OCenW-Regelingen Subsidieregeling onderwijsassistenten primair onderwijs Bestemd voor: de bevoegde gezagsorganen van scholen en instellingen waarop de Wet op het en de Wet op de expertisecentra van toepassing is en die gelegen zijn binnen de de gemeenten genoemd in de bijlage bij deze regeling Besluit Hoofdstuk 1 Algemeen Algemeen verbindend voorschrift Datum: 26 november 2001 Kenmerk: PO/JP-2001/44873 Datum inwerkingtreding: zie artikel 18 Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: artikel 2 en 4 van de Wet overige OCenW-subsidies Relatie tot eerdere mededelingen: geen Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/PO, 079-3232.333 De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen; Gelet op: de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCenW-subsidies; Artikel 1 Begripsbepaling. In deze regeling wordt verstaan onder: a minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen; b bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een of meer scholen of instellingen waarop de Wet op het of de Wet op de expertisecentra van toepassing is. Artikel 2 Doelomschrijving. 1 De minister verstrekt subsidie als vergoeding van de salariskosten die voortvloeien uit de aanstelling of benoeming van een of meer onderwijsassistenten die plaatsvindt in de periode van 1 januari t/m 31 juli. 2 De minister verstrekt deze subsidie om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de arbeidsmarktsituatie ter plaatse en daardoor mede de functiedifferentiatie binnen de (desbetreffende) scholen versneld vorm te geven. 3 De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Artikel 3 Subsidieaanvrager. Subsidie wordt slechts verleend aan het bevoegd gezag dat: a een of meerdere scholen in stand houdt in een van de gemeenten genoemd in de bijlage bij deze regeling; NUMMER 29 11 5 december 2001
Subsidieregeling onderwijsassistenten b in de aanvrage aangeeft ten behoeve van deze school of scholen in (een deel van) de periode genoemd in artikel 2, eerste lid, onderwijsassistenten te hebben aangesteld of benoemd dan wel te zullen aanstellen of benoemen; c daarbij (verder) voldoet aan de overige voorwaarden genoemd in deze regeling. Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond. Voor subsidie verlening op grond van deze regeling is een bedrag van 6.534.435,11 (f. 14.400.000) beschikbaar. Artikel 5 Subsidiebedrag per onderwijsassistent. De subsidie per aangestelde of benoemde onderwijsassistent is gelijk aan het brutosalaris van die onderwijsassistent over de periode van aanstelling of benoeming vermeerderd met de werkgeverslasten. 2 Subsidie waarvan blijkt dat deze in strijd met het gestelde in het eerste lid is toegekend, zal worden teruggevorderd. Artikel 8 Niet vervullen begrotingsvoorwaarde. Subsidie ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en wetenschappen die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Artikel 9 Tijdvak subsidieverlening. Subsidie wordt verleend voor maximaal de salariskosten en werkgeverslasten over het tijdvak van 1 januari t/m 31 juli. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag Subsidieverlening Artikel 6 Criteria verdeling bij subsidieverlening. 1 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag dient aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst geldt. 2 De minister kan bij de verdeling tevens rekening houden met het aantal scholen in de gemeenten bedoeld in de bijlage genoemd in artikel 3 onder a. Artikel 7 Weigeringsgronden voor subsidieverlening.. 1 Geen subsidie wordt verstrekt: a Voor aanvragen die per school in totaal minder dan 0,5 of meer dan 1 fte omvatten. b Voor (de aanstelling of benoeming van) een onderwijsassistent die in het schooljaar 2001- al bij subsidieaanvrager in dienst was (is) voor 1 januari. c Indien toekenning van de subsidie leidt tot een onevenwichtige verdeling over de gemeenten van het subsidiebedrag genoemd in artikel 4. d Indien het subsidiebedrag genoemd in artikel 4 is uitgeput. Artikel 10 Subsidieaanvraag. Subsidie wordt op aanvraag verleend. De subsidieaanvraag kan worden ingediend bij: Cfi t.a.v. FTO/TBD Postbus 606 2700 ML Zoetermeer Artikel 11 Aanvraagprocedure en vereisten. 1 Een aanvraag vindt uitsluitend schriftelijk plaats door middel van een door het bevoegd gezag ondertekend formulier CFI 61131 die per (voorgenomen) aanstelling of benoeming de volgende gegevens bevat: - Naam, adres en bestuursnummer bevoegd gezag. - Naam, vestigingsadres en brinnummer van de school van (voorgenomen) aanstelling of benoeming - Omvang en ingangsdatum van de aanstelling of benoeming. - Naam van de onderwijsassistent. - Een akkoordverklaring van de aan te stellen of te benoemen onderwijsassistent met de ingangsdatum en omvang van de aanstelling of benoeming - Het gevraagde subsidiebedrag per onderwijsassistent uitgaande van het bepaalde in artikel 5. - (Ingangsdatum (voorgenomen) aanstelling of benoeming). NUMMER 29 12 5 december 2001
- Omvang van de (voorgenomen) aanstelling of benoeming waarvoor subsidie wordt aangevraagd (in totaal minimaal 0.5 fte en 1 fte per school). Dit formulier kunt u aanvragen door middel van plaketiket Cfi 84887 bij: Cfi, t.a.v. IGP/GOV Postbus 606 2700 ML Zoetermeer 2 In de aanvraag verklaart het bevoegd gezag dat het zich verplicht om bij gebleken geschiktheid de aanstelling of benoeming van een onderwijsassistent waarvoor subsidie wordt gevraagd ook na 31 juli, met uitzicht op een aanstelling of benoeming in vaste dienst en op basis van de reguliere bekostiging voort te zetten, tevens verklaart het bevoegd gezag hierover overleg te hebben gevoerd met de medezeggenschapsraad. 3 In de aanvraag verklaart het bevoegd gezag tevens dat de onderwijsassistent waarvoor de subsidie wordt gevraagd in de periode 1 augustus 2001-31 december 2001 niet bij hem aangesteld of benoemd is (geweest). 4 Ten aanzien van aanvragen die onvolledig zijn of die anderszins niet aan de eisen voldoen, wordt toepassing gegeven aan het gestelde in artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Centrale Financien Instellingen (Cfi) t.a.v. Productgroep Verantwoorden. 2 De aanvraag gaat vergezeld van een financieel verslag. Het financieel verslag bevat een overzicht van de met de activiteiten gemoeide uitgaven en inkomsten. Het vermeldt daarbij het aantal onderwijsassistenten dat is aangesteld of benoemd en per onderwijsassistent: - de periode waarover de aanstelling of benoeming heeft plaatsgevonden; - de formatieomvang waarvoor is aangesteld of benoemd; - de salarisschaal en het salarisnummer dat van toepassing is; - de feitelijke salariskosten die voor de aanstelling / benoeming gemaakt zijn. Tevens wordt per onderwijsassistent aangegeven of het dienstverband na 31 juli is voortgezet. Indien dit niet het geval is, wordt tevens de reden vermeld. 3 Eventuele niet uitgegeven middelen of overschotten of middelen die in strijd met (de) voorwaarden van deze regeling zijn besteed worden teruggevorderd. 4 Vaststelling van de subsidie kan nooit hoger zijn dan de verleende subsidie. Subsidieregeling onderwijsassistenten Artikel 12 Termijn indiening. Aanvragen kunnen vanaf de datum van publicatie van deze regeling tot 1 mei worden ingediend. Aanvragers ontvangen binnen 4 weken bericht. Hoofdstuk 4 Artikel 15 Accountantsverklaring. Indien het subsidiebedrag hoger of gelijk is aan 5.500,- gaat het financieel verslag vergezeld van een verklaring over de rechtmatigheid en de naleving van de subsidievoorwaarden door de subsidieontvanger, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De minister kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van de accountantsverklaring. (Overige) Verplichtingen subsidieontvanger en subsidievaststelling. Artikel 13 Informatieplicht Subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van beleid en de besteding van toegekende middelen. Hoofdstuk 5 Betaling Artikel 16 Betaling van de subsidie. Het bevoegd gezag waarvan de aanvraag om subsidie is goedgekeurd, ontvangt uiterlijk 1 maand na deze goedkeuring het subsidiebedrag bedoeld in artikel 5 ineens. Artikel 14 Subsidievaststelling en financieel verslag. 1 Uiterlijk 1 november dient subsidieontvanger een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie bij de NUMMER 29 13 5 december 2001
Subsidieregeling onderwijsassistenten Hoofdstuk 6 Slotbepalingen Artikel 17 Bekendmaking Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant. Artikel 18 Inwerkingtreding. Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling wordt geplaatst. Artikel 19 Citeerartikel. Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling onderwijsassistenten. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, drs. L.M.L.H.A. Hermans nen onderwijsteams te bevorderen. Door met een gedifferentieerder personeelsbestand les te geven kunnen mogelijke arbeidsmarktknelpunten worden ondervangen. Tevens kan de werkdruk van leraren worden verlaagd en kan meer maatwerk voor leerlingen worden gerealiseerd. Zoals in Maatwerk 3 is aangegeven, zijn er diverse maatregelen genomen die het voor scholen aantrekkelijker maken om een onderwijsassistent aan te stellen of te benoemen. Zo is per 1 augustus 2001 het fre-gebruik van de onderwijsassistent verlaagd van 144 naar 122 fre s en maakt de (laatste) toekenning van extra middelen in het kader van de groepsgrootteverkleining per 1 augustus het (financieel) gemakkelijker om een onderwijsassistent aan te stellen of te benoemen. Om scholen in de gelegenheid te stellen om zo snel mogelijk de functie van onderwijsassistent binnen het team te introduceren, waarmee tevens kan worden bijgedragen aan de bestrijding van het lerarentekort, krijgen scholen in de in de bijlage genoemde gemeenten middelen om vanaf 1 januari een onderwijsassistent aan te stellen of te benoemen. Voorwaarde is dan wel dat deze per 1 augustus op basis van de reguliere bekostiging in de formatie wordt opgenomen. Voor een beschrijving van de functie van de onderwijsassistent wordt verwezen naar het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, bijlage S1) Artikelsgewijs Toelichting Artikel 3 t/m 5 Algemeen 1. Waarover gaat deze regeling In deze regeling wordt aangegeven hoe, en op welke voorwaarden, scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding van de salariskosten en werkgeverslasten van onderwijsassistenten gedurende het tijdvak vanaf 1 januari t/m 31 juli of een gedeelte daarvan. 2. Achtergrond en context Door de inzet van onderwijsassistenten die de leraar met verschillende werkzaamheden bij het primaire proces ondersteunen is het mogelijk een bijdrage te leveren aan de oplossing van de tekortenproblematiek. De aanstelling of benoeming van onderwijsassistenten kan een belangrijk middel zijn om de functiedifferentiatie bin- Voor deze subsidiemogelijkheid komen alleen in aanmerking scholen die gevestigd zijn in de gemeenten genoemd in de bijlage bij deze regeling. Het betreft de gemeenten die deelnemen aan het zgn Grote Steden Beleid en/of het OnderwijsKansenPlan en de gemeenten die direct grenzen aan het grondgebied van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam. Utrecht en Den Haag. De beperking van de aanvraagmogelijkheid tot deze gemeenten is gemaakt gezien de verwachte tekortproblemen in deze gemeenten. De toekenning van middelen in het kader van deze subsidieregeling is gebonden aan een subsidieplafond en een toekenning op basis van het principe op is op. Benoeming of aanstelling hoeft daarom pas na de toekenning plaats te vinden; voor een toekenning is het voldoende dat er sprake is van een (aan te stellen of te benoemen) onderwijsassistent en dat bekend is aan welke school betrokkene voor welke formatieomvang en vanaf welke ingangsdatum zal worden aangesteld of benoemd. Het subsidiebedrag is uiteraard afhankelijk van de omvang van de aanstelling of benoeming, de periode waarover dit gebeurt en de inschaling. Dit laatste is aan het bevoegd NUMMER 29 14 5 december 2001
gezag en de inschaling kan variëren afhankelijk van b.v. de Artikel 14 ervaring van de onderwijsassistent. De aanstelling of benoeming gebeurt verder op de gebruikelijke rechtspositionele voorwaarden van een financieel verslag. Bij de vaststelling van de subsi- De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld die wordt er van uitgegaan dat het toegekende subsidiebedrag volstaat. Eventuele overschotten of middelen die in Artikel 6 en 7 strijd met de subsidievoorwaarden zijn gebruikt kunnen worden teruggevorderd. Voor deze subsidieregeling is geen onbeperkt bedrag beschikbaar. De verdeling gebeurt daarom op volgorde van ontvangst van de aanvrage. Indien mocht blijken dat dit er De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, toe leidt dat het hele budget aan enkele aanvragers zou drs L.M.L.H.A. Hermans moeten worden toegewezen, kan de minister maatregelen nemen om dit te voorkomen b.v. door bij vrijwel gelijktijdige ontvangst de toewijzing van een deel van de gelden op te schorten en daarna bij de verdere toewijzing rekening te houden met het aantal scholen binnen de gemeen- Bijlage bij de regeling ten waarvan op dat moment al aanvragen binnen zijn. De gemeenten bedoeld in artikel 3, onder a zijn: Om de functie van onderwijsassistent een structurele plaats te geven binnen een schoolorganisatie is het nodig Almelo, Alkmaar, Almere, Amersfoort, Amsterdam, dat deze niet te beperkt van (formatie) omvang is. Daarom Apeldoorn, Arnhem, Breda, Den Haag, Deventer, wordt geen subsidie verstrekt voor een totale formatieomvang van minder dan 0,5 fte. Wel kan die formatieomvang Haarlem, Haarlemmermeer, Heerlen, Helmond, Hengelo, Dordrecht, Ede, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, aan een school worden gebruikt door meerdere personen. s-hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, De maximale formatieomvang per school wordt beperkt Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Tilburg, tot 1 fte om zoveel mogelijk scholen van deze subsidiemaatregel te laten profiteren. Dat kan inhouden dat een en de gemeenten die met hun grondgebied grenzen aan Utrecht, Venlo, Vlissingen, Zaanstad, Zoetermeer, Zwolle onderwijsassistent slechts ten dele bekostigd wordt. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht te weten: s Gravenzande, Alblasserwaard, Amstelveen, Barendrecht, Bergsche Hoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Breukelen, Artikel 11 Brielle, Bunnik, Capelle a/d Ijssel, De Bilt, Diemen, Ijsselstein, Krimpen a/d Ijssel, Landsmeer, Leidschendam, In artikel 7 wordt aangegeven welke bekostigingsgegevens Maarssen, Maassluis, Monster, Montfoort, Naaldwijk, een aanvraag dient te bevatten. Nederlek, Nieuwerkerk a/d IJssel Nieuwegein, Oostzaan, In de aanvraag moet het bevoegd gezag verklaren dat het Ridderkerk, Rijswijk, Rozenburg, Spijkenisse, Vlaardingen, zich verplicht om, uiteraard bij gebleken geschiktheid, de Wateringen, Waterland, Westvoorne, Woerden aanstelling of benoeming na 31 juli voor te zetten op basis van de reguliere bekostiging en met het uitzicht op een aanstelling of benoeming in vaste dienst. Tevens wordt gevraagd te verklaren dat een onderwijsassistent waarvoor subsidie wordt gevraagd niet in het schooljaar 2001- al bij haar was aangesteld of benoemd voor 1 januari. Beide subsidievoorwaarden vloeien voort uit het in artikel 2, tweede lid genoemde doel van deze subsidieverlening en het niet nakomen van, dan wel het handelen in strijd met, deze voorwaarden kan er toe leiden dat de subsidie wordt teruggevorderd. Bij het ontbreken van de gevraagde bekostigingsgegevens en/of de gevraagde verklaringen wordt de aanvrage ter completering teruggestuurd. Subsidieregeling onderwijsassistenten NUMMER 29 15 5 december 2001