Zeemanschap Een handleiding van AROSS

Vergelijkbare documenten
Het ROEIEN en de vaarregels

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

Theorieavond. URV Viking - 1 -

Stuuropleiding deel 1 Basiscursus

Inhoud. Het belang van goed sturen Vaarregels en vaartekens Roeireglement Viking, Orca en Triton Algemene aandachtspunten. 6 mei mei 2008

Elk vaartuig dat geschikt is als vervoersmiddel op het water. Een boot die door spierkracht wordt voortbewogen.

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI):

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien

VAARREGELS DE BELANGRIJKSTE

Reglementen. Ivar ONRUST

Veilig varen doen we samen

Buiten gebruik gestelde gedeelten van de vaarweg; vaarverbod, niet geldend voor een klein schip dat geen motorschip is

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008

BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR)

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009

H4 Lichten, seinen & termen

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

A. Verbodstekens A.1 In-, uit- of doorvaren verboden (algemeen teken)

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

Theorievragen mei 2015

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

Klein vaarbewijs. 6 e bijeenkomst

Examen November 2005

Veilig varen doen we samen

Opzet van de theoriecursus

lichten en bruggen/sluizen 28 februari 2017

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

Veilig het water op! Vaarregels recreatie- en beroepsvaart. Algemeen. hoofdvaargeul varen.

Commando's & Manoeuvres

Opzet van de theoriecursus

Lichten & Seinen. Antwoord. Antwoord. Verkeerstekens. Verkeerstekens. In-, uit of doorvaren verboden (Bordnr. A.1)

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

1. Als een schip wordt opgelopen door een ander schip, waar moet je dan rekening mee houden?

RAPPORT VAN EXPERTISE

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding

Examen Maart 1999 BEPERKT STUURBREVET

Begrippen en Definities. Ivar ONRUST

Een aantal bepalingen uit het Binnenvaart Politie Reglement * welke voor roeiers van belang kunnen zijn.

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

Roeien op de IJssel. Theorie voor Kanaal- en IJsselvaarbewijs

Examen November 2007

Vaarreglement RV de Waal

Examen Beperkt stuurbrevet

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

Commando's & Manoeuvres

Deel 1 BPR volledige wetsteksten

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

2. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld.

Roeien op de IJssel. Theorie voor Kanaal- en IJsselvaarbewijs

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 5 mei 2012

BPR. Betonning. Kardinale Betonning. Laterale Betonning. Splitsingen. Hoe herken je de betonning? Betonning. Om aan te geven waar je kan varen

Borden en diversen 13 maart 2017

1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

Samenvatting ongeval Jason, 11 maart Ongeval Jason Looveer 11 Maart 2017 Samenvatting. Jason Arnhem, juni

Examen CWO roeien III

Examen CWO kielboot II

Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT

Samenvatting BPR KZV 2005/2006

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI):

Examen CWO buitenboordmotor III

Examen November 1999

Zeil insigne kielboot 1. Termen Zeil standen Overstag Gijpen Stormrondje... 5 BPR Regels Goed zeemanschap...

CWO. Jan van Galen Juniorwacht - 1 -

Examen Juni Welke van de onderstaande beweringen is voor de getekende situatie juist? Er bestaat gevaar voor aanvaring (CEVNI).

2012 examen 3 Beperkt Stuurbrevet

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

Informatie examen Havengestuurd zomer Theorie avond 2017: examendagen 2017: Het examen bestaat uit 2 delen:

KRAAIJENBERGSEPLASSEN EN OMGEVING

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 2 maart 2013

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

borden en diversen 13 maart 2017

Algemeen: Roeicommando s, pg. 1/7

3. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

CWO II Theorie. 1. Schiemanswerk. 2. Zeiltermen. Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I.

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 november 2012

Dit boekje is van: ...

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 15 november 2014

Vaarbewijs 1. Verlichting

JZVB 2015: CWO 1 & 2 JZVB 2015

Instructieboekje Roei-insigne

De oorspronkelijke nummering is gehandhaafd, waardoor vaak vast te stellen is waar een artikel of lid is weggelaten. PW.

WWS Dameszeilen! Kort lesschema! Benamingen en begrippen!

De modulaire methode Theorievragen

Instructiemateriaal voor het diploma CWO Roeiboot 1/2 Met bijbehorend insigne roeien Wilhelminagroep Zeeverkenners

ROEI INSIGNE ACHTERGROND

ARC Roei-instructeur/Coach Workshop. Veiligheid

De modulaire methode Theorievragen

Het betreft hier de volgende wateren: Geldersche IJssel Neder-Rijn Lek Twentekanalen Zwartewater Zwolle-IJsselkanaal Meppelerdiep

Rechten en plichten van de kanoër op het Wad

HANDLEIDING VOOR HET ROEIEN EN STUREN OP DE RIJN

Digitale thuiscursus VB1(KVB1)

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Transcriptie:

Zeemanschap Een handleiding van AROSS

2 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Versie Beheer: Uitgave : 2002 Aangepast : 2005 Geheel bezien, kleine stilistische en tekstuele aanpassingen : 2006 Situaties bij de sluis van Macharen en bij de monding van de Maas bezien. : 2006 Tekst aangepast, vaarreglement en geluidsseinen opgenomen. Inhoudsopgave Inhoudsopgave...2 Inleiding...3 Aandachtspunten vóór en tijdens roeitochten...4 A. Voorbereidingen... 4 B. Manoeuvres op "ons" kanaal en bij ons vlot... 5 C. Tochten voorbij de Macharense brug!... 6 D. Varen op de Maas en verder... 8 Vaarreglement... 12 Begrippen... 12 Algemene bepalingen... 13 Lichten... 13 Vaarregels... 13 Doorvaren van bruggen, sluizen en stuwen... 16 Verklaring tekens:... 16 Vaste bruggen en vaste delen van bruggen... 16 Beweegbare bruggen... 16 Sluizen... 19 Stuwen... 19 Geluidsseinen... 21 Algemene seinen... 21 AROSS Vaargebied... 23 De Gouden Ham... 25

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 3 Inleiding Zeemanschap (in onze roeisport) kan worden samengevat als de: kennis, inzicht en vaardigheid om onder de diverse omstandigheden die zich tijdens een roeitocht kunnen voordoen, boot en bemanning zonder schade te varen en weer heelhuids binnen te brengen. Het sleutelwoord is veiligheid. De persoon die hiervoor primair verantwoordelijk is noemen wij "verantwoordelijk schipper". Normaliter zal dat het de stuur zijn en bij een ongestuurd boottype de boegroeier, maar dat hoeft niet altijd. Als de boot gestuurd wordt door een "leerling" of anderszins door iemand die de relevante stuurbevoegdheid (voor het boottype of vaargebied) nog niet heeft behaald, moet de functie van verantwoordelijk schipper worden vervuld door een ander (bevoegd) bemanningslid of een instructeur in de onmiddellijke nabijheid. Zeemanschap gaat verder dan de vaardigheden die op de diverse roei- en stuurexamens getoetst plegen te worden en een aantal aspecten laten zich ook nauwelijks op examenbasis toetsen. Vereist zijn kennis en inzicht op diverse gebieden, verantwoordelijkheidsgevoel, maar ook een zekere mate van ervaring. Ervaring met name in ons eigen vaargebied kan men opdoen tijdens roeitochten, niet alleen op "ons kanaal" maar ook b.v. naar de Gouden Ham, Megen, Batenburg, Ravenstein, Alphen, Lithoyen. Deelname aan zulke tochten, onder begeleiding van meer "deskundige" leden, is daarom voor beginnende roeiers en stuurlieden één van de voorwaarden voor het verwerven van zeemanschap. Hiermee is ook rekening gehouden in het systeem van stuurbevoegdheden, zoals in 2000 geherformuleerd (stuurervaringskaarten). Kennis en inzicht kunnen goeddeels via gerichte instructie/informatie verworven worden. Als aanzet daartoe is hier een aantal aandachtspunten uitgewerkt. Deze aanwijzingen zijn niet bedoeld om roeien en sturen buiten de onmiddellijke omgeving van onze accommodatie te ontmoedigen. Integendeel. Als je weet wat je te wachten staat, en daarmee rekening houdt, kun je op ons ruimere roeiwater prachtige tochten maken zonder overmatig risico! En met die ervaring kun je ook elders in binnenen buitenland terecht. Goede vaart toegewenst! Theo Doornbos

4 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Aandachtspunten vóór en tijdens roeitochten A. Voorbereidingen 1. Weersomstandigheden zijn belangrijk. Houd daarmee rekening bij de planning van een tocht, ook in relatie tot de kwaliteiten van de deelnemers. Stem de keus van boten ook daarop af. 2. Bij duisternis en mist mag niet geroeid worden. (zie Reglement van Orde) 3. Weersveranderingen, b.v. opkomend onweer, met vaak krachtige windstoten, kunnen gevaarlijk zijn. Luister van tevoren naar de weersverwachting of kijk even op de Aross website, als je een wat langere tocht wilt gaan maken, informeer eventueel telefonisch. 4. Watertemperatuur is van belang. In koud water treedt zeer snel onderkoeling op. Denk niet alleen aan omslaan, maar ook aan volslaan en zinken door golfslag, of aanvaring. De kans op omslaan bestaat natuurlijk vooral bij roeien in skiffs en andere labiele boten, maar ook in C-boten kan er iets fout gaan. Zorg dat je de aanwijzingen voor roeien in de winterperiode kent. 5. Windrichting is belangrijk. Op stromend water (zelfs op een meestal niet echt snelstromende rivier als de Maas) ontstaan bij "wind tegen stroom" (dus westenwind) hogere en steilere golven door grotere wrijving op het scheidingsvlak tussen luchtstroom en waterstroom. Zulke golven kunnen roeien praktisch onmogelijk maken: ze kunnen ook je boot doen vollopen en boot en/of riemen beschadigen. 6. Sterke wind -uit welke richting dan ook- is altijd een reden om je af te vragen of je roeitocht wel kan doorgaan. Een goed criterium (zie ook Reglement van Orde) is schuimkoppen op de golven". Eventueel kun je het vaargebied aanpassen. Bij westen- of oostenwind kun je op ons kanaal nog de luwte van de "hoge wal" opzoeken (mits dat in verband met scheepvaart verantwoord is). Maar achterin het zijkanaal (Burg. Van Veldhuizenhaven) zou je bij westenwind problemen krijgen met rondmaken. Op het water buiten de sluis zou je problemen krijgen omdat het veel breder is en noordwesten zuidoosten loopt. Op de Maas en de Gouden Ham krijg je dan de volle laag en kunnen golven hoog oplopen. Boeg- en hekgolven van scheepvaart vergroten het golfeffect nog extra! 7. Windkracht en -richting moeten vooral ook in relatie met de kracht en vaardigheid van de bemanning afgewogen worden. Ook de keuze van het boottype speelt tot op zekere hoogte een rol. Een ervaren en sterke ploeg roeiers kan moeilijker omstandigheden aan dan een nieuwelingen-, jeugd- of een gelegenheidsploegje. Een C-boot of een overnaadse boot is constructief sterker dan een gladde wedstrijdboot en het risico van schade door golven is dus wat kleiner. Toch kan elke boot door golven volslaan! 8. Denk eraan om bij tochten langer dan anderhalf uur, daarvan aantekening te maken in het afschrijfboek onder opmerkingen. En neem extra je mobiel, hoosblik, spons en peddel mee. Eventueel ook een pikhaak, landvast, pomp en extra drinkwater bij warm weer. N.B.: Bedenk altijd dat het geen schande is als je besluit dat een geplande roeitocht niet kan doorgaan omdat de omstandigheden of verwachtingen te ongunstig zijn om "veilig uit en thuis" te komen.

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 5 B. Manoeuvres op "ons" kanaal en bij ons vlot Afgezien van de algemene stuuraanwijzingen geldt het volgende: 1. Afvaart Let al voor de afvaart op de windrichting. Bij aanlandige oostenwind moet vlot en accuraat worden gehandeld om vrij te komen van het vlot en niet op de keien te belanden! Zorg dat je bemanning daarop voorbereid is en gereed om de commando's prompt en goed op te volgen; vertel van tevoren hoe je gaat afvaren. Zie verder ook punt 6, i.v.m. afmeren van schepen tegenover ons vlot. 2. Scheepvaart (voorrangsregels) Ten aanzien van andere roeiboten en kano's geldt: Stuurboord houden en wie van rechts komt heeft voorrang. Ten aanzien van alle andere scheepvaart moeten roeiboten stuurboord houden en altijd voorrang verlenen. 3. Grote scheepvaart (dode hoek) Op vrachtschepen wordt gestuurd vanuit de stuurhut op het achterschip. Door de hoogte van het voorschip heeft de roerganger recht vooruit praktisch geen zicht op "lage" vaartuigen en zal een daar varende roeiboot dus niet zien! Formeel zou er eigenlijk dan een uitkijk op het voorschip moeten zijn, of een camera/monitor, maar dat is niet de dagelijkse praktijk. Zorg dus dat jij daar niet vaart; alleen als jij de roerganger kunt zien, kan hij/zij jou ook zien. Dit kan ook één van de weinige goede redenen opleveren om tijdelijk even aan bakboordwal te blijven varen, namelijk om niet vóór naderende scheepvaart over te steken. Roergangers vinden het "eng", zo'n overstekende roeiboot niet te kunnen zien. Die "dode hoek" kan wel een paar honderd meter lang zijn. 4. Zorg voor goede uitkijk Als "stuur" kijk je voornamelijk naar voren en opzij. Geef je "slag" opdracht het water achter je in de gaten te houden en je te informeren. 5. Boeg- en hekgolven, zuiging Varende motorschepen veroorzaken bij hun boeg en bij hun hek (=achterschip) golven, die lopen onder een hoek ca. 45 graden. Als zo n schip je passeert, leg dan je boot evenwijdig aan die golven en laat de riembladen plat op het water leggen, Je boot deint dan gewoon mee op en neer. Zo nodig de hendels aan de golfkant wat hoger laten houden zodat je daar meer "vrij boord" krijgt. (commando: Uithouden ) In een smalle vaarweg (zoals ons kanaal) veroorzaken schepen ook zuiging, vooral als ze diep geladen zijn. Zorg dat je niet te dicht bij de oever ligt als het water daar wordt weggezogen. Overigens kan ook zuiging in de richting van het schip ontstaan, zorg dus dat je ook niet te dicht naast een varend schip komt. N.B.: Zie ook punt C2 of D11 over zuiging bij sluis! 6. Schroefwater Achter een motorschip ontstaan door de draaiende schroef sterke wervelingen, waarin het slecht roeien en moeilijk sturen is. Roei dus niet dicht achter een varend schip. Schroefwater wordt met kracht weggestuwd in de richting waarin het roer gedraaid is. Als een motorschip koers wijzigt of afmeert, kan die stuwing dus ook zijwaarts zijn. Er is al eens een boot van ons daardoor met kracht tegen het vlot "gegooid". Tegenwoordig hebben veel schepen een boegschroef (dwars in het voorschip) met vergelijkbaar effect.

6 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Speciale aandacht verdienen ook kerende schepen. Die vind je vooral op de bredere plaatsen in het kanaal, zoals de uitmondingen van de beide havenarmen (Burg. Van Veldhuizen en Burg. Jansen haven) en bij Heesen Yachts. Bij die manoeuvre ontstaat bij het roer en bij de boegschroef veel zijwaarts stuwing. 7. Aankomst aan het vlot Net als bij de afvaart, veroorzaakt bij aankomst bij het vlot vooral (aanlandige) oostenwind regelmatig problemen. Het is zaak bij aanlandige wind voldoende ver van het vlot verwijderd, vanuit het midden van het kanaal, aan te varen. De boot wordt er vanzelf naar toe geblazen. Te krap aansturen heeft al verscheidene keren tot schades geleid. N.B.: Deze punten gelden natuurlijk ook op ander water dan "ons" kanaal. C. Tochten voorbij de Macharense brug! 1. Brug. Bij normaal waterpeil ligt ons vlot op de hoogte van de betonhelling. Bij dat peil kun je zonder problemen onder de brug door, maar roeien onder de brug is al moeilijk. Bij een hoger waterpeil wordt passeren van de brug moeilijker. Oriënteer je daarom al bij het vlot op de waterstand. Waarschuw je roeiers tijdig vóór de brug ( nog een paar halen, dan laten lopen en bukken ; bij hoog water eventueel liggen in plaats van bukken ) en geef je commando's op het juiste moment. Let ook op een eventueel lager hangende kabel, en waarschuw je roeiers daarvoor. De brug moet recht genaderd worden en bij tegenwind met voldoende vaart. Zo nodig onder de brug voorttrekken aan de balken boven je hoofd. Met een scull-boot kun je eventueel (zorgvuldig sturend) door de zijpoortjes, die maar ongeveer 6 meter breed maar wel wat hoger zijn. Voor boordriemen is dit te smal. 2. Sluis. De sluis is 90 meter lang en 14 m. breed. Slechts bij uitzonderlijke waterstand op de Maas worden de deuren gesloten. Standaard zijn de lichten aan de kanaalzijde rood en aan de Maaszijde groen, er is dan dus vrije doorvaart voor schepen vanaf de Maaszijde. Voor roeiers, worden de lichten. niet bediend. Door de bocht in het vaarwater aan de buitenzijde is een eventueel naderend schip pas ca. 100 meter vóór de sluis zichtbaar. De doorvaartijd van de 90 meter sluis is voor roeiers ca. 40 sec. of meer, niet veel korter dan de tijd die een naderend schip nodig heeft voor die laatste 100 meter. Kijk daarom voor het invaren van de sluis, het best vanaf de stuurboordzijde, goed of er scheepvaart onderweg is. Zo ja, wacht dan bij punt A aan de stuurboordzijde van de kom. De doorvaart door de sluis gaat op 80 100 % kracht. Zie je tijdens het doorvaren een schip aankomen, maar je bent punt B al gepasseerd, vaar altijd door en voorbij de sluis en ducdalf heb je aan stuurboord voldoende ruimte buiten de vaarroute. Blijf altijd goed opletten!!

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 7 N.B.: Bij het naderen van de sluis (of welke andere vernauwing van het vaarwater dan ook) is nog een ander punt van belang, namelijk versterking van zuiging die in zo'n situatie door een motorschip wordt veroorzaakt. Door de werking van een scheepsschroef wordt water aangezogen en weggestuwd. In ruim vaarwater wordt dit water aangezogen van de zijkanten en vanuit de vaarrichting (voorkant) van het schip. In nauw vaarwater valt de aanzuiging van de zijkanten weg en dat leidt dus tot meer aanzuiging van water vóór het schip. De schroef van een in een nauwe passage varend motorschip veroorzaakt dus een sterke stroom door die passage, de roeiboot kan daardoor de sluis worden ingezogen. Zo'n voorval, 'gelukkig met' goede afloop, is in het najaar 2003 vanuit onze zustervereniging in Cuijk, DDP, in haar clubblad gerapporteerd. Overigens treedt dit effect, maar dan in omgekeerde richting, natuurlijk ook op als de schipper zijn motor in de achteruit zet.. 3. Brandinggolven? Buiten de sluis ligt het vaarwater noordwest-zuidoost in plaats van noord-zuid en is zoveel breder dat je meer last van wind en golven moet verwachten. Overigens is dit een stuk van de oude Maas bedding. Een golf die door wind of scheepvaart is ontstaan kun je je voorstellen als een cilinder (van ronddraaiende waterdeeltjes) die zich verplaatst. Als hij in ondieper water komt, rolt de cilinder als het ware tegen de helling op, komt dus verder boven het oppervlak uit, remt aan de onderkant af, en valt voorover ( breekt ) als hij te hoog wordt. Op zandbanken en aan het strand heet dat branding. Je zou dit verschijnsel bij ons niet verwachten, maar de bemanning van een C4X+ heeft zo'n golf aan boord gekregen toen ze bij de uitmonding van ons kanaal op de Maas, in het hoekje aan stuurboord lagen te wachten tot een oplopend schip voorbij zou zijn. Tot de schouders nat, en flink water in de boot. Waarschijnlijk doet dit zich alleen voor als de golf haaks op de oever afkomt. 4. Naderen van de Maas Waar het kanaal (eigenlijk is dit een stuk van de oude Maasbedding) op de Maas uitkomt, is het zaak te laten lopen en goed uit te kijken, vooral te letten op schepen die hier vanaf de Maas willen invaren. Door vestiging van steeds meer bedrijven in het Osse havengebied en de toename van containervervoer neemt het aantal scheepsbewegingen nog toe, en na de opening van de 2 e (grotere) sluis bij Lith in 2002 zijn er ook steeds meer grotere schepen (zij het nog met beperkingen door de breedte en hefhoogte van de brug). Stroomopvarende schepen (dus van bakboord komend) houden gewoonlijk hun stuurboordwal. Bij invaren nemen zij de bocht krap. Stroom afvarende schepen volgen de andere oever en zullen een ruime bocht moeten maken. In beide gevallen kun je je toevlucht zoeken aan de stuurboordoever.

8 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Als er geen scheepvaart in zicht is, kun je aan stuurboordwal light-paddle naar buiten varen, laat de boeg meekijken (vooral aan stuurboord is er weinig uitzicht). Bij het uitvaren zul je merken dat scherp draaien naar stuurboord moeizaam gaat. Dat komt door de zgn. neer, dit is de tegengesteld gerichte stroom in de monding van een nevenvaarwater of uitstulping van een rivier. Het voorschip wordt door de stroom naar bakboord meegenomen, het achterschip door de neer naar stuurboord. D. Varen op de Maas en verder Algemeen: Van het bij AROSS aanwezige materiaal zijn eigenlijk alleen de gestuurde C-boten en de JanTon redelijk geschikt voor roeien op de rivier en verder. Onder rustige omstandigheden gaat het met een ongestuurde Clx, C2x, een (solide) kunststof 2X of skiff ook nog wel maar houten gladde boten en gladde vieren/achten zijn op woelig water te kwetsbaar en dus beslist minder geschikt. Neem in elk geval een hoosvat (opengeknipt melkpak) mee, zodat eventueel binnengekomen water weggewerkt kan worden! Hozen met schoenen of petjes werkt niet. 1. Stroomsnelheid De Maas is een "opgestuwde" rivier, een soort trap van stuwvakken die voorkomt dat de bovenloop leegloopt en onbevaarbaar wordt. Wij zitten juist boven de laatste stuw (Lith). Waterpeil en stroomsnelheid worden via de stuwen gereguleerd. Onder normale omstandigheden is de stroomsnelheid van de Maas hier bescheiden, ca. 2 km/u., en dus geen probleem voor roeiers. Wel moet je natuurlijk rekening houden met het feit dat je, als je stroom af begint (Alphen, Lithoyen), voor de terugtocht meer tijd nodig zult hebben. Echter, als stroomopwaarts veel sneeuw smelt of veel regen gevallen is, zal het rivierpeil stijgen en de stroomsnelheid toenemen. In febr. 2001 heeft een AROSS ploeg geconstateerd dat het al een beetje moeilijk was weer netjes terug te komen. Onder bepaalde omstandigheden zal Rijkswaterstaat de stuwen trekken en dan kan het echt hard gaan stromen; gelukkig gebeurt dit voornamelijk in de winterperiode. 2. Koers op de Maas Standaardregel is, stuurboordwal te houden. Stroomopwaarts varend, betekent dat de Brabantse oever te volgen. Naar de Gouden Ham varend doe je dat tot voorbij de veerpont, om daarna haaks over te steken, ook al is dat een langere route en heb je in die buitenbocht meer stroom tegen. Op de Maas houdt ook de beroepsvaart zich over het algemeen aan de regel, stuurboord te varen. Opvarende beroepsvaart mag echter desgewenst de binnenbochten nemen (minder stroom tegen). Zij tonen dan een groot blauw bord naast het stuurhuis. Afvarende beroepsschepen wijken dan naar de andere oever. Als roeiboot blijft je gewoon aan de stuurboord wal, andere pleziervaart ook. Let bij het volgen van de oever op eventueel in het water doorlopende afrasteringen van de weilanden, of in het water staande paaltjes waar je met de riemen tegenaan zou kunnen komen. Waar je van de Gouden Ham weer naar stuurboord de Maas opvaart, staat in het water ook zo'n paaltje! 3. Golven op de Maas Allereerst krijg je te maken, bij de meestal voorkomende westenwind, met hogere golven door "wind tegen stroom". Bovendien, terwijl voor de scheepvaart op de oude Maas-arm en het Burg. Delenkanaal een maximum snelheid van 7 km/u geldt, is dit op de rivier niet het geval en daar wordt dus veelal harder gevaren. Dat betekent dus ook grotere

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 9 golven, en doordat er scheepvaart van beide kanten komt zul je ook kruisgolven tegenkomen. Bovendien zijn er op de Maas zones waar snelvarende motorboten (ook met waterskiërs) zijn toegestaan wat soms erg lastige golven veroorzaakt. Deze zones zijn aangegeven door borden op de oever ("SM'), en juist op het stuk Maas bij ons kanaal is zo'n zone. 4. Veerponten De pontveren op de Maas zijn "motorkabelponten"; tussen de beide oevers zijn 2 staalkabels bevestigd die op de pont over schijven lopen zodat de pont tussen die kabels blijft. Voor het overige hangen die kabels in een grote boog onder water. Door stroom en/of wind kan de varende pont soms de kabels strak trekken zodat die dichter onder het wateroppervlak komen te liggen. Als je vóór de pont langs zou varen, in de buurt van de oever waar de kabels sowieso ondieper liggen, zou je een kabel kunnen raken of opgesloten raken tussen beide kabels, de pont en de oever. Wacht dus altijd tot je achter de pont kunt passeren, en zorg ook dan niet op een strakgetrokken kabel te varen. Als je kijkt hoe steil de kabel vanaf de schijf loopt, krijg je een indicatie van de boog en diepte van de kabel. Als je met stroom mee een pont nadert, kan het dus nodig zijn te laten strijken! B.v. van Gouden Ham terugvarend naar AROSS. Bij sterke stroom kunnen de ponten als "gierpont" gebruikt worden; ze worden dan stroomopwaarts aan een anker met een rij gele pontons bevestigd. De hele constructie van ankerkabel/pontons/pont pendelt dan heen en weer tussen beide oevers. Als je stroomafwaarts varend zo'n gierpont nadert, moet je dus zorgen niet terecht te komen in de daardoor ontstaande "puntzak". Als je stroomopwaarts vaart is er niets aan de hand, maar dan weet je alvast wat je bij terugkomst te wachten staat. 5. Stilliggende obstakels Op stromend water beweegt alles in dezelfde richting, zodat b.v. een schip ons niet sneller nadert dan op stilstaand water. Echter, met uitzondering van aan oever of bodem bevestigde voorwerpen, zoals de al genoemde veerpont. Vast bevestigde voorwerpen kunnen dus leiden tot een aanvaring van een ten opzichte van het water stilliggende roeiboot, en vereisen dus bijzondere alertheid als je bovenstrooms van zo n voorwerp bent. Daar komt bij dat een versterking van de stroomsnelheid kan ontstaan om zo'n obstakel heen. Langs een pijler van een brug, b.v., zal er daardoor een sterkere stroom optreden. Die stroom zou weliswaar een afvarende boot langs de pijler voeren, maar niet de riemen en riggers. En een dwars op de stroom liggende boot (b.v. bij rondmaken) kan zijwaarts tegen het obstakel (b.v. brugpijler) worden gezet. Hetzelfde geldt voor afgemeerde of geankerde schepen, waar dan bovendien nog stroom onderlangs loopt. 6. Voorrangsregels op open water Op een hoofdvaarwater als de Maas hoef je als roeiboot geen voorrang te verlenen zolang je aan de uiterste stuurboordzijde blijft varen (behalve aan veerponten!). Als je oversteekt of "afslaat" (b.v. om de Gouden Ham in te varen) moet je voorrang verlenen aan alle scheepvaart die je kruist. Op een plas als de Gouden Ham dien je normaliter ook gewoon aan stuurboord te varen, maar vroeg of laat zul je ergens willen oversteken en komt natuurlijk kruisend verkeer voor. Bij kruisende koersen geldt, dat beroepsvaart (incl. pontveren) voorrang heeft. Ook op de Gouden Ham vaart in de zomer een pontveer (pontje Ham, voor voetgangers en fietsers)! Voor wat betreft de pleziervaart: Zeilboten hebben voorrang (omdat zij afhankelijk zijn van de wind; bij wind schiftingen en luwtes, zoals bij de eilanden in de Ham,

10 Zeemanschap Een handleiding van AROSS kunnen zij slecht manoeuvreren); tussen roei- en kanovaart heeft verkeer van rechts voorrang. Roeiers hebben voorrang op motorboten maar omdat je die voorrang misschien niet krijgt kun je daar maar beter voorzichtig mee omgaan! Bij tegemoetkomende vaart wijken beiden naar stuurboord. 7. Aanlegmogelijkheden In ons vaargebied is het pover gesteld met veilige aanlegmogelijkheden. Steigers zijn eigenlijk altijd te hoog voor roeiboten en als je boot daar ligt is ze kwetsbaar voor golfslag (zeker ook riemen en riggers). In veel gevallen zal het nodig zijn een bemanningslid de wacht te laten houden. Zorg bij tochten dus ook steeds voor lange lijnen, zodat je de boot eventueel aan meerdere punten kunt vastmaken en zo vrij houden van de steiger. Als er een strandje is, kun je de boot natuurlijk uit het water dragen en voorzichtig neerleggen (niet slepen dus!); uitstappen voordat de boot de bodem raakt! 8. Stuwen Op ons vaarwater hebben wij te maken met de stuw bij Lith (bij km-raai 201). Zou je ons kanaal uitvaren (Km-raai 193) en je vervolgens gewoon laten drijven, dan zou je na een paar uur 4 meter naar beneden vallen. Niet voor niets staat er op de waterkaart "Gevaar: stuw met waterval". Gelukkig liggen er dwars op de rivier rode tonnen als markering (bij km 200), en je moet daar dus bakboord uit om in de dode Maas-arm van Lithoyen te komen. Let op scheepvaart naar of uit het sluiskanaal, dat aan de zuidelijke oever ligt, dat is dus aan de kant van de dode Maas-arm. In de loop van 2002 is een 2 e sluiskom geopend en kunnen er dus 2 verkeersstromen optreden. Overigens is ook de "onderkant" van zo'n stuw (van ons uit gezien Grave, km. 176) verboden gebied. 9. Attentie bij nevenvaarwaters Bij het uitvaren van nevenvaarwaters moet je voorrang verlenen aan alle boten op het hoofdvaarwater, en dus laten lopen, light-paddle en goed "om de hoek kijken" (zie ook C.4). Als je een nevenvaarwater (aan de oever die je volgt) nadert zou je dus in principe ook op voorrang moeten kunnen rekenen, maar ga daar voorzichtig mee om! Op een vaartuig dat daar wil uitvaren zal men een vrachtschip of een zeiljacht wel kunnen zien, maar een roeiboot niet! Minder dan dus snelheid, vraag de boeg mee te kijken, stuur even wat verder uit de oever.. 10. Terugkeer van de Maas richting AROSS Op de terugtocht uit de richting Gouden Ham blijft je aan stuurboordzijde varen totdat je het kanaal (de eigenlijke oude-maas bedding) goed kan overzien. (De stuur overziet de gehele monding). Daarna haaks de Maas oversteken en naar stuurboord wal gaan.

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 11 11. Terugkeer naar het Burg. Delenkanaal Ook op de terugtocht is het zaak, bij de sluis een goede positie te kiezen om door de sluis heen te zien of er uitvarende scheepvaart te verwachten is. Blijf het stoplicht op de dijk aan bakboordzijde daarom voordurend in het zicht houden. Als voor een schip de brug wordt geheven, geeft de brugwachter het groen licht bij de sluis en wordt dat dus het stoplicht op de dijk, alsmede bij de sluis, rood voor jou. Vooral omdat zo'n uitvarend schip dan flink vaart zal willen maken ( ontketend!), kun je beter al ruim vóór de sluis een gunstige observatiepositie kiezen. Vaar daarom voorzichtig richting het midden van het vaarwater zodat je de uitgang van de sluis, vervolgens het midden, daarna het eind van de sluis en tenslotte de brug geheel kan overzien. Komt er een boot aan vóórdat je de Suzanne bent gepasseerd, wacht aan stuurboordzijde bij punt A. Ben je de Suzanne al gepasseerd, wacht dan bij punt B. Overigens: Er is ook wel eens geconstateerd dat er uitvarende scheepvaart door de sluis kwam terwijl het licht aan de buitenkant (noordzijde) van de sluis (nog) groen was. In principe betekent dat waarschijnlijk dat het schip ondanks een rood licht aan de zuidzijde toch de sluis invaart. Dat mag natuurlijk niet, maar je kunt er maar beter rekening mee houden en dus tijdig goed kijken. En tot slot: Blokkade? Op zondag wordt de Macharense brug niet bediend! Voor roeiers geen probleem, maar het betekent dat aankomende vrachtschepen nog wel eens afmeren in de kom tussen sluis en brug, of zelfs in de sluis. Als je uitvaart is er misschien nog niets aan de hand, maar als je terugkomt kan de doorgang grotendeels of geheel versperd zijn! illegaal denken wij, maar toch. Schippers zijn dan soms niet aan boord zodat je de doorgang ook niet kunt laten vrijmaken. Zorg dan in elk geval dat je een peddel aan boord hebt, om met geslipte riemen door een smalle opening te kunnen manoeuvreren.

12 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Vaarreglement Toelichting Hierna volgt de theorie van het vaarreglement. Deze tekst behandelt in begrijpelijk Nederlands de regels die voor roeiboten en leden van roeiverenigingen van belang zijn. Begrippen STUURBOORD: - GROEN; - rechts in de vaarrichting; - rechts van de stuurman/vrouw; - links van de roei (st)er. BAKBOORD: - ROOD; - links in de vaarrichting; - links van de stuurman/vrouw - rechts van de roei (st)er. LOEFZIJDE: - de zijde van de boot waar de wind vandaan komt. LIJZIJDE: - de zijde van de boot waar de wind naar toe gaat. HOGE WAL: - de wal waar de wind vandaan komt. LAGE WAL: - de wal waar de wind naar toe gaat.

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 13 Algemene bepalingen Elk vaartuig. dat dient als vervoermiddel op het water, is een boot. Een kano, een roeiboot en een zeilplank zijn dan ook boten. Een motorboot is een boot die zich voortbeweegt door middel van mechanische middelen. Een zeilboot is een boot die zich voortbeweegt door middel van één of meerdere zeilen. Een zeilboot die tevens de motor heeft aanstaan is een motorboot geworden. Deze boten zijn herkenbaar aan een zwarte kegel in de mast. Een zeilplank is een zeilboot. Een roeiboot en een kano zijn kleine, door spierkracht voortbewogen, boten. Een kleine boot is een boot die korter is dan 20 meter. In de praktijk betekent dat een pleziervaartuig. De beroeps vaart, rondvaartboten. veerponten en vissersvaartuigen zijn dan ook geen kleine boten. Een ieder moet de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om de goede orde en veiligheid op het water te waarborgen. Bijvoorbeeld een boot die door zijn hoge snelheid grote golven maakt, moet zijn snelheid verminderen, ook als de geldende regels een hogere snelheid toestaan. Een ieder moet afwijken van het reglement. als bijzondere omstandigheden de goede orde en veiligheid niet waarborgen. Een roeiboot of kano heeft voorrang op een motorboot. Dit gebeurt helaas niet altijd. Houdt daar rekening mee. NEEM NOOIT VOORRANG! VAAR ALLEEN DOOR ALS DE ANDERE BOOT VOORRANG VERLEENT Lichten Een roeiboot moet van zonsondergang tot zonsopgang een wit rondschijnend licht voeren. Wel blijven de op de vereniging geldende regels met betrekking tot het 's-avonds en 's nachts roeien van toepassing. Vaarregels Algemeen Een kleine boot moet aan een groot schip voorrang verlenen. In de praktijk betekent dit: pleziervaart wijkt voor beroepsvaart. Onderstaande drie vaarregels hebben betrekking op alle boten en schepen. Kleine boten en grote schepen zijn alleen dan gelijkwaardig. - Boten en schepen mogen elkaar alleen passeren en inhalen indien het vaarwater voldoende ruimte biedt.

14 Zeemanschap Een handleiding van AROSS - Bij het passeren en inhalen mag een boot of schip zijn koers en zijn snelheid niet zodanig wijzigen dat daaruit gevaar voor aanvaring ontstaat. - Een boot of schip, waarvoor een andere boot of schip is uitgeweken, moet zijn koers en zijn snelheid behouden tenzij hierdoor gevaar voor aanvaring ontstaat. Koers kruisen Bij kruisende koersen van twee boten of schepen gelden de volgende voorrangsregels: - Een roeiboot wijkt voor een groot schip. Met andere woorden: pleziervaart wijkt voor beroepsvaart. - Een roeiboot of een kano wijkt uit voor een andere roeiboot of kano die van stuurboord komt. - Een kleine motorboot wijkt voor een kleine zeilboot een roeiboot of kano. - Een roeiboot en een kano wijken voor een kleine zeilboot. - Een roeiboot en een kano moeten als zij zich aan de stuurboordzijde van het vaarwater, of aan de stuurboordzijde van een betonde vaargeul bevinden, doorvaren. Kruisende kleine zeilboten moeten dan uitwijken. - Boten, die aankomen of vertrekken van ankerplaatsen, ligplaatsen of havens, hebben geen voorrang. Voorrangsregels bij samenkomst van vaarwateren worden later behandeld. Naderen op tegengestelde koersen Bij het naderen van twee boten of schepen op tegengestelde koersen gelden de volgende voorrangsregels: - Een roeiboot wijkt voor een groot schip. Met andere woorden: pleziervaart wijkt voor beroepsvaart. - Roeiboten en kano's wijken onderling naar stuurboord uit. - Een kleine motorboot wijkt voor een kleine zeilboot, een roeiboot of kano. - Een roeiboot of een kano wijkt voor een kleine zeilboot. Bij een zodanige versmalling van het vaarwater dat het niet mogelijk is dat twee boten of schepen op tegengestelde koersen elkaar kunnen passeren gelden de volgende voorrangsregels: Bij stromend vaarwater: - Een roeiboot die tegen de stroom opvaart wijkt voor een boot of schip dat met de stroom mee vaart. Bij niet stromend vaarwater: - Een roeiboot wijkt voor een groot schip. Met ander woorden: pleziervaart wijkt voor beroepsvaart.

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 15 - Een motorboot, roeiboot of kano moet, indien het aan stuurboord geen hindernis tegenkomt of aan stuurboord de buitenbocht van het vaarwater heeft, zijn weg vervolgen. De andere motorboot, roeiboot of kano moet uitwijken. - Een kleine zeilboot heeft voorrang op een kleine motorboot. roeiboot of kano tijdens het doorvaren van de versmalling als de zeilboot deze zonder op te kruisen kan passeren. - Een kleine motorboot, roeiboot of kano heeft voorrang op een kleine zeilboot tijdens het doorvaren van de versmalling als de zeilboot deze alleen door op te kruisen kan passeren. Als bij een versmalling het verkeer door middel van tekens geregeld wordt, moeten deze tekens opgevolgd worden en gelden de regels met betrekking tot wel/niet stromend vaarwater niet meer. Voorbijlopen Bij het inhalen van een boot of schip gelden de volgende voorrangsregels: - Een roeiboot mag alleen inhalen als daar ruimte voor is en er geen gevaar voor het andere verkeer ontstaat. - Het inhalen moet snel plaats vinden. De ingehaalde boot moet zo nodig zijn snelheid verminderen. - Een roeiboot mag een groot schip (beroepsvaart) aan stuurboordzijde inhalen. Dit verdient ook de voorkeur. - Een roeiboot moet een motorboot. roeiboot of kano zo mogelijk aan bakboordzijde inhalen. Aan stuurboordzijde mag ook worden Ingehaald als daar ruimte voor is en er geen gevaar voor het andere verkeer door ontstaat. - Een roeiboot moet een zeilboot zo mogelijk aan lijzijde inhalen. - Een zeilboot moet zo mogelijk de gelegenheid gegeven worden de roeiboot aan loefzijde in te halen. Andere vaarregels Verder gelden de volgende voorrangsregels: - Het keren of oversteken van een vaarwater. het in- en uitvaren van een haven of een nevenvaarwater mag alleen als het andere verkeer niet gehinderd wordt. Deze regel geldt niet voor grote schepen (beroepsvaart). - Tijdens het invaren van een havèn of een nevenvaarwater moet een met de stroom mee varende boot of schip voorrang verlenen aan een tegen de stroom invarende boot of schip. Deze regel geldt niet voor grote schepen (beroepsvaart). Veerponten Een veerpont heeft altijd voorrang op een roeiboot.

16 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Doorvaren van bruggen, sluizen en stuwen Verklaring tekens: Rode vaste lichten of rood-wit-rode rechthoekige borden. Groene vaste lichten of groene-wit-groene rechthoekige borden. Gele vaste lichten of gele ruitvormige borden. Vaste bruggen en vaste delen van bruggen Verboden doorvaartopening. Aanbevolen doorvaartopening, tegenliggende vaart mogelijk. Aanbevolen doorvaartopening, voor tegenliggende vaart verboden. Beweegbare bruggen Bruggen in bedrijf Verboden doorvaart

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 17 Doorvaart gesloten brug toegestaan, tegenliggende vaart mogelijk. Doorvaart gesloten brug toegestaan, voor tegenliggende vaart verboden. Doorvaart verboden, wordt aanstonds toegestaan. Doorvaart verboden. Doorvaart verboden, wordt aanstonds toegestaan.

18 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Doorvaart toegestaan. Bruggen buiten bedrijf Doorvaart verboden. Doorvaart gesloten brug toegestaan, tegenliggende vaart mogelijk. Doorvaart gesloten brug toegestaan, voor tegenliggende vaart verboden. Doorvaart toegestaan, brug is onbewaakt.

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 19 Sluizen Sluis in bedrijf Invaart of uitvaart verboden Invaart verboden, wordt aanstonds toegestaan. Invaart of uitvaart toegestaan. Sluis buiten bedrijf Invaart verboden. Doorvaart toegestaan, sluis aan beide zijden openstaand. Stuwen Doorvaart verboden (stuw gesloten).

20 Zeemanschap Een handleiding van AROSS Doorvaart verboden. Doorvaart toegestaan. Opmerkingen Het kan voorkomen dat vaste bruggen en vaste delen van bruggen zijn voorzien van lichten in plaats van borden. Het kan voorkomen dat de rode en groene lichten slechts aan één zijde van de doorvaartopening (als regel stuurboordzijde) zijn geplaatst. Het kan voorkomen dat stuwen en sluizen tevens zijn voorzien van vaste of beweegbare bruggen. Op getoonde tekens (indien de brug niet van een aparte seingeving is voorzien) gelden dan voor zowel de stuw resp. de sluis als voor de brug.

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 21 Geluidsseinen Korte stoot, tijdsduur ongeveer 1 seconde Lange stoot, tijdsduur ongeveer 4 seconden De tijdsruimte tussen twee opéénvolgende stoten bedraagt ongeveer 1 seconde. Algemene seinen Attentie. Ik ga stuurboord uit. Ik ga bakboord uit. Ik sla achteruit. Ik kan niet manoeuvreren. Ik ga over stuurboord keren. Ik ga bakboord keren. Ik wil aan stuurboord voorbijlopen. Ik wil aan bakboord voorbijlopen. Ik ga oversteken. Ik ga een haven of nevenwater in- of uitvaren naar stuurboord. Ik ga een haven of nevenwater in- of uitvaren aan stuurboord. Verzoek tot het bedienen van een beweegbare brug of sluis.

22 Zeemanschap Een handleiding van AROSS

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 23 AROSS Vaargebied

24 Zeemanschap Een handleiding van AROSS

Zeemanschap Een handleiding van AROSS 25 De Gouden Ham