Praten met Kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten?

Vergelijkbare documenten
Oudertraining Incredible Years effectief bij gedragsprobleem jong kind

SAMENVATTING. Samenvatting

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Samenvatting (Dutch summary)

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

Samenvatting (Summary in Dutch)

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

6 Psychische problemen

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen?

Wetenschappelijk Congres: Stichting Lezen Effecten van de VoorleesExpress

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Groepsinterventie voor mensen met een bipolaire stoornis en hun partners

Nederlandse samenvatting

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Ieder Kind Uniek: Op-maat-aanpak van Externaliserend Gedrag. Jeugd in Onderzoek 23 mei 2019

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst

Relatie Psychosociale problemen adolescenten en Opleidingsniveau adolescent en ouders.

Ouderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen

Triple P: Blijvend effectief?

22/11/2011. Inhoud LITERATUUR BRUSSEN. Gezonde kinderen

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

N ederlandse samenvatting

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Online CGT voor Adolescenten?

Placement breakdown in foster care: Reducing risks by a foster parent training program? Maaskant, A.M.

CURRICULUM VITAE LIST OF PUBLICATIONS

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

Jan Dirk van der Ploeg publicaties (4)

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Nederlandse samenvatting

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor.

Organisaties. Onderzoeksvraag Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden

WERKT DE WEBCARE INTERVENTIE?

Samenvatting Resultaten PMA leerlingcoaching SWV VO Gorinchem & SWV-ND. Folkert van Oorschot, Bsc

Samenvatting (Summary in Dutch)

samenvatting Opzet van het onderzoek

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB

Stress Less Project. Verbinding Onderwijs & Jeugdzorg

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

PrOP: Kortdurende psychologische interventies voor kinderen en jongeren. Nathalie Haeck & Sara Debruyne September 2014

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Het effect van het Rots en Water-programma op pesten, zelfvertrouwen en. zelfbeheersing op het Sondervick College

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Change Your Mindset! Petra Helmond & Fenneke Verberg Research & Development, Pluryn

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Helping families change: The adoption of the Triple P - Positive Parenting Program in the Netherlands de Graaf, I.M.

Effectiviteit van de Wiet-Check

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Problem behavior during early adolescence and child, parent, and friend effects : a longitudinal study Reitz, E.

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Handycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Betekenis van vaderschap

Hoe gaat het met pleegkinderen in Nederland?

Intrapersonal factors, social context and health-related behavior in adolescence Veselska, Zuzana

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra

Verwachte en ervaren barrières bij toeleiding naar zorg voor jeugd: percepties van jongeren en ouders. Welke lessen zijn er voor het werken met GIZ?

Prevention of cognitive decline

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

De Groeifabriek. Denken met een groeimindset!

De effectiviteit van Braingame Brian: samenvatting van het evaluatie-onderzoek

Alcoholpreventie in Nederland en Zweden: It takes two to tango

Leraar leerlingrelaties, schools leren van leerlingen en welbevinden van leraren Een samenvatting van twee reviewstudies

Nederlandse Samenvatting

ACTief opvoeden Effect onderzoek naar de cursus voor ouders o.b.v. Acceptance en Commitment therapie.

Transcriptie:

kind en adolescent jaargang 34 (2013), nr. 2, p. 80 91 www.kindenadolescent.nl Praten met Kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten? Patty Leijten, Geertjan Overbeek en Jan Janssens samenvatting In een randomized controlled trial hebben we de effectiviteit van Praten met Kinderen (pmk) onderzocht, een programma voor ouders van (pre)adolescente kinderen met opvoedmoeilijkheden. Het programma richt zich op het verminderen van gedragsproblemen bij kinderen door communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden en disfunctioneel opvoedgedrag van ouders te verbeteren. We hebben gedragsobservaties en vragenlijsten (ouder- en kindrapportage) gebruikt van 78 gezinnen met kinderen in de leeftijd van 9 t/m 16 jaar (M =13.09, sd = 1.75). De resultaten laten zien dat deelname aan pmk leidde tot verbetering van communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden van ouders en tot afname van disfunctioneel opvoedgedrag direct na de training. pmk was het meest effectief voor ouders met een hoger opleidingsniveau en voor gezinnen met kinderen van 14 tot 16 jaar. Inleiding Gedragsproblemen bij kinderen (o.a. niet luisteren, tegen de regels ingaan, driftig zijn; American Psychiatric Association, 2000) zijn een belangrijke voorspeller van ontwikkelingsproblemen in de adolescentie en volwassenheid, zoals schooluitval, middelenmisbruik en delinquent gedrag (Loeber & Hay, 1997). Oudercursussen behoren tot de meest effectieve interventies om deze ongunstige ontwikkelingsuitkomsten te voorkomen. Meta-analyses laten zien dat oudertrainingen veelal effectief zijn en leiden tot adequater opvoedgedrag en een afname van probleemgedrag (Dretzke e.a., 2005; McCart, Priester, Davies, & Azen, 2006). Hoewel oudercursussen al veel bestu- MSc. P. Leijten is promovendus bij de capaciteitsgroep Ontwikkelingspsychologie van de Universiteit Utrecht. E-mail: P.H.O.Leijten@uu.nl. Dr.G.Overbeekis universitair hoofddocent bij de capaciteitsgroep Ontwikkelingspsychologie van de Universiteit Utrecht. Prof. dr. J. M. A. M. Janssens is hoogleraar opvoedings- en gezinsondersteuning bij de sectie Orthopedagogiek: Gezin en Gedrag van de Radboud Universiteit Nijmegen. 80

praten met kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten? deerd zijn, is de kennis over de effectiviteit van deze programma s bij ouders van (pre)adolescenten zeker in Nederland nog erg beperkt. In dit onderzoek hebben we daarom de effectiviteit onderzocht van een van deze programma s: Praten met Kinderen (pmk). Theoretische achtergrond pmk pmk is ontwikkeld voor ouders van (pre)adolescente kinderen met beginnende of milde gedragsproblemen (Van As & Janssens, 1995, 2010). De inhoud van pmk is gebaseerd op inzichten van Parent Effectiveness Training (pet; Gordon, 1980). pmk werkt toe naar gezinsrelaties die gebaseerd zijn op acceptatie, het niet veroordelen van elkaar, en echtheid in het uitdrukken van emoties. Daarnaast gaat pmk uit van een hiërarchische ouder-kindrelatie, waarin de ouder verantwoordelijk is voor de begeleiding en opvoeding van het kind. Deze inzichten komen samen in het doel van pmk: beginnende gedragsproblemen bij kinderen verminderen door ouders aandacht te laten besteden aan hun toenemende behoefte aan autonomie en inspraak, maar tegelijkertijd de controle te behouden en adequaat om te gaan met ongewenst gedrag. pmk is specifiek gericht op de veranderende structuur en inhoud van ouder-kindrelaties in de adolescentie (Laursen, Coy, & Collins, 1998). Als ouders moeilijk om kunnen gaan met deze veranderingen kan dit aanleiding zijn voor zogenoemde coercive cycles, negatieve gedragspatronen, waarin het probleemgedrag van kinderen en het inadequate opvoedgedrag van ouders elkaar onbewust versterken (Patterson, 1982). pmk benadrukt het belang van aandacht voor de groeiende behoefte en vaardigheden van kinderen om eigen ideeën, normen en waarden te ontwikkelen. Kinderen moeten daarom een zekere mate van vrijheid en inspraak krijgen bij het oplossen van conflicten. Ouders moeten vervolgens van kinderen vragen dat zij zich verantwoordelijk opstellen en zich aan afspraken houden. Ouders zijn degenen die bepalen hoeveel inspraak de kinderen krijgen in besluitprocessen (Van As & Janssens, 1995, 2010). Voor wie werkt pmk? Een quasi-experimenteel onderzoek naar pmk vond dat moeders en kinderen meer constructieve en minder negatieve communicatiepatronen hadden na deelname aan pmk (Van As, 1999). Er werd in dit eerste onderzoek geen effect gevonden van pmk op het probleemgedrag van kinderen. In het huidige onderzoek willen we met behulp van een randomized controlled trial voortbouwen op dit eerdere onderzoek en het effect van pmk op het gedrag van ouders en kinderen verder toetsen. Het is daarnaast belangrijk om te kijken voor wie de cursus het best werkt. Metaanalyses laten zien dat oudertrainingen vaak effectiever zijn voor ouders met een hogere sociaal-economische status (o.a. Lundahl, Risser, & Lovejoy, 2006), wat mogelijk verklaard kan worden doordat de opzet van een groepsinterventie (o.a. ervaringen delen en vaardigheden in rollenspelen met andere ouders oefenen) beter aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van hoger opgeleide gezinnen. Bij pmk verwachten we daarom sterkere effecten voor gezinnen met een hoger opleidingsniveau. Daarnaast verwachten we sterkere effecten voor jongens dan voor meisjes en voor oudere dan voor jongere kinderen. Deze hypothesen zijn gebaseerd op de bevindingen dat gezinnen met meer problemen voor de start van een interventie meestal het meest baat 81

kind en adolescent jaargang 34 (2013), nr. 2 www.kindenadolescent.nl hebben bij de interventie (e.g. Hautmann e.a., 2010). Bij pmk ligt de nadruk op het verbeteren van gezinscommunicatie. Omdat meisjes doorgaans al meer vaardigheden hebben op het gebied van gezinscommunicatie (Fivush, Brotman, Buckner, & Goodman, 2004), hebben jongens mogelijk meer baat bij pmk, omdat het inspeelt op vaardigheden waar zij nog minder sterk in zijn. Oudercursussen zijn meestal effectiever voor jongere kinderen, omdat hun gedragsproblemen vaak nog minder hardnekkig en daarom makkelijker te veranderen zijn (o.a. Gardner, Hutchings, Bywater, & Whitaker, 2010).Binnen de leeftijdsgroep waar pmk zich op richt, is er echter vooral een toename in frequentie en intensiteit van ouder-kindconflicten in het midden van de adolescentie (14 t/m 16 jaar). Het is daarom aannemelijk dat in ons onderzoek juist gezinnen met oudere kinderen het meest baat hebben bij pmk. Dit onderzoek Ons onderzoek naar het effect van pmk is gebaseerd op zowel observatie- als vragenlijstgegevens van 78 gezinnen. Onze eerste hypothese is dat deelname aan pmk leidt tot verbeterde communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden van ouders in conflictgesprekken met hun kind. Daarnaast verwachten we bij ouders een verbetering in gerapporteerd opvoedgedrag. Onze tweede hypothese is dat de communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden en het probleemgedrag van kinderen verbeteren. Onze derde en laatste hypothese is dat de effecten van pmk het sterkst zijn bij gezinnen met een hoger opleidingsniveau, bij gezinnen die deelnemen met hun zoon en bij gezinnen die deelnemen met kinderen in de leeftijd van 14 t/m 16 jaar. Methoden Procedure De deelnemende gezinnen zijn geworven in de omgeving van Nijmegen door advertenties in lokale dagbladen, nieuwsbrieven van basis- en middelbare scholen en flyers in supermarkten, buurthuizen en bibliotheken. De advertenties en flyers kondigden een zevenwekelijkse oudercursus aan voor ouders van (pre)adolescenten die opvoedmoeilijkheden ervaren. Via deze weg probeerden we gezinnen te bereiken die opvoedmoeilijkheden ervaren door het beginnende of milde probleemgedrag van hun kind, maar hiervoor nog niet de stap naar hulpverlening hebben gezet. Gezinnen die al professionele hulp ontvingen (n = 1) werden uitgesloten van het onderzoek, omdat de effecten van de hulpverlening die zij ontvingen van invloed konden zijn op de onderzoeksresultaten. Voorafgaand aan de cursus, in een één uur durend huisbezoek, vulden de deelnemende ouder en kind een aantal vragenlijsten in en werden zij geobserveerd (videoobservatie) tijdens een vijf minuten durend conflictgesprek, waarvoor zij schriftelijk toestemming gaven. Na een opwarmingsdiscussie over een neutraal onderwerp schreven ouder en kind drie onderwerpen op, waarover ze samen recentelijk een meningsverschil hadden gehad. De onderzoeksassistent selecteerde vervolgens het hoogst genoteerde onderwerp dat zowel ouder als kind had opgeschreven (in het geval van geen gezamenlijk onderwerp werd het eerste onderwerp van de ouder gekozen). Ouder 82

praten met kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten? en kind bespraken dit onderwerp gedurende vijf minuten. Zij werden niet aangemoedigd om een oplossing te bedenken, maar om het onderwerp te bespreken zoals zij dat normaal thuis ook zouden doen. De onderzoeksassistent verliet gedurende het conflictgesprek de kamer. Binnen vier weken na dit eerste huisbezoek nam de interventiegroep deel aan pmk, terwijl de wachtlijstcontrolegroep geen cursus ontving. Wel werden zij uitgenodigd voor een eenmalige informatiebijeenkomst over opvoeding, zowel om ouders betrokken te houden bij het onderzoek als om tegemoet te komen aan eventuele urgente behoeften aan informatie. Ongeveer de helft van de ouders in de wachtlijstcontrolegroep nam deel aan deze informatiebijeenkomst. Binnen vier weken na de laatste bijeenkomst van pmk werden alle gezinnen opnieuw thuis bezocht voor dezelfde procedure van vragenlijsten en observatie. Dit onderzoek was vooraf goedgekeurd door de ethische commissie van de faculteit Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Participanten In totaal namen 78 ouders met hun kind deel aan het onderzoek. Kinderen varieerden in leeftijd van 9 tot 16 (M = 13.09, SD = 1.75, 55.1% meisje). Ouders waren veelal hoger opgeleid (gemeten op een zespuntsschaal van basisonderwijs tot universitair diploma; 83% had een hbo- of universitair diploma) en de meeste gezinnen hadden een Nederlandse achtergrond (94.9%). Het merendeel van de kinderen (76.9%) woonde in een tweeoudergezin. Per gezin nam slechts één ouder deel aan pmk (81% moeder). Deelname van beide ouders zou geleid hebben tot bijna twee keer zoveel pmk-groepen, omdat de maximale groepsgrootte bij pmk vijftien ouders is. Alle gezinnen werden door loting toegewezen aan de interventiegroep (n =39) of de wachtlijstcontrolegroep (n =39). De interventie pmk bestaat uit zeven wekelijkse bijeenkomsten waarin acht tot vijftien ouders deelnemen. In de bijeenkomsten staat een probleemoplossingmodel van vier stappen centraal. De eerste stap is het bespreken van het probleem, waarbij actief luisteren en het op constructieve wijze geven van je eigen mening centraal staan. In de tweede stap brainstormen ouder en kind over mogelijke oplossingen voor het probleem. Hierbij ligt de nadruk op aan alle betrokken gezinsleden de kans geven om ideeën aante dragen, zonder dat er een oordeel wordt gegeven over de ideeën. De derde en vierde stap zijn het kiezen van een oplossing en het evalueren van de gekozen oplossing. Hierbij is het belangrijk dat ouder en kind afspraken maken over wat de oplossing concreet inhoudt (de regels waaraan de gezinsleden zich moeten houden en de consequenties als ze dit niet doen) om de slagingskans van de oplossing te vergroten. Ouders waren aanwezig bij gemiddeld zes (van de zeven) bijeenkomsten. Indien ouders afwezig waren, werden zij door de trainer gebeld in de week na de bijeenkomst en geïnformeerd over de besproken stof en de huiswerkopdrachten. Deelname voor ouders was gratis, in ruil voor deelname aan het effectiviteitonderzoek. 83

kind en adolescent jaargang 34 (2013), nr. 2 www.kindenadolescent.nl Meetinstrumenten Probleemgedrag Probleemgedrag van het kind werd gerapporteerd door zowel ouder als kind met de Strengths and Difficulties Questionnaire (sdq; Goodman, 1997; Van Widenfelt, Goedhart, Treffers, & Goodman, 2003). De sdq bestaat uit 25 items verdeeld over vier probleemschalen (gedragsproblemen, emotionele problemen, hyperactiviteit/aandachtstekort en problemen met leeftijdsgenoten) en één prosociale schaal met drie antwoordcategorieën (0= niet waar,1= een beetje waar, 2=zekerwaar). Een voorbeelditem is: Mijn kind heeft vaak driftbuien of woede-uitbarstingen. De totale probleemscore werd berekend vanuit de gemiddelde score op de vier probleemschalen. Eerder onderzoek toonde goede betrouwbaarheid en validiteit van de sdq aan voor kinderen van 9 tot 15 jaar (Van Widenfelt e.a., 2003). Voor interpretatie van de hoogte van de scores is gebruikgemaakt van de originele Amerikaanse normscores er bestaan nog geen Nederlandse normen voor de sdq (Goodman, 1997). Interne consistentie was a =.83 voor ouderrapportage en a =.78 voor zelfrapportage. Correlatie tussen ouder- en kindrapportage van probleemgedrag was r=.36. De sterkte van deze correlatie tussen ouder- en kindrapportage op de sdq komt overeen met eerdere onderzoeken (o.a. Van Widenfelt e.a., 2003). Disfunctioneel opvoedgedrag De Parenting Scale (ps; Arnold, O Leary, Wolff, & Acker, 1993) is gebruikt als maat voor disfunctioneel opvoedgedrag. De ps bestaat uit 30 items op een zevenpuntsformat met twee tegenovergestelde strategieën waarvan steeds één de effectieve strategie weergeeft en de ander een dwaling (voorbeelditem: Als mijn kind zich niet aan de regels houdt... Verhef ik mijn stem of schreeuw ik vs. Spreek ik rustig met mijn kind). We hebben de factorstructuur voor adolescenten gebruikt, waarbij naast een totale score de subschalen laksheid (toegeeflijke stijl) en overreactiviteit (autoritaire stijl met openlijke boosheid en irritatie) onderscheiden worden (Irvine, Biglan, Smolkowski, & Ary, 1999). Voor interpretatie van de hoogte van de scores is gebruikgemaakt van de originele Amerikaanse normscores er bestaan geen Nederlandse normen voor de ps (Arnold e.a., 1993). Interne consistentie van ouderrapportage op de totale schaal was a =.78 en op de subschalen laksheid en overreactiviteit respectievelijk a =.70 en a =.78. Om gebruik te maken van multi-informante data over disfunctioneel opvoedgedrag is de ps aangepast voor een versie voor adolescenten. Voorbeelditems zijn: Als ik me niet aan de regels houd... Verheft mijn moeder haar stem of schreeuwt ze vs. Spreekt mijn moeder rustig met me. Interne consistentie van kindrapportage op de totale schaal was a =.75 en op de subschalen laksheid en overreactiviteit respectievelijk a =.69 en a =.74. Correlatie tussen ouder- en kindrapportage van disfunctioneel opvoedgedrag was r=.41. De sterkte van deze correlatie tussen ouder- en kindrapportage van opvoedgedrag komt overeen met eerdere onderzoeken (o.a. Bögels & Van Melick, 2004). 84

praten met kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten? Vaardigheden in conflictgesprek Vaardigheden van zowel ouder als kind in het bespreken van een conflict zijn geobserveerd tijdens een vijf minuten durende discussietaak met behulp van het vereenvoudigde Interactional Dimensions Coding System (Julien, Markman, & Van Widenfelt, 1986). Hiervan zijn vijf items geselecteerd die aansluiten bij het doel van pmk om communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden te verbeteren en toe te werken naar een positieve ouder-kindrelatie: (1) positieve emotie, (2) negatieve emotie, (3) dominantie, (4) probleemoplossingsvaardigheden en (5) communicatievaardigheden. Alle dimensies werden door observatoren (blind voor conditie en meetmoment) gecodeerd op een vijfpunts-likertschaal, gebaseerd op het gedrag van ouder en kind gedurende het gehele fragment. Twintig procent van de observaties is gecodeerd door drie observatoren met een gemiddelde intraklassecorrelatie van r=.85. Analyses Het effect van pmk is getest met herhaalde metingen manova s met Bonferronicorrecties van de alfa-niveaus voor het aantal uitgevoerde toetsen. We hebben twee manova s uitgevoerd: één voor de effecten van pmk op het gedrag van ouders (observatiegegevens en disfunctioneel opvoedgedrag) en één voordeeffectenvanpmk op het gedrag van kinderen (observatiegegevens en probleemgedrag). Alle F-waarden in dit artikel verwijzen naar de interactie tussen groep (interventie of wachtlijstcontrole) en tijd (voor of na pmk). Om een zo realistisch mogelijk beeld te schetsen van de effectiviteit zijn alle analyses uitgevoerd volgens het intention-to-treatprincipe, waarbij ook de ouders in de analyses meegenomen zijn die tijdens het onderzoek zijn uitgevallen. Resultaten Gedurende iedere fase van het onderzoek is bijgehouden hoeveel ouders deelnamen (zie figuur 1). Vier gezinnen zijn uitgevallen na de voormeting, vanwege ziekte of niet langer willen deelnemen. Tussen de interventie- en wachtlijstcontrolegroep waren geen verschillen op de voormeting in demografische gegevens of ernst van de problematiek. Ouders en kinderen rapporteerden disfunctioneel opvoedgedrag voor respectievelijk 73% en 90% van de ouders in de klinische range (Arnold e.a., 1993), wat aangeeft dat het overgrote deel van de gezinnen serieuze opvoedproblemen had. Ouders en kinderen rapporteerden probleemgedrag voor respectievelijk 30% en 10% in de subklinische of klinische range, wat aangeeft dat het grootste deel van de kinderen geen serieuze gedragsproblemen liet zien (Goodman, 1997). In de analyses hebben we naast significantieniveaus ook effectgroottes berekend (Cohens d), welke het gemiddelde verschil in verbetering tussen de interventieconditie en de controleconditie weergeven, gedeeld door de gepoolde standaarddeviatie. Hoofdeffecten van pmk Onze primaire uitkomstmaat was de verbetering van communicatievaardigheden en disfunctioneel opvoedgedrag van ouders na deelname aan pmk. Zoals verwacht leidde deelname aan pmk tot verbeterde probleemoplossings- (F(1,70) = 12.87, p <.01) en 85

kind en adolescent jaargang 34 (2013), nr. 2 www.kindenadolescent.nl Figuur 1 Stroomdiagram van het aantal gezinnen per fase in het onderzoek. aanmelding (n = 82) gerandomiseerd (n = 78) uitgesloten (n = 4) - ontvangt al professionele hulp (n = 1) - wilde niet langer deelnemen (n = 3) toegewezen aan PMK (n = 39) deelgenomen aan PMK (n = 38) niet deelgenomen aan PMK (n = 1) - wilde niet langer deelnemen toegewezen aan wachtlijstcontrolegroep (n = 39) uitgevallen bij nameting (n = 1) - kind ging uit huis gestopt met PMK (n = 2) - ernstige ziekte (ouder zelf of familielid) uitgevallen bij nameting (n = 0) geanalyseerd (n = 39) uitgesloten van analyse (n = 0) geanalyseerd (n = 39) uitgesloten van analyse (n = 0) toegewezen aan PMK (n = 39) deelgenomen aan PMK (n = 38) niet deelgenomen aan PMK (n = 1) - wilde niet langer deelnemen 86

praten met kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten? communicatievaardigheden (F(1,70) = 11.77, p <.01; tabel 1) van ouders. Ouders die deelnamen aan pmk lieten ook meer toename in positieve emotie (F(1,70) = 8.18, p <.01) en afname in dominantie (F(1,70) = 7.29, p <.05) zien dan ouders in de wachtlijstcontrolegroep. Naast deze observatieresultaten rapporteerden ouders die deelnamen aan pmk een sterkere afname in disfunctioneel opvoedgedrag (F(1,70) = 5.25, p <.05) danouders die niet deelnamen aan pmk, wat terug te zien was in beide subschalen: zowel ouderlijke laksheid (F(1,70) = 5.18, p <.05) als overreactiviteit (F(1,70) = 12.07, p <.01) nam af na deelname aan pmk. Door deze afname scoorden ouders in de interventiegroep na deelname aan pmk gemiddeld niet langer in de klinische range. Er waren geen effecten op kindrapportage van opvoedgedrag. Tabel 1 Effecten van pmk op oudergedrag. Interventiegroep (n =39) Wachtlijstcontrolegroep (n =39) Voor Na Voor Na M sd M sd M sd M sd Cohens d Observatie positieve emotie 3.31 0.66 3.71 0.68 3.39 0.68 3.26 0.75.77** negatieve emotie 1.62 0.75 1.15 0.44 1.61 0.79 1.41 0.82.39 dominantie 2.69 0.80 1.88 0.59 2.61 0.76 2.46 0.79.90* probleemoplossingsvaardigheden 2.67 0.93 3.44 0.86 2.55 0.89 2.38 0.78 1.09** communicatievaardigheden 3.28 0.65 4.03 0.72 3.32 0.57 3.41 0.75.98** Vragenlijst totaalscore (ps; or) 3.37 0.55 3.02 0.49 3.28 0.58 3.14 0.65.37* laksheid (ps; or) 2.88 0.83 2.63 0.58 2.70 0.72 2.73 0.82.38* overreactiviteit (ps; or) 3.99 0.92 3.28 0.85 3.80 1.02 3.69 0.91.65* totaalscore (ps; kr) 3.58 0.48 3.55 0.58 3.70 0.51 3.77 0.63.09 laksheid (ps; kr) 3.08 0.80 3.29 1.02 3.33 0.89 3.50 0.99.04 overreactiviteit (ps; kr) 3.83 0.96 3.64 1.03 3.93 1.16 4.05 1.19.29 Noot: ps = Parenting Scale; kr = Kindrapportage; or = Ouderrapportage; * p <.05; ** p <.01. Onze tweede uitkomstmaat was probleemgedrag van het kind. In tegenstelling tot onze verwachting leidde deelname aan pmk niet tot een verbetering van het gedrag van kinderen (tabel 2). Ook vonden we geen significante verbeteringen van de communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden van kinderen. We zagen een duidelijke trend dat de communicatievaardigheden (p =.05) en probleemoplossingsvaardigheden (p =.06) van kinderen verbeterden, maar deze bevindingen waren niet significant. Opleidingsniveau van ouders beïnvloedde het effect van pmk op de verbetering in communicatievaardigheden van ouders (F(4,62) = 2.84, p <.05); ouders met een hoger 87

kind en adolescent jaargang 34 (2013), nr. 2 www.kindenadolescent.nl Tabel 2 Effecten van pmk op kindgedrag. Interventiegroep (n =39) Wachtlijstcontrolegroep (n =39) In dit onderzoek hebben we met behulp van een randomized controlled trial de effectiviteit van de oudercursus pmk onderzocht. pmk onderscheidt zich van andere oudertrainingen door zich specifiek te richten op de veranderende ouder-kindrelatie in de adolescentie en speelt hier op in door ouders communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden te leren die zij kunnen gebruiken om conflicten te bespreken. Observatie van conflictgesprekken tussen ouder en kind voor en na de cursus liet zien dat zowel de communicatie- als probleemoplossingsvaardigheden van ouders verbeterden ten opzichte van ouders in de wachtlijstcontrolegroep. Ook lieten ouders na deelname aan pmk meer positieve emotie en minder dominantie zien in de conflictgesprekken met hun kind. Naast deze observatiegegevens bevestigen vragenlijstgegevens een verbeterde op- Voor Na Voor Na M sd M sd M sd M sd Cohens d Observatie positieve emotie 2.54 0.82 2.56 0.89 2.58 0.83 2.37 0.84.27 negatieve emotie 2.28 1.17 2.06 1.01 2.47 0.98 2.56 1.17.29 dominantie 1.87 0.89 1.68 1.07 2.18 1.06 2.08 1.19.09 probleemoplossingsvaardigheden 1.92 0.87 2.47 0.96 1.87 0.78 1.95 0.86.54 { communicatievaardigheden 2.15 0.67 2.32 0.73 2.34 0.63 2.26 0.64.37 { Vragenlijst probleemgedrag (sdq; kr) 0.50 0.23 0.55 0.29 0.51 0.25 0.53 0.30.11 probleemgedrag (sdq; or) 0.49 0.30 0.43 0.27 0.50 0.28 0.48 0.30.14 Noot: sdq = Strengths and Difficulties Questionnaire; kr = Kindrapportage; or = Ouderrapportage; { p <.10.Moderatie van pmk-effecten. opleidingsniveau lieten na deelname aan pmk de grootste verbetering zien. Voor de leeftijd van het kind onderscheidden we drie leeftijdsgroepen: preadolescentie (9-11 jaar), vroege adolescentie (12-13 jaar) en midden adolescentie (14-16 jaar). Ouders van kinderen in midden adolescentie lieten de sterkste afname in dominantie zien (F(4,62) = 3.42, p <.05). Voor de invloed van het geslacht van het kind vonden we gemengde effecten. Waar enerzijds ouders van dochters meer verbetering in probleemoplossingsvaardigheden lieten zien (F(4,62) = 4.29, p <.05), lieten anderzijds ouders van zoons meer verbetering in communicatievaardigheden zien (F(4,62) = 4.81, p <.05). Discussie 88

praten met kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten? voedkundige houding van ouders naar kinderen. Ouders rapporteerden minder gebruik van laks en overreactief opvoedgedrag. Voor ouders die deel hadden genomen aan pmk lagen de gemiddelde scores voor laksheid en overreactiviteit na pmk in het normale gebied, terwijl de scores van ouders in de wachtlijstcontrolegroep gemiddeld in het klinisch gebied bleven. Met andere woorden, na deelname aan pmk was het opvoedgedrag van ouders niet langer disfunctioneel of typisch voor gezinnen met kinderen met gedragsproblemen. Enige voorzichtigheid bij het interpreteren van deze scores is echter op zijn plaats, omdat de normscores niet gebaseerd zijn op een Nederlandse, maar op een Amerikaanse populatie, omdat er geen Nederlandse normscores voor de Parenting Scale zijn. Analyse van klinische significantie, volgens de methode van Jacobson en Truax (1991), bevestigt echter het beeld van een relevante afname van laks en overreactief gedrag bij ouders na deelname aan pmk; meerdan 40% van de gezinnen liet een klinisch relevante verbetering zien. Op de vragenlijsten die door de kinderen werden ingevuld, vonden we geen verbetering van disfunctioneel opvoedgedrag door ouders. Dit betekent dat hoewel ouders zelf een verandering in hun gedrag rapporteerden, kinderen deze verandering niet opmerkten of niet rapporteerden. Dit verschil tussen ouder- en kinderrapportage komt vaker voor (o.a. Taber, 2010) en kan wellicht verklaard worden doordat ouders graag veranderingen willen zien door de tijd en energie die zij in de interventie hebben gestoken. Kinderen ervaren dit niet op deze wijze, omdat zij niet zelf deelnemen aan de cursus. Een andere mogelijke verklaring is dat er meer tijd nodig is voordat kinderen de veranderingen in opvoedgedrag gaan merken. Omdat we alleen direct na de cursus vragenlijsten hebben afgenomen, kunnen we hier niets over zeggen. Op het gedrag van kinderen vonden we geen significante effecten van pmk. Voorafgaand aan de interventie waren de scores op probleemgedrag van de kinderen al vrij laag (onder de klinische grens), wat de afwezigheid van dit effect mogelijk kan verklaren. Daarnaast kan ook een rol spelen dat we alleen informatie hebben over de effecten op kortere termijn. We zagen wel een trend in de observaties dat de communicatievaardigheden en probleemoplossingsvaardigheden van de kinderen wier ouders deel hadden genomen aan pmk verbeterden, maar deze effecten waren niet significant. Naast de algemene effecten van pmk op ouders en kinderen hebben we ook gekeken welke gezinnen het meest baat hebben bij pmk. Hiervoor hebben we gekeken naar het opleidingsniveau van de ouders en het geslacht en de leeftijd van de kinderen. Allereerst vonden we sterkere effecten voor gezinnen met een hoger opleidingsniveau, wat overeenkomt met bevindingen uit eerdere onderzoeken (o.a. Lundahl e.a., 2006). Dit effect wordt mogelijk verklaard doordat de werkvormen die gebruikt worden (o.a. ervaringen uitwisselen en rollenspelen) beter aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van hoger opgeleide gezinnen. Een tweede verklaring kan gevonden worden in het Family Stress Model, dat aangeeft dat het voor gezinnen met een lager opleidingsniveau moeilijker is om hun opvoedsituatie te veranderen, omdat zij te maken hebben met meer financiële, psychologische, of sociale stressoren die gepaard gaan met hun lagere sociaaleconomische status (Conger e.a., 1992). Ten tweede vonden we dat pmk het effectiefst is voor gezinnen met relatief oudere kinderen (14 t/m 16 jaar). Dit kan verklaard worden doordat bij gezinnen met kinderen in het midden van de adolescentie de frequentie en intensiteit van conflicten vaak het hoogst is (Laursen e.a., 89

kind en adolescent jaargang 34 (2013), nr. 2 www.kindenadolescent.nl 1998), waardoor bij deze gezinnen de meeste ruimte voor verbetering is, wat overeenkomt met eerdere bevindingen dat gezinnen met ernstigere problematiek meer profiteren van oudercursussen (o.a. Hautmann e.a., 2010). Ten slotte vonden we dat waar enerzijds ouders van meisjes een grotere verbetering lieten zien in probleemoplossingsvaardigheden, juist ouders van jongens een grotere verbetering lieten zien in communicatievaardigheden. Vooralsnog lijkt pmk daarom niet specifiek effectiever voor jongens of voor meisjes. Sterke punten, beperkingen en implicaties Dit onderzoek is één van de eerste randomized controlled trials in Nederland naar de effectiviteit van een oudercursus voor ouders van (pre)adolescente kinderen. Een sterk punt van ons onderzoek is dat het gebruikmaakt van zowel observaties als vragenlijsten, zowel door ouder als door kind ingevuld. En hoewel onze resultaten niet direct gegeneraliseerd kunnen worden naar de gehele populatie van ouders met (pre)adolescente kinderen, hebben we met dit onderzoek de ouders bereikt bij wie (nog) geen ernstige gedragsproblemen aanwezig waren, maar waarvan ouders wel disfunctioneel opvoedgedrag in de klinische range lieten zien. Dit is juist de groep ouders die naar verwachting gebruik zou maken van een cursus als pmk. Met een aantal beperkingen moet echter rekening gehouden worden. Onze onderzoeksgroep was niet zo groot, waardoor we niet de mogelijkheid hadden om bijvoorbeeld naar de invloed van verschillende vormen van probleemgedrag bij kinderen te kijken. Daarnaast is ons onderzoek niet volledig dubbelblind uitgevoerd. Zowel ouders als onderzoekers wisten (in ieder geval een gedeelte van de tijd) in welke conditie ouders zaten en dat de cursus aangeboden werd in het kader van effectiviteitonderzoek. De interventie werd daarnaast op de universiteit zelf aangeboden, wat de externe validiteit enigszins beperkt. Tot slot zijn in dit onderzoek alleen kortetermijneffecten van pmk gemeten. Een onderzoek met metingen op langere termijn zal inzicht moeten geven in de stabiliteit van de effecten op oudergedrag en eventuele langere termijneffecten op kindgedrag. In hulpverlening aan gezinnen wordt steeds meer nadruk gelegd op het gebruik van evidence-based programma s. Dit onderzoek laat zien dat pmk effectief is voor een subklinische populatie om communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden en opvoedgedrag van ouders te verbeteren. Hoewel onderzoek nodig is naar de langere termijneffecten geven deze eerste bevindingen aan dat pmk veelbelovend is voor gezinnen met (pre)adolescente kinderen. Literatuur American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 4th edn, text revision. Washington, dc: American Psychiatric Press. Arnold, D. S., O Leary, S. G., Wolff, L. S., & Acker, M. M. (1993). The Parenting Scale: A measure of dysfunctional parenting in discipline situations. Psychological Assessment, 5, 137-144. Bögels, S. M., & Van Melick, M. (2004). The relationship between child-report, parent self-report, and partner 90

praten met kinderen: effectief voor ouders van (pre)adolescenten? report of perceived parental rearing behaviors and anxiety in children and parents. Personality and Individual Differences, 37, 1583-1596. Conger, R. D., Conger, K. J., Elder, G. H. Jr., Lorenzo, F. O., Simons, R. L., & Whitbeck, L. B. (1992). A family process model of economic hardship and adjustment of early adolescent boys. Child Development, 63, 526-541. Dretzke, J., Frew, E., Davenport, C., Barlow, J., Stewart-Brown, S., Sandercock, J., e.a. (2005). The effectiveness and cost-effectiveness of parent training/education programs for the treatment of conduct disorder, including oppositional defiant disorder, in children. Health Technology Assessment, 9, 1-233. Fivush, R., Brotman, M. A., Buckner, J. P., & Goodman, S. H. (2004). Gender differences in parent-child emotion narratives. Sex Roles, 42, 233-253. Gardner, F., Hutchings, J., Bywater, T., & Whitaker, C. (2010). Who benefits and how does it work? Moderators and mediators of outcome in an effectiveness trial of a parenting intervention. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 39, 568-580. Goodman, R. (1997). The Strengths and Difficulties Questionnaire: A research note. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 38, 581-586. Gordon, T. (1980). Parent Effectiveness Training: A preventive program and its effects on families. In M. J. Field (Ed.), Handbook on Parent Education (pp. 101-121). New York: Academic Press. Hautmann, C., Eichelberger, I., Hanisch, C., Plück, J., Walter, D., & Döpfner, M. (2010). The severely impaired do profit most: Short-term and long-term predictors of therapeutic change for a parent management training under routine care conditions for children with externalizing problem behavior. European Child and Adolescent Psychiatry, 19, 419-430. Irvine, A. B., Biglan, A., Smolkowski, K., & Ary, D. V. (1999). The value of the Parenting Scale for measuring the discipline practices of parents of middle school children. Behaviour Research and Therapy, 37, 127-142. Jacobson, N. S., & Truax, P. (1991). Clinical significance: A statistical approach to defining meaningful change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59, 12-19. Julien, D., Markman, H., & Van Widenfelt, B. (1986). Interactional Dimensions Coding System Manual. University of Denver. Laursen, B., Coy, K. C., & Collins, W. A. (1998). Reconsidering changes in parent-child conflict across adolescence: A meta-analysis. Child Development, 69, 817-832. Loeber, R., & Hay, D. (1997). Key issues in the development of aggression and violence from childhood to early adulthood. Annual Review of Psychology, 48, 371-410. Lundahl, B., Risser, H. J., & Lovejoy, M. C. (2006). A meta-analysis of parent training: moderators and followup effects. Clinical Psychology Review, 26, 86-104. McCart, M. R., Priester, P. E., Davies, W. H., & Azen, R. (2006). Differential effectiveness of behavior parenttraining and cognitive behavioral therapy for antisocial youth: A meta-analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 34, 527-541. Patterson, G. R. (1982). Coercive Family Process. Eugene, Oregon: Castalia Press. Taber, S. M. (2010). The veridicality of children s reports of parenting: A review of factors contributing to parent-child discrepancies. Clinical Psychology Review, 30, 999-1010. Van As, N. M. C. (1999). Family Functioning and Child Behavior Problems. Nijmegen:ub Nijmegen. VanAs,N.M.C.,&Janssens,J.M.A.M.(1995).Praten met Kinderen. Leuven: Garant. VanAs,N.M.C.,&Janssens,J.M.A.M.(2010).Praten met Kinderen. Leuven: Garant. Van Widenfelt, B. M., Goedhart, A. W., Treffers, P. D. A., & Goodman, R. (2003). Dutch version of the Strengths and Difficulties Questionnaire (sdq). European Child and Adolescent Psychiatry, 12, 281-289. 91