Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2005

Vergelijkbare documenten
Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2004

Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2006

Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regiobericht 1.0 Noord

Regionale arbeidsmarktprognose

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012

Regionaal-Economische Barometer

Regionale prognoses Meppel

4. Werkloosheid in historisch perspectief

Welkom bij Visie op Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek

Monitor Amstelveense Economie 2013

Vergelijking tussen sectoren (In (Aandeel procenten) arbeidsplaatsen in procenten)

Samenvatting Twente Index 2016

Regionale economische prognoses 2016

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Nieuwsbrief Drenthe, oktober 2012

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Eindexamen vwo economie 2014-I

In opdracht van. CWI Noord-Nederland Provincie Drenthe Provincie Fryslân Provincie Groningen SNN

Crisismonitor Drechtsteden

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Datum : 4 december 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Juni Economische Barometer Bollenstreek. Verwachting voor 2011 en 2012

2 Werkgelegenheid. 2.1 Inleiding. 2.2 Recente werkgelegenheidsontwikkelingen in Noord-Nederland

Datum : 3 juli 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Regionale prognoses Culemborg

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Crisismonitor Drechtsteden

Economische visie op 2015

Sociaal-economische schets Noord-Nederland

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. December 2012

2009 uitzonderlijk slecht economisch jaar voor Nederland

Mei Economische Barometer Weerterland en Cranendonck. Verwachting voor 2010 en 2011

AGRO FOOD MONI TOR EDE

Werkgelegenheid in West- Friesland November 2013

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2013

Regionale economische vooruitzichten

Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen

Het Noorden in de economische storm. Overzicht. Trends. Ontwikkeling aantal arbeidsplaatsen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

Snapshots van de regionale economie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Baron op klompen. Baron op klompen. Wim Coster. Historia Agriculturae 40. Historia Agriculturae 40

Resultaten werkgelegenheidsonderzoek. Provinciaal Arbeidsplaatsen Register (PAR)

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

De Watersector Exportindex (WEX)

Onderzoekmemorandum Innovatie en de Lissabonagenda

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2008

CPB Notitie. Bijstelling meerjarencijfers Inleiding. Datum : 3 juli 2003

Oktober 2012 WW-uitkeringen vooral toegenomen in seizoensgevoelige sectoren Meer dan een half miljoen niet-werkende werkzoekenden (NWW)

M Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juli 2011

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Maart 2013

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

September Vrijwel evenveel WW-uitkeringen als in augustus

Akkerbouwer Derk Gesink, Mensingeweer

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze

Conjunctuurtest voorjaar 2012

April 2012 Minder niet-werkende werkzoekenden (NWW) Aantal WW-uitkeringen opnieuw licht gedaald

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Regionale economische vooruitzichten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

jul/09 mei/09 jun/09 sep/09 sep/08 jan/09 feb/09 mrt/09 jun/09 aug/09 sep/09 aug/09

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

Derde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Gelderland

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Economie groeit met 0,7 procent

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

De Staat van Nederland Innovatieland: een gouden ei? Walter Manshanden

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Februari 2008

The Politics of Innovation in Public Transport

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Eerste helft 2018 & Q Graydon kwartaal monitor

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda Inleiding. 2 Globaal beeld arbeidsmarkt 2006

Macro economische context. Regionale prognoses Special Rogier Aalders

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

perspectief Delft en Westland Utrecht Agglomeratie Haarlem

6. Vergrijzing in Noord-Nederland

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Nieuwsflits Arbeidsmarkt Flevoland, September 2016

Conjunctuurenquête Nederland. Vierde kwartaal 2015

Transcriptie:

Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2 Achtergrondrapport & Bijlagen Samenstelling: Dr. L. Broersma & Drs. D. Stelder, Sectie Ruimtelijke Economie, FEW, RuG Prof. dr. J. van Dijk, Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen, RuG

Deze publicatie is een gezamenlijke uitgave van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) en de Faculteit der Economische Wetenschappen (FEW) van de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van: Centrum voor Werk en Inkomen Noord-Nederland (CWI) Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) Provincie Groningen Provincie Fryslân Provincie Drenthe Regionaal Platform Arbeidsmarkt Groningen Regionaal Platform Arbeidsmarkt Fryslân Regionaal Platform Arbeidsmarkt Zuid- en Midden Drenthe Exemplaren van dit rapport zijn te bestellen bij: CWI Noord-Nederland Hereplein 6 97 GA Groningen -782 Nadere informatie via de Rijksuniversiteit Groningen: FEW: www.regroningen.nl FRW: www.rug.nl/frw Copyright 2 Rijksuniversiteit Groningen Druk: Grafisch Bedrijf Letsch B.V. Groningen Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. All right reserved. No part of this publication may be reproduced in any form, by print or photoprint, microfilm or any other means, without permission by the publishers.

Inhoudsopgave Algemeen economische trends. De nationale economische ontwikkeling in perspectief.2 De economische ontwikkeling in Noord-Nederland. Investeringen. Faillissementen 6. Bedrijventerreinen 7.6 Ontwikkelingen in de economische structuur 7 Noten hoofdstuk 9 2 Werkgelegenheid 2. Inleiding 2.2 Recente werkgelegenheidsontwikkelingen in Noord-Nederland 2. Werkgelegenheidsgroei naar sector 2. Ruimtelijke spreiding van de werkgelegenheid 2 2.6 Werkgelegenheid naar leeftijd 7 2.7 Voltijd- en deeltijdbanen 8 2.8 Pendel 9 2. Conclusie en samenvatting 2 Noten hoofdstuk 2 2 Bevolking, beroepsbevolking en participatie 22. Inleiding 22.2 Bevolking en bevolkingsontwikkeling 22. Stand en ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking 27. Beroepsbevolking en bruto arbeidsparticipatie 29. Onbenut arbeidsaanbod.7 Netto participatie en faseverschil.8 Conclusie en samenvatting 2 Noten hoofdstuk Werkloosheid en sociale zekerheid. Inleiding.2 Werkloze beroepsbevolking. Niet-werkende werkzoekenden. NWW naar kenmerk 7. NWW in ruimtelijk perspectief.6 Sociale zekerheid.7 Conclusie en samenvatting 8 Noten hoofdstuk Ruimtelijke spreiding vraag en aanbod middelbare beroepen. Inleiding.2 Aanbod van arbeid door Mbo-opgeleiden. Vraag naar arbeid voor middelbaar opgeleiden. Confrontatie vraag en aanbod op postcodeniveau. Samenvatting en conclusie 6 Noten hoofdstuk 7 6 Regionale arbeidsproductiviteit 9 6. Inleiding 9 6.2 Arbeidsproductiviteit en welvaart 9 6.2 Arbeidsproductiviteit en welvaart in Noord-Nederland 9 6. Verklaringen voor regionale verschillen in arbeidsproductiviteit 6 6. Arbeidsproductiviteitsgroei 6 6. De rol van regionaal economisch beleid 67 6.6 Conclusie 68 Noten hoofdstuk 6 69

7 De vooruitzichten voor 2 7 7. Inleiding 7 7. De nationale ontwikkeling 7 7.2 De productie en werkgelegenheid in Noord-Nederland 7 7. Arbeidsaanbod en werkloosheid 72 Noten hoofdstuk 7 7 Bijlage Werkgelegenheid Groningen 2 76 Bijlage 2 Werkgelegenheid Fryslân 2 77 Bijlage Werkgelegenheid Drenthe 2 78 Bijlage Werkgelegenheid Noorden 2 79 Bijlage Werkgelegenheid 2 naar gemeente 8 Bijlage 6 Bevolking, beroepsbevolking en werkloosheid per gemeente 82 Bijlage 7 Sociale zekerheidsuitkeringen per gemeente 8 Bijlage 8 Pendelmatrix 2 8 Bijlage 9 Kaart noordelijke gemeenten 8

Voorwoord Deze Noordelijke Arbeidsmarktschets 2 (NAV) is de tweede publicatie in een reeks, die vorig jaar gestart is met de verschijning van de NAV 2. Eind volgend jaar zal als derde in de reeks de NAV 26 worden gepubliceerd, waarin voor het eerst ook een midden-lange termijn verkenning van de noordelijke economische ontwikkeling wordt opgenomen. Naast de standaard-onderwerpen als de algemene economische ontwikkeling, werkgelegenheid, arbeidsaanbod en werkloosheid, wordt jaarlijks gekozen voor een speciaal onderwerp. Dit jaar is aandacht besteed aan de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit in de noordelijke regio. Voorts wordt in deze publicatie voor het eerst ook gepoogd tegemoet te komen aan de toenemende behoefte aan sociaal-economische informatie op een laag ruimtelijk schaalniveau. Op basis van gegevens op postcodeniveau van de bevolking, de werkgelegenheid en de werkloosheid kon in enkele hoofdstukken een speciale paragraaf worden opgenomen, waarin de ruimtelijke struktuur en ontwikkeling van de arbeidsmarkt gedetailleerd in kaart is gebracht. Evenals vorig jaar verschijnt de NAV in twee delen. Het onderhavige deel II is het Achtergrondrapport en Bijlagen en bevat het volledige onderzoek. Een samenvatting van de belangrijkste resultaten verschijnt als deel I: Hoofdrapport. De NAV wordt samengesteld in opdracht van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), de noordelijke provincies en de noordelijke Regionale Platforms Arbeidsmarkt. Onze bijzondere dank gaat uit naar de NAV-begeleidingscommissie, bestaande uit Roel Haverkate (Provincie Drenthe), Roelof van der Velde (CWI) en Piet Boekhoudt (RPA Groningen) voor hun waardevolle commentaar en adviezen. Namens de Faculteit der Economische Wetenschappen en de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de RuG, Prof. Dr. J. Oosterhaven

2

Algemeen economische trends. De nationale economische ontwikkeling in perspectief De economische groei in Nederland is de laatste jaren sterk teruggelopen van een niveau van rond % per jaar eind jaren 9 tot een krimp van bijna % in 2. Ook in Europa was 2 een jaar van lage groei en in sommige landen, zoals Duitsland en Frankrijk, een recessiejaar. Figuur. vergelijkt de economische groei in Europa (EU-) en Nederland tussen 99-2. Net als de hausse die er aan vooraf ging was ook de economische neergang in Nederland forser dan in de meeste andere Europese landen. Dit komt door de grotere betekenis van de internationale handel, de grotere gevoeligheid voor schommelingen in aandelenkoersen, het pensioensysteem, het woningmarktbeleid en instituties die de loonontwikkeling beïnvloeden. Het dieptepunt lijkt overigens volgens de meest recente cijfers alweer te zijn gepasseerd, maar de groeivooruitzichten voor Nederland zijn nog niet echt gunstig. De hoge olieprijs zal een sterke mondiale economische opleving dempen. In de VS groeit de economie al wel sterk, maar het naar historische maatstaven zeer hoge tekort op de lopende rekening en de grote overheidsschuld vormen een bedreiging die zeker na de presidentsverkiezingen een rol kan gaan spelen. In Azië groeide de Japanse economie voor het eerst in jaren weer substantieel. De Chinese economie is al jaren zeer sterk met een gemiddelde groei van 9% per jaar. In Europa is het herstel aarzelend, vooral door de hoge olieprijs en de relatief dure euro (ten opzichte van de dollar). Dit gematigde herstel zal naar verwachting de komende jaren voortduren. De Amerikaanse tekorten van de overheid en met het buitenland zullen niet snel aanleiding geven tot een waardedaling van de euro ten opzichte van de dollar. Ook de olieprijs zal waarschijnlijk niet dalen, uitgaande van de sterke vraag naar olie (en andere grondstoffen) die de Chinese en Japanse groei voeden, gekoppeld aan de permanente dreiging van terroristische aanslagen in de gehele westerse wereld. Figuur. Jaarlijkse reële economische groei in de EU- en Nederland % 2 - Nederland EU- -2 99 992 99 99 99 996 997 998 999 2 2 22 2 Bron: CBS en GGDC/Conference Board (www.ggdc.net) De groei van de Nederlandse economie zal de komende jaren nog achterblijven bij die van de meeste Europese landen. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de verwachte beperkte groei van de wereldhandel, de dure euro en de relatief hoge arbeidskosten in Nederland. Die laatste twee betekenen een verslechtering van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven ten opzichte van het buitenland. Ook de binnenlandse bestedingen blijven onder druk staan gezien de overheidsbezuinigingen, lastenverzwaringen (ziektekostenve rzekeringen en pensioenpremies) en loonmatiging. In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de nationale en regionale vooruitzichten voor 2 en 2.

.2 De economische ontwikkeling in Noord-Nederland In de meeste provincies is in 2 de economie, in termen van bruto regionaal product (BRP), gekrompen. Het sterkst in Zuid- en Oost-Nederland, het minst in het Westen. Het Noorden volgt in grote lijnen de landelijke groei. (tabel.) 2. Figuur.2 geeft een overzicht van de economische groei in Nederland en het Noorden over een langere periode. In de eerste jaren van het nieuwe millennium heeft het Noorden een gemiddeld sterkere groei doorgemaakt dan de rest van Nederland. Over de afgelopen jaar was de groei iets lager. Tabel. Economische groei per provincie, exclusief delfstoffenwinning, % per jaar Groningen Friesland Drenthe Noorden Nederland 999.7..7.6.2 2.2 2.2 2.6..6 2 2.8.6.9.9. 22.8. -.2.. 2 -. -.6 -.6 -. -. Bron: CBS 999-2 2...7..2 Figuur.2 Bruto regionaal product 99-2 % reële jaarlijkse groei, excl. delfstoffenwinning Noorden Nederland 99-22 2 998-22 - 99 992 99 99 99 996 997 998 999 2 2 22 2 Bron: CBS. Investeringen De regionale ontwikkelingen van de investeringen zijn mede bepalend voor de economische groei. Daarbij zijn de investeringen in woningen minder van belang omdat die niet van invloed zijn op de productiecapaciteit van bedrijven. Figuur. toont de jaarlijkse investeringsquote, exclusief investeringen in woningen en wederom exclusief delfstoffenwinning. De investeringsquote in Noord-Nederland is vergelijkbaar met die in Nederland als geheel. Gemiddeld werd tussen 99 en 2 bijna 8% van de toegevoegde waarde besteed aan investeringen in zowel het Noorden en Nederland. Tussen de drie noordelijke provincies zijn echter wel aanzienlijke verschillen. Zo ligt in Groningen de investeringsquote met 2% steeds boven de landelijke, terwijl die van Friesland en Drenthe daar juist onder liggen met beide ongeveer 6%. De hoge investeringsquote in Groningen wordt veroorzaakt door vrij hoge investeringen bij industrie- en nutsbedrijven, maar vooral in de sector transport en communicatie. Dit heeft alles te maken met het grote belang van de telecomsector (KPN) in Groningen, zeker in die periode. De relatieve hoogte van de provinciale investeringen spoort overigens precies met de iets hogere economische groei in Groningen ten opzichte van de andere twee provincies (zie tabel.). Figuur. laat

Figuur. Investeringenquote Noorden en Nederland 99-2 excl. investeringen in woningen en delfstoffenwinning 2 Noorden Nederland 2 Bron: CBS 99 996 997 998 999 2 2 99-2 zien dat er geen verschillen zijn in groeipotentie tussen het Noorden en Nederland in termen van uitbreiding van de productiecapaciteit. Provinciale verschillen binnen het Noorden worden vooral veroorzaakt door verschillen in samenstelling van het bedrijfsleven. Vertraging Investeringen hebben echter veelal een vertraagd effect op economische groei. Het duurt enige tijd voordat investeringen hun productieverhogend effect kunnen bewerkstelligen. De vraag is in hoeverre er sprake is van zo n vertraagde reactie in de noordelijke provincies. De figuren.-.7 tonen het tijdspatroon waar BRP-groei en investeringsquote. Het blijkt dat de investeringsquote in Groningen duidelijk een jaar vertraagd doorwerkt op de BRP-groei. Voor Friesland lijkt er in het geheel geen verband te zijn tussen investeringen en economische groei. Voor Drenthe is er daarentegen wel weer een duidelijk verband, alleen is er nu geen sprake van een vertraagd effect. Ook voor Nederland als geheel is er sprake van een zwakke relatie. Figuur. -.7 BRP-groei en investeringsquote 996-22. Groningen. Friesland 6 6 2 2 2 2 2 2 BRP-groei investeringsquote 99 996 997 998 999 2 2 22 BRP-groei investeringsquote 99 996 997 998 999 2 2 22.6 Drenthe.7 Nederland 6 BRP-groei investeringsquote 7 BRP-groei investeringsquote 9 6 8 2 2 7 - -2 99 996 997 998 999 2 2 22 99 996 997 998 999 2 2 22 6

Een mogelijke verklaring voor deze verschillen is de samenstelling van de goederen waarin bedrijven in de noordelijke provincies en nationaal investeren. Tabel.2 toont het aandeel van typen investeringsgoederen in de totale investeringen. Hieruit blijkt dat in vergelijking met andere provincies investeringen in Groningen meer bestaan uit goederen die pas op langere termijn effect op de productie heeft, zoals grond-, weg- en waterbouwkundige werken (GWW) en machines en installaties. Het aandeel van investeringsgoederen die relatief snel productief zijn, zoals computers en vervoersmiddelen, is in Groningen juist vrij laag. Voor Drenthe is dit juist andersom: relatief weinig investeringen in GWW en veel in computers. De verdeling van investeringen over de verschillende typen goederen voor Drenthe is het best vergelijkbaar met de landelijke verdeling. Een en ander betekent dat er in Groningen een duidelijk vertraagd effect van investeringen op groei lijkt te zijn. Voor Drenthe is juist meer aanleiding om een onvertraagd effect te veronderstellen, net als voor Nederland. Het minder eenduidige patroon in BRP-groei en investeringen voor Friesland en ook enigszins voor Nederland, wijst er op dat de groei hier vooral door andere factoren wordt bepaald. Met name voor Nederland speelt hier het effect van consumptie en export. Tabel.2 Aandeel investeringsgoederen naar type 2-22 % Groningen Friesland Drenthe Noorden Nederland Grond.8.6... Bedrijfsgebouwen 2. 8. 7.6.. GWW*.. 2.7 7.6 7. Vervoersmiddelen. 8.6 6.2 6. 6.2 Computers.7..6.. Andere machines en installaties.6.7.2 7.2 6. Overige investeringsgoederen 7. 8..6 8.6 9. * GGW = Grond- weg- en waterbouwkundige werken Bron: CBS (alleen gebaseerd op industrie, bouw, handel, horeca en transport). Faillissementen De recessie in 2 heeft zijn sporen nagelaten in het aantal bedrijven dat in 2 failliet is gegaan. In 2 gingen landelijk gezien 87 bedrijven failliet, waarvan % (87) in het Noorden. Dit stemt redelijk overeen met het aandeel van het Noorden in de totale Nederlandse economische bedrijvigheid. Ten opzichte van 22 nam het aantal faillissementen in het Noorden echter met meer dan % toe, tegen landelijk ongeveer %. Vooral in Groningen (6%) en Drenthe (%) was de groei in 2 bijzonder hoog. In Friesland was deze een met 8% stuk lager. Figuur.8 Uitgesproken faillissementen 982-22 jaarlijkse mutatie in % 6 2 - -2 Noorden Nederland - 98 99 99 2 Bron: CBS 6

Figuur.8 geeft de jaarlijkse groeipercentages van het aantal uitgesproken faillissementen in het Noorden en Nederland tussen 982 en 2. Met uitzondering van de jaren 9 zijn de pieken en dalen in de verandering van het aantal faillissementen in het Noorden steeds sterker geweest dan landelijk. Na 2 herstelt het oude patroon zich: de reactie van het noordelijke bedrijfsleven op een verslechtering van de omstandigheden, maar ook op een verbetering daarvan is dus relatief scherp.. Bedrijventerreinen Een toename in de uitgifte van bedrijventerreinen gaat over het algemeen samen met een stijgende conjunctuur en omgekeerd. Figuur.9 presenteert het patroon in de jaarlijkse uitgifte van bedrijventerreinen in Noord- Nederland als percentage van de landelijke uitgifte. Hieruit blijkt dat de uitgifte van bedrijventerreinen in het Noorden veel sneller verloopt dan nationaal het geval is. Het aandeel van Noord-Nederland is toegenomen van % begin jaren 9 tot ca. 2% begin deze eeuw. Figuur.9 Uitgifte bedrijventerreinen 99-22 % Noorden van Nederlands totaal 2 aandeel Noorden 2 99 992 99 99 99 996 997 998 999 2 2 22 Bron: IBIS.6 Ontwikkelingen in de economische structuur De tot nu beschreven indicatoren hangen samen met fluctuaties in de economische conjunctuur. Hierbij gaat het om korte termijn fluctuaties. Voor de ontwikkelingen op wat langere termijn zijn ook verschuivingen in de economische structuur van belang. De structurele ontwikkeling van de westerse economieën in de afgelopen jaar is er een geweest van een verschuiving van een agrarische economie via een industriële naar een diensteneconomie. Figuur. toont dit schematisch weer aan de hand van werkgelegenheidsaandelen van landbouw, nijverheid en diensten. Rond 9 was elk van die drie ongeveer even groot qua werkgelegenheid. Vooral na de Tweede Wereldoorlog daalde het aandeel van de landbouw en steeg dat van de industrie. Pas vanaf de jaren 7 begon ook het aandeel industrie te dalen en steeg het aandeel van de (commerciële en niet-commerciële) diensten. In 2 is driekwart van de werkgelegenheid te vinden in dienstensectoren en iets minder dan een kwart in de industrie. Het aandeel van de landbouw is teruggelopen tot 2%. Na deze belangrijke omslag laat de huidige economische structuur zich omschrijven als een diensteneconomie. De vraag die gesteld kan worden is welke nieuwe omslag in de nabije toekomst te verwachten is. Een belangrijk nieuw structuurelement betreft niet zozeer de indeling naar economische sectoren op zich, die gebaseerd is op het type product dat wordt voortgebracht, maar op de mate waarin kennis en hoogwaardige technologie bij die voortbrenging een rol spelen. In de kenniseconomie levert meer kennis een hogere toegevoegde waarde aan het product. Tot voor kort was de gedachte dat alleen banen met een lage kennisintensiteit, dat wil zeggen die met een lagere opleiding konden worden vervuld, te duur zouden worden om in de geïndustrialiseerde landen te blijven voorbestaan en op den duur naar lagelonenlanden zouden verdwijnen. 7

Figuur. Schematische ontwikkeling structuur werkgelegenheid 9-2 diensten nijverheid landbouw 9 2 De ontwikkelingen gaan echter zo snel dat niet alleen productiewerk maar ook banen voor hooggeschoolden (backoffice activiteiten, ICT en R&D) naar lage lonenlanden verdwijnen. De vraag rest dan wat voor activiteiten er over blijven. De laatste tijd wordt in dat verband gesproken over de creatieve industrie. In deze gedachtegang is met name het creatieve proces om nieuwe innovatieve producten en productieprocessen te kunnen genereren van belang 6. Wat betekent dit voor Noord-Nederland? Het verder ontwikkelen van een kenniseconomie in Noord-Nederland hoeft voor wat betreft het aanbod van geschikt personeel geen probleem te vormen, gezien het ruime aanbod van afstudeerders van Hbo en universiteit in de regio. Een belangrijke voorwaarde voor de overgang naar een kennisintensieve economie is immers de beschikbaarheid van een hoog opgeleide beroepsbevolking. Een groot deel (8%) van deze hoog opgeleide afstudeerders vertrekt nu nog naar het westen van het land omdat daar meer vraag naar kennisintensieve arbeid is. Als die vraag ook in het Noorden toeneemt zal een deel van die afstudeerders er voor kiezen om in het Noorden naar werk te zoeken. Het arbeidsaanbod van laaggeschoolden is in Noord-Nederland ook nog altijd hoog. Een actieve inschakeling van dit arbeidsaanbod zal niet direct in kennisintensieve sectoren plaats kunnen vinden. Op dat punt is meer te verwachten van sectoren in de zogeheten vermaak- en beleveniseconomie (shopping centra, meubelboulevards, pretparken, horeca, grote evenementen) 7. Het gaat hierbij om vrij arbeidsintensieve en zorgverlenende activiteiten die veelal met relatief laaggeschoolde arbeidskrachten kan worden verricht. 8

Noten hoofdstuk Macro Economische Verkenningen 2, CPB, hoofdstuk. 2 Een complicerende factor is dat de economische ontwikkelingen in het Noorden in sterke mate worden bepaald door delfstoffenwinning. Er is bij aardgaswinning echter niet echt sprake van een relatie met de lokale economie. Daarom wordt de delfstoffenwinning als sector in het vervolg buiten beschouwing gelaten als het gaat om de regionale economische groei. De investeringsquote is investeringswaarde als percentage van de toegevoegde waarde. In dit geval dus zowel investeringen exclusief woningen en delfstoffenwinning als percentage van de toegevoegde waarde exclusief delfstoffenwinning. Deze informatie heeft alleen betrekking op de sectoren industrie, bouw, handel, horeca en transport. Voor meer over uitbesteding naar lagelonenlanden, of off-shoring, zie CWI, Arbeidsmarkt Journaal, nr., september 2. 6 R. Florida (22), The Rise of the Creative Class, and How It s Transforming Work, Leisure, Community and Everyday Life, New York: Basic Books. W.J.J. Manshanden, O. Raspe en P. Rutten (2), De waarde van creatieve industrie, ESB, 22-2. G.A. Marlet en C.M van Woerkens (2), Het economisch belang van de creatieve klasse, ESB, 28-28. 7 Voor een overzicht hiervan in Nederland zie Tracy Metz, Pret Leisure, Landschap, Rotterdam, NAI, 22. 9