel vanuit spelregels, niet problematiserend, maar waar mogelijk ontzorgend. Iedere inwoner doet hierin mee, niemand staat langs de kant. Daarbij moet wel ruimte zijn voor uitzonderingen, rekening houdend met het individu en het huishouden. Indien nodig wordt hulp gegeven, zo licht als mogelijk en zo intensief als nodig. Wij stellen voor om akkoord te gaan met de transitiedoelen: Iedereen is sociaal en economisch zelfredzaam Ieder huishouden heeft minimaal één kostwinner 4 Iedere jongere haalt een startkwalificatie 4 Onder kostwinner verstaan we iemand die een inkomen heeft, bijvoorbeeld uit arbeid, en die geen beroep doet op een uitkering. 18

In de analyse over het aantal huishoudens hebben we gezien dat van de 19.500 huishoudens, 4800 huishoudens een beroep doen op betaalde voorzieningen. Gemeenten worden met de komst van de nieuwe taken geconfronteerd met flinke kortingen op de budgetten die meekomen. Als gemeente willen we waarborgen dat ook in de toekomst de mensen hulp ontvangen die zij echt nodig hebben. De volgende onderdelen vormen de basis voor het formuleren van de te bereiken maatschappelijke effecten. De doelgroepenanalyse (de omvang van doelgroepen van de drie transities); Een overzicht van de gemiddelde kosten per doelgroep (op basis van beperking e.d.); De bezuinigingen; De effecten van meer inzetten op eigen kracht; De effecten van efficiënter werken (één huishouden één plan) We stellen voor om de voor de volgende maatschappelijke effecten na te streven om de kosten beheersbaar te houden en het beroep op (ter)echte hulp te waarborgen. Van de 19.500 huishoudens doet in 2018 maximaal 15% een beroep op een voorziening, betaald door de gemeente Maximaal 5% van de huishoudens doet in 2018 een beroep op specialistische voorzieningen betaald door de gemeente De voortgang tenminste 1 x per 2 jaar te onderzoeken N.B. De werkelijke omvang van het aantal huishoudens dat een beroep doet op ondersteuning voor 2015 zal duidelijker worden bij de feitelijke overdracht van de dossiers naar verwachting rond de zomer van 2014. Sturing en monitoring op het resultaat voor de inwoner De bovenstaande transitiedoelstellingen worden leidend en komen in plaats van de zorgplicht en compensatieplicht. We doen een beroep op de eigen kracht van inwoners. Dit vergt een andere manier van denken, niet alleen van inwoners, ook van hulpverleners. De inwoner krijgt geen standaard aanbod maar werkt aan voor hem/haar haalbare doelen: hij wil werk, hij wil van zijn schulden af enz. Daarbij krijgt hij/zij ondersteuning, waar dat nodig is. Bijvoorbeeld: als iemand op grond van een beperking een scootmobiel heeft, wil dat niet zeggen dat een hulpvrager met eenzelfde beperking, ook een scootmobiel krijgt. Het gaat om maatwerk en dan kan een andere oplossing beter van toepassing zijn. Inwoners willen geholpen worden om hun doelen en oplossingen te bereiken. De gemeente faciliteert in de lijn van de transitiedoelstellingen. Voor de organisaties die betaalde ondersteuning geven betekent dit dat de wijze van levering en verantwoording in lijn moet zijn met de doelstelling van de inwoner. Uitgangspunten bij de inkoop van ondersteuning zijn: Het leveren van maatwerk op basis van het ondersteuningsplan van het huishouden in plaats van standaard aanbod. Afrekenen op basis van in het bereiken van de doelstellingen voor het huishouden in plaats van inspanningen (zoals het aantal contacten met het huishouden). Het sturingsmodel ziet er dan als volgt uit: de inwoner staat centraal. Ondersteuning is succesvol als er is voldaan aan de drie gestelde criteria: De inwoner staat in zijn eigen 19

kracht, de gestelde doelen zijn gehaald en de bejegening, dus de manier waarop met de inwoner is omgegaan, wordt positief ervaren. Dit wordt de basis waarop de relatie met organisaties die betaalde ondersteuning geven wordt ingezet, de wijze waarop wordt verantwoord en daarmee de graadmeter voor de geleverde kwaliteit. Eigen kracht Doelen van de inwoner Bejegening Figuur 3 Sturingsmodel Eigen kracht, doelen en bejegening Dit alles staat in de context van de rechten en de plichten van alle partijen. Inwoners en de professionals die hun daarbij ondersteunen zullen hun doelen moeten stellen in het verlengde van de gestelde transitiedoelstellingen. Het gaat dus over meedoen, over jongeren die startkwalificaties halen, over het voorkomen van armoede of hier juist uitkomen. Hetzelfde geldt voor de bejegening: het gaat erom dat instellingen binnen de kaders de juiste vorm kiezen. Als het bijvoorbeeld gaat om een huishouden waar de rechter een maatregel heeft opgelegd en interventie vanuit Jeugdzorg nodig is, dan is dat de randvoorwaarde waarbinnen het huishouden wordt ondersteund. Ontevredenheid over de maatregel is daarbij niet het punt van discussie. En hetzelfde geldt voor de eigen regie. Organisaties die betaalde ondersteuning geven hebben als opdracht in alle interventies de eigen kracht van de inwoners centraal te stellen. Van de vaak bemoederende werkwijze die inwoners nu gewend zijn, wordt in dit model afscheid genomen. Er wordt niet langer vóór de inwoners gedacht, maar mét de inwoners. Kortom: deze sturing vraagt een omslag van alle partijen. Dit is noodzakelijk om een gezonde maatschappij op te bouwen en om het systeem betaalbaar te houden. Wij stellen voor om bij het contracteren van partijen voor ondersteuning door professionele instellingen en de verantwoording als criteria te hanteren: 1. De eigen kracht benadering 2. De mate waarin resultaten worden behaald 3. De bejegening van de cliënt 20

Lokaal tenzij De ondersteuning wordt zo dicht mogelijk bij de bewoners georganiseerd, bij voorkeur in de eigen gemeente. Maar als het wordt opgelegd door wetgeving (Jeugdwet) of als het om kwalitatieve of kostentechnische redenen beter is, wordt samenwerking met omliggende gemeenten in de regio gezocht. Voor de inkoop van specialistische Wmo-voorzieningen ligt regionale samenwerking voor de hand. Ook in het kader van de Jeugdhulp werken we samen met de gemeenten in Midden Brabant. In het Beleidskader Jeugdstelsel Hart van Brabant is dit uitgewerkt. Verder wordt voor inkomensondersteuning en re-integratie al samengewerkt op Langstraatniveau (Waalwijk, Heusden. Loon op Zand). Wij stellen de raad voor te besluiten: Akkoord te gaan met de transitiedoelen: o Iedereen is sociaal en economisch zelfredzaam o Ieder huishouden heeft minimaal één kostwinner o Iedere jongere haalt een startkwalificatie De volgende maatschappelijke effecten na te streven: o Van de 19.500 huishoudens doet in 2018 maximaal 15% een beroep op een voorziening, betaald door de gemeente o Maximaal 5% van de huishoudens doet in 2018 een beroep op specialistische voorzieningen betaald door de gemeente o De voortgang tenminste 1 x per 2 jaar te onderzoeken Bij het contracteren van partijen voor ondersteuning door professionele instellingen en de verantwoording als criteria te hanteren: o De eigen kracht benadering o De mate waarin resultaten worden behaald o De bejegening van de cliënt 21

De vraag achter de vraag: De heer en mevrouw Janse De heer Janse weet eigenlijk precies wat hij wil: zo lang mogelijk samen met zijn vrouw, en als het kan geen vreemden in huis. Dat hij zelf dan minder naar buiten kan neemt hij voor lief, maar hij wil wel zo lang mogelijk proberen dingen samen met zijn vrouw te doen, zoals boodschappen halen en de kleinkinderen bezoeken. Ondersteuning of een vrijwilliger in huis, dat liever niet, maar hulp bij het boodschappen doen zou heel wenselijk zijn. De heer van den Bosch De heer van den Bosch houdt graag overzicht op zijn situatie en kan er niet goed tegen dat problemen niet snel worden opgepakt. Zijn hypotheekverstrekker zegt dat er pas wordt ingegrepen bij grote betalingsachterstanden, maar zelf wil hij het niet zo ver laten komen. En eigenlijk geldt dat voor nog een aantal partijen waar hij in het krijt staat. Hoe kan de heer van den Bosch er voor zorgen dat hij zich blijft richten op zijn werk, en niet meegezogen wordt door de geldzorgen. Familie Peters Vader en moeder zijn radeloos. Een half jaar geleden was er nog niets aan de hand en nu zien ze Floris in sneltreinvaart afglijden. Wat nu als Floris moet voorkomen en er strafmaatregelen komen? Hoe moet het dan verder op school, want daar zitten ze ook al achter hem aan? En dat lidmaatschap van de hockeyclub betalen ze nu ook voor niets: ook daar blijkt hij al weken verstek te laten gaan. Wat ze eigenlijk willen is iemand die meekijkt naar het totale plaatje. Wat is er aan de hand met Floris? Hoever zit hij al in de ellende? Wat kunnen ze nu aanpakken en wie kan hun daarbij helpen? Maar ook: waar zijn zij tekort geschoten dat het zo ver is gekomen? Familie van Hurk Vader en moeder van Hurk weten eigenlijk niet zo goed waar ze moeten beginnen. Er is zoveel aan de hand en eigenlijk grijpt het ook wel allemaal in elkaar. Als het zo nog een paar maanden doorgaat weten ze niet of hun huwelijk wel standhoudt. Ze hebben er wel met hun vrienden over gepraat maar echt helpen doet dat ook niet omdat ze altijd het idee hebben dat er partij wordt getrokken of dat er maar een deel van het totaal wordt opgepakt. Kon iemand het maar voor hen op een rij zetten. Familie Beekmans Vader Beekmans heeft nooit zijn school afgemaakt omdat het hem allemaal boven de pet ging. Moeder Beekmans heeft wel een diploma, maar elke keer als ze een tijdje werk heeft gaat het fout. Mensen begrijpen haar niet en dan wordt ze weer ziek. Als gevolg van verstandelijke en psychische problematiek lukt t het echtpaar Beekmans niet om zelfstandig en zonder steun hun huishouden te draaien. Nu dreigt het ook fout te lopen met de kinderen en zijn ze bang dat die van hen worden afgepakt. Wie kan hen helpen de boel op een rij te krijgen en te houden. 22