SUMMARY BEKNOPTE SAMENVATTING INHOUDSOPGAVE PUTTEN EN SLEUVEN. Ausschachtungen und Graben Excavation and trenching work Fouilles et tranchées

Vergelijkbare documenten
WERKEN IN PUTTEN EN SLEUVEN

Grondwerk, putten en sleuven

VEILIG WERKEN OP DAKEN 1961 blz.1

UITSTEEKSTEIGERS 1980 blz.1

Deze publikatie verstaat onder:

... Think safety! Grondwerkzaamheden. VGM Algemeen. Milieu. Gezondheid. Veiligheid

AANWIJZINGEN VOOR DE CONSTRUCTIE EN HET GEBRUIK VAN VANGNETTEN 1963 blz.1

Site Regelgeving. Voorschrift Graaf- en grondroerende werkzaamheden Pag. 1 van 7. Voorschrift deel Graaf- en Grondroerende werkzaamheden. 1.

BEVEILIGING VAN STEMPELS EN METAALPERSEN September 1981 Blz. 1

TAKELS, VIJZELS EN DOMMEKRACHTEN 1984 blz.1

DEEL B : GEBOUWEN/RUWBOUW HOOFDSTUK 4 : GRONDWERKEN pagina 1

Checklist toestellen 2016 Commissie Agility, Raad van Beheer 1

Checklist toestellen Commissie Agility, Raad van Beheer 1

Pagina 1 van 4 KNK CYNOPHILIA

Blitz steiger. Montage- en gebruikshandleiding. Meer Mogelijk. Het systeem voor steigers

Beroepen in de bouw KABELLEGGER EN BUIZENLEGGER. een beschrijving van arbeid en arbeidsomstandigheden

LANGZAAM LOPENDE METAALCIRKELZAAGMACHINES 1972

Veilig gebruik van Hoogwerkers Leidraad bij het vaststellen van de bodemcondities

Citeertitel: Landsbesluit elektrische leidingen en kabels ==================================================================== Artikel 1

De aanvraag is namens xxxx ingediend door Combinatie Hoogwatermaatregelen te Grijpskerk.


De aanvraag is namens de Provincie Drenthe ingediend door A. Hak Drillcon BV te Helmond.

BROERSMA SYSTEEMBOUW B.V. OPPERKOATSTERWEI 6, 9288 GK. KOOTSTERTILLE, TEL FAX

VLAKBANKBEVEILIGING MET PARALLELGELEIDING 1972 Blz. 1

Over.lruk i.il..pro CIVE", Je Jaargang No. 5, 1944 OPEN LOOPGRAVEN NOODMAATREGEL

BEVEILIGING VAN RUBBERWALSEN 1961 Blz. 1

Rolsteigers. voor veiligheid, kwaliteit en duurzaamheid. Montagehandleiding Comform EN 1004 EU richtlijnen 2001/45/EG

RAW Gemeente Ridderkerk Bruggen Van Peltterrein te Ridderkerk BESTEK A/25/ Definitief

Layher rolsteigers zijn voor veel werkzaamheden op hoogte, veilig, snel en eenvoudig te (de)monteren.

Checklist toestellen 2018

Bijlage A. Begrippenlijst

Plaatsingsaanwijzingen voor infiltratievoorzieningen

HANDLEIDING MONTAGE CUPLOK TRAPPENTOREN

GEBRUIKSVOORSCHRIFT. steiger-hd ,6 x 3/2,5 TOEPASSING OPBOUW. Art Versie: GEVELSTEIGER HANDLOCK

HOGE TWEE-HANDELINRICHTING

TIGERTURF KUNSTGRAS Leginstructie kunstgras zelf installeren

Funderingen. Willy Naessens 7

MFG 70. Bouwputten. HRO theorie MFG 70 1

Aanvraagformulier adoptiegroen

De aanvraag is namens Witte Huis BV ingediend door Oosterhof Holman Infra BV te Grijpskerk.

Gebruikershandleiding

Gebruikshandleiding Schuine dakrandbeveiliging

Memo. Omschrijving werkzaamheden molenerven

Aanvraagformulier beheer of plaatsen straatmeubilair of speeltoestel

STANDAARD-BOX VB 100

Nadere regels voor de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Voorst.

Site Regelgeving. Voorschrift Graafwerkzaamheden Pag. 1 van 11. Graafwerkzaamheden

Unispect - Toolbox 10 - Werken op hoogte. Inleiding

Uitvoeringsfiche Soil mix wanden Type 2: wanden opgebouwd uit panelen

Handleiding gevelsteiger Gevelsteiger SOLIDE type GS - 075

Door middel van een vulstuk kunnen de hydraulische persen twee keer een slag van ongeveer 50 cm maken.

Stappenplannen Schutting plaatsen

INSTALLATIEHANDLEIDING. zonnepanelen op een schuin pannendak

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

INSTALLATIEHANDLEIDING ZONNEPANELEN OP EEN SCHUIN PANNENDAK ALUMINIUM DAKHAAK

INBOUWHANDLEIDING FONTEYN LUXURY POOLS. Type: Tenerife Afmeting: 500 x 300 x 145

FHN Reglementen. Behendigheid Toestellen

I N S C H R I J V I N G S S T A A T

Montage- en gebruikshandleiding. Blitz steiger Meer Mogelijk. Het systeem voor steigers.

Bijlage Richtlijnen t.b.v. het uitvoeren van werkzaamheden in de nabijheid van distributieleidingen (DN) en aansluitleidingen (AN)

Gebruiksaanwijzing Gaasbakken

Infofiche 56.2 Berlijnse wanden. Type 2 : beschottingen aanbrengen vóór de uitgraving

Voorschriften voor het aanbrengen van grafbedekking

WERKEN OP HOOGTE MET LADDERS EN TRAPPEN

Bijlage A. Begrippenlijst

DEELNEMERSREGLEMENTEN

Richtlijn voor de uitvoering van bouwkasten. Het gehele Cogas elektriciteitsgebied.

WATERWERKBLAD. AANLEG VAN LEIDINGWATERINSTALLATIES Leidingen in de grond buitenshuis

Onderzoek van de drakenfiguur

Task Safety Requirements Working at Height Scaffolding NL. Approved by: HSSE Manager

Uitvoeringsfiche Palenwanden Type 1: in elkaar geplaatste palen (secanspalenwand)

maatregelen worden getroffen om valgevaar te voorkomen (bv. door het gebruik van een steiger, borstwering, bordes, werkvloer, hekwerk etc.).

Bekistingconstructies

Bouwplannen in een residentiële verkaveling?

Legvoorschriften uitgave 2007

1. Aanhef. 2. Beoordeling aanvraag. 3. Besluit WATERVERGUNNING OP BASIS VAN DE KEUR

Besteksomschrijving;

VOORSCHRIFTEN VOOR HET TOELATEN VAN GRAFTEKENS EN GRAFBEPLANTING OP DE BEGRAAFPLAATSEN ORTHEN EN KETSHEUVEL TE S-HERTOGENBOSCH.

Uitvoeringsfiche Berlijnse wanden Type 1: beschotting aangebracht tijdens de uitgraving

De aanvraag is namens Gasunie Grid Services B.V. ingediend door Antea Group Nederland te Heerenveen.

Watervergunning Keur waterschap Hunze en Aa s

HOUTEN STEIGERS 1990 Blz. 1

Werfix BVBA. Drenotube drainage: beschrijving systeem

Hijsen met grondverzetmachines met beperkte hijsfunctie

Funderingsherstelmethoden. Datum 1 juli 2006 Wijziging A. Aangevuld 16 april 2007

ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN HOOGWERKERS

Opbouwbeschrijving Brighton

Uitvoeringsbesluit begraafplaats Kranenburg en Meppelerstraatweg

Uitvoeringsfiche Soil mix wanden Type 1: wanden opgebouwd uit kolommen

YERSEKE HANDEL WEG- EN WATERBOUW

15 Kabels en leidingen 15.1 Inleiding

CONSTRUCTIE EN BEPROEVING VAN VEILIGHEIDSBRILLEN 1961 Blz. 1

ALGEMENE REGELS AANBRENGEN EN/OF VERVANGEN VAN BESCHOEIINGEN EN/OF DAMWANDEN IN SCHOUWSLOTEN

Plaatsingsvoorschrift Civiel WTS KTZ/KD systeem betonput 2.50m1

Vereniging van Leidingeigenaren in Nederland. Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten

Pagina's : 6 Tabellen : 1 Figuren : 11 Bijlagen : -

BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI)

HOOFDSTUK 4 : FUNDERINGEN pagina 1/5

Ubbink indak bevestigingssysteem voor zonnepanelen

CSD INSTORTBUIS- SYSTEEM VOOR SLIPSIL AFDICHTINGSPLUGGEN

Transcriptie:

PUTTEN EN SLEUVEN Ausschachtungen und Graben Excavation and trenching work Fouilles et tranchées SUMMARY This publication contains instructions (based on statutory regulations) exclusively related to the safety of those engaged in excavation and trenching work and those working in or nearby these excavations. The instructions are not applicable to quarries for the digging of clay, loam, sand, gravel or other surface minerals. This paper deals with e.g. measures to prevent slopes from caving in, earth-retaining structures and some examples of safe working methods for fixing a support in a trench. BEKNOPTE SAMENVATTING Deze publikatie bevat aanwijzingen (gebaseerd op wettelijke regelingen), uitsluitend met betrekking tot de veiligheid van degenen die arbeid verrichten bestaande uit het graven van putten of sleuven, of uit het werken in of nabij deze ingravingen. De aanwijzingen zijn niet van toepassing op groeven voor de winning van klei, leem, zand, grind of andere oppervlaktedelfstoffen. Dit blad geeft onder andere maatregelen aan tegen het inkalven van taluds, grondkerende constructies en enige voorbeelden van veilige werkmethodes voor het aanbrengen van een stempeling in een sleuf. INHOUDSOPGAVE 1.Toepassing 2.Maatregelen tegen het inkalven van taluds 3.Grondkerende constructies 4.Algemene aanwijzingen 5.Enige voorbeelden van een veilige werkmethode voor het aanbrengen van een stempeling in een sleuf 6.Wettelijke bepalingen 1

@1@1.TOEPASSING 1.1 Deze aanwijzingen zijn van toepassing op ingravingen zoals putten en sleuven. 1.2 De aanwijzingen zijn niet van toepassing op ingravingen als onder 1.1 bedoeld die in rotsachtige bodem, bijv. in mergel, worden gemaakt. Evenmin zijn zij van toepassing op groeven voor de winning van klei, leem, zand, grind of andere oppervlaktedelfstoffen. 1.3 De in deze publikatie gegeven aanwijzingen hebben uitsluitend betrekking op de veiligheid van degenen die arbeid verrichten bestaande in het graven van putten of sleuven, of in het werken in of nabij deze ingravingen. De bevoegde instanties kunnen ten behoeve van de publieke veiligheid maatregelen van verdergaande strekking voorschrijven. @2@2.MAATREGELEN TEGEN HET INKALVEN VAN TALUDS 2.1 Indien de diepte van de ingraving meer dan één meter bedraagt, moeten voorzieningen zijn getroffen tegen het inkalven van de taluds. Deze voorzieningen kunnen bestaan in het ontgraven onder een veilig talud, of in het toepassen van stempelingen, bekistingen of damwanden indien onder een steiler talud wordt ontgraven (zie hoofdstuk 3). Onder de helling van een talud wordt verstaan de verhouding van de hoogte a tot de horizontale afstand b (zie afbeelding 1). Afbeelding 1 Helling van een talud 2

3

Tabel 1 Voorbeelden van veilige taluds bij ontgravingen in verschillende grondsoorten indien zich geen ongunstige omstandigheden zoals genoemd in 2.2. voordoen Grondsoort ZAND OF LEEM vast, ongeroerd vast, ongeroerd vast, ongeroerd los of geroerd KLEI zeer vast, ongeroerd zeer vast, ongeroerd zeer vast, ongeroerd vast, ongeroerd vast, ongeroerd vast, ongeroerd los of geroerd los of geroerd Diepte in m onder het maaiveld 1,00-1,50 1,50-2,50 2,50-4,00 1,00-4,00 1,00-1,50 1,50-2,50 2,50-4,00 1,00-1,50 1,50-2,50 2,50-4,00 1,00-1,50 1,50-4,00 Talud niet stijler dan 3 : 1 1,5 : 1 1,25: 1 1 : 1 te lood 2 : 1 1,25: 1 te lood 1,5 : 1 1 : 1 1,50: 1 1 : 1 2.2 De evenwichtstoestand van een talud is van vele factoren afhankelijk. Verschillende omstandigheden kunnen een ongunstige invloed uitoefenen op het in stand houden van de taluds. a.waterbezwaar, bijv. door een grondwaterspiegel ter hoogte van de bodem van de ingraving of erboven, door water dat door andere oorzaak toestroomt, door overvloedige neerslag, door vorst en dooi. b.zware bovenbelasting bij of langs de insteek, bijv. door een weglichaam, gebouwen, uitkomende grond, graaf- en transportwerktuigen, rioolbuizen enz. c.inhomogeniteit en/of gelaagdheid van de grond. d.trillingen, bijv. veroorzaakt door een graafmachine, een heimachine, zwaar wegverkeer of door gebruik van springstoffen. e.achteruitgang van de eigenschappen van de grond door lang openliggen van de ingraving. 2.2.1. Indien deze ongunstige omstandigheden zich niet voordoen of niet zijn te verwachten, kan worden ontgraven onder een talud zoals aangegeven in tabel 1 (zie ook afbeeldingen 2 t/m 4). 4

Afbeeling 2 Veilige taluds bij ontgravingen in zandgrond of leemgrond, indien zich geen ongunstige omstadigheden voordoen 5

Afbeelding 3 Veilige taluds bij ontgravingen in kleigrond, indien zich geen ongunstige omstandigheden voordoen 6

Afbeelding 4 Veilige taluds bij ontgravingen in kleigrond, indien zich geen ongunstige omstandigheden voordoen 7

2.2.2. Het geven van algemene aanwijzingen die zowel veiligheidstechnisch als economisch verantwoord zijn, is voor ingravingen met een grotere diepte dan 4 m niet mogelijk. Meer bekendheid met de grond en de omstandigheden waaronder de ingravingen zullen plaatsvinden is hiervoor nodig. Om redenen van dezelfde aard zijn geen aanwijzingen gegeven voor ingravingen in veen. In vele gevallen zal grondmechanisch onderzoek noodzakelijk zijn. Indien ingravingen met een grotere diepte dan 4 m of ingravingen in veen moeten worden uitgevoerd, dient men van tevoren overleg te plegen met het betrokken districtshoofd der Arbeidsinspectie. 2.3 Wanneer in het talud van een ingraving één of meer bermen voorkomen, moet bij toepassing van veilige taluds elk der afzonderlijke taluds voldoen aan de aanwijzingen van punt 2.2.1 en mag de helling van de gehele ingraving niet steiler zijn dan bij toepassing van een doorgaand talud volgens punt 2.2.1. 2.4. Het ondergraven van taluds is verboden. 2.5. Wanneer hijswerktuigen, al dan niet aan een vaste baan gebonden, worden gebruikt bij werkzaamheden in of bij de ingraving, dienen deze zich op zodanige afstand van de ingraving te bevinden dat geen gevaar voor instorten of afkalven van taluds aanwezig is; zie hiervoor ook het publikatieblad P no 127 "Kraanbanen voor bouwkranen". @3@3GRONDKERENDE CONSTRUCTIES 3.1 Stempelingen, bekistingen en damwanden en hun onderdelen zoals stempelhout, damplanken, stempels of stutten, schoren, verankeringen en dergelijke moeten zijn vervaardigd van deugdelijk en voor het doel geschikt materiaal en voldoen aan de eisen van een goede constructie. Zij moeten in verband met hun bestemming van voldoende afmetingen zijn. 3.2 Voor de sterkteberekening van gestempelde grondkerende constructies in putten en sleuven mag de op deze constructies werkende korreldruk σ 1 over de gehele hoogte constant worden verondersteld (zien afbeelding 5). Bij droge grond kan de grootte ervan worden berekend met de formule: 8

σ 1 = l a (0,6τh + q), waarin: σ 1 =de gronddruk per eenheid van oppervlakte van de wand en constant verondersteld over de gehele hoogte τ =het volumegewicht van de grondsoort h =de sleufdiepte. q =de bovenbelasting per eenheid van oppervlakte. l a =de coëfficiënt van aktieve gronddruk. Toelichting Eventueel op de constructie werkende waterdruk moet afzonderlijk in rekening worden gebracht; deze druk zal in het algemeen met de diepte toenemen. 3.3 Houten planken, gebruikt als onderdelen voor stempelingen, bekistingen of damwanden, moeten ten minste 3,8 cm dik zijn; houten damplanken moeten ten minste 6 cm dik zijn. 3.4 De onderlinge afstanden -hart op hart gemeten- van stempels, stutten enz. moeten voor elk geval afzonderlijk worden bepaald. Deze afstanden mogen, bij toepassing van hout, in horizontale richting ten hoogste 1,80 m. en in vertikale richting ten hoogste 1,20 m. bedragen. (zien afbeelding 10). In vertikale richting gemeten mag het hart van de bovenste stempels op geen grotere afstand dan 0,50 m onder de bovenkant van de sleuf of onder de bovenkant van een eventueel in de sleuf aangebrachte berm zijn aangebracht. Onder in de sleuf moeten voorzieningen zijn getroffen die de tegen de taluds aangebrachte gordingen of damplanken op afstand houden; deze voorzieningen kunnen o.a. bestaan in: a.stempels op een afstand van ten hoogste 0,50 m boven de bodem. b.het steun geven aan de vertikale damplanken door het tot voldoende diepte indrijven in de bodem van de sleuf. c.stempels, geplaatst tegen de reeds in de ingraving vervaardigde constructies, indien deze voldoende weerstand kunnen bieden, bijv. tegen de fundering van de rioolbuizen of tegen reeds in het werk gebrachte rioolbuizen, mits dit aan beide zijden tegenover elkaar gebeurt. 3.5. Van de punten 3.3 en 3.4 worden afgeweken, mits wordt aangetoond dat de constructie van het werk voldoende veilig en deugdelijk is. 3.6. De afmetingen van stempels of stutten moeten zijn bepaald naar gelang van de afstand tussen de te stempelen wanden en de afstand 9

tussen de stempels of stutten onderling, met dien verstande dat bij gebruikmaking van rondhout de middellijn ten minste 10 cm. moet bedragen. 10

Afbeelding 5 Verdeling van veronderstelde korreldruk op grondkerende constructies 11

Afbeelding 6 Voorbeeld van borging van een stempel 12

Maatregelen moeten zijn getroffen tegen het gevaar van losgestoten worden of door andere oorzaak losraken van de stempels. Deze maatregelen kunnen bij toepassing van houten stempels bestaan in het vastzetten van de stempels met een steekspijker (ten minste een 4" draadnagel), of het rondom ondersteunen door klossen die gespijkerd zijn op het hout waartegen de stempel steunt. Stempels van rondhout kunnen ook worden geborgd met behulp van een haaks omgezette plaat met opgelaste halfronde boog (zie afbeelding 6). De stempel komt dan te rusten in de boog en klemt tevens de borgplaat tegen de gording. De borgplaat op zijn beurt rust op de gording. 3.7. Bij gebruik van stalen stempels kan men de grondplaat vastzetten op de gording of damwand door middel van een draadnagel of door gebruik te maken van grondplaten met haaks omgezette hoek, die in het stempelhout wordt gedrukt. Bij diepe ingravingen verdient het aanbeveling de bovenste stempels te borgen met staaldraadstroppen. 3.8. Stempels of stutten, schoren en dergelijke mogen niet op andere wijze worden belast dan waarvoor zij oorspronkelijk zijn bestemd, tenzij zij op deze extra belasting zijn berekend. Wanneer stempels of stutten, schoren en dergelijke zodanig worden belast dat gevaar voor verzakken bestaat, moeten houten stempels, enz. door stevig bevestigde klossen voldoende zijn ondersteund en de grondplaten van stalen stempels door draadnagels voldoende zijn vastgezet. 3.9. Het verwijderen van voorzieningen tegen het inkalven, van put- of sleufwanden mag niet plaatsvinden zolang zich daar ter plaatse personen bevinden in een put waarvan de bodem zich meer dan 1 m. beneden het maaiveld bevindt. 3.10 Voor het berekenen van stempels wordt verwezen naar de norm T.G.B. 1972 (NEN 3850, NEN 3851 en NEN 3852). 3.11. Bij gebruik van hydraulische vijzels dient een doelmatige drukbegrenzer te worden toegepast om overbelasting te voorkomen. @4@4.ALGEMENE AANWIJZINGEN 4.1. 13

Werkzaamheden aan en in bouwputten, putten en sleuven voor funderingen, rioleringen, gas-, water-, elektrische en andere leidingen, waterputten en dergelijke moeten zo veilig mogelijk geschieden 1. 1 Zie eveneens de aanbevelingen tot het voorkomen van beschadigingen aan ondergrondse leidingen (A.V.L.). 14

4.2. Indien door het verrichten van graafwerk of door de aanwezigheid van een put of een sleuf in de onmiddellijke nabijheid van een gebouw, bouwwerk of constructie gevaar bestaat voor verzakken, instorten of omvallen van het gebouw, bouwwerk of de constructie, of van gedeelten daarvan, moeten hiertegen afdoende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen. 4.3. Wanneer de insteek van een talud zich bevindt in of bij een wegverharding moeten maatregelen zijn genomen tegen het gevaar dat gedeelten van het wegdek in de put of de sleuf vallen. In verband hiermede moet een bestrating van klinkers, keien, tegels, enz. over een afstand van tenminste 50 cm van de rand van de put of de sleuf verwijderd zijn, tenzij een gesloten wandvoorziening is toegepast die ten minste 5 cm boven de bovenkant van het wegdek uitsteekt; op overeenkomstige wijze moet worden gewerkt indien het een gesloten wegdek betreft en gevaar voor afbrokkeling of plotselinge breuk niet uitgesloten is. 4.4 Aansluitend aan de randen van een put of een sleuf van meer dan 1 m. diepte moet zo mogelijk een veiligheidsstrook aanwezig zijn ter breedte van ten minste 50 cm, welke strook moet zijn vrijgehouden van grond en materialen; een veiligheidsstrook is niet noodzakelijk wanneer een gesloten wandvoorziening is toegepast die ten minste 15 cm boven de begane grond uitsteekt. 4.5. Indien zich in of in de nabijheid van de put of de sleuf leidingen bevinden die door lekken of anderszins gevaar kunnen opleveren, moeten voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om dat gevaar zoveel mogelijk te voorkomen. 4.6. De ingraving moet zijn voorzien van een voldoend aantal veilige toeen uitgangen (ladders, e.d.). Een sleuf waarvan de breedte op maaiveldhoogte meer dan 0,80 m bedraagt, moet van een voldoend aantal deugdelijke overgangen zijn voorzien. 4.7. Schavotten, bordessen, zolders en andere werkvloeren moeten voldoende sterk en ten minste 40 cm breed zijn. Zo nodig dienen zij ter voorkoming van het eraf vallen te zijn voorzien van deugdelijk bevestigde hekwerken van 1 m. hoog. 4.8. Indien gevaar bestaat dat personen worden getroffen door van een schavot, bordes, zolder of andere werkvloer vallende voorwerpen, 15

moet men doeltreffende maatregelen hiertegen nemen, die o.a. kunnen bestaan uit een langs het schavot, bordes, de zolder of werkvloer aansluitende, stevig bevestigde kantplank van ten minste 20 cm hoogte. 16

4.9. Bij het werken in putten en sleuven moeten, in verband met explosie gevaar, roken en het gebruik van gasbranders zoveel mogelijk worden vermeden. In de praktijk is namelijk gebleken, dat wanneer deze putten en sleuven zich in de nabijheid van (aard)gasleidingen bevinden, lekgas kan voorkomen. Indien de te verrichten werkzaamheden het gebruik van branders echter noodzakelijk maken, dient het desbetreffende gedeelte zo nodig op gasvrij zijn te worden gecontroleerd. 4.10 Voor de aanvang van de dagelijkse werkzaamheden en na een onderbreking als gevolg van ongunstige weersgesteldheid moeten de taluds, de stempelingen, de bekistingen of damwanden, de loopplanken, de werkvloeren, en dergelijke met zorg worden gecontroleerd en zo nodig onverwijld hersteld, of moeten andere afdoende veiligheidsmaatregelen worden genomen, zodat het geheel weer voldoet aan de in deze publikatie gegeven aanwijzingen. 4.11 Gebruikt houtwerk moet dadelijk na het vrijkomen spijkerschoon worden gemaakt. 4.12 Het dragen van veiligheidsschoenen of -laarzen met stalen neuzen en stalen binnenzolen en -speciaal in de nabijheid van machines voor grondverzet- van helmen wordt noodzakelijk geacht. 4.13 Indien gebruik wordt gemaakt van een rioolhaak of -klem moet worden voorkomen dat de buis uit de klem kan schieten (zie afbeeling 7). 4.14 Bij het plaatsen van rioolbuizen of -putten mag men zich niet bevinden onder of binnen handbereik van de put of buis. Het op de plaats brengen dient te geschieden door de put of buis op veilige afstand met behulp van bijv. touwen van het maaiveld af of van de sleuf uit te geleiden. 4.15 In gevallen waarin deze aanwijzingen niet voorzien, of indien men ervan wenst af te wijken, dient men over de te volgen werkmethode en de aan te houden taludhellingen van te voren overleg te plegen met het betrokken districtshoofd der Arbeidsinspectie. 17

Afbeelding 7 Rioolhaak 18

@5@5.ENIGE VOORBEELDEN VAN EEN VEILIGE WERKMETHODE VOOR HET AANBRENGEN VAN EEN STEMPELING IN EEN SLEUF @5.1@5.1.Het aanbrengen van een stempeling volgens een traditionele methode 5.1.1. In de afbeelingen 8 t/m 10 is de ontgraving van een sleuf met behulp van een graagmachine aangegeven. In dit voorbeeld wordt de sleuf van links naar rechts gegraven. 5.1.2. De machine graaft de sleuf over een korte afstand tot de vereiste diepte. 5.1.3. De sleufwanden worden vanaf het maaiveld vlak afgestoken met een vlakke schop met lange steel. 5.1.4. Aan weerszijden van de sleuf worden twee vertikale baddings tegen de wand en op de bodem geplaatst op een onderlinge afstand van ten hoogste 1,80 m. 5.1.5. Aan de binnenzijde van deze baddings A worden aan weerszijden twee regels B horizontaal met enige spijkers bevestigd. Elke regel bestaat uit twee baddings (de ene 3 à 4 m lang, de andere 2 à 3 m), met de platte kant op elkaar gespijkerd. Deze regels worden op 20 à 50 cm onder het maaiveld aangebracht door personen die zich op het maaiveld bevinden. 5.1.6 Tussen de regels B worden ter plaatse van de baddings A de stempels C aangebracht door personen die zich op het maaiveld bevinden. De situatie is nu als aangegeven in afbeelding 8. 5.1.7 In het gedeelte PQ begeven enige personen zich in de sleuf. Zij brengen de 2e en eventueel 3e regel B' resp.b" aan en stempelen deze af met de stempels C' resp. C" (zie afbeelding 9). 5.1.8 De machine graaft verder. Tegen de wand, die weer vlakgestoken is, en achter de regels B, B', B" en B"' wordt het volgende stel vertikale baddings A gestoken. Ter plaatse van deze baddings worden de bovenste regels B weer afgestut met stempels C. Dit 19

alles geschiedt door personen die zich op het maaiveld bevinden. De regels B' en B" worden weer afgestut door personen in het deel PQ van de sleuf (zie afbeelding 10). 20

Afbeelding 8 21

Afbeelding 9 22

Afbeelding 10 23

5.1.9 De regels B, B', B", en B"' worden verlengd door het opspijkeren van nieuwe regels. Dit is eenvoudig, omdat men steeds een halve baddinglengte verspringt. 5.1.10 Zodra een nieuwe badding is geplaatst en afgestut, is het veilige sleufdeel uitgebreid tot de volgende badding. De bewerking volgens de punten 5.1.7 en 5.1.8 wordt herhaald. @5.1.11@5.1.11Het leggen van buizen Indien voor het leggen van buizen stempels moeten worden verwijderd, mag dit eerst geschieden nadat zodanige voorzieningen zijn aangebracht, dat de belasting die deze stempels te houden hadden door andere constructies kunnen worden opgenomen. @5.1.12@5.1.12Het verwijderen van de stempeling De sleuf wordt aangevuld met grond. Zodra de bovenkant van deze grond de onderste stempels bereikt, worden deze weggehaald tezamen met de onderste regels. Naarmate de vulling vordert worden de stempels en regels van onder naar boven verwijderd. Ten slotte worden de baddings getrokken. @5.2@5.2.Laagsgewijs verwijderen van grond Indien de grond laagsgewijs moet worden verwijderd, bijv. in verband met de aanwezigheid van leidingen of indien de grond laagsgewijs moet worden aangevuld, bijv. bij toepassing van leidingen van kunststof, kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden zoals weergegeven op de voorpagina en op afbeelding 11 (foto hierin niet opgenomen). De aan te houden werkmethode kan dan als volgt zijn. De bovenste planken (kantplanken) worden met behulp van enkelvoudige lasverbindingen en schroefstempels op elkaar afgestempeld. Bij niet erg draagkrachtige grond is een ophanging van de kantplank door middel van een enkelvoudige lasverbinding aan een dwarsbalk over de sleuf doelmatig. In het midden van de damplank wordt een tweevoudige lasverbinding aangebracht en tegelijk met deze lasverbinding wordt de plank met een stut tegen de grondwand aangedrukt. Op overeenkomstige wijze kan men de stempeling verdiepen tot de gewenste sleufdiepte is bereikt. Het verwijderen van de stempeling geschiedt in omgekeerde volgorde. 24

@5.3@5.3.Het aanbrengen van een stempeling volgens een gemechaniseerde methode @5.3.1@5.3.1.Inheien van damwanden Nadat de sleuf gegraven is wordt de grondkerende wand met b.v. een heimachine, die op het maaiveld staat opgesteld, in de grond geheid (foto afbeelding 12 hierbij niet opgenomen). Vanaf het maaiveld wordt de bovenste stempeling aangebracht en vervolgens wordt door in de sleuf staande personen de onderste stempeling aangebracht. Bij deze methode van werken kan ook na het aanbrengen van de damwand de sleuf worden gegraven. @5.3.2@5.3.2Stalen frame met hydraulisch aangedreven vleugels In de reeds gegraven sleuf kan een stalen frame worden neergelaten. Dit frame kan b.v. met behulp van wielen en assen die over het maaiveld lopen, in de sleuf worden voortbewogen (foto afbeeling 13 hierbij niet opgenomen). Aan de voorzijde van het stalen frame zijn scharnierende "vleugels" bevestigd, die met behulp van hydraulische stempels kunnen bewegen. Na het aanbrengen, vanaf het maaiveld, van vertikaal geplaatste damplanken worden deze planken door de "vleugels" en de hydraulische vijzels stevig tegen de wand van de sleuf geduwd. Door tussen het frame staande personen kunnen nu de gordingen en de stempels worden aangebracht. De stempels kunnen veilig worden aangebracht tussen het uitkragende deel van de constructie. @5.3.3@5.3.3Stalen frame met schroefvijzels of hydraulische vijzels Volgens de methode zoals is weergegeven op op afbeeling 14 (foto hierin niet opgenomen) met een stalen frame met vijzels wordt in de sleuf een stalen frame voortbewogen bijvoorbeeld met behulp van een hefwerktuig of van een lierwerk. Vertikaal worden damplanken geplaatst tussen het stalen frame en de sleufwand. Met behulp van schroefvijzels of hydraulische vijzels worden nu periodiek de buitenzijden van het frame naar buiten gedrukt, waarbij de damplanken stevig tegen de sleufwand worden gedrukt. Door in de sleuf staande personen kunnen nu de gordingen worden aangebracht. Bij deze methode van werken moet ervoor worden gezorgd, dat de stalen constructies op doelmatige wijze worden ondersteund, opdat voorkomen wordt, dat bij het verminderen van de wrijvingskracht of het wegvallen van de oliedruk de constructie op zich in de sleuf bevindende personen valt. Bij deze constructie kan ook het afstempelen van de gordingen gebeuren tussen het achterste uitkragende deel van de staalconstructie. 25

@5.3.4@5.3.4Het leggen van buizen Daar waar stempelingen moeten worden verwijderd om de buis op zijn plaats te leggen dient een constructie te worden aangebracht die de krachten die op de grondkerende wand werken kan overnemen. Bij toepassing van een stalen frame, zoals bijvoorbeeld in afbeelding 14 (foto hierin niet opgenomen) kan dit frame hiertoe dienst doen, mits het frame zodanig is gedimensioneerd dat de buis hierdoor zonder bezwaar tot op de sleufbodem kan worden gelaten. Nadat de stempeling weer is aangebracht kan het frame een buislengte worden voortgetrokken, waarna de volgende buis kan worden gelegd. @5.3.5@5.3.5Het verwijderen van de stempeling Voor de methodes en constructies beschreven in 5.3.1 t/m 5.3.3 zal het verwijderen van de grondkerende wand geen bijzondere moeilijkheden opleveren, indien de omgekeerde volgorde wordt aangehouden van die bij het aanbrengen van de wand. @6@6.WETTELIJKE BEPALINGEN Op het maken van ingravingen zijn van toepassing artikel 149 van het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 en artikel 49, 1e lid van het Landbouwveiligheidsbesluit. De in de hoofdstukken 2, 3 en 4 gegeven aanwijzingen houden mede verband met de naleving van deze wettelijke bepalingen. Met het in acht nemen van de aanwijzingen voldoet men naar het oordeel van de Arbeidsinspectie op doeltreffende wijze aan bedoelde bepalingen. Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 Artikel 149, lid 1 Het opstapelen van voorwerpen of stoffen, het maken van groeven, geulen, kuilen, putten en het af- of ondergraven van grond moet plaatshebben met inachtneming en toepassing van die voorzorgen, welke voldoende waarborgen geven tegen het gevaar van verzakken, omvallen, afkalven of instorten. Artikel 149, lid 2 Het doen afkalven, afschuiven of instorten van aarde, zand, grind of dergelijk materiaal moet zodanig worden verricht, dat het gevaar te worden bedolven is vermeden. Artikel 149, lid 3 26

Gestapelde of opgehoopte voorwerpen of stoffen mogen geen gevaar opleveren van verzakken, omvallen, afkalven of instorten. Die voorwerpen of stoffen moeten met het oog op dat gevaar regelmatig worden gecontroleerd. 27

Landbouwveiligheidsbesluit Artikel 49, lid 1 Het maken van groeven, geulen, kuilen, putten en het af- of ondergraven van grond, waaronder ook te verstaan kiezel, mergel, veen, enz., moet plaats hebben met inachtneming van die voorzorgen, welke voldoende waarborgen geven tegen het gevaar van verzakken, afkalven of instorten. 28