Deel IV Bepalingen in verband met risico s van rijdende spoorvoertuigen. Titel IV Voorschriften toepasselijk tijdens rangeringen. Hoofdstuk I Algemeen

Vergelijkbare documenten
Verkeer op spoorwegterreinen en het oversteken van sporen. Verkeersregels voor voetgangers, fietsers en motorvoertuigen

ARAD 06. Bepalingen inzake gemeenschappelijke industriële risico's. Voorkomen van de risico's met wegvoertuigen 1. ALGEMEEN

ALGEMEEN REGLEMENT VAN HET PERSONEEL EN DE SOCIALE DIENSTEN BUNDEL TUCHTREGLEMENT

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

Deel IV Bepalingen met betrekking tot risico's teweeggebracht door rijdende spoorvoertuigen

4.3.3 Etiket M4 of R2 "Remleiding buiten dienst"

Veiligheidsonderzoeksverslag OVERLIJDEN VAN EEN RANGEERDER TIJDENS HET LOSKOPPELEN VAN MOTORSTELLEN JEMELLE - 15 NOVEMBER 2009

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

531 De volgende wettelijke voorschriften zijn van toepassing. - art. 44 quater, 44 septies, 45,61,63 en 63bis van het ARAB - CODEX III-I

4 MEI Koninklijk besluit betreffende het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen.

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III EERSTE ONTHAALBEDIENDE

Veilig werken en zich verplaatsen bij de

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN. BERICHT Nr. 14 HR. Uitreiking : T.25/002 (reserve : 40 ex.)

Hoofdstuk I Basisbegrippen

BASISPRINCIPES VAN DE SEININRICHTING

Uitvoerig programma van het vak "ALGEMENE REGLEMENTERING N, II en TR MET BETREKKING TOT HET TREINVERKEER EN DE VEILIGHEID VAN DE TREINEN"

Veiligheidsinstructiekaart Rolsteiger ARAB - artikel 54 quater 4. en het KB Arbeidsmiddelen (Codex Titel VI Hoofdstuk I artikel 7)

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

1 van :10

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

VEILIGHEIDSONDERZOEKSVERSLAG

GEBRUIKERSHANDLEIDING KS

Algemene risicoanalyse voor de werkpost : Vuilnisophaling Versie 99/1 Blz. 1/6

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT RUIMTEN VAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Artikel A.R.E.I

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III BESTUURDER RANGERINGEN

Instructies Oud Papier & Karton

Samenvatting Verslag van het Veiligheidsonderzoek Aanrijding van een persoon in de sporen Oostende - 21 september 2017

Uitvoerig programma van het vak "ALGEMENE REGLEMENTERING N, II en TR MET BETREKKING TOT HET TREINVERKEER EN DE VEILIGHEID VAN DE TREINEN"

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

Directie Asset Management

Citeertitel: Regeling verkeersaanwijzingen en -borden. Vindplaats : AB 2000 no. 10 (inwtr. AB 2000 no. 11)

Deel II Organisatie PBW. Het betreft de documenten bepaald in : - titel I hoofdstuk III van de CODEX; - titel II hoofdstuk I van de CODEX.

Overzicht Verkeersinbreuken Arrondissement BRUSSEL-19

27 JANUARI Koninklijk besluit betreffende <praalwagens>

Overzicht Verkeersinbreuken Administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad

De locomotor. II km/h; IV km/h. HOOFDSTUK IV.

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN. BERICHT Nr. 7 HR. Uitreiking : T.25/002 (reserve : 40 ex.) GESLOTEN PROEVEN BINNENKORT TE ORGANISEREN

ONTHAALBROCHURE WELKOM BIJ...

Onderzoeksorgaan voor Ongevallen en Incidenten op het Spoor

Verslag - Veiligheidsonderzoek Botsing tussen 2 NMBS reizigerstreinen Binche - 13 januari 2016

VEILIGHEIDSINSTRUCTIEKAART Algemene instructies voor het gebruik van veiligheidsschoenen. Onderwerp Persoonlijk beschermingsmiddel 301

Rijbewijs (categorieën) en rijgeschiktheid

ARPS bundel 501. een diploma van het algemeen secundair onderwijs (of gelijkwaardig);

Je leven is een omweg waard Sensibilisering over de spoorveiligheid

TITEL II. Deel III. GESPECIALISEERD VAKBEDIENDE (SPOREN)

Rij- en rusttijden voor het wegvervoer

VERSLAG VAN HET VEILIGHEIDSONDERZOEK

HEFTRUCK. Wat is de gewenste situatie? Maatregelen. Sector Bloembollenteelt en handel

Bericht 5 H-VM 2011 ARAD 06 WELZIJN OP HET WERK. Naamswijziging nieuwe structuur geactualiseerde teksten

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Richtlijn voor Aannemers

NETVERKLARING. Bijlage B.4 Opstellen en publiceren van de dienstregelingen INHOUD

Uitgebreide toelichting over controle en onderhoud van beschermingsmiddelen tegen brand

1 van :12

VEILIGHEIDSTIPS VOOR JOBSTUDENTEN

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten (B.S )

CHIREC DELTA PARKING. INTERN REGLEMENT en ALGEMENE VOORWAARDEN. ARTIKEL 1 Algemeenheden en aansprakelijkheden

Directie Human Resources Brussel, 10 september 2003 HR.222 Sectie 53 Tel. 911/63571 BERICHT Nr. 45 HR 9e bijvoegsel bij bericht 39PP/2000

1. BEGRIPPEN WERKGEVER, WERKNEMER, HIËRARCHISCHE LIJN EN WELZIJN

HEFTRUCK. Wat is de gewenste situatie? Maatregelen. Sector Hoveniers en Groenvoorziening

Codex over het welzijn op het werk. Boek IX.- Collectieve bescherming en individuele uitrusting. Titel 1. Collectieve beschermingsmiddelen

Werken op hoogte PREVENTIEMAATREGELEN

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III WAGENSCHOUWER. De voornaamste taken van de wagenschouwer zijn:

VEILIGHEIDSADVIEZEN VOOR DE BOUWNIJVERHEID

Beveiliging van één of twee tewerkgestelde bedienden. A.R.A.B., art. 54ter; Wet van , art. 5. A. Beveiligingssystemen.

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III TECHNICUS SPOORWERKEN

Verslag van het Veiligheidsonderzoek

Veiligheidsonderzoeksrapport

Gedragscode voor veiligheid tijdens het werk in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen

A.R.A.D ALGEMEENHEDEN - DEFINITIES INDELING VAN DE ONGEVALLEN

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III TECHNICUS SPOORWERKEN

Task Safety Requirements Working at Height Scaffolding NL. Approved by: HSSE Manager

Gebruikshandleiding X-frame 1.0

Overzicht Verkeersinbreuken 2016: 1e semester. Arrondissement Brussel-19

CIRCULAIRE. Technische voorwaarden waaraan de burgerlijke helihavens moeten voldoen.

Vakkennis Machinist Cluster 7: Gereedmaken en vertrekken

Machine stilleggen en vergrendelen (sleutel verwijderen) 112 en leidinggevende verwittigen

Toolboxfiche U-008-v01

Codex over het welzijn op het werk. Boek X.- Werkorganisatie en bijzondere werknemerscategorieën. Titel 2. Uitzendarbeid

HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. Sein 5. Sein 5. Veilig.

1.3. Ongevallen waarvoor geen onderzoek dient te worden uitgevoerd - Samenstelling van het ongevallendossier

Afspraken PBM s Tessenderlo site

SECTORAAL BEROEPSPROFIEL

a. op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter "P" aangebracht is;

Artikel 4 In voetgangerszones is het parkeren verboden. Deze overtreding van de eerste categorie kan worden bestraft met een administratieve

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

Bijzondere bestuurlijke verordening VERKEER

HOOFDSTUK V. Seinen op treinen, rangeerdeelen en bijzondere voertuigen te geven.

SCHRIFTELIJKE RICHTLIJNEN VOLGENS HET ADR. Te nemen maatregelen in geval van een ongeval of een noodsituatie

Veilig werken met de kettingzaag

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

Werkpostfiche Ambulancier/MUG

Overzicht van maatregelen

VEILIGHEIDSPLAN PREVENTIEMAATREGELEN INSTRUCTIES. regelmatig onderhoud van de. machines wegnemen of signaleren van de

Vakkennis Machinist Cluster 8: Rijden, rangeren en wegzetten

Algemene toelichting van verschillende types voertuigen die de wet onderscheidt

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

WIJZIGINGEN AAN TE BRENGEN AAN ARAD 06 DEEL I EN II

De spoorweg en het rollend materieel.

Transcriptie:

ARAD 06 Deel IV Bepalingen in verband met risico s van rijdende spoorvoertuigen Titel IV Voorschriften toepasselijk tijdens rangeringen Hoofdstuk I Algemeen 1. WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE VOORSCHRIFTEN 1.1 Wettelijke voorschriften 700 De volgende wettelijke bepalingen zijn van toepassing : - art. 45, 46, 47 en 48 van het ARAB; - CODEX I II. 1.2. Reglementaire voorschriften 701 - ARGSI Bundels 5.2.1, 6.1.5 en 8.1.1 ; - Plaatselijke consignes. Opmerkingen : De voorschriften van dit reglement mogen niet worden beschouwd als voldoende om de veiligheid van de werknemers te waarborgen in de bijzondere gevallen van werken die worden uitgevoerd tijdens rangeringen, alsook van werken uitgevoerd op of aan boord van spoorvoertuigen, aangezien de veiligheidsvoorschriften in nauw verband staan met de specifieke onderrichtingen die deze activiteiten regelen. Daarom moeten de werknemers die de voormelde activiteiten uitvoeren niet alleen rekening houden met dit reglement, maar ook met de specifieke reglementen van de betrokken BE s. In installaties waar bijzondere bepalingen van plaatselijke consignes moeten worden nageleefd, moet elke werknemer bovendien vooraf kennis hebben genomen van die consignes. 2. DEFINITIES 702 Overeenkomstig de definities in het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur (ARGSI Bundel 6.1.5 Rangeerdienst en 8.1.1) hebben de hierna genoemde termen de volgende betekenis in dit reglement: beweging: een verplaatsing van een of meerdere spoorvoertuigen, die toegestaan wordt door een vast sein een handsein, een schriftelijk of mondeling bevel;

Blz. 2 trein: elke beweging waaraan een treinnummer en een dienstregeling is toegekend; rangering: een beweging die niet als trein wordt beschouwd; aanhaking: verrichting waarbij de koppelingen uitsluitend mechanisch verbonden worden; koppeling: verrichting bestaande uit: - aanhaken; - tot stand brengen van lucht-, warmte- en elektrische koppelingen; - wegnemen van een of meer stopblokken onder of voor het eerste voertuig bij het aanhaken van een krachtvoertuig aan het treinstel. rangeerder : werknemer die opgeleid en bevoegd is om deel te nemen aan de rangeerdienst 3. ALGEMENE ONDERRICHTINGEN 3.1. Kleding 703 1. Het dragen van veiligheidsschoenen, van de helm, de handschoenen en de gele kledij is verplicht. 2. De werknemers die rangeringen uitvoeren, moeten speciale aandacht besteden aan hun kleding. Ze mogen geen lange of losse kleren dragen die hen kunnen hinderen en die door bewegende voertuigen gegrepen kunnen worden. 3. Wie een trouwring of andere ringen, een armbanduurwerk, armbanden, oorringen en halskettinkjes draagt, loopt heel veel gevaar te blijven vasthaken, wat tot amputatie kan leiden maar tevens tot kontakt met de electrische installaties. 3.2. Werkuitrusting 704 1. De werkuitrusting van de rangeerders bestaat hoofdzakelijk uit een rangeerfluit, een lantaarn, een rangeerstok, een radio en stopblokken en ze moeten in perfecte staat zijn. 2. De rangeerstok moet stevig zijn en in goede staat. Hij moet voor het begin van het werk worden gecontroleerd en vervangen als hij niet veilig genoeg meer is. Enkel de door de NMBS geleverde rangeerstok mag worden gebruikt. Als hij niet wordt gebruikt, moet hij buiten de verkeerspaden worden gelegd.

Blz. 3 Het is verboden de rangeerstok op het stoot- en trekwerk te leggen zodat hij uitsteekt; passerende of zich in de buurt ophoudende werknemers kunnen zich eraan kwetsen. 1. De stopblokken moeten worden gecontroleerd, hersteld of tijdig vervangen. Ze mogen in de werkzone enkel op plaatsen liggen waar hun gebruik gerechtvaardigd is. Ze moeten ook goed zichtbaar zijn. 2. De radiotoestellen moeten voor gebruik telkens getest worden. 3.3. Hindernissen en gevaren in de werkzone 705 1. In de werkzone, mag geen enkel obstakel liggen waarover iemand kan vallen. De werknemers zelf moeten er in hun eigen belang voor zorgen dat de zone waarin ze moeten lopen, in goede staat is. 2. Tijdens de rangeringen mogen de werknemers zich niet begeven in de ruimte tussen voertuigen en muren, pijlers, materiaalopslagplaatsen, andere voertuigen enz. wanneer daar niet genoeg plaats is om buiten het vrijeruimteprofiel te blijven. 3. Nadat de rangeerder met de hand een voertuig heeft aan- of afgehaakt, moet hij, indien mogelijk en rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden, van tussen de voertuigen komen aan de kant waar de werknemer staat die de beweging leidt of, als die er niet is, aan de kant waar het personeel van de locomotief hem kan zien. 3.4. Begeleiding van de voertuigen 706 1. Men mag alleen op een voertuig stappen of er van afstappen als het volledig stil staat. Ze moeten zoveel mogelijk vermijden, aan de kant van het tussenspoor op of af te stappen wanneer het betreffende voertuig rijdt of stilstaat op een hoofdspoor of een spoor naast een hoofdspoor. 2. Rangeerders die op een voettrede van een rijdend voertuig staan, mogen zich niet buiten het laadprofiel buigen tenzij om seinen te geven. Ze moeten zich goed vasthouden aan de handgrepen en voortdurend opletten dat ze niet tegen een obstakel opbotsen dat in het vrijeruimteprofiel komt (seinen, verlichtingspalen, waterkranen enz.). Ze mogen geen rangeerstok in de hand houden.

Blz. 4 3. Tijdens de verplaatsingen mogen de rangeerders alleen in een voertuig of op een voettrede plaatsnemen behalve langs de verhoogde perrons. Wanneer een rangeerder plaatsneemt op een voettrede, moet hij steeds over drie steunpunten beschikken, twee voor de voeten en één voor de handen of één voor de voeten en twee voor de handen. Tijdens de bewegingen is het verboden: - Dat meer dan een werknemer op dezelfde voettrede staat, zelfs als er voldoende plaats is; - Op een voettrede voor controle van een lading staan; - Op een overgangsvoettrede staan; - Op een voettrede in de vorm van een beugel staan; - een beschadigde voettrede of handgreep te gebruiken; - op een de voettrede te staan die enkel toegang verleent tot de stuurpost. 4. Rangeerders die een locomotief begeleiden over een vrij lang traject, moeten bij het boordpersoneel plaatsnemen zonder deze laatste te verstrooien of hun bewegingen te hinderen. 5. Het is verboden in de opening van de roldeuren van voertuigen te staan, behalve in bagagewagens. Het personeel dat in de deuropening van bagagewagens moet staan, moet er zich vooraf van vergewissen dat de blokkeerinrichting van die deuren goed functioneert. 3.5. Immobilisatie van de voertuigen 707 Alle nodige maatregelen moeten worden genomen opdat stilstaande voertuigen niet onverwacht in beweging zouden komen, d.w.z. : - door de werking van hun eigen motor; - of onder invloed van een uitwendige kracht zoals wind, trillingen, schokken, de zwaartekracht en de helling van het spoor, Daartoe, en in functie van de tegen te houden massa, zijn stopblokken en /of een schroefrem vereist. Het gebruik daarvan is beschreven in het ARGSI 5.2.1. 3.6. Verplaatsingen in een station aan boord van een rangeerlocomotief 708 1. Alleen voor de rangeerdienst opgeleid personeel mag plaatsnemen op de voettrede van een locomotief bij verplaatsingen in een station. De werknemers moeten dan de persoonlijke beschermingsmiddelen dragen (helm, veiligheidskleding, veiligheidsschoenen en handschoenen).

Blz. 5 2. De andere personeelscatgorieën die zich, om dwingende dienstredenen, binnen de stationsinstallaties moeten verplaatsen en die de toestemming van een bediende van de beweging hebben gekregen, mogen aan boord van de locomotief plaatsnemen onder de volgende voorwaarden: - de werknemer moet zich melden bij de bestuurder die zijn toestemming moet geven; - hij moet plaatsnemen in de stuurpost. 4. BIJZONDERE GEVALLEN 709 1. Rangeringen door afstoten langs perrons en op voor het publiek toegankelijke plaatsen, alsook rangeringen "op zijn Engels" zijn verboden, behalve in uitdrukkelijk voorgeschreven gevallen. 2. Een rangering waarbij voertuigen worden opgeduwd op een spoor langszij een voor het publiek toegankelijk perron, moet stapvoets gebeuren. Indien de omstandigheden het vereisen moet daarbij een bediende de voertuigen voorafgaan om ervoor te zorgen dat te dicht bij het spoor staande personen zich verwijderen. Dezelfde voorschriften gelden bij rangeringen in sporen van loodsen, depots, stapelplaatsen, werkplaatsen enz., bovenop de andere maatregelen die eventueel in het plaatselijk consigne voorgeschreven zijn. 3. De bepalingen van de vorige alinea zijn ook van toepassing op de laad- en lossporen van goederenkoeren tijdens de uren dat die toegankelijk zijn voor het publiek. De zonechef kan evenwel een afwijking op die regel toestaan en zelfs wagens laten afstoten, op voorwaarde dat hij persoonlijk toezicht houdt op de uitvoering van de bewegingen en vooraf de nodige schikkingen treft om personenongevallen en schade aan het materiaal van de cliënteel te voorkomen of aan de NMBS. 4. Er is bijzondere waakzaamheid vereist bij het rangeren van wagens met gevaarlijke goederen.