gemeente Schiedam Aan de gemeenteraad van Schiedam W.J.M. Vissers Wetliouder voor Verkeer ei1 Vervoer, Cultuur, w.o. Cultiiureducatie, Archief, Milieu, Dierenwelzijn Postbus 1501 3 100 EA SCHIEDAM Stadskantoor Stadserf l 3 1 12 DZ SCHIEDAM T01021911 11 F 010 246 53 51 W www.schiedam.nl U\V KENMERK W BRiEF VAN ONS KENMERK 1 OUIT20606 DOORIUESNübfMER 010-2191734 ONDERWERP informatie over Nieuwe Westelijke Oeververbinding DATUM 18 oktober 2010 E-MAIL am.boersma@schiedam.nl Geachte dames, heren, Bijgaande treft u nadere informatie aan over de studie aangaande de Nieuwe Westelijke Oeververbinding, de keuze tussen Oranjetuiinel en Blankenburgtunnel. De pot-tefeuillehouder Verlceer en Vervoer van Stadsregio Rotterdam, mevrouw Baljeu, en de minister van Verkeer en Waterstaat, de heer Eurlings, hebben aangegeven deze studie te willen vervolgen met een zorgvuldig proces. Hiermee wordt aan een belangrijk punt van zorg van betrokken gemeenten tegemoet gekomen. Bijgevoegd zijn recente brieven over dit onderwerp van mevrouw Baljeu van de Stadsregio aan de betrokken gemeenten en van minister Eurlings aan de Tweede Kamer. Met de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Midden Delfland wordt intensief samengewerkt om de gezamenlijke voorlceur voor de Oranjetunnel en de bezwaren tegen het Blankenburgtunneltracé naar voren te brengen. Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, MLiize6 Wethouder W.J.M. Vissers
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 IG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070 351 61 71 F 070 351 78 95 Contactpersoon VENW/BSK-2010/146690 Datum 1 oktober 2010 Onderwerp Kamervragen van het lid Cramer inzake Nieuwe Westelijke Oeververbinding Uw kenmerk 2010208924 Geachte voorzitter, Hiermee beantwoord ik de vragen die het lid 'Cramer" heeft gesteld over 'stand van zaken rondom de studie Rotterdam Vooruit en de Nieuwe Westelijke Oeververbinding". Tevens zal ik met de beantwoording van deze vragen verder ingaan op de motie van leden Dijksma en Wiegman-Van Meppelen Scheppink (32 123 A, nr. 130), die zoals ik heb aangegeven in het VA0 MIRT van 23 juni 2010 gezien kan worden als ondersteuning van het beleid dat wordt gevoerd. 1. Kent u de brief van de burgemeesters van de gemeenten Schiedam, Midden-Delfland, Vlaardingen en Maassluis over het Masterplan Rotterdam Vooruit? 1. Ja. Inmiddels is door mijn Randstad Urgent partner, de portefeuillehouder van de stadsregio Rotterdam, gesproken met de betreffende gemeentelijke bestuurders over het vervolgproces. 2. Deelt u de mening dat de Oranjetunnel en Blankenburgtunnel in het masterplan worden vergeleken op basis van 5 onvergelijkbare maatregelenpakketten en dat daardoor in de vergelijking van de investeringskosten een rooskleuriger beeld ontstaat van de Blankenburgtunnel ten opzichte van de Oranjetunnel? Zo nee, waarom niet? 3. Deelt u de mening dat in het masterplan de gevolgen en risico's voor natuur en (kwetsbare) landschappen nauwelijks verwoord zijn en de structurerende werking van beide nieuwe verbindingen voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling onderbelicht is? Deelt u de mening dat de Oranjetunnel zich juist op deze punten in positieve zin onderscheidt van de Blankenburgtunnel? 4. Deelt u de mening dat in het masterplan al wordt voorgesorteerd op een keuze voor de Blankenburgtunnel? 2, 3 en 4. De functie van het Masterplan Rotterdam Vooruit is de eerste stap van de MIRT Verkenning Rotterdam Vooruit. Het geeft een overzicht van mogelijke Pagina 1 van 4
maatregelpakketten, die een oplossing moeten bieden voor de bereikbaarheidsknelpunten in de regio Rotterdam, randvoorwaardelijk voor het voorgenomen beleid op het gebied van ruimte en economie in het gebied. In het Masterplan zijn de effecten van vijf maatregelenpakketten onderzocht. In twee pakketten kwam een Blankenburgtracé voor, in één een Oranjetracé. De effecten op het verkeer (en de investeringskosten) zijn echter ook voor beide tracés afzonderlijk bekeken, waardoor naast een vergelijking van de vijf maatregelenpakketten als geheel ook een directe vergelijking tussen het Blankenburg- en het Oranjetracé mogelijk is. In de vijf oplossingspakketten zijn de volgende accenten aangebracht: grootste knelpunten eerst, oplossingen in het stedelijk gebied, een dubbel regionaal netwerk (twee varianten) en het versterken van het onderliggend wegennet. In de onderzoeken kwam het Blankenburgtracé verkeerskundig met het beste resultaat voor de ontlasting van de Beneluxcorridor en de doorstroom op de A4-corridor. De gevolgen en risico's voor natuur en landschap en de structurerende werking voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling zijn in de aanloop naar het Masterplan op hoofdlijnen bekeken. Op basis van het Masterplan Rotterdam Vooruit, de onderliggende studies en consultatie van de regio is in het B0 MIRT van het najaar 2009 besloten het Blankenburgtracé en het Oranjetracé verder te onderzoeken. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 3 december 2009, 32123 A, nr. 19 over de uitkomsten en afspraken van de bestuurlijke overleggen MIRT. VENW/BsK-2010/146690 Voor een volwaardige vergelijking is uiteraard meer informatie noodzakelijk dan in het Masterplan is opgenomen. Deze beide tracés worden nu gelijkwaardig en integraal vergeleken op alle aspecten. Bereikbaarheid en verkeer, behoud van de groene omgeving, ruimtelijke effecten en ruimtelijk-economische effecten maken onder meer deel uit van deze onderzoeken. Zodra deze informatie voor beide tracés beschikbaar is, kan een bestuurlijke voorkeursrichting worden bepaald. Welke van de twee tracés op deze onderwerpen de beste oplossing is, kan nog niet worden geconcludeerd. De keus voor de tunnelvariant (Blankenburgtunnel of Oranjetunnel) kan pas plaatsvinden als alle feiten op tafel liggen. 5. Welke stakeholders zijn uitgenodigd voor de stakeholders bijeenkomst van medio mei 2010 over de nieuwe westelijke oeververbinding? Waren de aanwezigen een voldoende afspiegeling van de belanghebbenden in de regio? 5. De stakeholders bijeenkomsten hebben plaatsgevonden op 20 en 21 april 2010 en hadden informerend karakter. Voor de bijeenkomsten waren uitgenodigd: Waterschap Hollandse Delta, Provincie Zuid-Holland, Stadsregio's Rotterdam en Haaglanden, Gemeenten Westvoorne, Hellevoetsluis, Spijkenisse, Bernisse, Albrandswaard, Brielle, Oud-Beijerland, Maassluis, Vlaardingen, Schiedam, Westland, Midden-Delfland, Pijnakker-Nootdorp, Den Haag, deelgemeenten Hoek van Holland, Hoogvliet en Rozenburg, Ministeries VROM en V&W, IKV Ondernemend Vlaardingen, LTO Noord Glaskracht, LTO Glaskracht, LTO Glaskracht Westland, Havenbedrijf Rotterdam, Deltalinqs, KvK Rotterdam, Flora Holland, VNO-NCW west, Kernoverleg Maasdijk, EVO, TLN, Milieufederatie, Beheerstichting Loswal "de Bonnen", ondernemersvereniging Hoek van Holland, Bussinessclub Hoek van Holland, Stena Line, VDB en DSM. Aan de aanwezige partijen is nadrukkelijk gevraagd de lijst van te betrekken stakeholders verder aan te vullen ten behoeve van het vervolg. Mijn RU partner en ik betrekken een Pagina 2 van 4
brede groep stakeholders bij het proces richting besluitvorming, die naar onze mening een voldoende afspiegeling zijn van de belanghebbenden in de regio. VENW/BCK-~O~O/I~~~~O 6. Is het waar dat één van de aanwezigen heeft voorgesteld de bijeenkomst op een ander moment opnieuw te organiseren in aanwezigheid van de relevante stakeholders? Is het waar dat dit verzoek in verband met de haast om te komen tot besluitvorming niet is gehonoreerd? 6. Door een van de aanwezigen is deze vraag gesteld. Samen met mijn RU partner werk ik aan een zorgvuldig proces met betrokkenheid van alle stakeholders. Een zorgvuldige aanpak en het stapsgewijs meenemen van alle partijen in het proces staan hierbij voorop. Bij de stakeholderbijeenkomsten in april ging het om informerende bijeenkomsten en een eerste inventarisatie van de lokale belangen. Alle stakeholders en overige belanghebbenden krijgen nog gelegenheid te reageren en zienswijzen in te brengen op de projectplannen. Eind juni zijn burgers op verschillende informatieavonden breed geïnformeerd. Betreffende overheden en maatschappelijke partijen worden regelmatig op maat geïnformeerd over de inhoud en het procesverloop van het project. Ook zijn maatschappelijke partijen uitgenodigd mee te denken over de inpassing van de beide hoofdtracés tijdens de inpassingsateliers die op 25 mei en 1 juni 2010 hebben plaatsgevonden. Ik wijs er op dat volgend op dit informele en informerende traject er na de aankondiging van de structuurvisie ook een regulier formeel inspraaktraject plaats zal vinden. 7. In hoeverre voldoet de verkenning Rotterdam Vooruit en specifiek de studie naar de nieuwe westelijke oeververbinding momenteel aan de adviezen van de commissie Elverding, namelijk dat sprake moet zijn van een brede verkenning, resulterend in een voorkeursbesluit waarbij (1) zoveel mogelijk maatschappelijke partijen betrokken zijn, (2) alle alternatieven op tafel komen en (3) integraal wordt gekeken naar zowel mobiliteit als ruimtelijke ordening? 7. De Verkenning Rotterdam Vooruit, waarvan de verkenning naar de Nieuwe Westelijke Oeververbinding deel uitmaakt, is officieel gestart in oktober 2008. Op dat moment zijn over deze verkenning ook in het Randstad Urgent programma bestuurlijke afspraken vastgelegd. Gezien het belang dat werd gehecht aan het project Rotterdam Vooruit is toen besloten om de reeds gestarte verkenning zoveel mogelijk langs de lijnen van de aanbevelingen van de Commissie Elverding uit te voeren. Daarbij wordt aangetekend dat gezocht wordt naar een zorgvuldige combinatie van het oude en het nieuwe regime aangezien het huidige juridische kader nog niet in lijn is met de 'sneller en beter' aanpak. Onlangs werd in de motie van de leden Dijksma en Wiegman-Van Meppelen Scheppink de regering verzocht bij de NWO de aanbevelingen van Elverding ter harte te nemen. Ik heb de motie in het VA0 MIRT van 23 juni jl. aangemerkt als ondersteuning van beleid. Bij de tweede fase van de verkenning naar de nieuwe westelijke oeververbinding, gestart na het B0 MIRT van het najaar 2009, wordt gewerkt in de geest van het advies Sneller en Beter van de Commissie Elverding en met inachtneming van de reeds gemaakte bestuurlijke afspraken over de doorlooptijd van de verkenning en de afgesproken momenten van besluitvorming. Pagina 3 van 4
Belanghebbende overheden en maatschappelijke organisaties worden regulier betrokken bij het proces om te komen tot een voorkeursbeslissing. Over de resultaten van de onderzoeken vindt met de omgeving overleg plaats alvorens er een Voorkeursbeslissing wordt genomen over de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. VENW/BSK-2010/146690 Hoogachtend, DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT, ir. Camiel Eurlings Paglna 4 van 4
STADSREGI OTTERDAM Colleges van B&W van gemeenten betrokken bij het project Nieuwe Westelijke Oeververbinding datum 5 oktober 2010 ons kenmerk 75866 R.E. Bouman telefoon (010) 2673119 uw kenmerk betreft Proces Nieuwe Westelijke Oeververbinding Geachte colleges, Als portefeuillehouder Verkeer en Vervoer van de Stadsregio Rotterdam informeer ik u met dit schrijven over de stand van zaken over het project "Nieuwe Westelijke Oeververbinding" (kortweg NWO). Conform de afspraken uit het Bestuurlijk Overleg MIRT mei jongstleden, heb ik begin juli gesproken met mijn Randstad Urgent-duo partner, de minister van Verkeer en Waterstaat. De minister en ik hebben, alles overziend, op dat moment besloten om nog geen bestuurlijke voorkeur uit te spreken in de afweging tussen Oranjetunnel of Blankenburgtunnel. De relevante achterliggende onderzoeksrapporten waren in juni nog niet beschikbaar. Bovendien ontbrak de tijd om daarover een discussie te kunnen voeren tussen de opdrachtgevende partijen, de vele betrokken partijen en andere stakeholders. Hierbij speelt mee dat wij de diverse zorgen over een zorgvuldige voortgang van het proces serieus nemen. Wij beiden onderschrijven evenwel het belang van tempo houden in dit proces. Om die reden is afgesproken om in september opnieuw de stand van zaken te bezien. Ter voorbereiding op een vervolgafspraak met de minister in september, heb ik in de afgelopen periode diverse gesprekken gevoerd met bestuurlijke partners in de regio, waaronder uzelf. Uit deze overleggen kwam naar voren dat u het zeer op prijs stelt om goed bij het proces over NWO te worden betrokken. U heeft daarbij aangegeven dat het voor een zorgvuldig participatietraject van belang is om vooralsnog de verschillende alternatieven daarin te bespreken, Uw punten heb ik ingebracht in het overleg met mijn bestuurlijke regiopartners en de minister van Verkeer en Waterstaat. In het B0 MIRT van dit najaar zullen wij mede op basis van uw inbreng Meent 106 1 Postbus 21051 1 3001 AB Rotterdam i T 010 417 23 89 1 F 010 404 73 47 1 E info@sr.rotterdam.nl i www.stadsregio.info B O U W E N A A N S A M E N H A N G
STADSREGI ROTTERDAM afspraken maken over het verdere vervolgproces, waarbij ook recht gedaan zal worden aan uw inbreng. Ik vertrouw erop u hiermee voor dit moment voldoende helderheid te hebben verstrekt over het vervolgproces omtrent de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Hoogachtend, ].N, ~a\jeu \ portefeuillehouder Verkeer en Vervoer stadsregio Rotterdam B O U W E N A A N S A M E N H A N G