( 33 Verbs: The Use of the Lexicon in the Location ans Translation of Verbs is niet uitgewerkt)

Vergelijkbare documenten
LES 9 VOORNAAMWOORDEN Kelley lesson IX: 23 Independent Personal Pronouns (Subject Pronouns), p Demonstrative Pronouns, p.

(b) Bij de overige suffixen komt de klemtoon te liggen op de lettergreep die begint met of volgt op de laatste wortelconsonant ( 46.2, 1, A).

Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord het suffix h '. Voorbeeld: vp,n<å hr"m'

Eindtermen bij het beginonderwijs Klassiek Hebreeuws. Een handreiking aan docenten

LES 14 WERKWOORDVERVOEGINGEN Kelley lesson XIV: 36 Verbs: The Remaining Stems, p. 108

LES 6 VOORZETSELS EN VOEGWOORDEN Kelley lesson VI: 15 Prepositions With Nouns, p The Vav Conjunction, p. 31

LES 3 MEER OVER LEESTEKENS EN UITSPRAAK

LES 2 KLINKERS Kelley lesson II: 2 Vowels, p. 6 3 Half-Vowels, p. 8

2. Werkwoordelijke zinnen

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

BIJBELS GRIEKS HERHALING 2

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 9. TalencentrumBarneveld.nl.

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD

Hebreeuws toelichting zie Kelley vertaling en hij sprak. En de Eeuwige heeft tegen Mosjè gesproken, zeggende:

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 23. TalencentrumBarneveld.nl

BIJBELS GRIEKS LES 8

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

Visuele Leerlijn Spelling

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

LES 7 ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN Kelley lesson VII: 17 Nouns: Derivation, p Nouns: Gender, p Nouns: Number, p. 37

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

Indien je de regels uit dit bestand kunt toepassen en je kent de stappen die je in het schema moet maken, dan beheers je de werkwoordspelling goed.

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

Eigen vaardigheid Taal

Z I N S O N T L E D I N G

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

Thema 4. Straatmuzikanten

DE HEBREEUWSE GRAMMATICA. Samengesteld door. John Wessel. È ƒ Úƒ» e c c ƒ « È È ÏÚ«a «e Á ÏÒ ÂÕ Â Ô Â'

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 32. TalencentrumBarneveld.nl

als iets niet letterlijk is bedoeld.

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

Samenvatting Frans Stencil Franse tijden

Online cursus spelling en grammatica

1 Spelling en uitspraak

Inhoud. 1 Spelling en uitspraak. 2 Grammatica

Spelling & Formuleren. Week 2-7

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 28. TalencentrumBarneveld.nl

Toets grammaticale termen met sleutel

Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 16. TalencentrumBarneveld.nl

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

(ZAKELIJKE) TAALVERZORGING 1 NEDERLANDS

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 38. TalencentrumBarneveld.nl

Samenvatting Nederlands Formuleren

Thema 2. Rennen voor geld

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 29. TalencentrumBarneveld.nl

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Johannes 1, 1 Middagdienst

BIJBELS GRIEKS LES 10

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen.

Antwoorden Nederlands Ontleding

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 20. TalencentrumBarneveld.nl

God schiep de mens - Adam

HET WERKWOORD : DE TIJDEN

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

HEBREEUWS BETEKENIS GRIEKS (LXX) BETEKENIS

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

OPA-methode. Inhoud. 1. De OPA-methode maakt uw zinnen leesbaar 2. Zinnen bestaan uit zinsdelen 3

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

In het vorige hoofdstuk werd de schepping van de hemel besproken. 1 In dit hoofdstuk gaat het over de schepping van de aarde.

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 27. TalencentrumBarneveld.nl

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Wegwijs in de werkwoordspelling

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 7. TalencentrumBarneveld.nl

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Basis Werkwoordspelling is onderdeel van de Bundel Basisprogramma's. Deze bundel bevat ook Basisspelling en Basisgrammatica.

1e Deeltentamen Inleiding Taalkunde

TAALVERZORGING BK 2 SPORTIEF PERRON 2

laewmv. sj e moe eel Samuël laewmv.bi bisjmoe eel in Samuël laewmv.li lisjmoe eel voor Samuël laewmv.ki kisjmoe eel zoals Samuël

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Loopt vader met moeder in het park?

DPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 31. TalencentrumBarneveld.nl

Een voorbeeldopgave: Ik geef de hond te eten. Wat is de? Een werkwoord, een lidwoord, een zelfstandig

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Wat ontdekten de broers op de terugweg naar Kanaän?

Overzicht Dit project wordt ontwikkeld door Harry Hendriks Muziek & Onderwijs i.s.m. basisschool De Mussenberg in Horn en stichting SIEN.

EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 3. TalencentrumBarneveld.nl

Formuleren. Doelgroep Formuleren. Omschrijving Formuleren

Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef).

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 2: lezen, woordenschat en spelling

Transcriptie:

LES 12 INLEIDING WERKWOORDEN Kelley lesson XII: 29 Verbs: General Characteristics, p. 80 30 Verbs: The Qal Perfect of the Strong Verb, p. 83 31 Verbs: The Meaning of the Perfect, p. 85 32 Verbs: Word Order in Verbal Sentences, p. 87 ( 33 Verbs: The Use of the Lexicon in the Location ans Translation of Verbs is niet uitgewerkt) Doel van deze les: een algemeen begrip krijgen van Hebreeuwse werkwoorden, het onderscheid tussen sterke en zwakke werkwoorden kennen, de werkwoordsvormen van de qal perfectum uit het hoofd kennen. Algemene kenmerken In het Hebreeuws maken we onderscheid tussen sterke en zwakke werkwoorden. De sterke werkwoorden vormen één groep terwijl de zwakke werkwoorden worden onderverdeeld in tien verschillende groepen. De hier genoemde algemene kenmerken gelden voor zowel de sterke als de zwakke werkwoorden. Onze taal past bij ons 'Griekse' denken: zinnen staan in een exacte tijdsaanduiding. Bijvoorbeeld: ik loop (onvoltooid tegenwoordige tijd) ik heb gelopen (voltooid tegenwoordige tijd) ik liep (onvoltooid verleden tijd) ik had gelopen (voltooid verleden tijd) ik zal lopen (onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd) In het Hebreeuws is dat niet zo en is de tijdsaanduiding van een werkwoord afhankelijk van de context waarin het staat. Toch kent het Hebreeuws twee tijden, het perfectum en het imperfectum. Het verschil tussen beide is niet zozeer de tijd (verleden, tegenwoordig of toekomend) maar wel of de handeling al dan niet voltooid is. Het perfectum geeft over het algemeen een voltooide handeling weer (en heeft daarom dus vaak betrekking op het verleden); het imperfectum geef een onvoltooide handeling weer (en heeft daarom meestal betrekking op het heden en de toekomst). ( 30.1) Wanneer werkwoorden niet in een zin staan, zoals in een grammaticaboek, kun je dus moeilijk de tijdsaanduiding bepalen. In die gevallen wordt daarom aan elke vorm van het werkwoord de meest voor de hand liggende tijd toegewezen ( 29.9): De perfectum-vormen van het Hebreeuwse werkwoord vertalen we in de onvoltooid verleden tijd (ik liep). Dit is de kortste vorm die doet vermoeden dat de handeling is voltooid, ook al is dat niet expliciet aangegeven. En omdat het voltooid zijn niet nadrukkelijk is aangegeven noemen we deze vorm in het Nederlands toch onvoltooid. Correcter zou het dus zijn om deze vorm te vertalen met een voltooide tegenwoordige of verleden tijd (ik heb / had gelopen) maar omdat deze vertaling langer is, wordt daar niet voor gekozen bij losstaande werkwoordsvormen. De imperfectum-vormen vertalen we in de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd (ik zal lopen). (Daarover in een volgende les meer.) De eenvoudigste vorm van de meeste Hebreeuwse werkwoorden, de vorm waaronder ze ook in een woordenboek zijn opgenomen, is de qal perfectum, 3 e persoonsvorm mannelijk enkelvoud (afgekort: Qal perf. 3ms). Het woord qal, in het Hebreeuws lq', komt van het werkwoord ll;q' (qalàl) en betekent licht maken / zijn. ( 29.1) Gewoonlijk bestaat de werkwoordsvorm Qal perf. 3ms uit drie consonanten en twee vocalen; twee lettergrepen dus. De klemtoon ligt op de laatste lettergreep. De eerste lettergreep is open en heeft als vocaal een qámets. De tweede lettergreep is gesloten en heeft een pátach als klinker. Dus: ; '. Dit is het geval bij alle sterke werkwoorden. CURSUS BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 1 VAN 6

Echter als de tweede lettergreep op een a of h eindigt (bij zwakke werkwoorden), is deze open en dan wordt de klinker verlengd van een pátach naar een qámets. Dus: a ' ' en h ' ' ( 29.2) lk;a' hij at bv;y" hij zat hy"h' hij was rm;a' hij zei af'n" hij pakte op hf'[' hij deed; hij maakte Bij de werkwoorden is nog een andere onderverdeling te maken, namelijk in actieve (fiëntische) en statische (stativische). De actieve werkwoorden geven een handeling of gebeuren weer (en hebben een lijdend voorwerp bij zich). De statische werkwoorden geven een toestand, eigenschap of gevoel weer (zonder lijdend voorwerp). Enkele van de statische werkwoorden voldoen niet aan de structuur zoals in het vorige punt genoemd. De tweede lettergreep heeft dan als klinker een tséree of chólem, dus e ' of o '. ( 29.3) Voorbeelden van statische werkwoorden: ld;g" hij was groot!qez" hij was oud lkoy" hij kon qz:x' hij was sterk arey" hij was bang!joq' hij was klein Zwakke werkwoorden Met de algemene kenmerken van zwakke werkwoorden kunnen we de zwakke van de sterke werkwoorden onderscheiden. Na deze les zullen we verder gaan met de sterke werkwoorden alvorens alle vormen van de zwakke werkwoorden te behandelen (vanaf les 22, Kelley XXII). Aan de eenvoudige vorm van het werkwoord, de Qal perf. 3ms, kunnen we zien of het werkwoord sterk of zwak is. Zwak zijn werkwoorden die: - een gutturaal (a, h, x, [ en soms een r) bevatten of - die als eerste consonant een y, w of n hebben of - die een gelijke tweede en derde consonant hebben. ( 29.5) Ook zwak zijn werkwoorden die maar uit één lettergreep bestaan. Ze hebben een w of y als middelste consonant die onderdeel is van een lange klinker. Eigenlijk is die w of y dus geen consonant maar een leesmoeder en daarom worden deze werkwoorden ook wel holle wortels genoemd. In het woordenboek staan ze niet in de vorm qal perf. 3ms omdat in die vervoeging de middelste consonant vervalt. De eenvoudigste vorm waarbij die middelste consonant wel zichtbaar is en waaronder deze werkwoorden in het woordenboek voorkomen is de qal infinitivus constructus de onbepaalde wijs, een vorm die later ter sprake komt. ( 29.4) Voorbeeld: ~q' (qal perf. 3ms, hij stond op) ~Wq (qal inf. cons., het opstaan) De zwakke werkwoorden zijn ingedeeld in tien groepen die per groep dezelfde eigenschappen hebben als ze worden verbogen in de verschillende werkwoordsvormen. Die groepen hebben een eigenaardige aanduiding, die is afgeleid van het werkwoord l[;p' (maken; doen) dat als voorbeeld wordt gebruikt. De groep werkwoorden die als eerste consonant een gutturaal heeft, worden bijvoorbeeld p- gutturaal werkwoorden genoemd, naar de eerste consonant p van het werkwoord l[;p'. Zo wordt de groep waarbij de derde consonant een a is aœœl-werkwoorden genoemd, naar de derde consonant l van l[;p'. (De tekentjes ŒŒ geven aan dat het een afkorting is: aœœl; is dus van rechts naar links gelezen: @l,aä' dm,lä'.) Een modernere aanduiding van de groepen maakt geen gebruik meer van het werkwoord l[;p' maar duidt de eerste, tweede en derde consonant aan met I, II en III. CURSUS BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 2 VAN 6

We onderscheiden de volgende tien groepen zwakke werkwoorden ( 29.6): klassiek modern p-gutturaal I-gutturaal [-gutturaal II-gutturaal l-gutturaal III-gutturaal aœœp I-a nœœp I-n ywœœp I-w / I-y [ŒŒ[ (dubbel-[) geminate verbs ywœœ[ II-w / II-y hœœl III-h III-a aœœl ww. met gelijke tweede en derde consonant Er zijn ook werkwoorden die om meer dan één reden zwak zijn. Die vertonen dan de eigenaardigheden van meer dan één van de genoemde tien groepen. ( 29.7) Qal perfectum vormen ( 30) Tot nu toe hebben we het over de 3 e persoon enkelvoud gehad van het werkwoord in de qal perfectum (hij liep). Dat is de meest eenvoudige vorm van het werkwoord. De werkwoordsvormen voor de 1 e persoon enkelvoud (ik liep) en 2 e persoon enkelvoud (jij liep) worden gevormd door aan het werkwoord in de 3 e persoon voornaamwoordelijke suffixen toe te voegen; achtervoegsels dus die geslacht en getal aanduiden. Deze suffixen zijn afgeleid van de persoonlijke voornaamwoorden. Hieronder nogmaals de persoonlijke voornaamwoorden uit les 9: s p f m f m 3 ayhi awh zij hij 2 T.a; ht'a; jij jij 1 ykinoa' ynia] ik 3 hn"he+!he hm'he+ ~he zij zij 2 hn"te+a;!t,a; ~T,a; jullie jullie 1 Wna] Wnx.n:= Wnx.n:=a] wij Onderstaand de voornaamwoordelijke suffixen voor de perfectum-vormen die zijn afgeleid van de persoonlijke voornaamwoorden ( 30.2): s p f m f m 3 h ' (geen) zij hij 2 T. T' jij jij 1 yti ik 3 W zij 2!T, ~T, jullie jullie 1 Wn wij CURSUS BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 3 VAN 6

Wanneer we deze voornaamwoordelijke suffixen toevoegen aan de Qal perf. 3ms van het werkwoord lj;q' (hij doodde), krijgen we het volgende resultaat ( 30.3): s p f m f m 3 hl'j.q") lj;q' zij doodde hij doodde 2 T.l.j;q' T'l.j;äq' jij doodde jij doodde 1 ytil.j;äq' ik doodde 3 Wlj.q") zij doodden 2!T,l.j;q. ~T,l.j;q. jullie doodden jullie doodden 1 Wnl.j;äq' wij doodden Klinkerveranderingen bij sterke werkwoorden ( 30.4) Met het toevoegen van een suffix veranderen de klinkers van het werkwoord. De regels voor deze klinkerveranderingen zijn ook van belang om later andere verbuigingen van het werkwoord te maken. We maken voor die veranderingen onderscheid in suffixen die beginnen met een vocaal (klinker) en die beginnen met een consonant. Om het niet te ingewikkeld te maken, zijn de regels beperkt tot die voor de sterke werkwoorden (die de vorm ; ' hebben). Voor alle suffixen die met een klinker beginnen (in het perfectum: h ' en W) geldt: De suffix krijgt de klemtoon en haalt hem dus weg bij de tweede lettergreep van het werkwoord. Omdat de suffix met een klinker begint, 'gebruikt' hij de laatste consonant van het werkwoord om een lettergreep te maken. De nu één na laatste lettergreep wordt daardoor een open lettergreep. De korte klinker in die open lettergreep vervluchtigt (wordt een bewegende sj e wá). De eerste lettergreep van het woord heeft een lange klinker en deze krijgt een méttek (teken voor bijklemtoon) omdat hij nu vlak voor een sj e wá staat. Voorbeeld: rm;v' + h ' (1) hr'm;v' (2) hr'm.v' (3) hr'm.v'( (1) Aan het werkwoord rm;v' (hij bewaakte) in de Qal perf. 3ms wordt de vocale suffix h ' toegevoegd om zodoende het werkwoord te verbuigen tot de vorm Qal perf. 3fs (zij bewaakte). Met het toevoegen van de suffix hoort de r van de voorlaatste lettergreep nu bij de laatste lettergreep (hr'). De voorlaatste lettergreep verandert zo van een gesloten (rm;) naar een open lettergreep (m;). Met het toevoegen van de suffix verschuift de klemtoon naar de laatste lettergreep (hr'). (2) De voorlaatste lettergreep (m;) is nu een open lettergreep met een korte klinker zonder klemtoon, en dat is geen geldige lettergreep. Daarom wordt de klinker in die lettergreep vluchtig (m; wordt m.). Deze m. is zelf geen lettergreep; hij hoort bij de laatste lettergreep en daarmee wordt die laatste lettergreep hr'm.. (3) Omdat de klinker die vooraf gaat aan de bewegende sj e wá lang is, krijgt deze een bijklemtoon en wordt dus voorzien van een méttek. De overige suffixen, die met een consonant beginnen: De laatste consonant van het werkwoord krijgt een bewegende sj e wá, om de lettergrepen te scheiden. Alleen de suffixen ~T, en!t, trekken de klemtoon naar zich toe. Een lange klinker in een open lettergreep die twee of meer lettergrepen voor de beklemtoonde lettergreep staat, wordt vervangen door een sj e wá. CURSUS BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 4 VAN 6

rm;v' + T' (1) T'r.m;v' (2) T'r.m;äv' rm;v' + ~T, (3) ~T,r.m;v' (4) ~T,r.m;v. (1) Aan het werkwoord rm;v' (hij bewaakte) in de Qal perf. 3ms wordt de suffix T' toegevoegd om zodoende het werkwoord te verbuigen tot de vorm Qal perf. 2ms (jij bewaakte). Deze suffix vormt zelf een open lettergreep met een lange klinker en dat is een geldige lettergreep. Omdat de r nu het einde van een lettergreep is en er nog een lettergreep op volgt, krijgt hij een stille sj e wá die dient als lettergreepscheider. (2) Hoewel T' nu de laatste lettergreep van het woord is, krijgt deze niet de klemtoon. De klemtoon blijft staan op de lettergreep rm; en daarom wordt die klinker voorzien van een klemtoonteken. (3) Aan het werkwoord rm;v' (hij bewaakte) in de Qal perf. 3ms wordt de suffix ~T, toegevoegd om zodoende het werkwoord te verbuigen tot de vorm Qal perf. 2mp (jullie bewaakten). Deze suffix vormt zelf een gesloten lettergreep met een korte klinker en dat is een geldige lettergreep. Omdat de r nu het einde van een lettergreep is en er nog een lettergreep op volgt, krijgt hij een stille sj e wá die dient als lettergreepscheider. (4) Deze suffix krijgt wél de klemtoon en neemt hem dus af van de lettergreep rm;; de klemtoon ligt op de laatste lettergreep van het woord. De eerste lettergreep v' staat nu twee lettergrepen vóór de beklemtoonde lettergreep. De klinker van die eerste lettergreep vervluchtigt daarom: v.. Betekenis van het perfectum ( 31) Een werkwoord, ook in het perfectum, kan al naar gelang de context in de verleden, tegenwoordige of toekomende tijd worden vertaald. Zoals hiervoor al opgemerkt, geeft het perfectum over het algemeen een voltooide handeling weer en heeft daarom dus vaak betrekking op het verleden. Eenvoudige handelingen worden vertaald naar de onvoltooid verleden tijd. ( 31.1,1)!D" Amv. ha'r>q'(!ke-l[; daarom noemde zij zijn naam Dan (Genesis 30:6) #[eh'-!mi yli-hn"t.n") awhi zij gaf aan mij van de boom (Genesis 3:12) ~yhil{a/ ar"b' tyviareb. in een begin schiep God (Genesis 1:1) Of ze worden vertaald naar een voltooid verleden tijd. ( 31.1,2) rm'a' rv,a]k; hr"f'-ta, dq:p' y"yw: la'v' rv,a] ry[ih'-ta, Al Wnt.n") en de HEERE bezocht Sara zoals hij gezegd had (Genesis 21:1) en zij gaven aan hem de stad welke hij gevraagd had (Jozua 19:50) In het geval het een statisch werkwoord betreft, dat dus een toestand, eigenschap of gevoel weergeeft, kan het in de onvoltooid tegenwoordige tijd worden vertaald. ( 31.1,3) W[d"åy" al{ ~Alv' %r<d<å een weg van vrede kennen zij niet (Jesaja 59:8) T'n>q:åz" ht'a; hnehi zie, jij bent oud (1 Samuël 8:5) y"y> rm;a' ~k,t.a, ytib.h;äa' Ik houd van jullie, zegt de HEERE (Maléachi 1:2) Wanneer we aan een perfectum-werkwoord als prefix het voegwoord w. (wawcopulativum) toevoegen, wordt dat een perfectum consecutivum (een perfectum dat gevolg aanduidt) genoemd. Het werkwoord wordt dan gebruikt in een reeks van opvolgende gebeurtenissen. Gewoonlijk krijgt het dan een vertaling in de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd. ( 31.1,4) CURSUS BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 5 VAN 6

tb'v;h;-ta, laer"f.yi-yneb. Wrm.v'w> en de kinderen Israël's zullen de sjabbat onderhouden (Exodus 31:16) yt;boa]-~[i ytib.kä;v'w> en ik zal liggen bij mijn vaderen (Genesis 47:30) Merk op dat het werkwoord en het onderwerp overeenkomen voor wat betreft persoonsvorm, geslacht en getal. Dat geldt overigens niet alleen voor de perfectum-vormen maar voor alle werkwoorden. ( 31.2) Het is niet nodig apart een persoonlijk voornaamwoord te schrijven vóór het werkwoord omdat de verbuiging van het werkwoord de betreffende persoon al herkenbaar aangeeft. Wanneer we het toch tegenkomen dat er bij het werkwoord een persoonlijk voornaamwoord is geschreven, dan dient dat om de persoon te benadrukken. ( 31.3) Voorbeeld: yx' ylia]goå yti[.d:y" ynia]w:() en ík weet dat mijn verlosser leeft (Job 19:25) Woordvolgorde ( 32) De normale woordvolgorde in een Hebreeuwse zin met een werkwoord is: werkwoord, onderwerp, lijdend voorwerp. ( 32.1) (Merk echter op dat het ontkennende woordje alo geplaatst wordt vóór het werkwoord.) Voorbeeld: y"y> rb;d>-ta, WnyteäAba] Wrm.v('-al{ onze voorvaderen hebben niet gehouden het woord van de HEERE (2 Kronieken 34:21) Letterlijk: y"y> rb;d> -ta, WnyteäAba] Wrm.v(' -al{ (de) HEERE (het) woord (van) <aanduiding onze zij niet lijdend voorwerp> voorvaderen bewaarden Wordt een afwijkende woordvolgorde gebruikt, dan is dat om het eerste woord te benadrukken. ( 32.2) ytil.k;äa' al{ ~x,l,( bróód heb ik niet gegeten (Deuteronomium 9:9) laer"f.yi-lk'-l[; %l;m' ~ØIl;äv'WrybiW en in Jerúzalem regeerde hij over geheel Israël (2 Samuël 5:5) CURSUS BIJBELS HEBREEUWS PAGINA 6 VAN 6