Algemene Bijdragen EEN NIEUWE KOSTPRIJSBEREKENING VOOR HET HOUT VAN DE GROVEDEN IN NEDERLAND door J. H. BECKING Op 2 mei 1957 is een nieuwe kostprijsberekening voor het hout van de groveden in Nederland verschenen. Vergelijken wij dit nieuwe rapport!) met dat van 1951, dan blijken in de opzet der berekeningen belangrijke wijzigingen te zijn aangebracht. De omslachtige berekening van de gemiddelde investeringsduur naar de vervaldata der kosten en opbrengsten is geheel komen te vervallen. Daarvoor is in de plaats gesteld de veel overzichtelijker berekening van de kapitaalswaarden der kosten en opbrengsten aan het begin van de omloop. Uit het verschil dezer kapitaalswaarden is dan de grondverwachtingswaarde af te leiden, die voor de bepaling van de meest economische omloop noodzakelijk is. Dit is een belangrijke verbetering. Voorts heeft men bij de nieuwe opzet de grondwaarde niet meer discutabel gehouden, doch daarvoor een bepaald bedrag in rekening gesteld, waardoor de uitkomsten van de kostprijsberekening veel gemakkelijker hanteerbaar worden. Een verdere verbetering is, dat de kostprijsberekening uitgevoerd is voor de twee groeiklassen, waartussen het meerendeel der grovedennenbossen van Nederland valt. Hierdoor wordt het mogelijk voor daartussen vallende groeiklassen de kostprijzen door interpolatie te bepalen. De berekening der kosten is overigens in overeenstemming gebracht met de moderne werkwijzen en het intussen sterk gestegen loonpeil. Hoe zeer de loonkosten zijn gestegen kan blijken uit een vergelijking der kosten per productief arbeidsuur. Deze bedroegen in 1951 ƒ 1,19 tegenover ƒ 1,86 in 1957, een verhoging in 6 jaren van 56,3 In de raming van de cultuurkosten is vereenvoudiging gebracht door de bebossing van woeste gronden geheel buiten beschouwing te laten. Vergelijkt men de kosten van bosaanleg voor de derde groeiklasse, dan vindt men voor 1951 ƒ 809 per ha tegenover ƒ 889,86 in 1957 een verhoging van 10.0 %. Hieruit blijkt, dat men de veel sterkere stijging der lonen voor een belangrijk gedeelte door rationelere werkwijzen heeft weten op te vangen. In tegenstelling met het vroegere rapport zijn in het nieuwe ook kosten voor de eerste reiniging van de opstanden in rekening gebracht. Bij de berekening van de oogstkosten is in het nieuwe rapport uitgegaan van kap tarieven, die gebaseerd zijn op een 20 % hoger uurloon dan voor werkzaameden in tijdloon. Hierdoor wordt het uurloon voor deze werkzaamheden 1,563 X 1,2 = 1,9 maal zo hoog als in 1951. Vergelijkt men de gemiddelde oogstkosten per m 3, dan bedragen deze in 1951 *) Verkrijgbaar bij het Bosschap. Een meer populaire samenvatting zal mettertijd Verschijnen.
265 ƒ 5,75 tegen ƒ 7,59 per m 3 in 1957, een verhoging van 32 %. Ook hier is dus een belangrijk deel van de loonstijging door arbeidsrationalisatie gecompenseerd. Voorts kon door deze betere grondslag een meer verantwoorde differentiatie in de oogstkosten voor de dunningen en de eindhak worden gebracht. De algemene beheerskosten zijn in het vroegere rapport met ƒ 13,40 per ha beslist te laag getaxeerd ; deze zijn in het nieuwe rapport tot ƒ 34,20 per ha verhoogd. D e raming van de houtopbrengsten kon, dank zij het verschijnen van de opbrengsttabellen voor de groveden in Nederland van Grand jeanstoffels, op een betere basis worden gesteld. In 1951 is de gemiddelde productie voor de derde groeiklasse bij een 50-jarige omloop op 4,19 m 3 per ha aangenomen tegenover 5,06 m 3 per ha in 1957, een verhoging van 20,8 %. Aan de geldelijke opbrengsten van het geproduceerde hout is, in tegenstelling met het oude rapport, thans alle aandacht besteed. De waarde van de houtproductie is hoofdzakelijk gebaseerd op de geldende mijnhoutprijzen. Daar van de productie van de derde groeiklasse van de grove den niet minder dan 91,7 % in de mijnhoutsortimenten valt, is dit een alleszins betrouwbare basis. W e r d in 1951 de gemiddelde bruto-opbrengst per m 3 van het geproduceerde hout globaal op ƒ 28,36 per m3 geschat, in 1957 is deze op ƒ 54,03 per m 3 berekend, een verhoging van 90,5 Door de hogere raming van de materiële houtopbrengsten en de grotere gemiddelde waarde per m 3 is de gemiddelde bruto-opbrengst per ha in nog sterkere mate gestegen. Deze is in 1951 op ƒ 118,75 per ha becijferd tegenover ƒ 278,61 per ha in 1957, een stijging van 134,6 %. Voorts is in het nieuwe rapport met de verhoging van de omzetbelasting van 3 % tot 5 % rekening gehouden en de rentevoet in de nieuwe kostprijsberekening op 3 /c gesteld. Dank zij de zo bijzonder sterk gestegen opbrengsten kon ondanks de hogere kosten toch nog een ondernemerswinst worden becijferd. D e kostprijs is in het nieuwe rapport, in tegenstelling met het vroegere, niet in een absoluut bedrag, doch in procenten van de opbrengst uitgedrukt. Hij bedraagt voor de derde groeiklasse bij een 50-jarige omloop 90,56 %. Dit biedt het voordeel, dat het nu mogelijk wordt, kostprijzen te berekenen voor de verschillende houtsortimenten en een volledige analyse op te stellen van de kosten van het bosbedrijf. Aan de verdere bewerking der kostprijsresultaten is in het nieuwe rapport veel aandacht besteed. Z o zijn naast de kostprijzen voor de verschillende houtsortimenten ook kostprijzen op stam berekend voor de verschillende dunningen en de eindhak. Voorts is ook een berekening opgesteld van cfe ondernemerswinst per ha voor een duurzaam bosbedrijf. Deze blijkt belangrijk hoger te zijn dan die voor het periodieke bosbedrijf. Z o is voor Pinus derde groeiklasse en een 50-jarige omloop de ondernemerswinst van het duurzame bedrijf ƒ 24,99 tegenover ƒ 13,17 per ha voor het periodieke bedrijf. Dit verschil wordt veroorzaakt door de omstandigheid, dat het duurzame bosbedrijf begint met de normale houtvoorraad, terwijl het periodieke bedrijf uitgaat van de kale grond. Het is interessant dit verschil wat nader te ontleden. In mijn artikel
266 Rentabiliteit en kostprijs" in het N.B.T. 24 (4) 1952 (90-92) heb ik aangegeven, hoe de kostprijs van de normale houtvoorraad van een duurzaam bedrijf op het zogenaamde lentestandpunt (opstanden van 0 tot (t-1) jaar) kan worden berekend. Langs deze weg is voor deze kostenwaarde per ha bij gebruik van 2-jarig plantsoen de volgende formule af te leiden : t-2 [ t-2-a t (G+B+c) (l,op -1) - k Da. l,op -1 0 JNJt WT*J»-t-cj op - ij - k ua. i,op - ij u k = (t-2). 0, op ~ ( G + B ) ' waarin : N^ = de kostenwaarde van de normale houtvoorraad per ha ; G = de grondwaarde per ha ; B = het beheerskostenkapitaal per ha ; c = de cultuurkosten per ha ; Da = de dunningsopbrengsten per ha ; k = de relatieve kostprijs ; t de omloopstijd; p = de bedrijf srentevoet. Voor de aangenomen en berekende waarden voor de derde groeiklasse in het nieuwe rapport komt men dan tot ƒ 3380,40 per ha. De opbrengstwaarde van deze normale houtvoorraad per ha is met dezelfde formule te berekenen, als men voor de grondwaarde de grondverwachtingswaarde substitueert en k = 1,0 stelt, daar in dat geval de kostenwaarde gelijk is aan de opbreng stwaarde. Voor de opbrengstwaarde vindt men dan in het bovenstaande geval ƒ 3774,67 per ha. Het verschil tussen deze beide waarden (ƒ 394,27 per ha) geeft de gekapitaliseerde ondernemerswinst aan, die in de opbrengstwaarde van de staande houtvoorraad is besloten. In het duurzame bedrijf wordt, naast de rente van de in de grondverwachtingswaarde besloten gekapitaliseerde ondernemerswinst ten bedrage van ƒ 438,36 per ha, ook de rente van de in de normaalvoorraad sluimerende gekapitaliseerde ondernemerswinst jaarlijks als ondernemerswinst gerealiseerd, daar aan het begin van elk jaar de kapitaalswaarde van de bedrijfsklasse gelijk is. Het verschil in ondernemerswinst met het periodieke bedrijf wordt dus veroorzaakt door de rente van de in de opbrengstwaarde van de normale houtvoorraad besloten gekapitaliseerde ondernemerswinst ten bedrage van ƒ 394,27 X 0,03 = ƒ 11,82 per ha. Voorts is in het nieuwe kostprijsrapport ook een kostenanalyse opgesteld, waarbij de kosten worden ontleed in die voor arbeid, materialen en diensten door derden, grondrente en rente voor het kapitaal van de staande houtvoorraad. Uit laatstgenoemde rente is ook de grootte van het kapitaal van de staande houtvoorraad berekend, dat voor de derde groeiklasse ƒ 3831 per ha of 3,64 maal de aangenomen grondwaarde bedraagt. Men kan zich nu afvragen: is dit de kostenwaarde of de opbrengstwaarde van de normale houtvoorraad? Daar bij het duurzame bedrijf aan het begin van de in beschouwing te nemen periode de normale houtvoorraad reeds aanwezig is, zullen wij daarbij niet de kostenwaarde, doch
267 wel de opbrengstwaarde in rekening moeten stellen. Hierboven is de opbrengstwaarde van de normale staande houtvoorraad voor de derde groeiklasse aan het begin van het jaar berekend op ƒ 3774,67 per ha. Deze groeit gedurende dit jaar aan tot ƒ 3774,67 X 1,03 ƒ 3887,91 en bedraagt derhalve gemiddeld per jaar ƒ 3831,29 per ha, overeenkomstig de berekening in het rapport. Tenslotte is in het nieuwe kostprijsrapport nog nagegaan, wat de invloed is van een 10 % hoger of lager loonniveau en van eenzelfde verandering in de houtprijzen. Uit de laatste vergelijking blijkt de grote conjunctuurgevoeligheid van het bosbedrijf. Bij een 10 % hoger houtprijsniveau daalt de relatieve kostprijs voor de derde groeiklasse tot 82,29 %, doch in het omgekeerde geval stijgt deze tot 100,57 % en er wordt dan reeds met verlies gewerkt. In dit verband rijst de vraag, of voor een dergelijk conjunctuurgevoelig bedrijf een omzetbelasting van 5 % wel gerechtvaardigd is. Bij de huidige marktconjunctuur bedraagt voor de derde groeiklasse de omzetbelasting niet minder dan 55,7 % van de ondernemerswinst. Door deze verdere bewerking van de resultaten van het kostprijsonderzoek bevat het nieuwe kostprijsrapport een schat van wetenswaardige gegevens, die het inzicht in het bedrijf belangrijk verdiepen. Het rapport is dan ook als een waardevolle aanwinst voor de bedrijfseconomische literatuur voor de bosbouw in Nederland te beschouwen. Hoewel ik mij als lid van de Commissie met de opzet der berekeningen geheel heb kunnen verenigen, zijn bij nadere overweging van het geheel toch nog enige bedenkingen gerezen, ten aanzien van de wijze van berekening der algemene beheerskosten. In tabel 9 van het rapport hier opnieuw weergegeven als tabel 1 vindt men van deze algemene beheerskosten de specificatie. Loopt men dit lijstje door, dan zijn de posten g tot en met j, evenals de vermindering met de jachthuur, in totaal ƒ 6,20 per ha, als algemene onkosten voor de productie aan te merken. De kosten a tot en met f dienen daarentegen zowel voor de productie als de oogst en het is wenselijk deze naar beide groepen van werkzaamheden te verdelen. Tabel 1. Overzicht van de algemene beheerskosten. Omschrijving der posten a. beheer... b. toezicht c. bedrijfsregeling d. gereedschappen enz e. schaftketen enz f. onderhoud wegen enz g. brandbeschermlng h. heffing Bosschap i. grondlasten enz j. waterschapslasten Aftrek jachthuur Totaal Bedrag per ha ƒ 12.00 ƒ 10,00 ƒ 3,00 ƒ 4.00 f 1.09 ƒ 2,11 p.m. ƒ 35,20 Groepering voor oogst -f- productie ƒ 28,00 voor productie ƒ 6.20 Netto ƒ 34.20 ƒ 34,20
268 Deze splitsing is van belang, omdat de kosten voor de productie en die voor de oogst op andere tijdstippen in het productieproces verschijnen. Men kan het aandeel van de oogst in deze algemene beheerskosten beter in rekening brengen als» overheadkosten per m 3 gekapt hout en dat van de productie als een jaarlijks bedrag per ha. Een dergelijke splitsing is voor een periodiek bedrijf weinig reëel, maar daarentegen voor een duurzaam bedrijf zeker zinvol. W i j hebben dan nader te overwegen naar welke maatstaf de gezamenlijke beheerskosten ten bedrage van ƒ 28 per ha over productie en oogst te verdelen zijn. Het ligt voor de hand daarvoor de directe kosten van beide werkzaamheden te nemen. In tabel 2 zijn de directe kosten voor productie en oogst voor de derde groei klasse bij omlopen van 40 tot en met 60 jaar opgenomen, benevens het totaal van de gezamenlijke beheerskosten voor bedrijven van een omvang van (t-2) ha. Deze gezamenlijke beheerskosten zijn vervolgens naar de verhouding van de directe kosten over productie en oogst verdeeld. V a n het productie-aandeel is vervolgens het bedrag per jaar per ha berekend en van het oogst-aandeel het bedrag per geproduceerde m 3. T a b e l 2. Verdeling v a n de gezamenlijke beheerskosten in guldens over productie en oogst voor de derde groeiklasse en bedrijven v a n (t-2) ha. OmDirecte loop productiejaren kosten 40 45 50 55 60 908,46 908,16 908,46 908.46 90S.46 Productie Directe oogstkosten Totale gezatnenl. bèheerskosten Aandeel totaal 1674,31 1828,91 1922,31 1985,99 2146,93 1064 1203 1344 1484 1624 374,25 399,58 431,32 465,77 432,86 Oogst per ha Aandeel totaal in m 3 per m 3 9,85 9,29 8,99 ' 8,79 8.35 689,75 804,42 912,68 1018.23 1141,14 186,3 215,1 243,0 270.0 294,3 3.70 3,74 3.76 3.77 3,88 9,05 Gemiddeld 3,77 De spreiding van deze indirecte productiekosten per ha en die van de indirecte oogst-kosten per m 3 is voor de in beschouwing genomen omlopen niet groot. Zij kunnen, gezien het globaal karakter van deze cijfers, op een gelijk gemiddeld bedrag worden gesteld. De algemene beheerskosten voor de productie bedragen dan ƒ {9,05 + 6,20) = ƒ 15,25 per ha en de overheadkosten voor de oogst ƒ 3,77 per m 3. Om na te gaan welke invloed de gewijzigde berekening der algemene beheerskosten op de grondverwachtingswaarde en de relatieve kostprijs heeft, zijn in tabel 3 de oogstkapitalen van de dunningen en de eindhak opnieuw berekend, en aansluitend daarop de grondverwachtingswaarden en de relatieve kostprijzen in tabel 4. Hieruit blijkt, dat de gewijzigde berekening der algemene beheerskosten geen verandering brengt in de financiële omloop, doch dat de relatieve kostprijs bij die omloop veel lager uitvalt, en. wel 84,31 % tegenover 90,56 % in het kostprijsrapport. Ter verduidelijking van het effect van deze lagere relatieve kostprijs op de kostenanalyse en de ondernemerswinst is ter vergelijking van de tabellen 12 en 14 van het kostprijsrapport het in tabel 5 opgenomen overzicht samengesteld. Hieruit blijkt dat de kosten aan grondrente en bosaanleg uiteraard niet zijn veranderd. D e algemene beheerskosten zijn van
269 J 34,20 per ha tot ƒ 15,75 per ha gedaald, waar tegenover een nagenoeg gelijke verhoging van de oogstkosten van ƒ 40,05 tot ƒ 59,13 per ha staat. Een belangrijk verschil vertoont echter de rente van het kapitaal van de staande houtvoorraad, die van ƒ 114,93 tot ƒ 98,25 per ha is teruggelopen. Hierdoor stijgt de ondernemerswinst van ƒ 24,99 tot ƒ 41,53 per ha, een vermeerdering van 66,2 Dit moge aantonen, welke grote invloed de wijze van berekening der algemene beheerskosten op de kostprijs en de ondernemerswinst heeft. Voorts is in deze tabel 5 voor de gewijzigde opzet ook nog de opbrengstwaarde van de staande houtvoorraad zowel per ha als per m 3 becijferd. Aan dit laatste cijfer heeft men bij de bosbedrijfsregeling vaak behoefte en met het oog daarop is de waarde van de staande houtvoorraad per m 8 ook nog uitgedrukt in procenten van de bruto-opbrengst per m a. TABEL 3. Berekening van de oog stkapitalen in g tilde ns voor bedrijven van (t*2) ha en de derde groeiklasse Omschrijving p. m 3 Oogstkosten Totaal Contante waarden Som contante waarden oogstkosten Oogstkosten kapitaal D 20 26,00 117,00 63,72, t) D 25 22 83 184.92 93,70 D 30 19,66 230,02 100,54 _ a D 35 17,20 247,68 93,38 356,34 528,10 c a D 40 15,13 231,49 75,29 431,63 599,92 3 D 45 12,53 202.99 56,95 488,58 644,58 UJ D 50 11.82 202,12 48,91 537,94 679,85 D 55 11 11 189,98 39,66 577,15 703,89 Eindhak E 40 E 45 E 50 E 55 E 60 10,82 10.11 9,40 8,69 8,69 1597,03 1628,72 1624,32 1587,66 1650,23 569,64 456,92 393,09 331,42 297,16 844,21 635,07 518,60 418,85 362,42 P. o O B a si O Ü 1 TABEL 4. Berekening van de grondverwachftngstvaarde en relatieve kostprijs in guldens ivoor de derde groeiklasse. Opbrengsten kapitaal d w W O JA «10 nj o O-2 3 3 H «3 g f3 rl S «U^J JA 4 Algemene ui productieonkoscen 4 ) Ü öïn 8-3 + * & + esisü Grondverwachtingswaarden 12-6) M Grondwaarde 5 ) ra 3 2 ~ m :S so 9 Relatieve 5 kostprijs (9:2) 6 40 4806,43 1372,31 1341,16 508,33 3221,80 1584,63 1053 4274,80 88,94 45 4730.13 1234,99 1257,87 508,33 3001,19 1728,94 1053 4054,19 85.71 50 4647,57 1163,18 1193,91 508,33 2865,42 1752,15 1053 3918.42 84,31 55 4532,13 1098,70 114373 508.33 2750,76 1781.37 1053 3803.76 83,93 60 4365,21 1066,31 1103,73 508.33 2678 37 1686,84 1053 3731,37 85,48 1) ontleend aan tabel 10a (kolom 3 + 4) v/h kostprijsrapport; 2) naar de voorgaande tabel; 3) ontleend aan tabel 10a (kolom 7 + 8) v/h kostprijsrapport; 4) berekend als f (15,25:0,03); 5) ontleend aan tabel 10a kolom 12 v/h kostprijsrapport.
270 TABEL 5. Overzicht van de kostenverdeling, de ondernemerswinst en de waarde van de staande houtvoor rood in guldens voor een bedrijfsklasse van de derde groeiklasse bij een 50-jarige omloop en gebruik van 2-jarig plantsoen. Kosten elementen Arbeid Materialen & diensten derden Grond* rente Rente hout voorraad kapitaal Kosten totaal p.ha % Grondrente ^ 1516,32 1516,32 31,59 14,16 Bosaanleg 392,46 516,00 908,46 18,92 8,48 Oogst 1865,61 972,81 2838,42 59,13 26,50 Alg. productiekosten 48,00 684,00 732.00 15,25 6,83 Rente houtvoorraad 4715,96 4715,96 98,25 44,03 Totaal 2306,07 2172,81 1516,32 4715,96 10711,16 233,15 100,00 p.ha 48,04 45,27 31.59 98,25 223,15 in % 21,53 20,29 14,16 44,03 100,00 Berekening Opbrengsten 12704,49 264,68 100,00 ondernemerswinst Kosten 10711,16 223,15 84,31 totaal per ha en in % Ondernemerswinst 1993,38 41,53 15,69 Staande houtvoorraad Waarde (totaal en per ha) Grootte in m 3 (totaal en per ha) Waarde per m 3 157198,67 4267,50 36,84 3274,97 88,90 Bruto opbrengst totaal, per ha, per m 3 Waarde staande houtvoorraad in % van de gemiddelde bruto-opbrengst Bruto opbrengst product (tot. cn per ha) Grootte productie in m 3 ( idem ) Bruto opbrengst per m 3 Waarde staande houtvoorraad in % van de gemiddelde bruto-opbrengst 13373,11 243,00 55.03 66,95 278.61 5,08