Uitspraak van Gert van Harten, directeur Advies en Meldpunt Kindermishandeling Gelderland in 0 25 Tijdschrift over Jeugd, 10: 9.



Vergelijkbare documenten
professionals in ontwikkeling

(Dag) Behandeling (licht) verstandelijk beperkten

Prof. dr. Jan Janssens Sectie Orthopedagogiek: gezin en gedrag Radboud Universiteit Nijmegen

Intensieve Pedagogische Thuishulp komt tot wasdom

AMBULANT HULPVERLENERS IAG/GEZINSCOACHES (voor 25 tot 32 uur per week voor bepaalde tijd)

Modules Jeugdzorg. 10 Voor Toekomst. Centra voor Wonen, Zorg en Welzijn Noord Kwinkenplein 10-A, 9712 GZ Groningen Tel , Fax.

HULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen

Aanpak: Gezinscoaching. Beschrijving

Aanpak: Praktische gezinsondersteuning. Beschrijving

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

Zorgmodule Intensief Kort Ambulant

Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen

maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving

Integrale Zorg. Kom verder! INFORMATIE VOOR VERWIJZERS. Integrale Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking

Integrale Zorg. Kom verder! INFORMATIE VOOR VERWIJZERS. Integrale Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking

Professionele hulp voor kinderen en jongeren

Thuis wonen met ondersteuning Sterker in de samenleving.

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies

Aanpak: Versterkt Verder. Beschrijving

Aanmelden Singelzicht

Effectief omgaan met opgroei- en opvoedingsproblemen

Hulp voor jonge ouders. Informatie voor professionals

Residentiële opname voorkomen of verkorten. Intensieve Dagbehandeling

Begeleiding in de thuissituatie

Flexibel thuistraject voor het hele gezin. GezinsFACT

Rapportage wachtlijsten jeugdzorg 2004

Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding

Flexibel thuistraject voor het hele gezin. GezinsFACT

Aanpak: GRIP-aanpak. Beschrijving

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Aanpak: Gezinscoaching. Beschrijving

Informatie voor ouders

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zorg voor jeugdigen in Nederland

Er zijn als het moet. Visie van de William Schrikker Groep op gespecialiseerde jeugdzorg aan kinderen (van ouders) met een beperking

Onderzoek 1Gezin1Plan. Presentatie voor gemeenten, instellingen en hulpverleners

Gespecialiseerde thuisbegeleiding

Risico- indicatoren Maart 2014

Waarmee helpt Thuisbegeleiding?

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik

Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus

Opleidingsprogramma De Wmo-professional

Richtlijn / info voor ouders. Uithuisplaatsing. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW en NIP

Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling

Intensieve Pedagogische Thuishulp komt tot wasdom

INFORMATIE VERWIJSINDEX RISICOJONGEREN. Dit memo bevat inhoudelijke informatie. De procesaanpak wordt toegelicht in de presentatie

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Kortdurende, intensieve hulp voor gezinnen. Ambulante Spoedhulp

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving

Waarmee helpt Thuisbegeleiding?

Aanpak: Bijzondere Zorg Team. Beschrijving

Kennispraktijk voor de jeugdzorg. llegi

Perceelbeschrijving 1 Gespecialiseerde ambulante hulp

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

Kenmerken en eigenschappen. Community Support. Versie 6, 27 augustus 2009

Aanpak: Reset Thuisbegeleiding. Beschrijving

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

Kwaliteitskader Verantwoorde zorg Caribisch Nederland

Informatie voor ouders

ALGEMENE INFORMATIE OPLEIDING TOT VIDEO-HOMETRAINER

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)

Business case. Integraal FACT-team Zuidoost Emmen. Samenwerkingsproject van Accare, Ambiq, Promens Care en VNN. November 13

EVEN VOORSTELLEN. Met Cardea kun je verder!

Pedagogische civil society: Gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen.

7 Het zorgaanbod jeugdzorg Inleiding Provinciale jeugdzorg (voormalige jeugdhulpverlening) 135

De kracht van pedagogisch adviseren

Nadere Regeling Jeugdhulp

Inhoud 1. Intensieve Ondersteuning Gezin (IOG) Inhoud en doelgroep Beoogd eindresultaat Werkwijze Aanpak

FACT IDRIS. Idris is een onderdeel van de Amarant Groep

Beter samenwerken. Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg

Combipoli Psychiatrie/Kinder- en Jeugdpsychiatrie

Intensieve begeleiding naar een betere toekomst. Nieuwe Perspectieven

Aanpak: Gezinsmanagement/WIG. Beschrijving

Bijlage 1 bij voortgangsrapportage jeugdzorg september 2005 Wijzigingen op het landelijk beleidskader jeugdzorg 2005 tot en met 2008

Advanced Therapy. Jeugd- en opvoedhulp. Ibtisam Rizkallah Charlotte Stoop

Kenniskring Entree van zorg

Samenvatting Zorgmodule Intensief ambulant verblijf (en behandeling)

Aanpak: Multiprobleemgezinnen. Beschrijving

Kinderen moeten gezond, veilig en met plezier kunnen opgroeien. Het liefst in een gezin. SAMEN ZORGEN VOOR DE JEUGD OP BONAIRE

Kortdurend intensief verblijf

Ondersteuning aan Huis

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Inhoud. Er worden 13 richtlijnen ontwikkeld. Richtlijnen jeugdhulp? Richtlijnen: versterkend RICHTLIJNEN VOOR DE JEUGDHULP EN JEUGDBESCHERMING

LVB en Verslaving. Samenwerken, het kan! Lisette Bloemendaal Erna Mensen 5 februari 2013

Probleemgedrag beter duiden en behandelen. Aanvullende diagnostiek en specialistische behandeling

Achtergrondinformatie. Man 2.0. Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen

Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering. Thema s voor de focusgroepen activering

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Positief opvoeden en opgroeien. Veerkracht Thuis biedt begeleiding bij opvoedproblemen en (echt)scheidingen.

Schakenbosch in het kort

INHOUDSOPGAVE MAATSCHAPPELIJKE HULPVERLENING VOOR GEZINNEN, JONGEREN EN VOLWASSENEN

Gespecialiseerde begeleiding

NASCHOLINGSCENTRUM MAATSCHAPPELIJK WERK

Vision without action is Daydreaming. Action without vision is a Nightmare Japanse spreuk. Ellen Loykens & Marieke Boelhouwer

Minor Licht Verstandelijk Beperkt

Transcriptie:

Organisatorische aspecten van effectieve programma s Wat een (gemiste) kans: intersectorale samenwerking Harm Wijgergangs Inleiding Wat is erger een Babylonische spraakverwarring over 56 varianten Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT) of jeugdzorginstellingen die niet met elkaar afstemmen en niet spreken over het delen van verantwoordelijkheden met elkaar. In het eerste geval gaat het om 56 goed bedoelde initiatieven om gezinnen met opvoedingsproblemen te helpen. Daarbij is men creatief geweest in het bedenken van namen voor hulpvormen die vooral ingegeven zijn door de hulpverleningssector waarin ze ontwikkeld zijn. In het tweede geval leidt het ontbreken van spraak (verwarring) ertoe dat nog veel gezinnen niet of volstrekt onvoldoende geholpen worden. Falende hulpverlening heeft onomkeerbare gevolgen. Falende hulpverlening kost uiteindelijk veel meer dan hulpverlening die echt helpt. Een zeer tragisch voorbeeld van falende hulpverlening is wel het familiedrama dat zich in Roermond in de zomer van 2002 afspeelde. Zes kinderen uit één gezin kwamen om bij een brand. In dit drama speelde de jeugdzorg een rol. In de dagbladen die in de zomer van 2002 over het voorval berichtten stond te lezen: De samenwerking tussen de hulpverleners deugde niet. Twaalf betrokken instanties en hulpverleners werkten lange tijd langs elkaar heen. De afstemming en coördinatie van ieders betrokkenheid is laat op gang gekomen. Instellingen schuiven de problemen van het gezin makkelijk door naar andere instellingen en nemen een afwachtende houding aan. Vervolgens viel te constateren dat de betrokken instanties de gemaakte fouten en gemiste kansen op samenwerking erkennen, maar tevens publiekelijk elkaar de bal toeschuiven. Hulpverleners oneens over aanpak gezinsproblemen, kopte een krant. Men omzeilt de kritiek feitelijk door te wijzen op de werkdruk, communicatieproblemen en gebrekkige wet-en regelgeving. De politiek komt dan met de oplossing: een gezinscoach. Staatssecretaris Ross-Van Dorp kondigt naar aanleiding van een onderzoeksrapport op 9 augustus 2002 maatregelen aan die een drama zoals in Roermond in de toekomst moeten voorkomen. Zij wil dat ieder probleemgezin binnenkort een eigen persoonlijke coach krijgt die de problemen van binnenuit in de gaten kan houden. Ook wil ze onderzoeken of de wet op de jeugdzorg zodanig kan worden aangepast dat er sneller zogenoemde drangmaatregelen kunnen worden toegepast. Dat betekent dat probleemgezinnen minder gemakkelijk jeugdzorg en andere hulp kunnen weigeren. We moeten af van de passieve rol van de hulpverleners. Als we zien dat het misgaat, moeten we eerder actief kunnen ingrijpen, aldus de staatssecretaris in de Telegraaf (9-8-2002). Hoeven de instellingen zich helemaal geen zorgen meer te maken over hun maatschappelijke opdracht, hun kerntaak en daarmee samenhangende verantwoordelijkheid met de komst van een gezinscoach? Zoals een directeur van een AMK zei: We zijn allemaal verantwoordelijk en daarom is niemand verantwoordelijk. 1 De gezinscoach is dan verantwoordelijk voor elk drama. En drama s kennen we genoeg. Babel voorbij? Vooralsnog liever niet. In deze paragraaf staan de kansen en effecten van de gezamenlijke en gedeelde verantwoordelijkheid van jeugdzorginstellingen die zich bezighouden met de ontwikkeling en uitvoering van IPT centraal staan. Niet alleen zal blijken dat IPT een goed alternatief is voor uithuisplaatsingen, 24-uurs behandelingen, opnames of het verkorten daarvan, het kan zelfs de roep om een gezinscoach weerstaan. Om mijn betoog te illustreren neem ik de intersectorale samenwerkingspraktijk van de verschillende Hulp aan Huisprojecten en programma s in Nederland als voorbeeld, met name die uit het noordoosten van ons land: Hulp aan Huis Twente, Drenthe en Groningen 2. Het gaat daarbij niet alleen om de succesvolle afstemming en samenwerking tussen verschillende module Intensieve Pedagogische Thuishulp, maar juist ook om de samenwerking tussen de residentiële behandelvoorzieningen en Intensieve Pedagogische Thuishulp. 1 Uitspraak van Gert van Harten, directeur Advies en Meldpunt Kindermishandeling Gelderland in 0 25 Tijdschrift over Jeugd, 10: 9. 2 Naast Drenthe, Groningen en Twente zijn er inmiddels intersectorale Hulp aan Huis projecten en programma s in West Overijssel, Noordoost-Brabant, Utrecht, Flevoland, Gelderland-Zuid, Den Haag, Noord-Holland en in ontwikkeling in West- en Midden-Brabant

De genoemde Hulp aan Huisprogramma s kennen een wel zeer dialooggestuurde benadering, omdat ze zijn ontstaan vanuit: De wens van ouders hun kinderen thuis op te voeden; de wens van kinderen thuis opgevoed te worden; de wens van ouders, kinderen en hulpverleners resultaat te behalen. Allereerst zal ik aangeven voor welke doelgroep die intersectorale samenwerking tussen jeugdzorginstellingen zo noodzakelijk is: 1. Jeugdigen met meervoudige problemen: thuis (pedagogische onmacht, mishandeling); op school (gedrag, leren, spijbelen); individuele problematiek bij kinderen en/of ouder(s) (ontwikkelingsproblematiek, psychiatrische problematiek); probleemgedrag (weglopen, verslaving, delinquent gedrag). 2. Jeugdigen in gezinnen met een langdurige hulpverleningscarrière: multi-probleemgezinnen; pathologisch symbiotische gezinnen; conflictrijke echtscheidingen; Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problematiek (KOPP-gezinnen). 3. Jeugdigen in gezinnen met lastige/ingewikkelde problemen, met als gevolg: afschuif- en doorschuifgedrag tussen sectoren en voorzieningen 3. Figuur 1 kenmerken doelgroep Intensieve Pedagogische Thuishulp De modulen van de Hulp aan Huisprojecten en programma s (Roosma, 2000; Wijgergangs, 2002), richten zich op de volle breedte van de sectoroverschrijdende gezinsproblematiek. Hierbij staat de opvoedingstaak en de ontwikkeling van de jeugdigen centraal. Daarnaast wordt gewerkt aan de verbetering van andere gezinstaken zoals huishouding, verzorging en financiën, individueel functioneren, vormgeven partnerrelatie, maatschappelijk functioneren en formele en informele contacten, voor zover dit van belang is voor de opvoedingstaak en de ontwikkeling van de kinderen. 3 Deze probleemgroepen omschrijving is ontleend aan de beschrijving zoals die gegeven wordt in de NRV nota Jeugdigen met ernstige en meervoudige problemen februari 1994, pagina 12-13. Aan deze omschrijving is door ons toegevoegd dat het gaat om gezinnen.

De vraag die daarbij telkens gesteld wordt is: wat moet er veranderen willen de kinderen zich (bij voorkeur thuis) zo optimaal mogelijk kunnen ontwikkelen tot volwassenheid? Het doel is een uithuisplaatsing of opname te voorkomen of te verkorten, doorbreken van de negatieve spiraal, vergroten van het rendement van andere hulp en het vergroten van maatschappelijke participatie van gezinsleden. Om deze doelen te kunnen bereiken, is de hieronder beschreven, inmiddels zeer effectief gebleken, werkwijze ontwikkeld. Een gezinshulpverlener verleent de gezinsleden hulp volgens geëxpliciteerde methodische principes en de gezinshulpverlener wordt bij dit werk op een methodische wijze ondersteund. Dit laatste is binnen de huidige Nederlandse (jeugd)zorgpraktijk een betrekkelijk nieuw gegeven. Vrijwel nergens wordt de methodische begeleiding zowel qua organisatie, als qua inhoud zo afgestemd op de behandelmethodiek van de hulpverlener. Uit effectonderzoek (De Meyer en Veerman, 2002) en uit eigen ervaring blijkt dit echter een kritische succesfactor voor het welslagen van het project. Valt de methodische begeleiding en ondersteuning weg, dan verdwijnt de kwaliteit van de hulpverlening ook snel: gezinshulpverleners raken burnt-out, zoeken een andere baan of verdwijnen in de ziektewet. De methodiek verwatert, gezinshulpverleners raken ingezogen in het gezinssysteem, mishandeling en verwaarlozing duren voort, de hulpverlening aan het gezin loopt vast, de tevredenheid van de gezinsleden over de geboden hulp daalt, er is een toename van het aantal klachten. Werkwijze (tips voor de gezinscoach in spé) Het gezin wordt geholpen door een gezinshulpverlener die veel tijd heeft gedurende een afgebakende periode en erg volhardend is. Per module zijn hier verschillen: bij Families First heeft een gezinshulpverlener met een dienstverband van 36 uur een caseload van twee gezinnen tegelijkertijd, gedurende 4 tot maximaal 5 weken. Bij Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling en Intensieve Psychiatrische Gezinsbehandeling wordt gewerkt met een caseload van 5 gezinnen tegelijkertijd, gedurende meestal 6 maanden, met een maximale verlenging van 3 maanden. Op een dienstverband van 36 uur per week wordt door de gezinshulpverlener 20 uur per week besteed aan face to face contacten bij het gezin thuis. De overige 16 uur wordt besteed aan reistijd van en naar het gezin, werkbegeleiding, scholing en training, registratie, rapportage, onderzoeksadministratie en voorbereiding van de gezinsbezoeken. De gezinshulpverlener werkt samen met de gezinsleden op de plek waar het gebeurt; bij het gezin thuis. De gezinshulpverlener komt op tijden dat de problematiek zich voordoet; dus ook in de ochtend, s avonds en in de weekenden. Met de werktijden wordt aangesloten bij de agenda van het gezin. Er wordt gewerkt vanuit een tegemoetkomende beschikbaarheid, waarbij de aanpak concreet, expliciet, doel- en resultaatgericht is. De gezinsleden worden actief betrokken bij de beoordeling van hun slagen en falen en het overleg met de aanmelder vindt plaats met de gezinsleden en in het gezin. Hierdoor is de hulp transparant en open en wordt voorkomen dat er verborgen agenda s zijn. De gezinshulpverlener activeert in plaats van compenseert, door voordoen, samen doen, oefenen, het geven van opdrachten en erbij zijn als het gebeuren moet. Vanuit de empowerment visie wordt gewerkt aan het versterken van reeds aanwezige positieve krachten in het gezin. Crisissen, die zich onvermijdelijk voordoen, worden benut als mogelijkheid om tot verandering te komen. De gezinshulpverleners worden bij hun werk ondersteund door structurele intensieve teambegeleiding en individuele werkbegeleiding door een in de methodiek getrainde en ervaren teamleider. Er wordt een uniform begrippenkader gehanteerd op basis waarvan de activiteiten van de gezinshulpverleners in verrichtingen beschreven zijn. Enkele voorbeelden van deze verrichtingen zijn: actief luisteren, doelen of prioriteiten stellen met het gezin, werken met de gedragskaart en de oefening storende en helpende gedachten. Voor iedere module is een methodiekhandleiding beschikbaar, waarin op samenhangende wijze de kennis-, houdings- en vaardigheidsaspecten beschreven zijn. Er is voor alle gezinshulpverleners in Hulp aan Huis-verband een functiegericht deskundigheidsbevorderingstraject, bestaande uit een basistraining met daarop volgend trainingsmodulen en intersectorale intervisie gericht op opfrissen en verdiepen van kennis, houding en vaardigheden. Dit alles met een grote nadruk op DOEN (oefenen van houding en vaardigheden). De behandelstructuur is duidelijk gefaseerd en in tijd afgebakend, de hulpverlening wordt gepland met evaluatieen rapportagemomenten en er is een uitgewerkt rapportage protocol. De aanmelder wordt gezien als opdrachtgever en van de aanmelder wordt verwacht dat deze de taken van casemanager, zorgcoördinator of trajectbegeleider op zich neemt. Deze samenwerking is uitgewerkt in functionele en concrete taken. Om de gezinshulpverlener overzicht te laten behouden en structuur te bieden in het behandelingsproces, wordt gebruik gemaakt van een geautomatiseerd zorgondersteunend registratiesysteem. Tevens biedt het systeem overzichten die de teamleider en de gezinshulpverlener gebruiken bij de werkbegeleiding en geeft het belangrijke sturingsinformatie. De gezinshulpverlener werkt methodisch met een evaluatieonderzoeksprotocol, waarbij bij aanvang, afsluiting en follow-up door de ouders, aanmelder en de gezinshulpverlener een aantal vragenlijsten worden ingevuld. Het doorlopend evaluatieonderzoek toetst de hulpverlening op de vragen: 1. Wordt de doelgroep bereikt zoals bedoeld? 2. Wordt er gewerkt zoals bedoeld? 3. Wat zijn de resultaten in termen van effect en tevredenheid?

De gezinshulpverlener gebruikt de profielen van een aantal vragenlijsten (zoals de CBCL en NOSI) om samen met de gezinsleden doelen, prioriteiten en werkpunten te formuleren, krachten en aandachtspunten te ordenen en verbeteringen zichtbaar te maken en te expliciteren. De verschillende teams worden ondersteund door een teamleider, een gedragswetenschapper en een gespecialiseerd en voldoende toegerust secretariaat. Aan sommige teams is daarnaast ook een kinder- en jeugdpsychiater en een systeemtherapeut verbonden. Uit wetenschappelijk onderzoek (Loeben e.a., 2001) blijken de kritische succesfactoren van intensieve ambulante gezinsbehandelingen: de begeleidingsstructuur ten behoeve van de gezinshulpverleners, die bestaat uit maandelijkse intersectorale intervisie, wekelijkse team- en werkbegeleiding met ondersteuning van teamleiders, gedragswetenschappers, kinder-en jeugdpsychiaters, systeemtherapeuten; de trainingen en deskundigheidsbevordering ten behoeve van gezinshulpverleners; het gebruiken van een cliëntvolgsysteem ten behoeve van gezinshulpverleners; de methodische behandelstructuur en gehanteerde methodieken; de doel-en resultaatgerichte werkwijze; wetenschappelijk onderzoek. Kansen...ook voor een gezinscoach De problematiek zoals we die binnen de doelgroep zien, wordt sectoroverschrijdende problematiek genoemd vanwege het bestaan van een indeling in sectoren: Jeugdhulpverlening, jeugd-ggz/kinder-en jeugdpsychiatrie, justitie/jeugdbescherming en de sector (licht) verstandelijk gehandicapten. In figuur 2 is de sectorale organisatie weergegeven. Figuur 2 sectorale jeugdzorg (L)VG GGZ K&J doelgroep justitie JHV Het gevolg is dat de gezinnen die zelf meervoudige en ernstige problemen hebben juist hulpverleners veel problemen geven. Jeugdzorginstellingen hebben in deze iets met elkaar te delen, want ze ervaren dezelfde problemen. Ze zijn ook onderling afhankelijk, zoals in het geval er in een regio bijvoorbeeld alleen maar ambulante crisishulp (Families First) ontwikkeld is en geen ambulante vervolghulp. Als instellingen samenwerken biedt dat wederkerig voordeel. Zo kon het in Twente gebeuren dat het, vanwege onder andere het kostenaspect, in eerste instantie niet lukte om Families First vanuit de sector jeugdhulpverlening te ontwikkelen. Wel was er vervolghulp in de vorm van Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling en Videogezinsbehandeling. Tegelijkertijd was men in dezelfde regio vanuit de sector Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG) bezig met de uitvoering van Families First voor licht verstandelijk gehandicapten, maar ontbrak het in die sector aan intensieve ambulante vervolghulp. Door de intersectorale samenwerking is er nu voor iedere sector zowel Families First als ook ambulante vervolghulp in de vorm van meerdere modulen intensieve ambulante gezinsbehandeling. In de intersectorale samenwerking wordt niet gestreefd naar integratie van sectoren, maar wel gezocht naar passende verbindingen en overgangen. Zo kan bijvoorbeeld een instelling zich specialiseren in de crisishulp (Families First) en de andere instelling uit dezelfde sector in bijvoorbeeld de module Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling. De afstemming tussen instellingen omtrent doelgroepen heeft als doel enerzijds modulen Intensieve Pedagogische Thuishulp naadloos op elkaar aan te laten sluiten (schakelen en stapelen van modulen), anderzijds heeft de afstemming ook tot doel om voldoende ontwikkelkracht, kwaliteit en continuïteit te garanderen (het geheel is meer dan de som der delen). Een team voor Intensieve Psychiatrische Gezinsbehandeling (IPG-) van bijvoorbeeld 1,6 fte is een klein team. Het is bijna ondoenlijk om daar de

noodzakelijke en adequate begeleidingsstructuur voor te organiseren. Als er echter verschillende teams van relatief geringe omvang bij elkaar gevoegd worden, kan die begeleidingsstructuur ten behoeve van gezinshulpverleners wel degelijk georganiseerd worden. Dit kan per sector, per instelling, maar nog veel beter intersectoraal. Als gezinshulpverleners van verschillende modulen Intensieve Pedagogische Thuishulp, uit verschillende instellingen en van verschillende sectoren samenwerken, dan vindt er een enorme kruisbestuiving plaats. Kennis en kundigheid die per sector, instelling of module aanwezig is, wordt volop uitgewisseld. De ene gezinshulpverlener wil iets meer weten over wat te doen bij bepaalde psychiatrische problematiek, terwijl de ander profijt heeft van informatie over licht verstandelijke beperkingen. Ook al is de hulp nog wel sectorgebonden georganiseerd vanwege de sectorgebonden (en dus verschillende) financieringskanalen en instroom van cliënten, toch blijkt intersectorale samenwerking heel goed mogelijk en veel op te leveren. Het maakt niet meer zo veel uit als een gezin geholpen wordt met een module vanuit de jeugd-ggz terwijl er sprake is van een licht verstandelijke beperking bij een van de kinderen uit datzelfde gezin. Door- of afschuiven hoeft niet meer. Men kan de kennis en kundigheid lenen van een collega (uit een andere module, bij een andere instelling, in een andere sector) Zo is er sprake van een overzichtelijk aanbod van Intensieve Pedagogische Thuishulp dat in samenhang wordt uitgevoerd. In Twente gaat het na drie projectjaren om de samenwerking tussen vier sectoren uit de jeugd- en volwassenzorg met negen instellingen en elf verschillende Intensieve Pedagogische Gezinsbehandel- en begeleidingsmodulen; - twee modulen kortdurende intensieve crisishulp (duur: 28 dagen); - zes behandelmodulen (duur: gemiddeld 6 tot 9 maanden) en - drie langdurende begeleidingsmodulen (duur: > 12 maanden). Effecten Uit de positieve ervaringen en resultaten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van intensieve ambulante gezinsbehandeling in Drenthe, Groningen (De Meyer & Veerman, 2001) en Twente (De Meyer & Veerman, 2002) 4 blijkt dat: de doelgroep vergelijkbaar is met de doelgroep van residentiële jeugdhulpverlening en psychiatrische dagbehandeling; 95 % van de kinderen na afsluiting van de hulp nog thuis woont; 90 % van de kinderen 6 maanden na afsluiting van de hulp nog thuis woont (Twente 2002); gedragsproblemen bij kinderen verminderen; ouderlijke stress vermindert; er een hoge mate van tevredenheid is bij ouders ten aanzien van de geboden hulp (95% zal de hulp ook aan anderen aanraden). Ook uit het onderzoek van Janssens en Kemper (2003) blijkt dat intensieve ambulante gezinsbehandeling een alternatief is voor uithuisplaatsing. De problemen in de onderzochte gezinnen zijn dermate groot, dat deze gezinnen vergelijkbaar zijn met gezinnen waarvan het kind uit huis is geplaatst, of waarvan het kind semiresidentieel behandeld wordt. Intensief ambulant in combinatie met 24-uurs zorg en dagbehandeling Tot zover spraken we echter louter en alleen over intensieve ambulante hulpverlening. Er is echter ook een andere ontwikkeling gaande. Dat is de aansluiting tussen ambulant en (semi)-residentieel. Actueel is de ervaring dat de residentiele voorzieningen of 24-uurs afdeling van een instelling elke toenadering van een ambulante collega of afdeling zien als een regelrechte bedreiging. Veeleer wordt nog vanuit een concurrentie positie naar elkaar gekeken. In de praktijk betekent dat als een cliënt gebruik wil maken van zowel een ambulant als (semi-) residentieel aanbod er: niet alleen sprake is van een economisch delict in termen van dubbele verstrekking die vaak nodig is, maar er minstens twee hulpverleningsplannen naast elkaar bestaan die slechts in de marge op elkaar zijn afgestemd. Dat maakt dat voor de cliënt er vaak onoverkomelijke problemen ontstaan vanwege het gebrek aan afstemming en uitwisseling tussen de afdelingen. In figuur 3 5 is te zien hoe versnipperd het aanbod voor de cliënt is. Men kan hierbij een sector (macro- niveau) of zelfs een instelling (meso-niveau) in gedachten nemen. 4 Zie ook de jaarverslagen van Hulp aan Huis Drenthe, Groningen en Twente. 5 Met dank aan Mart v.d. Aa.

Bij een integraal aanbod zal bijvoorbeeld een ambulante crisismodule worden uitgevoerd in nauwe afstemming en samenspraak met de verschillende crisisopvang mogelijkheden in een instelling en in een regio. Concreet betekent dit dat er bijvoorbeeld een gedeelde betrokkenheid zal zijn bij elke aanmelding voor een crisisopvangplaats. Samen met de crisisopvang en de plaatser die bij de jeugdige betrokken is, zal dan bezien worden of uithuisplaatsing d.m.v. de inzet van een ambulante crisismodule voorkomen kan worden. Tijdens een ambulante behandeling kan of een kortdurende time-out (residentieel) of dagbehandeling van een van de kinderen noodzakelijk zijn, om vervolgens spoedig of tegelijkertijd met een Intensieve Pedagogische Thuishulpmodule weer thuis verder te kunnen. Figuur 4 laat de ontwikkeling zien dat er ook binnen een instelling nieuwe samenhang en verbanden gecreëerd worden door het stapelen en schakelen van modulen. Om een integraal en intersectoraal aanbod ook werkelijk voor de cliënt te kunnen laten werken dient één gezamenlijk hulpverleningsplan met behoud van de eigen (op instellings- en individueel niveau) verantwoordelijkheid, het uitgangspunt voor de zorg te zijn. Schematisch ziet dat er dan uit zoals in figuur 5.

Tot slot In de Voortgangsrapportage beleidskader jeugdzorg 2002-2005 van het ministerie van VWS en Justitie wordt Hulp aan Huis Twente beschreven als een voorbeeld van good-practise van hoe de toekomstige Wet op de Jeugdzorg in de praktijk al werkt. In die wet wordt intersectorale samenwerking voorgeschreven. Ondanks de actuele en vooral nog sectorgebonden regelgeving is het mogelijk om intersectoraal samen te werken. Niet alleen tussen jeugdzorginstellingen, maar ook samen met instellingen uit de volwassenzorg. Niet alleen tussen ambulante modulen, maar ook samen met de residentiële zorg. Dat laatste is hard nodig. Uit de wachtlijsten voor residentiele jeugdzorg mag worden geconcludeerd dat er in Nederland vaak kinderen en jongeren uithuisgeplaatst worden. Zonder te beweren dat elke uithuisplaatsing slecht is, bewijzen de Hulp aan Huis programma s in Nederland dat doelmatige, effectieve en efficiëntere alternatieven binnen handbereik zijn. Wetenschappelijk onderzoek ondersteunt dat (Janssens e.a., 2003; Veerman e.a., 2001, 2002, 2003). Het is echter ook een kwestie van beleid. Zo is actueel het nieuwe beleid de invoering van de functie gezinscoach. Het is evident dat die functie nooit alleen uitgevoerd kan worden door, noch de verantwoordelijkheid kan zijn van één hulpverlener. Want welk beleid ook gevoerd wordt: Integraal en intersectoraal samenwerken is een noodzakelijk voorwaarde om te komen tot doel-en op resultaatgerichte hulp die echt werkt en uithuisplaatsingen van kinderen kan voorkomen, dan wel verkorten. Tevens kunnen alle mogelijkheden van (dure) residentiele, semi-residentiële en ambulante hulp in samenhang en effectief vanuit één hulpverleningsplan, een gezamenlijke verantwoordelijkheid en vanuit één regie aangeboden worden. Wat een kans! Harm Wijgergangs is programma-en projectleider Hulp aan Huis Twente en Hulp aan Huis West-Overijssel. Literatuur Brink, L.T., ten e.a. (1997). Handleiding verrichtingen Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling. Utrecht: NIZW Brink, L.T., ten e.a. (2001). Het onderzoek IAG, deel 1: doelgroep, resultaten en werkwijze; deel 2: technische verantwoording. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis Dijksma, B.M. (2000). De methodiek van VG. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis Janssen, J., Meyer, R.E. de, Veerman, J.W. (2003). Evaluatieonderzoek Hulp aan Huis Twente. Tussentijdse rapportage over de manier van werken in de periode 2000-2002. Nijmegen: Praktikon Janssens, J.M.A.M.; Kemper, A.A.M. (2003). Intensieve ambulante gezinsbehandeling: een alternatief voor uithuisplaatsing? Tijdschrift voor Orthopedagogiek,42, 37-45. Loeber, R., Slot, N.W. & Sergeant, J.A. (2001). Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie; omvang, oorzaken en interventies. Houten, Bohn Stafleu Van Loghum Loeffen, M., Butselaar, B. van en Ooms, H. (2001). Intensieve Pedagogische Thuishulp in vogelvlucht, een inventarisatie van varianten in Nederland. Utrecht: Collegio. Meyer R. de & Veerman, J.W. (2001). Evaluatieonderzoek Hulp aan Huis Drenthe en Groningen. Nijmegen: Praktikon. Meyer R. de & Veerman, J.W. (2002). Evaluatieonderzoek Hulp aan Huis Twente, de doelgroep. Nijmegen: Praktikon. Olijve, M & Nieuwland, R. van (2001). De methodiek van IOG-LVG / IPG-LVG. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis. Roosma, A.H. (2000). Het projectplan Hulp aan Huis Twente. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis Schot, E. van & Steege, M. van der (1998). De methodiek van IOG. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis

Schot, E van & Steege, M. van der (1998). De methodiek van IPG. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis. Voortgangsrapportage beleidskader jeugdzorg 2002-2005, (2001). Den Haag: ministerie van VWS en Justitie. Wijgergangs, W.G.M.A.M. (2002). Het projectplan Hulp aan Huis Flevoland. Lelystad: Uitgeverij Hulp aan Huis Wijgergangs, W.G.M.A.M. (2002). Het projectplan Hulp aan Huis West Overijssel. Zwolle: Uitgeverij Hulp aan Huis Wijgergangs, W.G.M.A.M. (2003). Intersectorale samenwerking vorm alternatief voor gezinscoach. Perspectief, informatie- en opinieblad voor de jeugdbescherming, 4,17-18.