Fiche voor voorbereiden van activiteiten Omschrijving van de activiteit: Schrijfdans: de speelgoedtrein (8 peuters) Ervaringssituatie: O zelfstandig spelen O ontmoeten O explorerend beleven X ontwikkelingondersteunend leren Organisatie: O assikale activiteit X groepsactiviteit DOELEN Lp beweging Motorische competentie MC 2 Aanvoelen en omgaan met lichaamsopbouw en dynamiek van bewegen: MC 2.2 De peuters bewegen op en rond de lichaamsassen om een aangepaste lichaamshouding aan te nemen: vlot bewegen op lichaamsassen: voorwaarts, op en neerwaarts, zijwaarts, achterwaarts. -> De peuters kunnen zich vlot bewegen met zowel hun armen als het totale lichaam. Lp beweging Motorische competentie MC 2 Aanvoelen en omgaan met lichaamsopbouw en dynamiek van bewegen: MC 2.4 De peuters voeren bewegingen gelijktijdig en opeenvolgend uit: twee lichaamsdelen gelijktijdig, opeenvolgend of afwisselend laten bewegen. -> De peuters kunnen hun armen gelijktijdig bewegen tijdens het schrijbelen. bachelor in het onderwijs: euteronderwijs
Fiche nummer: VERLOOP en BEGELEIDING ORGANISATIE / MATERIAAL Aanzet (De KL toont het cadeau.) Sinteraas heeft een cadeau gebracht. Dit cadeau is voor de as. Wat zou er in zitten? Reacties van de peuters afwachten. (Gebaar: Sinteraas ) Daphne Hellebuyck 6/6/16 17:23 Opmerking [1]: Visueel ondersteunen van de conceptwoorden en gebaren aan de hand van symbolen, pictogrammen en concrete materialen. (Zorg ervoor dat de symbolen, pictogrammen of concrete materialen het kernwoord (bij voorkeur thematisch) benadrukken zodat de betekenis van dit kernwoord verwijst naar het symbool, pictogram of gebaar.) Cadeau met een speelgoedtrein in, fluitje, CD met het liedje. X, jij mag het cadeau open maken. (Als het cadeau open is zien de euters een houten trein.) Woow, wat zit er in het cadeau? Een trein! Het is een trein! Daphne Hellebuyck 6/6/16 17:25 Opmerking [2]: Conceptwoorden gebruiken (voorbeeld: koek staat voor alle verschillende soorten koeken die er bestaan en hond staat voor alle verschillende soorten honden die er bestaan) en betekenisdragende woorden ondersteunen. (Bepaal eerst welke woordenschat je met SMOG wil ondersteunen. Zorg dat alleen de betekenisdragende woorden ondersteund worden met gebaren en gebruik liever conceptwoorden.) Daphne Hellebuyck 6/6/16 17:24 Opmerking [3]: Het ondersteunen van conceptwoorden consequent volhouden in functie van de automatisering. (Zorg dat de thematische woorden (deze zullen vaak rood geeurd zijn), vaak herhaald worden gedurende deze activiteit en andere activiteiten.) (Gebaar: trein ) De trein gaat rijden. De deurtjes kunnen echt open en dicht. (De KL doet de deuren van de trein open en dicht.) Ik zou wel graag een trein willen Dan breng ik alle mensen overal naartoe. (De KL laat de trein verder rondrijden.) (De KL blaast op het fluitje.) STOP! (De KL brengt de trein tot stilstand.) bachelor in het onderwijs: euteronderwijs
(Gebaar: stop ) We zijn toegekomen in het station: iedereen uitstappen! (De KL laat het lied afspelen en zingt mee.) Straks mogen er een paar vriendjes samen met mij mee dansen. Maar we zullen eerst eens kijken wat wij vandaag allemaal kunnen doen in de as. (De KL legt assikaal de zelfstandige activiteiten kort uit. Nadien kiest de KL 8 peuters om de begeleide activiteit mee te doen.) Welke vriendjes willen graag samen met mij dansen? (De KL duidt 8 peuters aan. Deze peuters blijven in de kring.) Jullie blijven in de kring. Ik kom zo meteen. (De KL begeleidt de andere peuters naar de zelfstandige activiteiten en gaat nadien naar het groepje voor de begeleide activiteit.) bachelor in het onderwijs: euteronderwijs
Speelleersituatie (Wanneer alle peuters voor een ZA gekozen hebben, gaat de KL naar de kring waar de begeleide activiteit doorgaat. De KL zet de muziek aan, begint te zingen en maakt de bewegingen voor.) De totale lichaamsbeweging: met het hele lichaam. (1) (De KL en de peuters doen dit 3 tot 4 keer.) KL Stap maar in. Draaien met de armen parallel langs het lichaam als bij de ouderwetse trein en in een rij achter elkaar lopen. Treinbewegingen of rooussen. Stap naar voor. (Gebaar: stappen ) Stap maar uit. Tuuut tuut doet de fluit. Even rusten even staan. Alle mensen mogen nu gaan. Stap naar achter. Met één hand trekken aan een denkbeeldige fluit Treinbewegingen of rooussen. Treinbewegingen of rooussen. Stilstaan op de plaats. De armen ook in rust. Door elkaar lopen. Mogelijkheden voor verbreden/verdiepen: - Achter elkaar als een trein door het lokaal gaan, armen draaien parallel naar voren, maar ook weer naar achteren. Er kan ook een treinspoor met krijt op de grond getekend worden. Met confetti, snippers of wat zand kunnen er vlekken gemaakt worden. De trein rijdt door het vlekkenlandschap. - Zittend op de grond of op een lange bank met de armen parallel bachelor in het onderwijs: euteronderwijs
ronddraaien. De muziek op pauze zetten = armen stil. De muziek gaat, armen draaien naar achteren. (Muzikale tegenstelling: muziek geen muziek.) - Treintje spelen door stoelen achter elkaar te zetten. - De armen moeten horizontaal bewegen. - Op de grond zitten met de benen gespreid: Sjoeke sjoeke= armen draaien. Stap maar in= benen open. Stap maar uit= benen toe. Tuut tuut doet de fluit: knieën optrekken tot aan de buik. (De KL en de euters verplaatsen zich naar de werktafel. De KL laat de peuters rond de tafel staan en laat hen een schort aandoen. De KL toont de beweging voor met stiften op een papier op een horizontaal vlak.) Cd nummer 9 of 10, papier en stiften, scheerschuim, schort voor de KL en schortjes voor de peuters. KL Schrijbelen met scheerschuim op de tafel. (2) (De KL en de peuters doen dit 3 tot 4 keer.) Stap maar in. Stap maar uit. Tuuut tuut doet de fluit. Even rusten even staan. Alle mensen mogen nu gaan. Handen in de cirkel plaatsen. Handen uit de cirkel plaatsen. Strepen naar beneden trekken. Handen plat op het oppervlak plaatsen. Rondkrongelen op het oppervlak. KL à Heb je op dat moment een kinderverzorgster in de as kan je parallel werken met twee groepen. bachelor in het onderwijs: euteronderwijs
Stap maar in. Stap maar uit. Tuuut tuut doet de fluit. Even rusten even staan. Alle mensen mogen nu gaan. Je zet je ene hand zo dat je duim en je wijsvinger een U vormen. De opening wijst naar opzij en zo steek je je andere hand in de gleuf. Met een hand naar je toe zwaaien. Met twee vingers van éénzelfde hand maak je een fluit. Twee vingers van de ene hand plaatsen op de handpalm van je andere hand. Rondkrongelen op het oppervlak. Mogelijkheden voor verbreden/verdiepen: De peuters gaan al zingend en spelend met instrumenten ankeigenschappen (duur, sterkte, hoogte, tempo, ankeur, richting...) en muzikale aspecten (melodie, ritme, dynamiek, structuur, stemvolume, ademhaling, stemplaatsing, resonantie...) verkennen (de peuters gaan zelf bewegingen bedenken voor op de muziek) Muzische ontwikkeling. Afsluiten (Het liedje wordt nogmaals herhaald met de SMOG-gebaren.) We gaan het liedje nog een keer zingen. Iedereen doet mee! (De KL ruimt achteraf al het materiaal op. De peuters wassen hun handen en doen hun schort uit met behulp van de KL.) bachelor in het onderwijs: euteronderwijs
Fiche nummer: BRONNEN geraadpleegd voor deze activiteit Odet: \ Ontwikkelingsplan: \ Leerplannen: Beweging Cursus: \ (pag. - tot - ) Voorbeeldvoorbereiding: JA/NEE Andere informatiebronnen: R.A. Oussoren, (2004), Peuter Schrijfdans: bewegen met muziek uit de lucht en op het schrijfoppervlak, Atelier Rijksbouwmeester, p 44-47. Samengewerkt met: \ BIJLAGEN: R.A. Oussoren, (2004), Peuter Schrijfdans: bewegen met muziek uit de lucht en op het schrijfoppervlak, Atelier Rijksbouwmeester, p 44-47. bachelor in het onderwijs: euteronderwijs