Theorie groep 2 Popcursus DWORP 2015 In het najaar: Harmonie in de Praktijk Improvisatieworkshops Inleiding tot de Jazzgeschiedenis Zie: halewynstichting.be POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 1
THEORIE GEVORDERDEN POPCURUS 1. Analyse van een stuk Het eerste stuk dat we bespreken is A Whiter Shade of Pale: De voortekening wijst op C- groot (of eventueel a- klein). Je schrijft dus best de diatonische reeks van C- groot uit, dan kan je nagaan of het voornamelijk diatonische akkoorden zijn. Je merkt in het akkoordenschema van A Whiter Shade of Pale verscheidene akkoorden met een / (slash). Dit betekent specifieke noten voor de bas (of linkerhand van de piano ). Maar deze wijzigen niet veel in onze analyse, C/B is CMaj7 met B in de bas, het G/F akkoord is eigenlijk een G7 met F in de bas. Allemaal diatonische akkoorden. En ook de melodie is volledig diatonisch Klopt de voorstelling van de akkoorden hierboven wel? Luister naar een voorbeeld met Annie Lennox en controleer de baslijn! Een tweede voorbeeld, ditmaal in F eerst gedaan als dictee met een zoeken naar de bas of grondnoot van de akkoorden. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 2
Alle akkoorden van dit fragment zijn diatonisch, met uitzondering van A7 in maat 2, Bm7 b 5, B b m7 en D7 in de daaropvolgende maten. Laat ons eerst kijken naar A7. Dit moet eigenlijk Am7 in F- groot zijn. Wat is het verschil? De terts, die nu een cis of do # is geworden. Waarom gebruikt men dit akkoord? Dankzij A7 hoor je nu de leidtoon van d klein. Want eigenlijk gaat het stuk hier van F- groot naar d- klein. En om in d klein te geraken, heb je die leidtoon cis of do # nodig. Dat verandert de toonladder d klein antiek (of F groot ) in d klein harmonisch. De benaming slaat juist op de harmonische oplossing en alternatieven die mogelijk worden gemaakt door toevoeging, of beter wijziging, van c in cis. Wat met het Bm7 b 5 akkoord? Als je kijkt naar de toonaard- verwantschappen van F- groot, dan zijn deze: f B b F C d Een Bm7 b 5 akkoord komt enkel voor in C- groot en dit als VIIde graad. Hier leent het stuk, in F- groot, dus een akkoord uit C- groot omdat dit: - een verwante toonaard is met 1 bémol minder - een chromatisch doorgangsakkoord oplevert, nl. Bm7 b 5 tussen /C en B b m7 Het daaropvolgende akkoord is B b m7. De terts van dit akkoord is d b, om deze noot aan de voortekening te vinden moet je minstens vier bémollen hebben. Dus A b - groot oftewel f klein. Dit akkoord wordt daarom geleend uit f- klein, de zogenaamde parallelle mineur van F- groot. Het D7 akkoord is een dominant septiem akkoord en wordt gevolgd, of lees: lost op, in het daaropvolgende Gm7 en is dus een secondaire dominant. Alle laddervreemde akkoorden komen dus voort uit de verwante toonaarden van F- groot. Georgia is een oude standard en opgebouwd als AABA. Daarom moet er een verschil zijn tussen het eerste A tje (gaat terug naar af ) en het tweede dat een inleiding vormt tot de bridge: POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 3
In maten 15 en 16 zie je dus andere akkoorden, om de toonaard eerst bevestigd te krijgen met F6 B b F (I IV I of plagale cadens) en daarna een IIm7 b 5 V van d mineur (VI m) voor de modulatie naar de bridge. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 4
Veel theorie zetten we even alles op een rijtje: EEN WERKMETHODE: 1) een stuk staat in C groot 2) de diatonische reeks: 3) Welke verwante akkoorden kan je verwachten? Bijvoorbeeld Secondary Dominanten. Wat voegen zij toe aan de context? Hierboven de opsomming van alle mogelijke secondary dominanten 1. Zie hoe deze telkens chromatische doorgangsnoten opleveren, met A7 als V/II levert een cis op, leidtoon naar d en zo introduceert dit akkoord een chromatische leidtoon/doorgangsnoot in de toonaard B7 als V/III levert een dis op, leidtoon naar e en zo introduceert dit akkoord een nieuwe chromatische leidtoon/doorgangsnoot in de toonaard C7 als V/IV levert een bes op, toon die leidt naar de terts van het F groot akkoord. Zo introduceert dit akkoord een chromatische doorgangsnoot in de hoofdtoonaard en wijst deze op een tijdelijke uitwijking naar F groot D7 als V/V levert een fis op, leidtoon naar G en zo introduceert dit akkoord een nieuwe chromatische leidtoon/doorgangsnoot in de toonaard en wijst deze op een tijdelijke uitwijking naar G groot E7 als V/VI levert een gis op, leidtoon naar a en zo introduceert dit akkoord een nieuwe chromatische leidtoon/doorgangsnoot in de toonaard, bovendien de leidtoon naar de verwante mineur toonaard. Een secondary dominant is steeds de alteratie van een oorspronkelijk diatonisch akkoord. Voor toonladders van secondary dominanten kan je enkel die noten aanpassen die in de oorspronkelijke modus niet present zijn. Zo krijgt D7 enkel een fis extra. En bijvoorbeeld een E7 als aanpassing van het diatonische Em7 met een grote terts krijgt er enkel een gis bij. Nogal wat secondary dominanten worden voorafgegaan door hun verwante II. We duiden dit aan met een haakje. Jazz maakt vaak gebruik van zgn. II V sequenzen en dat is in de praktijk vaak de II V van een secondary dominant. 1 De enige logische die ontbreekt is V/VII maar deze komt nooit voor aangezien het VIIm7 b 5 akkoord zelf geen reine kwint heeft. De eventuele dominant van B zou een F # 7 opleveren, met een nietdiatonische grondnoot. S.D. hebben steeds een diatonische grondnoot. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 5
4) Welke zijn de verwante toonaarden die je kan verwachten? Welke parallelle akkoorden levert dit op en wat voegen zij toe aan de context? Verwante toonaarden van C zijn G- groot, F- groot, a- klein en c- klein. Meestal wordt dit aangeduid met een kruis : c F C G a In de tweede les kreeg je dit overzicht van wat je zou moeten weten om een stuk op niveau te analyseren. We gaan nu een stap verder. Akkoorden, geleend uit parallelle toonaarden, die je mag verwachten Sommige akkoorden, zoals het Maj7 en m7 akkoord, komen meermaals voor in de diatonische reeks. Dat betekent dat er andere reeksen zijn waar dit akkoord ook zal voorkomen, weliswaar met een andere functie. Nemen we als voorbeeld Am7: dit akkoord kan zowel II, III of VI zijn. Of beter: het is VI in C- groot, het is II in G- groot en III in F- groot. Dit akkoord komt dus voor in de hoofdtoonaard en de beide verwante majeur toonaarden. In deze zestien maten wordt hier goed gebruik van gemaakt. B E S L U I T : Voor de meeste popsongs moet je rekening houden met 1) de diatonische reeks van de hoofdtoonaard 2) de secondary dominanten van de diatonische akkoorden en hun verwante IIm7 akkoorden 3) de akkoorden die afkomstig kunnen zijn van de verwante toonaarden, vaak te herkennen aan de dominant uit deze toonaarden of de subdominantmineur akkoorden, afkomstig van de parallelle mineur. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 6
En vergeet niet dat de secondary dominanten de volgende tonen introduceren: Welke akkoorden horen bij de chromatische doorgangsnoten? c # gaat met A7 of de V/II d # gaat met B7 of de V/III f # gaat met D7 of de V/V g # gaat met E7 of de V/VI b b gaat met C7 of de V/IV e b en a b haal je dan weer uit de parallelle mineur POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 7
Verwantschappen tussen toonaarden. Tetrachorden De toonladder van C groot is opgebouwd uit twee gelijke tetrachorden. Zoals een pentachord een verzameling is van vijf opeenvolgende tonen, is een tetrachord een verzameling van vier opeenvolgende tonen. Bij een majeur tetrachord is de opeenvolging: hele toon hele toon halve toon. Dan krijg je voor C groot: Om een grote tertstoonladder te hebben moet je twee identieke tetrachorden hebben het tweede tetrachord begint op een hele toon boven de laatste toon uit het eerste tetrachord Je kan zeggen dat het tweede tetrachord begint op de reine kwint van de toonaard (i.e. de dominant). a) Verhogingstekens of kruisen Tetrachord II van C- groot kan aanzien worden als het eerste tetrachord van een nieuwe toonladder met als vertrekpunt G (i.e. G- groot). Dan moet er wel een tweede tetrachord aan toegevoegd worden. Nu klopt de voorstelling van G- groot nog niet. Om een nieuwe grote tertstoonladder te hebben moet de voorlaatste toon van het tweede tetrachord verhoogd worden. Want momenteel hebben we in tetrachord II hele toon halve toon hele toon en dat is niet dezelfde volgorde als in tetrachord I. Nu klopt de voorstelling van G- groot. Tetrachord I van C- groot kan aanzien worden als het tweede tetrachord van een nieuwe toonladder met als eindpunt F (i.e. F - groot). Dan moet er een tetrachord voor geplaatst worden. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 8
Hier moeten we ook ingrijpen. Momenteel is tetrachord II correct maar in tetrachord I hebben we momenteel hele toon hele toon hele toon. Daarom moeten we de laatste toon chromatisch verlagen: Nu staat er F- groot, met een verlaagde vierde graad, bes. Je kan uit deze voorstellingen afleiden dat er verwantschap bestaat tussen toonladders en toonaarden. Zo is C verwant met: G groot omdat onder meer tetrachord II van C gelijk is aan het tetrachord I van G F groot omdat tetrachord I van C ook tetrachord II van F is Moduleren van C groot naar G groot betekent een kruis toevoegen, van C naar F een mol toevoegen. Vergeet niet dat de drie hoofdgraden in C eveneens F en G zijn. F C G POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 9
2. Transcripties In pop vind je niet altijd transcripties of uitgaven van de songs terug. Daarom gebeurt het vaak dat je een song moet overschrijven. Een voorbeeld: POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 10
POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 11
a) de vorm van Every Breath You Take Eerst zoek je de vorm van het stuk, het kan gaan om een intro een verse pre- chorus en chorus etc. Vaak bevatten onderdelen acht maten, door te noteren per vier maten op een lijn/notenbalk wordt de muzikale vorm snel en meteen zichtbaar. Dit wordt ondersteund door het gebruik van dubbele, dunne maatstrepen per sectie. b) de toonaard Het stuk staat in A groot. De diatonische drieklanken zijn: In vierklanken wordt dit: c) De analyse: De intro bestaat enkel en alleen uit diatonische akkoorden. Voor de hele song kan je stellen dat haast alle akkoorden uit A groot komen. In de 15de maat staat er een variatie: je verwacht eigenlijk A maar het wordt vervangen door F # m. Dat is gerust mogelijk vermits dit zogenaamd verwante akkoorden van mekaar zijn. Akkoorden met een gelijkaardige functie. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 12
Wat zijn de specifieke functies van de akkoorden? Tonica: bevat niet de vierde noot uit de toonladder (in C: geen f) Zoals voor C- groot in CMaj7, Am7 en Em7 Subdominant: bevat wel de vierde noot uit de toonladder maar niet de zevende (in C: geen b) Zoals voor C- groot in FMaj7 en Dm7 Dominant: bevat zowel de vierde als de zevende noot (in C: f en b) Zoals voor C- groot G7 en Bm7 b Voor A betekent dit: Tonica: bevat niet de vierde noot uit de toonladder (in A: geen d) Zoals voor A- groot in AMaj7, F # m7 en C # m7 Subdominant: bevat wel de vierde noot uit de toonladder maar niet de zevende (in A: geen g#) Zoals voor A- groot in DMaj7 en Bm7 Dominant: bevat zowel de vierde als de zevende noot (in A: d én g # ) Zoals voor A- groot E7 en G # m7 b 5 Vandaar dat in de 15de maat deze variatie mogelijk is. Het te verwachten A- majeur werd vervangen door een ander tonica- akkoord, nl. F # m POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 13
Laatste les op woensdag Verdere uitleg over de bridge van Every Breath You Take: De akkoorden van de bridge zijn niet- diatonisch ten opzichte van de hoofdtoonaard A Majeur. Vanwaar kunnen deze akkoorden afkomstig zijn? Eigenlijk verraadt de voortekening al wat er aan de hand is: de wijziging stelt C- groot of a- klein voor. De akkoorden worden inderdaad geleend uit a- klein, verwant toonaard van A- groot. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 14
Nog een laatste nummer: Something van George Harrison (the Beatles) In maten 2 en 3 staan akkoorden uit C- groot, het C7 akkoord uit de vierde maat wordt geleend uit F- groot en lost ook op als V/IV (lees: C7 is de tussendominant van F of IV). In maat 6 staat D7, geleend uit G- groot en dit als V/V (lees: D7 is de tussendominant van G of V). Meteen daarna belanden we in Am of de relatieve mineur van C- groot. We krijgen een zogenaamde line cliché, te herkennen aan de chromatische dalingen in de bas. Tenslotte belanden we via D9 eerst terug in G, passeren F om dan uiteindelijk terug naar C te gaan met een akkoord geleend uit c klein (nl. E b ). Wat is er juist aan de hand met het E b akkoord? Naast een relatieve mineur (a- klein) heeft C- groot ook een zgn. parallelle POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 15
mineur, namelijk c- klein, met andere woorden: beide toonladders hebben dezelfde grondtoon maar hebben een andere voortekening 2. A antiek is de relatieve mineur van C groot, met andere woorden, beide toonladders hebben dezelfde voortekening maar een andere grondtoon. Diatonische akkoorden en becijfering van antiek mineur We bekomen de becijfering van de antieke mineur toonladder door deze af te leiden van de verwante majeur toonladder. In antiek mineur zijn de derde, zesde en zevende graad respectievelijk b III, b VI en b VII en dus niet III, VI en VII zoals in de grote tertstoonsoort. Dit wordt vooral duidelijk in c klein, zelf afgeleid van E b groot. 2 Over deze benaming bestaat verwarring, zo noemen sommige auteurs de parallelle de gelijknamige of relatieve en v.v. Opletten is de boodschap.. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 16
Functie van de akkoorden in antiek mineur Im7 en b IIIMaj7 Im7 en b IIIMaj7 zijn tonica en verwante akkoorden Vm7 Vm7 heeft als grondtoon de dominant van de toonladder. Nochtans gaat het hier niet om een akkoord met een dominantfunctie, het bevat immers geen tritonus b VII7 en IIm7 b 5 De antieke mineur toonladder heeft alleen het akkoord b VII7 en IIm7 b 5 dat een tritonus bevat, maar deze functioneren niet als een dominant akkoord, ze bevatten immers geen leidtoon van de toonaard Verder met Something Het E b - akkoord uit Something is dus geleend uit de parallelle mineur van C. In de eerste zestien maten van dit stuk, kom je dus quasi alle mogelijke verwante toonaarden van C- groot tegen. Een school- voorbeeld dus, hou daar dus steeds rekening mee bij de analyse van een stuk! c C a In maat 12 wordt zelfs gemoduleerd naar de verwante toonaard A- groot. Dat kan, want C- groot is verwant met a- klein (de relatieve mineur) en a- klein is dan weer de parallelle mineur van A- groot. Men spreekt in dat geval van tweede graadsverwantschappen. C- groot heeft als eerste graadsverwantschappen F- en G- groot en a- en c- klein, maar daarnaast bevinden zich allerlei nieuwe toonaarden waaronder A- groot Vanaf maat 11 belanden we dus in A- groot en de progressie vervolgt met I, IIIm/5 (C # m/g # ) in de bas, VIm7 (= F # m7), A/E of I/5, IV of D groot en dan G (geleend uit a- POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 17
klein!) om tenslotte op te lossen in A- groot. Deze progressie wordt herhaald en vanaf 20 belanden we terug in C- groot. Je merkt het, een zuiver- diatonisch stuk is een rariteit, meestal wordt er geleend uit heel wat verwante toonaarden en zelfs gemoduleerd zoals in dit stuk het geval is. De modulaties hier zijn redelijk bruusk, maar zijn toch mogelijk omdat het I- akkoord lang aangehouden blijft. We spreken dan over een established I- chord, een bevestigend I- akkoord. Extra informative niet gegeven tijdens de cursus, maar altijd nuttig Welke cadenzen komen vaak voor? Majeur Cadens Beginnen we eerst met de klassiekere versie, waarbij we starten met een minder stabiel akkoord (= subdominant), gevolgd door een labiel (=dominant) dat wil oplossen naar de stabiele tonica. In de dominant is er immers teveel spanning door de aanwezigheid van een tritonus f- b of b- f tussen 7 en 3, respectievelijk 3 7. We weten dat IV=II en zo wordt dit vaak: Belangrijk om weten is dat de beide noten uit de tritonus chromatisch oplossen en vandaar dat de tonica een oplossend gevoel geeft. De spanning is volledig weg. Mineur Cadens Maken we van de majeur cadens een mineur cadens, dan krijgen we: Dan is er spijtig genoeg geen chromatische oplossing meer van f naar e b. En dit voelt als niet- voldoende- oplossend. Er is immers nog maar een noot die chromatisch oplost, i.c. b naar c. Dit lossen we op door een extra oplossing toe te voegen, van a b naar g. Dan krijg je: POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 18
In harmonisch mineur vinden we dus de typische mineurcadens: IIm7 b 5 V7 Im. Meestal wordt aan het dominantakkoord nog een b 9 toegevoegd. Enerzijds wordt zo het verschil met een dominant uit majeur duidelijk gemaakt (deze heeft een grote 9) en anderzijds wordt de stemvoering geoptimaliseerd: de verminderde kwint uit het II akkoord blijft behouden als verlaagde negen op de dominant. Deze lost tenslotte op in de kwint van het mineur tonica akkoord. Merk op dat enkel het dominantakkoord zeker uit c harmonisch komt, de II en I akkoorden komen evengoed voor in antiek mineur. Dit is belangrijk voor je toonladderkeuze! Plagale cadens Zoals tijdens de les besproken komt het IVm akkoord vaak voor als een doorgangsakkoord in een plagale cadens. Kijken we eerst even naar de authentieke cadens die een dubbele chromatische oplossing bevat: In een plagale cadens vind je maar één chromatische oplossing terug: Deze oplossing kan versterkt worden door de terts uit het F- akkoord chromatisch te laten bewegen naar de kwint van het I- akkoord: POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 19
Vanwaar komt dit akkoord? Denken we even aan voortekeningen. De vroegste voortekening met een as vinden we in Es groot. Dan hebben we drie mollen aan de voortekening, waaronder als laatst toegevoegde de as. Is er een relatie tussen Es groot en C? Dat spreekt voor zich: Es groot levert c klein op. We zeggen dan ook dat het akkoord Fm geleend werd uit Es groot, of beter, uit c klein. In c klein is het akkoord bovendien een IVde graads akkoord. Dus wordt onze plagale cadens (IV I) in C groot aangepast door een IVde graadsakkoord geleend uit c klein. Vandaar de benaming Subdominantmineur. Wat is nu zo karakteristiek aan dit akkoord? Niet zozeer dat het op de vierde graad in mineur te vinden is maar vooral dat er een as of een b 6 in zit, het is deze toon die ons de spanning opleverde om sterker in het I- akkoord op te lossen. Nu beschikken we zoals in de authentieke cadens over een dubbele chromatische oplossing. De toon f lost op in e en as in g. De oplossing f naar e is karakteristiek voor Subdominant majeur, as naar g voor subdominant mineur. Nog een overpeinzing: f is een zwakke toon in C groot, de f streeft naar de grote terts van C groot. C klein is afgeleid van Es groot. In Es is as de zwakke toon, deze wil immers oplossen in de grote terts van Es groot. En het is dezelfde as die nu wil oplossen in de kwint van c klein. Alle akkoorden in c klein die deze zwakke kleine sext bevatten worden aanzien als Subdominant mineur akkoord. Zij worden dan ook vaak geleend als uitbreiding van een plagale cadens. Alle akkoorden op een rijtje: IIm7 b 5 IVm b VIMaj7 b VII7 (want ze bevatten allen de b 6) Tot zover de meest voorkomende cadenzen. POPCURSUS 2015 THEORIE GROEP 2 20