Hoofdstuk 52 Wijzigingen 2017 en later

Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 52 Wijzigingen 2018 en later

Hoofdstuk 52 Wijzigingen 2019 en later

Belastingcijfers 2017

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

Overzicht Fiscale Cijfers 2013 en 2014 (per januari 2014)

Bijlage WFTNIVO examens Bijlage WFTNIVO examens Inhoud. Belastingtarief box 2 en 3

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

,15% 27,65% 40,80% ,80% 40,80% % 52% ,15% 9,75% 22,90% 6.

Cijfer- en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING

Belastingcijfers 2015

Heffingskortingen 2016

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Belastingcijfers 2016

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Kerncijfers Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven

Belastingplan Vs

Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012

Fiscale cijfers 2008

belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

Als u 65 jaar of ouder bent

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

ASR Kerncijfers 2013

Belastingspecial 2014

1 Belastingplannen 2016

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

1. Alle belastingplichtigen

Wijzigingen op privégebied

Wijzigingen minimumloon en sociale uitkeringen 2016

Wijzigingen per 1 januari Wijzigingen per 1 januari 2017

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2. Versie aug

ALS JE BURGERS HELPT MET HET DOEN VAN AANGIFTE INKOMSTENBELASTING OF AANVRAAG TOESLAGEN. Tips en trucs en de belangrijkste veranderingen in 2018

Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001

M I N I S T E R I E V A N F I N A N C I E N. Nr. DB2011/447M 's-gravenhage, 30 december 2011 Staatscourant 30 december 2011, nr.

Fiscale wetsvoorstellen. Voor 2014 en volgende jaren

Bijlage WFt Opleidingen

geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve

ALS JE BURGERS HELPT MET HET DOEN VAN AANGIFTE INKOMSTENBELASTING OF AANVRAAG TOESLAGEN. Tips en trucs en de belangrijkste veranderingen in 2018

Prinsjesdag 2016: wijzigingen voor de loonheffingen, S&O-afdrachtvermindering en box 3-heffing buitenlandse belastingplichtigen

Het kabinet was verder voornemens om de tariefopstap van te verhogen naar Dit voornemen is echter niet doorgevoerd.

Bijstellingsregeling 2009

1. Inkomstenbelasting/premie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.


Prinsjesdag 2018: belastingplan 2019

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Hypothecair Krediet Wft Levensverzekeringen

Wijzigingen minimumloon en sociale uitkeringen 2016

Praktisch belastingkompas. Fiscale cijfers

De belastingplichtige krijgt dan een positieve/negatieve aanslag IB opgelegd.

1. Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv)

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

Programma. Inleiding wettenbundel fiscaal. FFP opleiding Fiscaal. Inleiding Wettenbundel IB 2001, IWIB, UBIB, URIB. Box 1.

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Pensioenverzekeringen

Belastingspecial 2011

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2007

Cijfer- en percentageoverzicht Wet inkomstenbelasting Box 2 Box 3. Persoonsgebonden aftrek* 25% Gecombineerde heffingskorting

Belastingplan Zoals aangeboden aan de 2 e Kamer op 16 september Krijn Doornekamp

Nieuwsbrief van 27 september 2018

Als u premies betaalt voor een lijfrenteverzekering of een andere inkomensvoorziening

Belastingspecial 2013

De belangrijkste veranderingen in 2015 voor senioren op een rij INKOMEN

Belastingplan en overige fiscale maatregelen 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbrief september 2011

tarief belastingschijf 1 37% 36,25%* (5,1% belastingen en 31,15% premies) tarief belastingschijf 2 42% 42%* (10,85% belastingen en 31,15% premies)

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

Wijzigingen per 1 januari Wijzigingen per 1 januari 2017

Prinsjesdag 2017: wijzigingen voor de loonheffingen en de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

De voorgestelde maatregelen zullen per 1 januari 2016 in werking treden, tenzij anders vermeld.

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2012

PARTICULIEREN: LETOP

Syllabus. IB en het cafetariasysteem - uitwerkingen

Nieuwsbrief van 15 december 2016

De hoogtepunten in het. Belastingplan oktober Frank Kerkhof Directielid en fiscalist bij Alfa Accountants en Adviseurs Bennekom

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

Tarieven en tabellen (bedragen vanaf 2002 in, daarvoor in ƒ)

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2015

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z81FD (2126)

Benut mogelijkheid van extra uitstel van betaling

Aangeven van vermogensbestanddelen. Aanmerkelijk belang. Aanvullende alleenstaande-ouderkorting. Aanvullende combinatiekorting

D e fiscale inflatiecorrectie

EINDEJAARSTIPS EN AANDACHTSPUNTEN 2015/2016

Presentatie scholingsdag NBPB. Mr. R. van Rijssen R. Ruinemans RB

Meest gebruikte bedragen en percentages 2018

Nieuwsbrief Fiscaal Juridisch Adviesbureau Informatiebulletin over de eigen woning en inkomensvoorzieningen

Wijzigingen per 1 januari Wijzigingen per 1 januari 2017

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2017

Prinsjesdag 2018 (JVC Businessclub 2 oktober 2018) Prinsjesdag

Nieuwsbrief. Fiscaal Juridisch Adviesbureau

Prinsjesdag 2015 Wat betekenen de kabinetsplannen voor u?

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Prinsjesdag 2015: wijzigingen voor de loonheffingen, S&O-afdrachtvermindering en box 3-heffing buitenlandse belastingplichtigen

Bijlage: Pensioenvoorzieningen

Transcriptie:

Hoofdstuk 52.3.2 52 Hoofdstuk 52 In dit hoofdstuk behandelen wij de belangrijkste veranderingen en plannen voor 2017 en soms ook voor latere jaren. De veranderingen vloeien voornamelijk voort uit de jaarlijkse belastingplannen van het kabinet die op Prinsjesdag zijn ingediend. Daarnaast zijn er maatregelen die al in eerdere jaren tot stand zijn gekomen maar pas in 2017 of later ingaan. Ook noemen wij plannen die bij het ter perse gaan van deze gids nog in de Eerste of Tweede Kamer in behandeling waren. Wij verwijzen steeds naar het hoofdstuk in de gids waar het onderwerp voor 2016 uitvoerig wordt behandeld. Naast een overzicht van de wetswijzigingen geven we u traditiegetrouw een aantal belangrijke bedragen en andere cijfers, zoals die gelden voor het jaar 2017. Gratis: Belastinggids Update Voor de allernieuwste gegevens en ontwikkelingen surft u naar de Belastinggids Update op internet:www.wolterskluwer.nl/belastinggids. In de periode januari tot en met maart houden wij daar de actuele ontwikkelingen en gegevens gratis voor u bij. 52.1 Wijzigingen in de loonsfeer (Hoofdstuk 6 en 7) 52.1.1 Fictieve dienstbetrekking commissarissen afgeschaft (Hoofdstuk 6.2.5) De wettelijke bepaling dat de arbeidsverhouding van commissarissen fictieve dienstbetrekking inhoudt wordt per 1 januari 2017 afgeschaft. Vanaf dat moment bestaat er geen inhoudingsplicht meer voor het lichaam waarvoor de commissaris de werkzaamheden verricht voor wat betreft de vergoeding die de commissaris ontvangt. Wel kan worden gekozen voor de zogenoemde opting-in regeling (zie Hoofdstuk 6.2.6). 52.1.2 Lager gebruikelijk loon innovatieve dga (Hoofdstuk 6.2.16) Vanaf 1 januari 2017 geldt voor directeur-grootaandeelhouders (dga's) dat het gebruikelijk loon niet op een hoger bedrag hoeft te worden gesteld dan het wettelijk minimumloon. Van een innovatieve start-up is sprake indien: - aan deze onderneming een S&O-verklaring is afgegeven; - de onderneming minder dan vijf jaren inhoudingsplichtige is; en - aan deze onderneming de afgelopen vijf jaren voor ten hoogste twee kalenderjaren een S&O-verklaring is afgegeven. Voor andere dga's geldt in beginsel een gebruikelijk loon van ten minste het hoogste van de volgende bedragen: a. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; b. het hoogste loon van de overige werknemers van de vennootschap; c. 45 000 (2016: 44 000). 52.2 Privégebruik auto (Hoofdstuk 8.4.8 en Hoofdstuk 10.6.1) Bijtelling 2017 Het kabinet heeft op de langere termijn ingrijpende wijzigingen aangekondigd voor de fiscale bijtelling voor de auto van de zaak. Voor 2017 waren de percentages al eerder vastgesteld. De bijtelling voor privégebruik auto is mede afhankelijk van de CO 2 -uitstoot. Met ingang van 1 januari 2017 vervallen de kortingen voor zuinige auto's (uitstoot 51-106 gram/km) en zeer zuinige auto's (uitstoot 1-50 gram/km) en wordt het algemene bijtellingspercentage verlaagd naar 22%: Bijtelling privégebruik auto 2017 Nulemissieauto's 4% Uitstoot 1-50 gram/km 22% Uitstoot 51-106 gram/km 22% Uitstoot > 106 gram/km 22% Op auto's die in 2016 voor het eerst te naam worden gesteld in het kentekenregister, blijven de bijtellingscategorieën uit 2016 van toepassing gedurende zestig maanden na eerste tenaamstelling. 52.3 Wijzigingen in de ondernemingssfeer (Hoofdstuk 10) 52.3.1 Huurkosten onzelfstandige werkruimte uitgesloten van aftrek (Hoofdstuk 10.6.2) Op 12 augustus 2016 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen voor thuiswerkende zzp'ers met een huurwoning. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat thuiswerkende zzp'ers de volledige huurkosten in aftrek mogen brengen op de winst, onder gelijktijdige bijtelling van een bedrag voor privégebruik. Voorwaarde is wel dat minimaal 10% van de huurwoning zakelijk wordt gebruikt. Bij een koopwoning die minimaal 10% zakelijk wordt gebruikt kan etikettering plaatsvinden aan het ondernemingsvermogen. Voor (het huurrecht van) een huurwoning is dit nu ook bevestigd door de Hoge Raad. Naar aanleiding van dit arrest is een nota van wijziging ingediend bij het Belastingplan 2017. Vanaf 1 januari 2017 zijn de kosten en lasten van een gehuurde woning van aftrek uitgesloten voor ib-ondernemers en resultaatgenieters, met uitzondering van de kosten en lasten die verband houden met een zelfstandige werkruimte. 52.3.2 Percentage bijtelling naar 80% voor beperkt aftrekbare kosten (Hoofdstuk 10.5.1) De kosten voor voedsel, drank, genotmiddelen, representatie, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke zijn voor 26,5% (2016) in aftrek beperkt. Om allerlei administratieve rompslomp te voorkomen, kunt u de kos- 1

52 Hoofdstuk 52.4 ten volledig aftrekken en moet u daartegenover jaarlijks een vast bedrag van 4500 bij de winst tellen. Ook kunt u kiezen voor een 73,5%-aftrek van deze kosten, in plaats van de bijtelling van het vaste bedrag. Vanaf 1 januari 2017 wordt het percentage van 73,5% aangepast naar 80%. 52.4 Eigen woning (Hoofdstuk 13) 52.4.1 Tariefsaanpassing aftrekbare kosten eigen woning (Hoofdstuk 13.2) In 2017 wordt het tarief waartegen de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in de vierde belastingschijf kunnen worden afgetrokken met 2%-punt verlaagd ten opzichte van het tarief van de vierde schijf. In 2017 bedraagt het tarief voor de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning daarom 50% voor zover de aftrek plaats zou vinden tegen het tarief van de vierde schijf. 52.4.2 Vruchtgebruik (Hoofdstuk 13.2.5) Met ingang van 1 januari 2017 is de positie van de vruchtgebruiker in de eigenwoningregeling nader wettelijk vastgelegd. De rente en kosten van een schuld voor een eigen woning die een vruchtgebruiker op grond van erfrecht in vruchtgebruik heeft mag hij in aftrek brengen ook al gaat het niet om een schuld van de vruchtgebruiker zelf voor zover hij die rente en kosten voor eigen rekening moet nemen. 52.4.3 Eigenwoningforfait (Hoofdstuk 13.3.10) Het eigenwoningforfait bedraagt in 2017: De totale vrijstelling kan nooit meer bedragen dan 162 500 per belastingplichtige gedurende zijn leven. Indien er sprake is van fiscaal partnerschap kunnen beide partners op verzoek hun vrijstelling benutten voor een uitkering ook als slechts een van beide partners als gerechtigde is aangewezen. In bepaalde gevallen kan de vrijstelling ook benut worden als nog niet is voldaan aan de termijn van 15 of 20 jaar premiebetaling. 52.5 Inkomen uit sparen en beleggen (Hoofdstuk 16) 52.5.1 Grondslag sparen en beleggen (Hoofdstuk 16.2.) Vanaf 1 januari 2017 verandert de forfaitaire bepaling van het inkomen uit vermogen (box 3). Hiervoor wordt de grondslag sparen en beleggen in box 3 toegerekend aan een spaardeel en een beleggingsdeel. De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag verminderd met het heffingvrije vermogen. Voor de toerekening wordt gebruik gemaakt van drie vermogensschijven. Over het spaardeel en het beleggingsdeel wordt een forfaitair rendement van respectievelijk 1,63% en 5,39% in aanmerking genomen in box 3. Grondslag sparen en beleggen Spaardeel 1,63% Beleggingsdeel 5,39% Forfaitair rendement Tot en met 67% 33% 2,87% 75 000 Van 75 000 tot 21% 79% 4,60% en met 975 000 Vanaf 975 000 0% 100% 5,39% Als de WOZ-waarde meer is dan: Maar niet meer dan: bedraagt het forfaitpercentage: 52.5.2 Vruchtgebruik (Hoofdstuk 16.5.2) - 12 500 nihil 12 500 25 000 0,30% 25 000 50 000 0,45% 50 000 75 000 0,60% 75 000 1 060 000 0,75% 1 060 000-7950 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven 1 060 000 52.4.4 Kamerverhuurvrijstelling (Hoofdstuk 13.3.17) De vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2017 5164. 52.4.5 Kapitaalverzekering eigen woning en spaarrekening of beleggingsrecht eigen woning; overgangsrecht (Hoofdstuk 13.6.12) Het rentevoordeel begrepen in de uitkeringen uit een kapitaalverzekering eigen woning, een beleggingsrekening eigen woning en een spaarrekening eigen woning tezamen is in 2017 onbelast als de uitkering niet meer bedraagt dan: - 36 900 bij 15 tot en met 19 jaar premiebetaling; - 162 500 bij 20 jaar of langer premiebetaling. Alle vermogensbestanddelen die deel uitmaken van een algemeenheid waarop op grond van erfrecht een vruchtgebruik rust voor box 3, worden met ingang van 1 januari 2017 gelijk behandeld. De schulden worden volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking genomen. 52.5.3 Kinderalimentatieverplichtingen uitgezonderd van box 3 per 1 januari 2017 (Hoofdstuk 16.6) Verplichtingen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, die rechtstreeks uit het familierecht voortvloeien, worden met ingang van 1 januari 2017 uitgezonderd van de in box 3 in aanmerking te nemen verplichtingen. Vergelijkbare verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen en verstrekkingen worden ook uitgesloten van box 3. Hierbij gaat het om verplichtingen tot het doen van uitkeringen of verstrekkingen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn en aan personen die behoren tot het huishouden van de schuldenaar, die in rechte vorderbaar zijn en niet de tegenwaarde voor een prestatie vormen. Het gaat dan bijvoorbeeld om schadevergoedingen uit onrechtmatige daad en uitkeringen op basis van een dringende morele verplichting, die juridisch afdwingbaar zijn gemaakt. 2

Hoofdstuk 52.8 52 52.5.4 Vrijstelling contant geld (Hoofdstuk 16.7) In 2017 geld een vrijstelling voor contant geld en vergelijkbare vermogensrechten (zoals cadeaubonnen) van 522 per belastingplichtige en dus 1044 voor partners. 52.5.5 Vrijstelling voor uitvaartverzekeringen (Hoofdstuk 16.7.5.1) De vrijstelling voor een uitvaartverzekering of een andere overlijdensrisicoverzekering in box 3 bedraagt in 2017 6977. 52.5.6 Vrijstelling groene beleggingen (Hoofdstuk 16.7.8) Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld groene beleggingen in 2017 tot een gezamenlijk maximum van 57 385. Groene beleggingen zijn beleggingen in fiscaal erkende groene fondsen. Indien de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan geldt een gezamenlijke vrijstelling voor groene beleggingen van 114 770. 52.5.7 Heffingvrij vermogen (Hoofdstuk 16.8.) Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige in 2017 recht op een heffingvrij vermogen van 25 000. Indien de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan geldt een gezamenlijk heffingvrij vermogen van 50 000. 52.5.8 Kapitaaluitkering uit levensverzekering; overgangsrecht (Hoofdstuk 16.12.) Voor op 14 september 1999 al bestaande kapitaalverzekeringen kan onder voorwaarden in 2017 een waardevrijstelling in box 3 van maximaal 123 428 van toepassing zijn. Indien de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan geldt een gezamenlijke vrijstelling van 246 856. Daarnaast geldt bij uitkering van een dergelijke kapitaalverzekering dat de uitkering tot maximaal 123 248 kan zijn vrijgesteld. Indien er sprake is van fiscaal partnerschap kunnen beide partners op verzoek hun vrijstelling benutten voor een uitkering ook als slechts een van beide partners als gerechtigde is aangewezen. In bepaalde gevallen kan de uitkeringsvrijstelling ook benut worden als nog niet is voldaan aan de termijn van 15 of 20 jaar premiebetaling. 52.6 Heffingskortingen (Hoofdstuk 27) 52.6.1 Algemene heffingskorting (Hoofdstuk 27.3) Per 1 januari 2017 is het maximale bedrag aan algemene heffingskorting verhoogd tot 2254. Het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting is iets verlaagd en bedraagt vanaf die datum 4,787%. De afbouw begint in 2017 bij een inkomen van 19 982. De algemene heffingskorting bouwt af tot nihil. Zie ook Hoofdstuk 52.20.1. 52.6.2 Aanpassingen arbeidskorting (Hoofdstuk 27.4.1) Per 1 januari 2017 wordt het inkomen waarbij de arbeidskorting afgebouwd gaat worden verlaagd naar 32 444. Wel is de maximale arbeidskorting verhoogd tot 3223. Zie ook Hoofdstuk 52.20.2. 52.6.3 Afschaffing werkbonus (Hoofdstuk 27.4.3) Vanaf 1 januari 2015 wordt de ingangsleeftijd voor het recht op de werkbonus jaarlijks met een jaar verhoogd, waardoor deze vanaf 2018 volledig is afgeschaft. Het bedrag van de werkbonus wordt vanaf 2015 niet meer aangepast. In 2017 is de ingangsleeftijd 63. 52.6.4 Afschaffing ouderschapsverlofkorting en kortingen alleenstaande ouders (Hoofdstuk 27.5.3 en 27.6.2) De ouderschapsverlofkorting is per 1 januari 2015 afgeschaft. De fiscale stimulering van ouderschapsverlof komt hiermee geheel te vervallen. Ook de alleenstaande-ouderkorting (en de aanvulling daarop voor werkenden) is vanaf 2015 vervallen. Er is echter een compensatie opgenomen in het kindgebonden budget. Zie daarvoor Hoofdstuk 51.5. 52.7 Overgangsrecht en compensatieregeling verdrag Duitsland (Hoofdstuk 30.1.1) Het nieuwe verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met Duitsland is per 1 januari 2016 in werking getreden. Voor 2016 kan gebruik worden gemaakt van een overgangsregeling waardoor de oude regels voor dat jaar van toepassing blijven. Met ingang van 1 januari 2017 gelden de nieuwe verdragsregels voor iedereen. In het verdrag is een compensatieregeling opgenomen die lijkt op de al langer bestaande algemene compensatieregeling voor grensarbeiders uit het belastingverdrag met België. De regeling is bedoeld voor mensen die in Nederland wonen en die uit Duitsland bepaalde inkomsten krijgen die in Duitsland zijn belast. Zij krijgen compensatie voor zover de Nederlandse en Duitse belasting en Duitse premies sociale zekerheid die zij daadwerkelijk over hun hele inkomen betalen hoger is dan wat aan belasting en premie volksverzekeringen in Nederland betaald zou moeten worden als Nederland heffingsbevoegd zou zijn over het hele inkomen. U hoeft geen afzonderlijk verzoek te doen maar kunt de gegevens voor de compensatie opnemen in uw aangifte. De Belastingdienst verleent deze dan automatisch. 52.8 Wijziging regels voor vaststellen aanslag, bezwaar en navordering (Hoofdstuk 44 en 45) Er is een wetsvoorstel in behandeling waarin een aantal regels rondom vaststellen van de aanslag, herziening van de aanslag, bezwaar en navordering wordt gewijzigd. De invoeringsdatum van het wetsvoorstel is nog niet bekend; dat hangt af van het tijdstip waarop de Belastingdienst in staat is om de nieuwe regels zoveel mogelijk geautomatiseerd uit te voeren. Opleggen aanslag De termijn waarbinnen een aanslag definitief moet zijn vast- 3

52 Hoofdstuk 52.9 gesteld wordt verkort. Deze wordt vijftien maanden na binnenkomst van de aangifte. De huidige termijn is drie jaar na afloop van het belastingjaar. Het streven is overigens dat de inspecteur al binnen drie maanden na de ontvangst van de aangifte de aanslag oplegt. Daarmee is dat jaar in principe afgewikkeld. Kan de aanslag niet binnen drie maanden worden opgelegd, dan ontvangt u daarvan bericht of u ontvangt een voorlopige aanslag. Als de inspecteur ernstige twijfel heeft aan de juistheid en volledigheid van beschikbare informatie of als er een boekenonderzoek loopt, kan de inspecteur de termijn van vijftien maanden opschorten. Ook zelf kunt u om opschorting verzoeken, bijvoorbeeld omdat u nog nader overleg wenst met de inspecteur voordat de aanslag wordt opgelegd. De bevoegdheid tot opschorting van de termijn bij vragen van de inspecteur is beperkt tot maximaal zes maanden. Herzien van een opgelegde aanslag Het wordt eenvoudiger om wijzigingen in de aangifte door te geven of te verzoeken de aanslag te herzien. Dit kan tot achttien maanden nadat de Belastingdienst de aangifte heeft ontvangen, ook als de aanslag al is opgelegd. Er hoeft dan geen officieel bezwaar te worden gemaakt. Pas als de inspecteur en u het niet eens worden over een bepaalde wijziging is zo'n bezwaar aan de orde. U ontvangt dan eerst een beschikking van de inspecteur. Overigens kan ook de Belastingdienst in de periode van achttien maanden de aangifte of aanslag herzien. Navordering De termijn waarin de Belastingdienst een navorderingsaanslag kan opleggen wordt drie jaar na ontvangst van de aangifte. Dat is een aanmerkelijke verkorting ten opzichte van de huidige termijn, die vijf jaar na afloop van het desbetreffende belastingjaar is. Daardoor hebt u eerder de zekerheid dat de Belastingdienst over een bepaald jaar niet meer navordert. Is er sprake van een nieuw feit én een voor u 'kenbare fout' van de Belastingdienst, dan loopt de navorderingstermijn tot twee jaar na afloop van de herzieningstermijn (deze herzieningstermijn loopt achttien maanden na indiening van de aangifte af; zie hiervoor). De verkorting van de navorderingstermijn geldt overigens niet voor kwaadwillenden. Bij kwade trouw wordt de navorderingstermijn juist verlengd ten opzichte van de huidige regeling, namelijk tot twaalf jaar na ontvangst van de aangifte. De inspecteur kan straks net als nu navorderen als hij na de herzieningsperiode een nieuw feit constateert. Daarnaast wordt het mogelijk om na te vorderen als u wist of behoorde te weten dat ten onrechte geen of te weinig belasting is geheven. Momenteel kan navorderen in zulke gevallen alleen als het gaat om een 'redelijkerwijs kenbare fout'. Bij het nieuwe criterium is niet meer van belang of er een fout is gemaakt, het gaat erom dat de aanslag onjuist is en dat u dat wist of behoorde te weten. Wel moet de inspecteur dat bewijzen. Anders dan bij de 'kenbare fout' geldt er niet een minimumbedrag of percentage waarbij automatisch wordt verondersteld dat u dit behoorde te weten. Een andere nieuwe aanleiding om te kunnen navorderen is de massale verstoring of systeemfout in het geautomatiseerde proces van de Belastingdienst. In zo'n geval kunnen veel aanslagen onjuist worden vastgesteld voordat de verstoring of fout ontdekt wordt of verholpen kan worden. Zulke onjuiste aanslagen als gevolg van verstoringen en fouten in de systemen van gegevensverwerking kunnen straks zonder meer worden gecorrigeerd. Deze navorderingsbevoegdheid bestaat gedurende zes maanden na het opleggen van de onjuiste aanslag. Ambtshalve vermindering Het buiten de geldende termijnen verminderen van aanslagen (ambtshalve vermindering) is in de toekomst alleen nog mogelijk als u redelijkerwijs de aanvullende informatie die tot vermindering leidt niet eerder kon verstrekken dan na afloop van de herzieningstermijn. Net als nu zullen de gevallen waarin ambtshalve vermindering kan plaatsvinden in een regeling van de Staatssecretaris van Financiën worden aangewezen. Als voorwaarde zal blijven gelden dat er niet meer dan vijf jaren zijn verlopen na het einde van het jaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Wel wordt overwogen om die termijn in de toekomst te verkorten tot drie jaar. Bij afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering kunt u overigens bezwaar maken en vervolgens in beroep gaan. 52.9 Verhoging griffierecht waarschijnlijk ingetrokken (Hoofdstuk 45.18) Het wetsvoorstel tot verhoging van de griffierechten is ingetrokken. Eind 2013 is een wetsvoorstel ingediend waardoor de griffierechten in beroepszaken worden aangepast. Het griffierecht voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen bij beroep zou van 45 naar 79 gaan. Voor beroep in zaken over toeslagzaken zou ook een tarief gelden van 79. In hoger beroep en in cassatie zou het griffierecht voor zaken over inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van 123 naar 195 gaan. Ook voor hogerberoepzaken over toeslagen zou een griffierecht van 195 zijn verschuldigd. Oorspronkelijk zouden de wijzigingen gelden per 1 januari 2014, maar het voorstel lag geruime tijd bij de Tweede Kamer zonder merkbare voortgang. Per brief van 20 november 2015 werd aangekondigd dat het voornemen bestond om het wetsvoorstel in te trekken. Uiteindelijk is dat per 1 maart 2016 ook daadwerkelijk gedaan. 52.10 Bedragen heffingskortingen (Hoofdstuk 27) 52.10.1 Algemene heffingskorting De algemene heffingskorting bedraagt in 2017 voor mensen jonger dan de AOW-leeftijd 2254. Voor degenen die de AOW-leeftijd hebben bereikt is de algemene heffingskorting 1151. De korting wordt verminderd met 4,787% (boven AOW-leeftijd 2,443%) van het box 1-inkomen boven 19 982. Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van 67 068 of meer bedraagt de algemene heffingskorting nihil. 52.10.2 Arbeidskorting De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomsten (zie Hoofdstuk 27.5.7). Bij een arbeidsinkomen van 121.972 of meer bedraagt de arbeidskorting nihil. Arbeidskorting als u op 31 december 2017 nog niet de AOWleeftijd hebt bereikt 4

Hoofdstuk 52 meer dan niet meer dan Arbeidskorting - 9 309 1,772% van uw arbeidsinkomen (maximaal 165) 9 309 20 108 165 plus 28,317% van uw arbeidsinkomen verminderd met 9 309 20 108 32 444 3 223 32 444-3 223 min 3,6% van uw arbeidsinkomen verminderd met 32 444 Arbeidskorting als u op 31 december 2017 de AOW-leeftijd hebt bereikt meer dan niet meer dan Arbeidskorting - 9 309 0,904% van uw arbeidsinkomen (maximaal 86) 9 09 20 108 86 plus 14,449% van uw arbeidsinkomen verminderd met 9 309 20 108 32 444 1 645 32 444-1 645 min 1,837% van uw arbeidsinkomen verminderd met 32 444 52.10.3 Werkbonus De werkbonus geldt in 2017 voor werknemers (voltijd en deeltijd) die op 31 december 2016 63 jaar waren maar nog geen 64 jaar. De hoogte van de werkbonus kan worden afgeleid uit onderstaande tabel. Deze is gelijk aan die voor 2016. meer dan niet meer dan Werkbonus 17 327 17 327 19 252 58,1% van arbeidsinkomen verminderd met 17 327 19 252 23 104 1 119 23 104 33 694 1 119 min 10,567% van arbeidsinkomen verminderd met 23 104 33 694 52.10.4 Inkomensafhankelijke combinatiekorting De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt in 2017 1043, te verhogen met 6,159% van uw arbeidsinkomsten, voor zover deze uitstijgen boven het bedrag van 4895. Maximaal kan de inkomensafhankelijke combinatiekorting 2778 bedragen. Voor degenen die de AOW-leeftijd hebben bereikt gelden lagere bedragen en een lager percentage: de inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt voor hen in 2017 maximaal 1419. 52.10.5 Alleenstaande-ouderkorting De alleenstaande-ouderkorting is in 2015 afgeschaft. Zie ook Hoofdstuk 52.12.4. 52.10.6 Jonggehandicaptenkorting De jonggehandicaptenkorting voor 2017 bedraagt 722. 52.10.7 Kortingen voor ouderen Voor de ouderenkorting geldt in 2017 een inkomensgrens van 36 057. De korting zelf is 1292. Ouderen boven deze inkomensgrens krijgen een ouderenkorting van 71. De alleenstaande-ouderenkorting bedraagt voor 2017 438. 52.10.8 Korting groene beleggingen De heffingskorting voor groene beleggingen is 0,7% van het in box 3 vrijgestelde bedrag en daardoor maximaal 402 (voor partners 804). Dit geldt voor iedereen, ongeacht de leeftijd. 52.10.9 Levensloopverlofkorting De levensloopverlofkorting bedraagt 210 per jaar waarin stortingen zijn gedaan. De levensloopregeling geldt vanaf 2012 alleen nog als overgangsregeling, maar daarin kan geen levensloopverlofkorting meer worden opgebouwd. Alleen de tot en met 2011 opgebouwde korting blijft in stand. 52.10.10 Ouderschapsverlofkorting De ouderschapsverlofkorting is in 2015 afgeschaft. Zie ook Hoofdstuk 52.12.4. 52.10.11 Tijdelijke heffingskorting vroeggepensioneerden (Hoofdstuk 27.8) Deze heffingskorting is afgeschaft per 1 januari 2016. 52.11 Schijventarief (Hoofdstuk 31) Zie voor het schijventarief in 2017 Hoofdstuk 54. 52.12 Overige bedragen, percentages, etc. 52.12.1 Zorgverzekeringswet (Hoofdstuk 34) Voor de op aanslag verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet geldt in 2017 een tarief van 6,65%. Het verlaagde tarief is 5,40 %. Het maximale bijdrage-inkomen waarover de inkomensafhankelijke bijdrage wordt berekend, bedraagt 53 697. 5

52 Hoofdstuk 52.12.2 52.12.2 Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (Hoofdstuk 10.9.1.5) In 2017 geldt de volgende tabel: die op 31 december 2016 de AOW-leeftijd hebben bereikt hebben recht op 50% van de bedragen. 52.12.8 MKB-winstvrijstelling (Hoofdstuk 10.13) Investeringsbedrag meer dan Maar niet meer dan Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek Het percentage van de MKB-winstvrijstelling is voor 2017 net als voor 2016 14%. 2 300 0 2 300 56 192 28% van het investeringsbedrag 56 192 104 059 15 734 104 059 312 176 15 734, verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de 104 059 te boven gaat 312 176-0 52.12.3 Energie-investeringsaftrek (Hoofdstuk 10.9.2) U komt in 2017 voor energie-investeringsaftrek in aanmerking als u als ondernemer investeert in bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie. Alleen bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van 2500 of meer tellen mee. De energie-investeringsaftrek geldt voor investeringen tot een maximum van 120 000 000 per jaar. De energie-investeringsaftrek is 55,5% van het investeringsbedrag. 52.12.4 Milieu-investeringsaftrek (Hoofdstuk 10.9.3) U komt in 2017 voor de milieu-investeringsaftrek in aanmerking als u als ondernemer investeert in bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu. Alleen bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van 2500 of meer tellen mee tot een maximum van 25 000 000. De milieu-investeringsaftrek is 36,0% van het investeringsbedrag bij categorie I-investeringen, 27% bij categorie II-investeringen en 13,5% bij categorie III-investeringen. 5.12.5 Desinvesteringsbijtelling (Hoofdstuk 10.9.4) Bij vervreemding van een bedrijfsmiddel wordt voor de desinvesteringsbijtelling eenzelfde percentage gehanteerd als destijds bij de aankoop aan investeringsaftrek werd toegepast. Als u in 2017 voor niet meer dan 2300 (zelfde bedrag als in 2016) aan bedrijfsmiddelen verkoopt, wordt geen desinvesteringsbijtelling toegepast. 52.12.6 Oudedagsreserve (Hoofdstuk 10.11.2) Het maximale bedrag voor 2017 is 8946. Het percentage is gelijk gebleven ten opzichte van 2016, te weten 9,8%. 52.12.7 Zelfstandigenaftrek (Hoofdstuk 10.12.3) In 2017 geldt een vast bedrag van 7280. Komt u in aanmerking voor de startersaftrek (zie Hoofdstuk 10.12.3.2), dan kunt u in 2017 2123 bij de zelfstandigenaftrek optellen. De bedragen zijn niet gewijzigd ten opzichte van 2016. Ondernemers 52.12.9 Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (Hoofdstuk 10.12.4) De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk bedraagt in 2017 12 522. Als u in de afgelopen vijf jaar de aftrek voor speuren ontwikkelingswerk maximaal twee jaar hebt gehad en u in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was, wordt de aftrek verhoogd met 6264 (aanvullende S&O-aftrek starters). 52.12.10 Reisaftrek (Hoofdstuk 9) Tabel reisaftrek 2017 Van meer dan Maar niet meer dan Op jaarbasis 10 km 10 km 15 km 445 15 km 20 km 593 20 km 30 km 991 30 km 40 km 1229 40 km 50 km 1602 50 km 60 km 1782 60 km 70 km 1977 70 km 80 km 2045 80 km 2073 Het kilometerbedrag bij een enkelereisafstand van meer dan 90 kilometer (zie Hoofdstuk 9.3.7.3) bedraagt in 2017 0,23. De maximumaftrek bedraagt 2073. 52.12.11 Lijfrentevoorzieningen (Hoofdstuk 17) De premie voor een tijdelijke oudedagslijfrente (zie Hoofdstuk 17.5.4) komt in 2017 voor aftrek in aanmerking voor zover deze betrekking heeft op uitkeringen tot maximaal 21 312 per jaar. De maximaal aftrekbare lijfrentepremie voor 2017 is als volgt: jaarruimte (Hoofdstuk 17.7.4) maximaal 12 598; reserveringsruimte (Hoofdstuk 17.7.5) 7110; reserveringsruimte voor 55+'ers 14 039; AOW-franchise voor berekening premiegrondslag (Hoofdstuk 17.7.4) 12 032; maximum premiegrondslag (Hoofdstuk 17.7.4) 103 317. Afkoop van een kleine lijfrente (Hoofdstuk 17.8.4.1) is in 2017 mogelijk als de waarde niet meer bedraagt dan 4316. Dit geldt ook als sprake is van een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht. 52.12.12 Inkomen uit sparen en beleggen (box 3) (Hoofdstuk 16) Het bedrag van de kleine schulden dat buiten beschouwing blijft bij de berekening van de rendementsgrondslag (zie 6

Hoofdstuk 52.12.14 52 Hoofdstuk 16.6) is voor 2016 3000 (bij partners: 6000). Het heffingvrije vermogen (zie Hoofdstuk 16.8) is voor 2016 24 437 per persoon. De ouderentoeslag komt per 1 januari 2016 te vervallen. De vrijstelling voor kapitaalverzekeringen bij overlijden (zie Hoofdstuk 16.7.5.1) is voor 2016 6956. De vrijstelling voor groene beleggingen (zie Hoofdstuk 16.7.8) is 57 213 per persoon. Voor contant geld en dergelijke geldt een vrijstelling van 520 (partners 1040). 52.12.13 Aanslag- en teruggaafgrens De bedragen zijn niet gewijzigd ten opzichte van 2016. Een verplichte aanslag over 2016 wordt opgelegd bij een bij te betalen bedrag van meer dan 45 (zie Hoofdstuk 37.2). Bij bedragen boven 14 volgt over 2017 steeds een teruggaaf (zie Hoofdstuk 38). 52.12.14 Vrijwilligersregeling (Hoofdstuk 6.2.12) De vrijgestelde vrijwilligersvergoeding bedraagt in 2016 150 per maand en 1500 per jaar. 7

54 Hoofdstuk 54.1 Tarieftabellen 2017 Hoofdstuk 54 Tarieftabellen 2017 54.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven wij u de informatie om uw verschuldigde belasting/premie over 2017 snel te berekenen. U hebt daarbij nodig de voor u geldende heffingskorting en de juiste tarieftabel. Het schijventarief 2017 zoals dat geldt voor het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) treft u hieronder. In de tabel geven wij het gecombineerde tarief, bestaande uit het tarief voor de inkomstenbelasting ('IB') en de premies volksverzekeringen ('premies'). Eerst vermelden wij de basisgegevens voor de tarieftabellen. Vervolgens geven wij de bedragen van de heffingskortingen, met in het kort de voorwaarden. Meer informatie vindt u in Hoofdstuk 27 (jaar 2016) en Hoofdstuk 52 (wijzigingen 2017). Daarna zijn de tarieftabellen opgenomen voor de verschuldigde belasting/premie in box 1; de tabellen verschillen omdat bij het bereiken van de AOW-leeftijd minder premie (geen premie AOW) verschuldigd is. Wij hebben de algemene tabel opgenomen voor personen die op 31 december 2017 de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt. Daarnaast zijn twee speciale tabellen opgenomen voor personen die de AOWleeftijd vóór 1 januari 2017 hebben bereikt, een tabel voor personen geboren op of na 1 januari 1946 en een tabel voor personen geboren vóór 1 januari 1946; het verschil in die tabellen ontstaat door de wat afwijkende lengte van de tweede tariefschijf. Als in de loop van 2017 de AOW-leeftijd wordt bereikt, kunnen de tabellen niet worden gebruikt; zie hierna. 54.2 Tarieftabellen 2017 Algemeen tarief box 1; AOW-leeftijd op 31 december 2017 nog niet bereikt Het algemene tarief voor de belasting en premie volksverzekeringen in box 1 (voor personen die op 31 december 2017 de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt) ziet er voor 2017 als volgt uit: Belastbaar inkomen uit werk en woning meer dan Belasting Premie Totaal 0 t/m 19 982 8,90% 27,65% 36,55% 19 982 t/m 33 791 13,15% 27,65% 40,80% 33 791 t/m 67 072 40,80% - 40,80% 67 072 en hoger 52% - 52% Tarief box 1; AOW-leeftijd bereikt vóór 1 januari 2017 en geboren op of na 1 januari 1946 Als u vóór 1 januari 2017 de AOW-leeftijd hebt bereikt en bent geboren op of na 1 januari 1946 ziet het tarief voor de belasting en premie volksverzekeringen in box 1 er voor 2017 als volgt uit: Belastbaar inkomen uit werk en woning meer dan Belasting Premie Totaal 0 t/m 19 982 8,90% 9,75% 18,65% 19 982 t/m 33 791 13,15% 9,75% 22,90% 33 791 t/m 67 072 40,80% - 40,80% 67 072 en hoger 52% - 52% Tarief box 1; geboren vóór 1 januari 1946 Als u bent geboren vóór 1 januari 1946 ziet het tarief voor de belasting en premie volksverzekeringen in box 1 er voor 2017 als volgt uit: Belastbaar inkomen uit werk en woning meer dan Belasting Premie Totaal 0 t/m 19 982 8,90% 9,75% 18,65% 19 982 t/m 34 130 13,15% 9,75% 22,90% 34 130 t/m 67 072 40,80% - 40,80% 67 072 en hoger 52% - 52% Tarief als u in de loop van 2017 de AOW-leeftijd bereikt Als u in de loop van 2017 de AOW-leeftijd bereikt gelden de schijflengtes van de eerstgenoemde twee tabellen. Er is dan echter geen algemeen geldend percentage voor de premie te geven. Dan geldt een gemiddeld percentage dat afhankelijk is van de maand waarin u de AOW-leeftijd bereikt. Tot de maand dat u de AOW-leeftijd bereikt betaalt u het hoge percentage, daarna het lage percentage. Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet Het tarief voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2017 dat via de werkgeversheffing loopt, is 6,65%. Het verlaagde tarief voor de inhouding op pensioenen en dergelijke is 5,40%. Het maximum aan bijdrage-inkomen voor 2017 is 53 697. 8

Hoofdstuk 54.2 Tarieftabellen 2017 54 Tabel heffingskortingen 2017 Soort heffingskorting Bedrag tot AOW-leeftijd Bedrag vanaf AOW-leeftijd Voor wie? Algemene heffingskorting max. 2254 max. 1151 Voor iedereen. De heffingskorting wordt verminderd voor inkomens boven 19 982 met 4,787% (2,443% AOW leeftijd) tot maximaal nihil. Zie Hoofdstuk 52.20.1. Arbeidskorting max. 3223 max. 1645 Als u winst, loon of ander inkomen uit tegenwoordige arbeid hebt. Het bedrag is afhankelijk van uw arbeidsinkomsten. De arbeidskorting wordt verminderd voor inkomens boven 32 444 tot maximaal nihil. Zie Hoofdstuk 52.20.2. Werkbonus max. 1119 - Als u op 31 december 2016 63 jaar maar nog geen 64 jaar bent. De hoogte van de korting is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomen. Zie Hoofdstuk 52.20.3. Inkomensafhankelijke combinatiekorting Levensloopverlofkorting Jonggehandicaptenkorting max. 2778 max. 1418 Als u met werken meer verdient dan 4881 (of als u in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek) en ten minste één inwonend kind jonger is dan 12 jaar. De korting krijgt u alleen als u geen fiscale partner hebt of als u wel een fiscale partner hebt en die met werken meer verdient dan u. De korting is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomsten. Zie Hoofdstuk 52.20.4. 210 - Bij opname van een tegoed uit de levensloopregeling voor onbetaald verlof. Geldt nog uitsluitend als een overgangsregeling. 722 - Als u een uitkering of arbeidsondersteuning ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (vanaf 2015 genaamd Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) (Wajong). U krijgt de jonggehandicaptenkorting niet als voor u de ouderenkorting geldt. Ouderenkorting - 1292 Als u op 31 december 2017 de AOW-leeftijd hebt bereikt. De korting is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomsten; de maximale ouderenkorting geldt bij een inkomen van niet meer dan 36 057. Bij een hoger inkomen bedraagt de ouderenkorting 71. Alleenstaandeouderenkorting - 438 Als u recht hebt op een AOW-uitkering als alleenstaande of alleenstaande ouder. Heffingskorting groene beleggingen Tijdelijke heffingskorting vroeggepensioneerden max. 402 max. 402 Voor beleggingen in een groenfonds. De korting is 0,7% van de in box 3 vrijgestelde beleggingen. Als u heel 2017 een fiscale partner hebt is het maximum 804. - - Vervallen per 1 januari 2016. 9

54 Hoofdstuk 54.2 Tarieftabellen 2017 Hoofdlijnen berekening verschuldigde belasting/premie 2017 Box 1: Belastbaar inkomen uit werk en woning (zie hoofdstuk 2.16) Verschuldigd op basis van de tabel (u neemt de belasting/premie over het in de tabel voorkomende afgeronde.. inkomen, verhoogd met het percentage in de noot onderaan de bladzijde over het meerdere) Bij: Tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning.. + Totale belasting box 1.. Box 2: Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang.. Verschuldigd 25%.. Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen Saldo vermogen 2017 (per 1/1).. af: heffingvrij vermogen per partner 25 000.. Grondslag box 3.. Belastbaar inkomen sparen en beleggen: Percentage van grondslag box 3.. Verschuldigd 30% over belastbaar inkomen sparen en beleggen.. + Totaal verschuldigde belasting/premie, voor verrekening heffingskorting.. Af: totaal heffingskortingen (zie hiervoor).. Verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.. Ouderentoeslag vervallen De ouderentoeslag in box 3 is met ingang van 1 januari 2016 komen te vervallen. Schijventarief 2017 voor personen die op 31 december 2017 de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt Bij een belastbaar inkomen box 1 van meer dan doch niet meer dan Bedraagt de heffing het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het in kolom IV vermelde percentage van het gedeelte van het belastbare inkomen box 1 dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat I II III IV - 19 982-8,90% IB + 27,65% premies = 36,55% 19 982 33 791 7 303 13,15% IB + 27,65% premies = 40,80% 33 791 67 072 12 937 40,80% IB 67 072-26 515 52% IB Schijventarief 2017 voor personen die de AOW-leeftijd vóór januari 2017 hebben bereikt en geboren op of na 1 januari 1946 Bij een belastbaar inkomen box 1 van Bedraagt de heffing het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het in kolom IV vermelde percentage van het gedeelte van het belastbare inkomen box 1 dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat meer dan doch niet meer dan I II III IV - 19 982-8,90% IB + 9,75% premies = 18,65% 19 982 33 791 3 726 13,15% IB + 9,75% premies = 22,90% 33 791 67 072 6 888 40,80% IB 67 072-20 466 52% IB 10

Hoofdstuk 54.2 Tarieftabellen 2017 54 Schijventarief 2017 voor personen geboren vóór 1 januari 1946 Bij een belastbaar inkomen box 1 van meer dan doch niet meer dan Bedraagt de heffing het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het in kolom IV vermelde percentage van het gedeelte van het belastbare inkomen box 1 dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat I II III IV - 19 982-8,90% IB + 9,75% premies = 18,65% 19 982 34 130 3 726 13,15% IB + 9,75% premies = 22,90% 34 130 67 072 6 965 40,80% IB 67 072-20 405 52% IB 11