3 Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet



Vergelijkbare documenten
Welke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen 6% primaire levensbehoefte 0% vrijgesteld (export, overheidsdiensten)

MODULE 3: Het eigen adviesbureau De eigen winkel (vaardigheidstoets voor de opleidingen Modestyling en Interieuradviseur) Inhoud:

Voorbeeld 1 In een klas van 29 leerlingen hebben 3 leerlingen een onvoldoende behaald voor een toets.

Overzicht formules. Copyright OVD Educatieve Uitgeverij bv Pagina 1 van 6 VERKOOPSPECIALIST/ EERSTE VERKOPER

Bedrijfsadministratie Deel I

Cursus financieel management

Basiscalculaties voor de commerciële sector

2 Kostprijsberekening en opslagmethode

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

... 1% = 1/100 = 0,01 = 1 van de % = 2/10 = 0,2 = 20 van de % = 1/4 = 0,25 = 25 van de % = 1/2 = 0,5 = 50 van de 100

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

Ambitie.info. Werkboek Rekenvaardigheid. Niveau 3 & 4. Serienummer. DigiCode. Te activeren tot

consumentenprijs btw tarief Rekenvoorbeeld Een bakker heeft aan het eind van de ochtend de volgende artikelen verkocht.

-> Bereken de brutowinst en de nettowinst van Jeroen.

Het eigen interieuradviesbureau (vaardigheidstoets)

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Financieel management - Rekenvaardigheid

b. Materiaal Loonkosten Opslag indirecte kosten: 125%

Handel in gebruikte goederen

Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoefte. Opgave 3.6a hoort bij paragraaf 3.3, De gemiddelde opslagduur van de voorraad goederen.

BIJLAGE 9.A: OPGAVE a2 UIT DE TEST KENNIS VAN PROCEDURES (Omwille van de leesbaarheid is bij het omzetten naar PDF de gulden vervangen door de.

BEDRIJFSREKENEN OPDRACHTEN BASIS EN KADER

Reader Bedrijfseconomische berekeningen

oefententamen omzetbelasting

Uitwerkingen proefexamen II PDB kostencalculatie

Rendement van artikelpresentaties berekenen

Basiscalculaties voor de commerciële sector - Rekenvaardigheid

Elobase Detailhandel Ondernemingsbeleid/Organisatiebeleid. Financieel 1 Ondernemer / Manager. Hoofdstuk 2 Consumentenprijs

38.1.BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE ( B.T.W.)

2 Constante en variabele kosten

Elobase Detailhandel Rekenopgaven over het onderwerp rendement berekenen kerntaak 2 Ondernemer / Manager handel

Bovenstaande begrippen worden veelal weergegeven in onderstaand schema of overzicht. We noemen dit overzicht het exploitatieoverzicht.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6

Belastingen en de boekhouding

Beginner. Beginner. Beginner

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

Omzetsnelheid en omzetduur Het beheren van de voorraad doe je op basis van kengetallen. Kengetallen helpen je te bepalen of je voorraad optimaal is.

Omzetbelasting oefententamen 1

oefententamen omzetbelasting

verkoopprijs (laagseizoen)(reisbureau) consument commissie (9% van de verkoopprijs) verkoopprijs (touroperator) reisbureau (commissie 9%)

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: Een eigen bedrijf

OPGAVEN BIJ VOORRAADBEHEER EN BESTELLEN

Handel en Adminstratie CSPE KB e tijdvak

* goed lezen! * let op terugrekenen!

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO 2010

profielvak economie en ondernemen CSPE KB onderdeel C

UITWERKINGEN OPGAVEN

REKENEN MET PROCENTEN

Toegepast Rekenen Opdrachten:

Hoofdstuk 24. Nettowinstopslagmethode

Opgave 9.5 Variabele kosten per stuk: / = 3,75 Totale variabele kosten bij eenheden: ,75 =

Btw bij handel in gebruikte goederen

M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat.

Hoofdstuk 3: Resultaten

Hoofdstuk 1. Opgave , ,57. Opgave ,078. Opgave , ,

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 4

Examen HAVO. Management & Organisatie (nieuwe stijl)

Hoofdstuk 1. Opgave , ,57. Opgave ,078. Opgave , ,

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

BTW bij handel in gebruikte goederen

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x = cijfer 63

(Voorlopige omschrijving.) Bedrag dat resteert nadat de exploitatiekosten betaald zijn.

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 Hoofdstuk 2

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Hoofdstuk 21. De voorraad. Wat is de voorraad waard? Dat is afhankelijk van het product en het moment waarop het gekocht is!

Financieel management

Het doel is dat jullie door middel van deze methode de basis van het boekhouden leren en gegevens leren te interpreteren of verklaren.

handel en verkoop CSPE BB 2011 minitoets bij opdracht 6 C D

Samengevat bereken je de nettowinst van een onderneming zo:

omzetbelasting btw: exclusief-inclusief

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie

administratie - handel en administratie - handel en verkoop - mode en commercie

BTW-gevolgen verhoging verlaagd BTW-tarief van 6% naar 9% per 1 januari 2018

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6

Elobase Detailhandel Rekenopgaven Derving aanvullend op het theorieboek KT2

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

Manager retail (4) en Ondernemer retail (4) Financieel 2. Budgettering. Hoofdstuk 5 Liquiditeitsbegroting. Aangepaste versie

Kaarten module 4 derde klas

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 vrijdag 1 juni uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Economisch Instituut voor een Winkelorganisatie. Stein: ISBN: Auteurs: M.J. Duijzings-Biermans, M.W.M. Duijzings, F.L.J.

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

Freelancers en zzp'ers

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Samenvatting Management & Organisatie Berekeningen

"Ervaring krijg je wanneer je niet krijgt wat je wilt."

TOETS 1 - Basiskennis Calculatie (BKC)

061 Voorziening 448 Kosten milieuschade 076 Lening o/g 449 Interestkosten 077 Hypothecaire 450 Verkoopkosten

Elobase Detailhandel. Rekenwerkboek. kerntaak 2 Ondernemer en Manager handel

Handleiding BTW heffing op tabak. De oude en nieuwe BTW-heffing. Veenendaal, 17 juni 2013

constante en variabele kosten

handel en verkoop CSPE KB 2010 minitoets bij opdracht 3

Handleiding BTW-heffing op tabak.

Winkelen inkoopprijs verkoopprijs winst verlies fabrikant winkelier

Bedrijfsadministratie 1 Examennummer: Datum: 3 juli 2010 Tijd: uur

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Commerciële calculaties

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

Btw staat voor: "Belasting toegevoegde waarde", ook wel "Omzetbelasting"

Transcriptie:

3 Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet 3.1 Inleiding De overheid profiteert mee van elke aankoop die wordt gedaan. Want iedere ondernemer is verplicht aan de fiscus omzetbelasting (btw) af te dragen over zijn geleverde goederen of diensten. Welke btw-tarieven er zijn en op welke manieren de consumentenprijs dat is de prijs inclusief btw wordt berekend, behandelen we eerst. Daarna gaan we na wat de termen inkoopfactuurprijs en inkoopwaarde van de omzet inhouden, en hoe we die berekenen. 3.2 Consumentenprijs en btw-berekeningen 3.2.1 Inleiding Elke ondernemer is verplicht over zijn leveringen en/of diensten omzetbelasting (btw) af te dragen aan de fiscus. Op het moment dat jij een artikel koopt bij een detaillist betaal jij de verkoopprijs inclusief btw. We kennen in Nederland drie btw-tarieven: het speciale, verlaagde btw-tarief van 6% voor onder andere levensmiddelen, boeken, tijdschriften, toegangsbewijzen voor bioscopen en musea en personenvervoer; het 0%-tarief: voor goederen die naar het buitenland worden vervoerd; het normale tarief van 19%, voor alle leveringen en diensten die niet vallen onder het speciale tarief en het 0%-tarief. 3.2.2 Het berekenen van de consumentenprijs Consumentenprijs De verkoopprijs inclusief btw, ook wel brutoverkoopprijs genoemd. Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet 33

Voor de fabrikant wordt de consumentenprijs bepaald door de commerciële kostprijs, winstopslag (brutowinst) en btw. De handelsonderneming (zie verder de hoofdstukken 5 en 6) heeft niet te maken met de commerciële kostprijs, maar met de inkoopprijs. Dit type onderneming maakt zelf geen producten, maar koopt ze in (inkoopprijs). Ze verkoopt deze producten weer door en verhoogt daarbij de inkoopprijs met een winstopslag voor zichzelf en de btw. In het schema volgen we de opbouw voor de fabrikant, in het voorbeeld gaan we uit van de handelaar. commerciële kostprijs... 100%... 100% brutowinst... % +... % + (netto)verkoopprijs... %... % nettoverkoopprijs... 100%... 100% btw... 6% +... 19% + consumentenprijs... 106%... 119% Voorbeeld Detaillist Sonntag levert een product met een inkoopprijs van 15,50. De btw is 19%. De brutowinstopslag is 30% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs als het brutowinstpercentage 30% bedraagt. inkoopprijs 15,50 brutowinstopslag 30% van 15,50 = 4,65 + nettoverkoopprijs 20,15 btw 19% van 16,32 3,83 + consumentenprijs 23,98 3.2.3 Het berekenen van de nettoverkoopprijs bij adviesprijzen In de vorige subparagraaf berekende de ondernemer zelf met behulp van de nettoverkoopprijs de btw. Het kan ook voorkomen dat een ondernemer niet zelf de consumentenprijs berekent, maar dat de fabrikant deze heeft vastgesteld of adviseert. In dat geval moeten de btw en de verkoopprijs exclusief btw (nettoverkoopprijs) nog worden bepaald. 34 Hoofdstuk 3

Voorbeeld De geadviseerde consumentenprijs is door de fabrikant vastgesteld op 59,50 inclusief 19% btw. Bereken het bedrag aan btw en de verkoopprijs exclusief btw. We gaan uit van het volgende schema uit de vorige subparagraaf: nettoverkoopprijs... 100%... 100% btw... 6% +... 19% + consumentenprijs... 106%... 119% We vullen in het schema in wat we weten: nettoverkoopprijs... 100% btw... 19% + consumentenprijs 59,50 119% 59,50 = 119% 1% = 59,50 : 119 = 0,50 btw = 19% = 19 0,50 = 9,50 (of 19/119 59,50 = 9,50) nettoverkoopprijs = 100% = 100 0,50 = 50, (of 100/119 59,50 = 50, ) We zijn bij bovenstaande voorbeelden uitgegaan van de verkoopprijzen per stuk. We kunnen natuurlijk ook uitgaan van de omzet. Het schema ziet er dan als volgt uit: netto-omzet... 100%... 100% btw... 6% +... 19% + bruto-omzet... 106%... 119% 3.2.4 Alle prijzen op een rijtje We zijn nu al veel termen met het element prijs erin tegengekomen. Voor alle duidelijkheid zetten we ze hier op een rijtje, om te voorkomen dat je in de war raakt. In dit boek geldt: Verkoopprijs exclusief btw = verkoopprijs of nettoverkoopprijs. Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet 35

Spreken we kortweg over verkoopprijs, dan bedoelen we de nettoverkoopprijs. Verkoopprijs inclusief btw = consumentenprijs. In examens kun je ook andere termen voor consumentenprijs tegenkomen. Want: consumentenprijs = verkoopprijs inclusief btw = winkelprijs = brutoverkoopprijs. Jij bekijkt de prijs die je in de winkel moet betalen als consument, jij kijkt naar de consumentenprijs. De ondernemer bekijkt de prijs als zijn inkomen. Hij kijkt daarom naar de brutoverkoopprijs. Ondernemer en jij kijken naar dezelfde prijs, maar noemen die (vaak) anders. In dit boek hanteren we de term consumentenprijs. Maar gaat het vooral over de opbouw van de prijs van een product bezien vanuit de ondernemer, dan gebruiken we de term brutoverkoopprijs. Voor de ondernemer zit in de prijs die hij van zijn klanten ontvangt, de btw inbegrepen. Daarom is het de brutoverkoopprijs. Niet het hele bedrag is voor hem; hij moet immers de btw afdragen aan de Belastingdienst. Vandaar het woordje bruto in deze term. Tot slot nog de termen omzet, netto-omzet en bruto-omzet. Als we spreken van omzet, bedoelen we altijd de netto-omzet, dus de omzet exclusief de btw. De bruto-omzet is de omzet inclusief de btw. 3.3 Inkoopfactuurprijs en inkoopwaarde van de omzet Wil een ondernemer gaan verkopen dan zal hij eerst goederen moeten inkopen. Dat geldt zowel voor een fabrikant als voor een handelaar. De fabrikant koopt goederen in om te bewerken tot producten, de handelaar koopt producten in om die met winst door te verkopen. De goederen die een ondernemer inkoopt noemen we inkopen; als het één artikel betreft spreken we van inkoopprijs. Over de waarde van deze inkopen moet een ondernemer btw betalen. Van de verkopen die in een bepaalde periode worden gerealiseerd, kan een ondernemer de waarde bepalen, ofwel de prijs die hij er zelf voor heeft betaald. Deze waarde noemen we de inkoopwaarde van de omzet. Hoe je de inkoopprijs moet vaststellen die de ondernemer uiteindelijk moet betalen en op welke wijze de inkoopwaarde van de omzet moet worden bepaald, behandelen we in deze paragraaf. 36 Hoofdstuk 3

3.3.1 Inkoopfactuurprijs Op het moment dat de goederen van een leverancier binnenkomen, volgt vooraf, gelijktijdig of achteraf een factuur (nota). Op deze factuur staan onder andere de prijs van de goederen, de btw en het totaal bedrag dat aan de leverancier betaald dient te worden. Het totaalbedrag noemen we de inkoopfactuurprijs. De btw die een ondernemer betaalt aan de leverancier mag de ondernemer terug vorderen van de fiscus. Wanneer van de inkoopfactuurprijs de btw is afgetrokken, blijft het bedrag van de inkopen (inkoopprijs) over. Schematisch: inkoopprijs... 100%... 100% btw... 6% +... 19% + inkoopfactuurprijs... 106%... 119% Voorbeeld Ondernemer Vaessen ontvangt onderstaande factuur: Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet 37

Bestudeer de factuur en beantwoord onderstaande vragen: a. Wat is het totaalbedrag van de inkopen? b. Welk bedrag aan btw moet de ondernemer betalen? c. Wat is de inkoopfactuurprijs? d. Stel dat op deze factuur het lage btw-tarief van toepassing zou zijn. Bereken dan de btw en de inkoopfactuurprijs als het bedrag van de inkopen gelijk blijft. a. Bedrag inkopen: 834, b. Bedrag btw 158,46 c. Inkoopfactuurprijs 992,46 d. Inkoopprijs 834, 100% btw... 6% + Inkoopfactuurprijs... 106% 834, btw 6%: 6 50, 04 100 834, Inkoopfactuurprijs = 106%: 106 884, 04 100 Het kan ook voorkomen dat een detaillist beschikt over de inkoopfactuurprijs en er niet bekend is wat de waarde van de inkoopprijs en de waarde van de btw is. Voorbeeld Detaillist De Graaf heeft telefonisch de inkoopfactuurprijs, groot 95,20, van een ipod doorgekregen. Bereken de inkoopprijs en het bedrag van de btw. Inkoopprijs... 100% btw... 19% + Inkoopfactuurprijs 95,20 119% 95,20 Inkopen = 100%: 100 80, 119 btw = 19%: 95,20 19 15, 20 119 38 Hoofdstuk 3

Nog even op een rijtje: De inkoopprijs noemen we ook wel inkoopprijs exclusief btw. De inkoopfactuurprijs noemen we ook wel inkoopprijs inclusief btw. In dit boek hanteren we de begrippen inkoopprijs en inkoopfactuurprijs. 3.3.2 Inkoopwaarde van de omzet Inkoopwaarde van de omzet Het bedrag dat bestaat uit de totale werkelijk betaalde inkoopprijzen van de in een bepaalde periode gerealiseerde verkopen. Simpel gezegd vormt de inkoopwaarde van de omzet de prijs die een ondernemer heeft betaald voor de verkochte goederen. Een ondernemer kan de inkoopwaarde van de omzet op verschillende manieren bepalen. Met een voorraadkaart waarop je elk individueel artikel bijhoudt. Bijvoorbeeld een handelaar in bruingoed of witgoed houdt van een bepaald type tv de mutaties bij. Door inventariseren, ook wel balansen genoemd. Dit houdt in dat van elk individueel artikel de begin- en de eindvoorraad worden bepaald door de artikelen te tellen. Door gebruik te maken van het brutowinstpercentage. Het brutowinstpercentage kan gegeven zijn in procenten van de omzet of in procenten van de inkoopwaarde van de omzet. Dit percentage is gebaseerd op een schatting. In deze subparagraaf bespreken we de laatste twee methoden. Inventariseren Bij inventariseren maken we gebruik van onderstaand schema: Beginvoorraad... Inkopen... +/+... Eindvoorraad... -/- Inkoopwaarde van de omzet... Voorbeeld De voorraad van groothandelaar Uppervrouw bedraagt op 1 januari 2008 88.000,. De totale inkopen gedurende het afgelopen jaar Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet 39

bedragen 1.750.000,. De eindvoorraad op 31 december bedraagt 110.000,. Bereken voor Uppervrouw de inkoopwaarde van de omzet. Beginvoorraad 88.000, Inkopen 1.750.000, +/+ 1.838.000, Eindvoorraad 110.000, -/- Inkoopwaarde van de omzet 1.728.000, Brutowinst in procenten van de omzet Voorbeeld De omzet van detaillist Lamboo bedraagt over 2008 1.117.000,. Hij schat een brutowinst te behalen van 45% van de omzet. Bereken de geschatte inkoopwaarde van de omzet voor ondernemer Lamboo. Omzet... Inkoopwaarde van de omzet... -/- Brutowinst... We verwerken voor ondernemer Lamboo de betreffende gegevens in dit schema: Omzet 1.117.000,... % Inkoopwaarde van de omzet... -/-... % -/- Brutowinst... 45% De brutowinst is uitgedrukt in een percentage van de omzet. De omzet bedraagt dan 100%. Omzet 1.117.000, 100% Inkoopwaarde van de omzet... -/-... % -/- Brutowinst... 45% 40 Hoofdstuk 3

We kunnen nu zowel de inkoopwaarde van de omzet als de brutowinst bepalen. Inkoopwaarde van de omzet = 100% 45% = 55% 1% = 1.117.000, : 100 = 11.170, 55% = 55 11.170, = 614.350, Brutowinst = 45% = 45 11.170, = 502.650, We maken het schema compleet: Omzet 1.117.000, 100% Inkoopwaarde van de omzet 614.350, -/- 55% -/- Brutowinst 502.650, 45% Brutowinst in procenten van de inkoopwaarde van de omzet Voorbeeld Onderneming Weijzen BV te Roermond heeft in 2008 een omzet behaald van 1.400.000,. De brutowinst bedraagt 40% van de inkoopwaarde van de omzet. Bepaal de inkoopwaarde van de omzet. Omzet 1.400.000,... % Inkoopwaarde van de omzet... -/-... % -/- Brutowinst... 40% Nu is de brutowinst 40% van de inkoopwaarde van de omzet; dit betekent dat de inkoopwaarde van de omzet 100% bedraagt. Omzet 1.400.000,... % Inkoopwaarde van de omzet... -/- 100% -/- Brutowinst... 40% Hieruit volgt dat de omzet = 100% + 40% = 140%. Schematisch: Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet 41

Omzet 1.400.000, 140% Inkoopwaarde van de omzet... -/- 100% -/- Brutowinst... 40% We kunnen nu de inkoopwaarde van de omzet en de brutowinst bepalen. Inkoopwaarde van de omzet = 100% 1% = 1.400.000, : 140 = 10.000, 100% = 100 10.000, = 1.000.000, Brutowinst = 40% 1% = 1.400.000, : 140 = 10.000, 40% = 40 10.000, = 400.000, We maken het schema compleet: Omzet 1.400.000, 140% Inkoopwaarde van de omzet 1.000.000, -/- 100% -/- Brutowinst 400.000, 40% 3.4 Samenvatting BTW Omzetbelasting, die berekend wordt als een percentage over de nettoverkoopprijs, en door de ondernemer moet worden afgedragen aan de fiscus. Er zijn in Nederland drie btw-tarieven: 0%, 6% en 19% (het meest gangbare tarief). Verkoopprijs inclusief btw, ook brutoverkoopprijs ge- Consumentenprijs noemd. Inkoopfactuurprijs Het totale op de factuur vermelde bedrag dat de afnemer aan de leverancier moet betalen. Inkoopwaarde van de omzet De totale werkelijk betaalde inkoopprijzen van de in een bepaalde periode gerealiseerde verkopen. 42 Hoofdstuk 3