MODEL DER SCHELDE VAN HANSWEERT TOT AAN DE TOEGANGSSLUIZEN PER HAVEN. Model 119 PROEVEN AANGAANDE DE STORTPLAATSEN DER BAGGERSPECIE.

Vergelijkbare documenten
Hoofdingenieur-Directeur van Bruggen en Vf egen, Directeur van het Waterbouwkundig Laboratorium.

STROOMATLAS BENEDEN ZEESCHELDE VAK PROSPERPOLDER - KRUISSCHANS

M O 119; MODEL DER SCHELDE VAN HANSWEERT TOT AA N DE BOUDEWIJNSLUIS. Iste Vervolg;

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

WESTERSCHELDE EN ZEESCHELDE BAGGERWERKEN 1982

WESTERSCHELDE EN ZEESCHELDE BAGGERWERKEN 1981

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

WAAROM HET VOORSTEL OM ANDERS TE STORTEN VOOR DE PLAAT VAN WALSOORDEN

Op- en afvaartregeling voor 8000 en meer TEU containerschepen. tot de haven van Antwerpen bij een. maximale diepgang van 145 dm

EXPERIMENTEREN MET DE NATUUR

Indijking van de Brakman Nieuwe Isabellasluis. Proeven op klein m odel.

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Directie Zeeland. cc1. Nummer; Bibliotheek, Koestr. 30, tel; , postbus 5014,4330 KA Middelburg

De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde

Ontstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde

De ophoging van de zeebodem in de baai van Knokke-Heist

over de cyclus der zogenaamde drempelgeulen in de oostelijke uitloop van de zimmermangeul

Voorstelling van de activiteiten in 2003

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Waterbouwkundig Laboratorium dorgerhout BiBUOTHEEX 4^71

S 3631 UïïSiiATOïnï lif r-r^' J'JJHt S HV:r?AUUQUir3 J

Signalisatie Scheepvaart op Albertkanaal

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. - Jonathan Devos -

Momenteel bevinden zich langs de Westerschelde de volgende stations: R R L L

Monitoring meergeulensysteem Westerschelde

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. Algemene inhoud 27/09/2012. Topografie, kennis van zee & strand. Getijdenleer.

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

rijkswaterstaat directie zeeland

Kanaal Charleroi-Brussel. Sluis I F. Segmentschuiven der benedendeur.

Baggeren en storten in de Westerschelde een nieuwe kijk op het onderhoudsbaggerwerk

Monitoring meergeulensysteem Westerschelde

Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten

Ministerie van Openbare Werken, Antwerpse Zeediensten N.V. Dredging International.

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen

Maatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013

rijkswaterstaat notitie WWKZ -81.V276 adviesdienst Vlissingen Leden Projectgroep VWG Verdiepen Westerschelde

-21- GETIJDEN (2) De veelvormigheid van het getij: de Noordzee

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

C OMES HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING

Van Hopinhoucklian 60 AAN. Van Ho~enhoucklaan 60, ' BiaUVICNIIAUiE.

Kubatuurberekening voor het Schelde-estuarium KARAKTERISTIEKE GETIJDEN UIT HET DECENNIUM EN TOPO-BATHYMETRISCHE GEGEVENS UIT 2001

Overleg Flexibel Storten

Infoblad - werknemers Overgang van een 1/2-tijds tijdskrediet of een tijdskrediet 1/5 naar een thematisch verlof en omgekeerd

... st7~e. te 's-g R A VEN H A G E. In afschrift toeeezonden aan de Leden en den Secretaris AAN. Vun Speykstraat ~O. DIRECTIE

Modelstudies aangaande de verbetering van de bevaarbaarheid van de Schelde*

RIJKSWATERSTAAT Nota 68.2 DIRECTIE ZEELAND met 22 STÜDIEDIEBST VLISSINGEN

Onderwerp: Voorlopig Advies over de overvloedige neerslag op 23 juli 2016 in de streek tussen Tienen en Beringen-Tessenderlo.

ZLD 6548 Onderzoek naar toepassing van nieuwe baggertechnieken: Airset in het Gat van Ossenisse.

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden

)EFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Pilootproject Stortstrategie Walsoorden : een nieuwe benadering voor het beheren van de morfologie van de Westerschelde

I I I I I I I I I I I I I I AUTONOME ONTWIKKELING WESTERSCHELDE in opdracht van Rijkswaterstaat

Ui tgraven wel 1 en bij Andel st S

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

Retributies en belastingen. Vaststellen van de verhaalbelasting op het aanleggen van riolen voor de aanslagjaren

Verhaalbelasting op het aanleggen van wegen voor de aanslagjaren ( )

ARC HAEO LOG I CAL SOLUTIONS

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, maart 2010

Ontbinding en vereffening

VERBETERLIJST. kaart: Westerschelde. INT 1478 (Belg. kaart 106) editie november 2015

IKOB-BKB Reglement Raad van Beroep

De vetzuursamenstelling van producten vleesbereiding en vleesproducten. Datum 7 oktober 2013

Fysieke leefomgeving I.B EELDKWALITEIT VAN DE STAD

Overgang van GLLWS naar LAT

Reisvoorbereiding. Ivar ONRUST

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Samenvatting uitkomst volgmodules Voorjaar 2015

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Zeepreventorium Klemskerke (Den Haan aan Zee), Belgi4 (Geneesheer-Direkteur : Dr, F. ALEXANDER)

Verhaalbelasting op het aanleggen van riolen voor de aanslagjaren , met ingang van 01/07/2016

Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig. Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares)

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

STUDIE (F) CDC-455

Wehner/Schulze proef als methode voor de bepaling van de aanvangsremvertraging.

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DEPARTEMENT LEEFMILIEU EN INFRASTRUCTUUR ADMINISTRATIE WATERINFRASTRUCTUUR EN ZEEWEZEN ANTWERPSE ZEEHAVENDIENST

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

D 98. Narijpingsproef bij tomaat,1958. door: T.Dijkhuizen. Naaldwijk,1963. TATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAAIDWIJK.

PROBETON vzw Aarlenstraat 53/B Brussel Tel.: +32 (0) Fax : +32 (0) mail@probeton.be

Home > Addendum dd bij de circulaire AAFisc 36/2008 (nr. Ci.RH.421/ ) dd

Tijpoort in relatie tot het toelatingsbeleid. Voor een veilige en vlotte op- en afvaart in het Scheldegebied. Infobrochure

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

CONSEQU ENTIES VAN HET OP DIEPTE HOUDEN VAN DE VAARGEUL IN DE WESTERSCHELDE

Aan de Raad Raad Made, 20 mei 2014

Vlaamse Overheid. Vaarwegbeheer Bestelopdracht 1: Flexibel Storten Afdeling Maritieme Toegang

Tekststudio Schrijven en Schrappen lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Sediment en morfologisch beheer van estuaria

Verslag solo tocht naar het Schwarztonnen Sand in de Elbe op maandag 29 februari 2016

5,9. Praktische-opdracht door een scholier 2779 woorden 8 mei keer beoordeeld. Natuurkunde. Inhoud

Traject Toegelaten afmetingen Verplicht lengte breedte diepgang varen uit de oever op minstens. Albertkanaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stuurgroepvergadering 20 mei 2008

Hydraulica. Practicum Verhanglijnen BB1. Prof. dr. ir. R. Verhoeven Ir. L. De Doncker

Een kogel die van een helling afrolt, ondervindt een constante versnelling. Deze versnelling kan berekend worden met de formule:

Morfologischcontwikkeling van de Everingen ggricht op scheepvaart fupctjes

1 Dagverlenging met LED-belichting bij chrysant in de teelt van moederplanten

terreinfiche Hooiemeersestraat te St-Baafs-Vijve (Wielsbeke)

Aanvulling van [ ] op het Prospectus dat op 5 mei 2015 door de FSMA werd goedgekeurd De Aanbieder wordt geadviseerd door

Slibbalans-Zeeschelde DEELRAPPORT 7 - METINGEN HALFTIJ-EB BOVEN-ZEESCHELDE 2014

TU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud.

ZEEUWSE MEER. globale getij - hoogten. in verschillende. compartimenteringsmodellen. ;aat deltadienst ndenzoek. nota: 75-04

Transcriptie:

MODEL DER SCHELDE VAN HANSWEERT TOT AAN DE TOEGANGSSLUIZEN PER HAVEN Model 119 PROEVEN AANGAANDE DE STORTPLAATSEN DER BAGGERSPECIE.

I. - INLEIDING. In de loc^ van het jaar 1960 werden de proeven xiitgevoerd waarbij de verplaatsingen véin beweegbaar materiasil, neergelegd op de bodem, werden nagegaan met het doel de stortplaatsen der baggerspecie, afkomstig van onderhoudsbaggerwerken op de Schelde, oordeelkundig te kiuinen kiezen. Deze proeven concentreerden zich hoofdzakelijk op Nederlands grondgebied waar al de baggerspecie der onderhoudsbaggerwerken terug in de rivier gestort wordt. De baggerspecie afkomstig van Belgisch grondgebied wordt praktisch integraal buiten de oevers opgespoten, de ' proeven beperkten zich dan ook hier tot het gebi ed van het Schaar van Ouden Doel, zone waar nog in bepaalde omstandigheden baggerspecie gestort wordt. Al de proeven gebeurden met het model, gebouwd volgens de toestand van 1955-1956, in vaste cementbodem waarop een kunstmatige ruwhèid met steenslag was aangebracht. De proeven werden voorts uitgevoerd met de springtij van 30.12.1955 in model ingebracht. In eerste instantie werden de stortplaatsen onderzocht welke in de natuur op het huidige ogenblik gebezigd worden. Naderhand werden tevens alle mogelijk in aanmerking komende stortplaatsen onderzocht d.w.z. plaatsen welke rekening houdend met het getij door een afgeladen baggervaartuig ktinnen bereikt worden en waar tevens voldoende waterdiepte voorhanden is om de baggerspecie te kuimen lossen. De stortplaatsen ztillen dus telkens gelegen zijn in of in de nabijheid van het vaarwater zo niet in de ingangen der nevenvaarwaters. De gevolgde werkwijze was: Als stor^laats in model werd telkens een zone aangenomen van circa 60 x 30 cm met de langs as in de stroomrichting waarop dan gedurende een bepaald aantal achtereenvolgende tijen telkens bij kentering van hoogwater (K. H, W.) een zekere hoeveelheid beweegbaar materiaad op de bodem werd neergelegd. Het ogenblik van K.H. W. werd uitgekozen

- 2 daar uit talrijke proeven geblekeu vets dit het ogenblik zelf waarop het beweegbaar materiaal op de bodem werd neergelegd geen invloed had op het eindresviltaat der proef. 1 Als gebezigd beweegbaar materiaal werden polysty reenkor reis met een genoiddelde diameter vetn Z, 8 mm (korrels vooraf bewerkt met benzol en zagemeel) gebezigd waarvzui de verplaatsingen dan gedurende een bepaald aantal tijen werden nagegaan. : De metingen zelf geschiedden nu ofwel na het neerleggen der laatste hoeveelheid beweegbaar materiaal ofwel liet men daarna nog een bepaald aantal tijen stromen. Als algemeen principe werd aangehouden dat gedurende 20 achtereenvolgende tijen beweegbaar materiaal zou neergelegd w o r den met (^meting na het 65ste getijde. Voor sommige stor^laatsen werden echter ook opmetingen verricht na het 20ste en het 114de getijde. Verder kunnen we doen opmerken dat de werkuren in de dag slechts toelieten circa 25 tijen te stromen. Bij proeven voor dewelke een groter aantal achtereenvolgende tijen diende gestroomd, werd dan ook besloten gedurende de nacht de proeven te laten voortduren. Daar we voorts over polystyreenkorrels van verschillende kleur beschikten'was het mogelijk op verschillende plaatsen tegelijkertijd proeven &te voeren ; alzo werd gewoonlijk op drie tot zelfs op vier plaatsen gelijktijdig beweegbaar materiaal op de bodem neergelegd. Deze beide bovenvermelde werkwijzen brachten een aanzienlijke tijdwinst mede. Dertig stortplaatsen werden onderzocht voor vele onder hun gebeurde dit voor een verschillend aantal tijen. Het uitvoeren van het programma vergde alzo het stromen van 1050 getijen en het doorwerken gedurende 15 nachten. Eens een proef begonnen werd, gedurende gans de periode dat beweegbaar materiaal op de bodem werd neergelegd,steeds dezelfde hoeveelheid aangehouden. '

- 3 In het adgemeen gebeurden de proeven met het storten van 500 cc op K.H, W, Nochtans daar waar slechtd geringe verplaatsing werd vastgesteld werd deze hoeveelheid verminderd op 250 cc. om geen ophoping van materiaal en dus geen aanzienlijke topografische wijziging in het model aan te brengen. De meetresultaten werden uitgedrvikt in % t. o. v. de totaal gestorte hoeveelheid dit alleen om toe te laten de verschillende proeven onderling te vergelijken. De uitslagen hebben trouwens alleen een qualitatieve waarde, met andere woorden het ghat niet op rekening houdend met de schaal van het model, de gevonden resultaten gewoonweg in de natuur om te zetten. * * * n. - UITSLAGEN DER PROEVEN. Bijlage 1 geeft een algemeen overzicht vein de verschillende plaatsen welke achtereenvolgens in model onderzocht werden. * * * 1. Stortplaatsen gelegen in het Schaar véin Waarde (n rs.l tot en met 4). Op deze plaats wordt in de natuur specie afkomstig veoi de baggerwerken van de drempels van Hansweert en van het Schaar v in Walsoorden gestort. De uitslag der metingen, uitgevoerd na 65 tijen, waarbij, gedurende 20 achtereenvolgende tijen 250 cc beweegbaar materiaal op de stortplaats nr. 1 werd neergelegd, is weergegeven op bijlage 2. Een algemene opwaarts gerichte verplaatsing werd waargenomen met nederzettingen in het Schaar van Waarde zelf en een zeer kleine hoeveelheid in het Schaar vam Valkenisse.

- 4 - Gelijkaardige proeven, uitgevoerd op de stortplaatsen 2 tot en met 4 leidden tot dezelfde vaststellingen. 2, Stor^laatsen gelegen langsheen de linkeroever van het vaarwater tussen de drempel van Valkenisse en het Oude Hoofd van Y^^^soorden. (plaatsen 5 tot en met 10). In de natuur wordt ter hoogte der stortplaats 7 veel baggerspecie afkomstig der onderhoudsbaggerwerken op de dren^els vzin Valkenisse en Bath gestort. Op de stortplaats n* 5 werd geen beweging waargenomen, noch bij eb noch bij vloed waaruit mocht besloten worden dat in gans het Zuidergat (ter hoogte van het Oude vaarwater van Wzilsoorden) geen materiaal transport bestaat. De uitslagen der metingen na 65 tijen op de stortplaatsen 7 en 10, respectievelijk gelegen ter hoogte der lichtbakens Konijnenschor en Marlemonsche plaat, zijn weergegeven op bijlage 3, Zij geven een algemeen beeld van de waargenomen verplaatsing vsoi neergelegd materiacil op de verschillende plaatsen langsheen de linkeroever van het vaarwater. De beweging van het neergelegd materiaal op de stortplaatsen 6, 7 en 8 gebeurde in hoofdzaak naar afwaarts, deze op de plaatsen 9 en 10 in hoofdzaéik naar opwaarts, terwijl op de stortplaatsen zelf geen beweegbaar materiaal ter plaatse was blijven liggen. Bespreken we nu even meer in het bijzonder de uitslagen der metingen weergegeven op bijlage 3. a) stortplaats nr. 7 (Kónijnenschor) De verplaatsing is hoofdzakelijk naar afwaarts gericht, 70,9% (51% + 19,9%) werd afwaarts in het vaarwater weergevonden, terwijl reeds 25,7% zich neergezet had op de zuidelijke rand der Platen van Valkenisse in het Schaar van Walsoorden.

- 5 - Slechts een klein gedeelte (2,1% ) had zich in opwaartse richting verplaatst en werd weergevonden ter hoogte van de drempel van Valkenisse, terwijl verder nog 1,3% in het Schaar van Valkenisse t eruggevonden werd, b) Stortplaats nr.lo ( Marlemonsche plaat) De verplaatsing is hier hoofdzakelijk in opwaartse richting, 91% (81% + 2% + 8%) werd weergevonden in omgeving van de drempel van Valkenisse terwijl daarentegen slechts 2% weergevonden werd in het vaarwater, tussen Veilkenisse en Baalhoek en 7% op de zuidelijke rand der Platen vzin Valkenisse in het Schaar van Walsoorden. In hoeverre dit nu met de werkelijkheid, dus met waarnemingen in de natuur, strookt, volstaat het volgende feiten aan te halen. 1) Niettegenstaande dat reeds vele jaren langsheen de linkerwal baggerspecie gestort wordt, werden tot op heden nog nergens merkbare aanzandingen ingevolge de stortingen waargenomen. 2) Nederzettingen ter hoogte van de drempel van Vzilkenisse worden in de natuur volkomen bevestigd daar het noodzakelijk is aldaar gestadig door baggerwerken in te grijpen. 3) Sinds het doorbaggeren van het Schaar van V/ ilsoorden(l 951) wordt een gestadig uitwerken naar het vaarwater toe der platen van Valkenisse vastgesteld. De gestorte baggerspecie in de omgeving van het Konijnenschor zal dus deze natuurlijke evolutie nog bevorderen. Verder werden voor sommige plaatsen proeven hernomen waarbij echter ditmaal de opmeting ha het 20ste of het 114de tij gebeurde.de uitslagen hiervan gaven een verplaatsing welke in minder of in groter mate verschilde met de vorige dit naargelang het aantal tijen. Het beeld der verplaatsingen bleef echter behouden.

- 6-3. Stortplaatsen gelegen langsheen de rechteroever van het vaarwater tussen Z immer manpolder en het Oude Hoofd van Walsoorden (plaatsen 11 tot en met 18). Op bijlage 4 zijn slechts de uitslagen der metingen voor de stortplaatsen 14 en 15 weergegeven, de metingen werden uitgevoerd na het 65ste getijde waarbij gedurende 20 achtereenvolgende tijen 500 cc beweegbaar materiaal werd neergelegd. Het materiaal gestort op de plaats n r.l4 vertoonde slechts een langzame afwaartse verplaatsing zodat na 65 tijen zich praktisch nog 84 % ter plaatse bevond. Het overige gedeelte had zich naar afwaarts verplaatst en werd weergevonden in het Schaar van Valkenisse (16 %). De algemene verplaatsing vain het materiaal gestort op nr. 15 was naar afwaarts, met dit verschil dat de verplaatsing in een veel vlugger tetrpo jgeschiedde dsm voor de juist besproken stortplaats. Al het gestorte materiaal was na 65 tijen van de stortplaats volledig verdwenen en circa 70% bevond zich reeds even opwaarts de ingemg van het Schaar van Veilkenisse. In tegenstelling met de stortplaats nr. 14 werd nu 15% weergevonden in het Schaar van Valkenisse en 15% in het Schaar van Walsoorden. In dit geval werd dus reeds een aanzienlijke nederzetting VEin materiaal in het Schaar vzin Walsoorden wistgesteld. Op de stor^laats nr. 14 werd nog een proef uitgevoerd waarbij gedurende 65 achtereenvolgende tijen 200 cc beweegbaar materiaal werd neergelegd, waarna de opmeting geschiedde, dit om na te gaan op welke wijze de verdeling in de tijd vein het storten van een zekere hoeveelheid de verplaatsingen belhvloedt. De resultaten van deze proef zijn eveneens op bijlage 4 aangebracht en deze stemmen vrij goed overeen met deze waarbij

- 7 - gedurende 20 achtereenvolgende tijen 500 cc werd neergelegd en de verplaatsingen opgemeten werden na 65 tijen. We zouden dus mogen besluiten dat de verdeling van de storting in de tijd gedurende een periode geen invloed zal uitoefenen dit natuurlijk in zo verre dat die hoeveelheid niet zodanig groot genomen wordt dat ze de plaatselijke topografie der bedding aanzienlijk zou gaan wijzigen. Hierna volgt een korte beschrijving van de uitslagen der stortingen op de andere onderzochte stortplaatsen: a) ^^r^ lj.a'^ _i^. 11 : 250 cc gedurende 20 achtereenvolgende tijen met meting na het 65ste getijde. E r werd geen verplaatsing vastgesteld, hetgeen trouwens te verwachten was daar de plaats gelegen is in een zone waar grote nederzettingen vsin materiaal werden vastgesteld, tijdens reeds uitgevoerde proeven aangaande meer c^waarts gelegen stortplaatsen. b) stortplaats nr,12 i 500 cc gedurende 20 achtereenvolgende tijen met opmeting na het 65ste getijde. Er werd een heel kleireafwsiartse beweging waargenomen, circa 98% was prsiktisch ter plaatse blijven liggen en 1% werd opgemeten respectievelijk in het Schaar van Vsilkenisse en in het Schaar van Walsoorden. c) sto r^ laats nr. 13 ; 500 cc gedurende 20 achtereenvolgende tijen met opmeting na het 65ste getijde. De verplaatsing geschied*- de uitsluitend naar afwaarts toe het Schaar véin Valkenisse in en gdïeurde echter vrij langzaam. d) 1^^ ^ 1^7 : gedurende 20 achtereenvolgende tijen werd 500 cc op de bodem neergelegd waarna de opmeting geschiedde. Deze proeven geven een algemeen afwaarts gerichte verplaatsing langsheen de rand der Platen van Valkenisse. De verplaatsing was veel groter voor de stortplaats nr. 17 dan deze waargenomen voor nr. 16. Immers na 20 getijen was het beweegbaar materiaal volledig verdwenen en had circa 79% zich regelmatig verspreid neergezet leuigsheen de rand der Platen van

- 8 - Valkenisse tussen de stortplaats en de ingang van het Schaar van Valkenisse. Voor de stortplaats nr. 16 werd nog circa 67% weergevonden juist afwaarts de stortplaats met circa 29% regelmatig verspreid in het vaarwater tussen de stortplaats en de ingang van het Schaar van Valkenisse. In beide gevaillen werden nog enkele procenten weergevonden meer naar afwaarts in het Schaar van Valkenisse en het Schaar V2in Walsoorden dit ongeveer in de verhouding van 3/l. Verder had zich van de stortplaats nr. 17 4% verplaatst het Schaar van Zimmermanpolder in, en had zich circa 9% neergezet op de drempel veui Valkenisse. e) stortplaats n r.l8 : 500 cc gedurende 20 achtereenvolgende tijen met opmeting na het 65ste tij. Er werd wederom een edgemene afwaartse verplaatsing vastgesteld met nederzettingen deels in het Schaar van Zimmermsuipolder (36,5%) deels juist aan de ingang van het Schaar van Valkenisse (33%) en deels in het Schaar van Vzdkenisse zelf (26%>). Circa 1%> had zich nog meer naar aiwaarts verplaatst tot in het Schaar vein Walsoorden, terwijl ongeveer 3,5% weergevonden werd ter hoogte der drempel van Valkenisse. 4*, Stor^laats gelegen in het Schaar van den Noord (nr, 19). In de natuur wordt aildaar veelvxildig baggerspecie gestort voortkomend vein baggerwerken ter hoogte van de drempels van Bath en Valkenisse.. Er werd hier telkens bij K. H.W. 500 cc beweegbaar materiaal op de bodem neergelegd dit gedurende 20 achtereenvolgende tijen. Metingen werden uitgevoerd bij een eerste proef na het 20ste getijde, bij eéh tweede proef na hét 65ste getijde. De uitslagen dezer beide niètingen zijn samengevat op de I>^jlejge 5.^ Deze proeven geven acihlèiding tot de volgende vaststellingen : " a) het op K.H, W, neergelegde materiaal vertoonde bij de /. o

- 9 - daaropvolgende eb preiktisch geen verplaatsing; bij de hiernavolgende vloed daarentegen verdween gans de hoeveelheid véin de stortplaats en bewoog 2ich door het Schaar van den Noord in de richting van het vaarwater boven Bath alwaar het zich in het vaarwater langs de linkerwal neerzette. b) Bij de daaropvolgende eb werd dit beweegbaar materiaal grotendeels door de stroom terug het Schaar van den Noord ingebracht; de gevolgde bazin was echter nu reeds meer noordelijker gelegen dan de eerste; het materiaal zette zich terug neer aan de afwaartse ingang van het Schaar van den Noord. c) De verplaatsingen vermeld onder a) en b) herhaalden zich bij de daaropvolgende tijen zodat het materiaal een beweging over het platen- en geulencoirplex van Saeftinge uitvoerde zozils weergegeven op vermelde bijlage. Deze verplaatsing toonde aan dat na de derde vloed de eerste nederzettingen op de noordelijke rand van de Platen van Saeftinge in de Bocht van Bath reeds voorkwamen. d) Slechts een klein percentage van het beweegbaar materiaal dat zich bij K.H. W. neerzette langsheen de linkerwal van het vaarwater boven Bath ging zich bij de daaropvolgende eb in het vaarwater naar afwaarts verplaatsen om alzo Izings de Bocht vzin Bath te gaan. e) De neerzettingen van beweegbaar materiaal langsheen de noordelijke rand van de Platen van Saeftinge, vastgesteld vanaf de derde vloed, namen bij de daaropvolgende tijen gestadig toe. Een deel hiervan echter werd door de ebstroom meegevoerd door het Nauw van Bath om zich meer nkar afwaarts toe neer te zetten ter hoogte van de d ren tel van Valkenisse. Vanaf de dren tel van Valkenisse werd wederom een klein percentage door de eb verder naar afwaarts meegevoerd langs de rand der platen vein Valkenisse om zich vervolgens neer te zetten, gedeeltelijk in het

- 10 - Schaar van Valkenissei gedeeltelijk langs de noordelijke rand van het vaarwater véin het Schaar van Walsoorden. De vergelijking van beide metingen geeft heel dviidelijk de invloed op de nederzetting weer vein het aantal tijen gedurende dewelke gestroomd werd. Inderdaad, de opmeting na 20 getijen gaf nog 24% beweegbaar materiaal verdeeld over het platensysteem van Saeftinge. Na het overheen gaéin véin nog 45 tijen zonder storten was dit volledig verdwenen. De afzetting in de Bocht van Bath welke na 20 tijen 56% bedroeg is geslonken tot 32% na 65 tijen, daar alsdan reeds een groot deel door de eb naar afwaarts was medegenomen en zich had neergezet ter hoogte van de drempel van Valkenisse waar de nederzetting van 19% na 20 tijen gestegen was tot 64% na 65 tijen. Na 20 tijen werd 1% weergevonden is het Schaar vein Valkenisse; dit was gestegen tot 3% na 65 tijen, terwijl lemgsheen de rand van de Platen van Valkenisse ter hoogte van het Schaar v ui Walsoorden na 20 tijen nog niets weergevonden werd, had zich aldaar na 65 tijen reeds 1% aigezet. Door het feit dat bij elke vloed gans de hoeveelheid véin 500 cc beweegbaar materiaeil meegenomen werd door de stroom, werd besloten een proef te doen door telkens bij K. H.W. 1000 cc neer te leggen op de stortplaats. Dit gebevordenu gedurende 112 achtereenvolgende tijen. De opmeting werd uitgevoerd na het 114de getijde waarvan de uitslag op bijlage 6 is weergegeven. Om gedurende de proef het beeld der verplaatsingen vast te leggen werden op verschillende tijdstippen fotoopnamen gemaakt, zo werd :. foto 1 : genomen na 20 getijen op K.H.W. foto 2 : genomen na 66 getijen op K.H.W. foto 3 : genomen na 66 getijen op K.L.W. foto 4 : genomen na 85 getijen op K.H.W. foto 5 ; genomen na 85 getijen op K.L.W. foto 6 : genomen na 114 getijen cq> K.H.W.

- 11 - Deze oto*s geven in functie van het aantal tijen heel duidelijk de evolutie van het neergelegde matei^iaal weer terwijl zeer goed de geleidelijke toenzinae der nederzettingen op de rand der Platen van Saeftinge in de Bocht van Bath, op de dreiiq)él van Valkenisse alsmede in het Schaar van den Noord waar te nemen zijn. De vaststellingen in het model gedaan, worden in de natuur bevestigd. Inderdaad langsheen de noordelijke rand der platen van Saeftinge ter hoogte der d ren tel van Batli alsmede pp de d ren tel van Valkenisse moeten regelmatig aaiizienlijke baggerwerken uitgevoerd worden. De verplaatsingen van het beweegbaar materiaal over het con^lex van Bath welke geschieden volgens de banen aangeduid pp de bijlagen 5 en 6 komen ook duidelijk tot uiting op de fotoppnamen. Aangezien de bodem van het model vast is komen de zones waar grote verplaatsingen waargenomen worden overeen met plaatsen welke in de natuur ofwel in tiitschuring verkeren ofwel in vrij stabiele toestand zijn. Bijgevolg zouden de verplaatsingen weergegeven op bijlagen 5 en 6 dus moeten aanleiding geven tot het vormen of het behoud van eb- en vloedgeulen. Beschouwen we nu de foto's 4 tot en met 6 dan bemerken we dat in de nederzettingen welke zich aan de opwaartse zijde der Platen van Saeftinge voordoen duidelijk de vorming der vloed- en ebgeulen zich aftekent. Deze geulen zijn in rode lijn op de fotoopnamen weergegeven. We merken op dat deze eb- en vloedgeuleh steeds ten opzichte van elkaar een verschuiving ondergaan hebben en niet in eikaars verlengde komen te liggen m. w. de ebgeul kiest steeds een andere weg dan de vloedgeul met als gevolg het oiistaan van een drempel in de overgang der beide geulen. Dit verschijnsel wordt in de natuur weergevonden zöals

- 12 - blijkt uit een willekeurig gekozen toesteind van het complex van Bath weergeeft., We kunnen dus besluiten dat de gevonden modeltoestand volledig geconfirmeerd wordt door de natuur. Onmiddellijk dient er echter aan toegevoegd dat het model in zijn huidige toestcuid, dus met vaste cementbodem waarop een hoeveelheid beweegbaar materiaaj was neergelegd, wel een zekere toestand kan weergeven maar niet in staat is de evolutie hiervein na te gaan. Hiervoor is een beweegbare bodem vereist welke uitschuring en verplaatsing der banken toelaat. 5*. Stor^laatsen_gelejen in de Appelzeik (nrs. 20 en 21) In de natuur wordt een gedeelte der baggerspecie afkomstig vem baggerwerken in de omgeving van Bath, aldaar gestort. De uitslag der ppmetingen, uitgevoerd na 65 getijen, w aarbij gedurende de 20 eerste tijen beweegbaar materiaal op de stortplaats nr. 20 werd neergelegd is eveneens op de bijlage 2 weergegeven waarbij de aslijn de gevolgde weg tijdens de verplaatsingen aangeeft. Men bemerkt: De verplaatsing geschiedde naar opwaarts toe in de Appelzak. Na een zeker aantal tijen kwam reeds een gedeelte van het beweegbaar materiaal aan de opwaartse uitgeuig van de Appelzak ter hoogte van de drempel van Zandvliet in het vaarwater terecht. Door de ebstroom werd het vervolgens langs het vaarwater naar afwaarts meegenomen, ging om de Bocht van Bath en zette zich vervolgens neer ter hoogte van de drempel vaui Valkenisse. Een klein gedeelte ging verder naar afwaarts toe het Schaar van Valkenisse in. Na 65 tijen bevond het materiaal zich nog grotendeels in de Appelzak (77,8%), terw ijl 7,3% weergevonden werd in

- 13 - de vaargeul tussen de drempels vsui Zandvliet en Valkenisse en 12,4% zich had neergezet op de dren tel van Valkenisse. Daarbij werd nog 2, 5 % weergevonden in het Schaar van Vedkenisse. Een gelijkaardige proef waarbij de meting na 114 tijen geschiedde bevestigde het beeld der reeds waargenomen verplaatsingen. Op de stortplaats nr. 21, meer naar opwaarts in de Appelzak gelegen, werd eveneens een proef uitgevoerd, dit mits gedurende 20 achtereenvolgende tijen 250 cc beweegbaar materiaal neer te leggen. Metingen werden uitgevoerd na 20 en 65 tijen. De verplaatsing was eveneens opwaarts gericht in de Appelzak maar geschiedde nu in een veel trager ten^o m. a. w. het materiaéil bleef beter op deze stortplaats liggen. Stortplaatsen gelegen in het Schaar van Ouden Doel (stortplaatsen 22 en 23 ). Bijlage 2 geeft de uitslagen der metingen na 65 tijen waarbij gedurende de 20 eerste tijen 500 cc beweegbaar materiaal op de stortplaats nr. 22 was neergelegd. Er werd een algemene opwaartse verplaatsing in het Schaar Vcin Ouden Doel vastgesteld met nederzetting in het Schaar en op de Plaat van Ouden Doel. Gelijkaardige proeven met opmetingen na 20 en 114 tijen gaven hetzdfde beeld der verplaatsingen en nederzettingen. Een proef waarbij gedurende 20 achtereenvolgende tijen 500 cc beweegbaar materiaéil neergelegd werd op de stortplaats nr.23, gelegen aan de opwaartse ingang van het Schaar van Ouden Doel, met opmeting na 65 tijen toonde een algemeen afwaarts gerichte verplaatsing aan met neerzetting eveneens in het Schaar en op de plaat van Ouden Doel. We konden hieruit dus besluiten dat, materiaal in het Schaar van Ouden Doel gestort, niet in het vaarwater terecht kwam. * * * * /ö.

- 14 Bijlage 8 geeft nog een samenvattend beeld van de verplaatsingen welke bij de voornaamste proeven waargenomen werden. m. - BESLUIT. De onderlinge vergelijking der uitgevoerde proeven leidt tot volgende conclusies: 1*- De stortplaatsen welke in het Schaar van Waarde voorkomen kunnen als geschikt beschouwd worden. 2*- De stortplaatsen gelegen langsheen de linkeroever van het vaarwater tussen Baalhoek en een plaats even afwaarts. de Marlemonsche plaat gelegen, zijn ongunstig daar vastgesteld werd dat de gestorte specie zich na enkele tijen reeds gaat neerzetten in het Schaar veui Walsoorden langsheen de rand der Platen vaui Valkenisse, 2ilwaar deze nederzetting de natuurlijke evolutie, welke bestaat in een bestendig uitwerken der Platen naar het vaarwater toe, nog zal bevorderen. 3*> De stortplaatsen gelegen langsheen de linkeroever ter hoogte van het lichtbaken Marlemonsche plaat zijn ongeschikt daar de gestorte specie korte tijd nadien zich reeds gaat neerzetten ter hoogte der drempel van Valkenisse. 4* - De stortplaatsen gelegen langsheen de rechteroever van het vaarwater in onder 2 vernoemd vak zijn beter geschikt dein deze gelegen langsheen de linkeroever. Immers de, specie gestort vlak voor de ingang van het Schaar van Valkenisse bleef grotendeels ter plaatse liggen; het overige gedeelte verplaatste zich het Schaar van Valkenisse in. De specie welke meer naar opwaarts toe tegen de rand der platen van Valkenisse gestort werd bleef minder goed ter

- 15 - plaatse maar de verplaatsing geschiedde toch hoofdzakelijk het Schaar van Valkenisse in. De uitgevoerde proeven toonden echter eveneens aan dat deze stortplaatsen zo dicht mogelijk tegen de rand der platen van Vailkenisse dienen gekozen te worden en liefst dwars van de ingang van het Schaar van Valkenisse of even c^waarts. Alzo zal het materiaal zoveel mogelijk blijven liggen en zal de verplaatsing het Schaar van Valkenisse in gebeuren. Wordt nu van deze regel afgezien dan bestaat wederom het gevaar dat het materiaal zich in het vaarwater naar afwaarts toé zal gaan verplaatsen met als gevolg het euvel vermeld onder 2. E r dient hier echter opgemerkt te worden dat, gezien de geringe verplaatsingen welke in model bekomen worden, indien in korte tijd grote hoeveelheden gestort worden de randen der Platen van Valkenisse door aanzanding kunnen uitwerken naar het vaarwater toe, en tevens het Schaar van Valkenisse zodanig doen verzanden en ophogen, dat deze ebschaar dicht gestopt geraakt. Bijgevolg wordt geen verplaatsing meer het Schaar van Valkenisse in verkregen en zal cildus al het gestorte materiaal weer langs het vaarwater naar afwaarts bewegen. 5*"- De stortplaatsen gelegen in het Schaar vêoi den Noord zijn uiterst ongeschikt daar al de gestorte specie zich na een zekere tijdspanne terug in de Bocht van Bath en op de drempel Vadkenisse gaat nederzetten. De proeven hebben nochtans aangetoond dat onderhoudsbaggerwerken op de Noordelijke rand der Platen van Saeftinge ter hoogte van Bath zeker ten goede komen voor het behoud der diepte op de drempel van Vzdkenisse.

- 16-6 -Specie gestort in de Appelzak bleef heel goed ter plaatse liggen hetgeen bewijst dat deze stortplaatsen als geschikt mogen beschouwd worden. 7^* - Stortplaatsen gelegen in het Schaar van Ouden Doel zijn om dezelfde reden eveneens goed geschikt. Borgerhout, October I960. De wd. Hoofdingenieur-Directeur van Bruggen en Wegen, belast met de studie. De Hoofdingenieur-Directeur vam Bruggen en Wegen, Directeur van het Waterbouwkundg Laboratorium

LU ST DER BULAGEN. Bijlage 1 : Situatie plan met onderzochte stortplaatsen. Bijlage 2 : Stortplaatsen respectievelijk gelegen in de afwaartse ingang vem het Schaar van Waarde, Appelzak en het Schaar van Ouden Doel met opmeting na het 65ste tij. Bijlage 3 ; Stortplaatsen n? en 10 gelegen ter hoogte van het Konijnenschor en de Marlemonsche plaat met opmeting na het 65ste tij. B ijlage 4 ; Stortplaatsen n*14 en 15 gelegen langsheen de rechteroever van het vaarwater ter hoogte van het Konijnenschor en de Marlemónsche plaat met opmeting na het 65ste tij* B y l ^ e _5_: Stortplaats gelegen in de afwaartse ingang van het Schaar van den Noord met opmeting na het 2Qste en het 65ste tij. Bijlage 6 ; Stortplaats gelegen in de 2dwaartse ingang vém het Schaar van den Noord met opmeting na het 114de tij. Bijlage 7 ; Toestand natuur van het complex vam Bath volgens een pnam e van april 1956. Bijlage 8 ; Algemeen beeld der waargenomen verplaatsingen.

Proeven, ^, Natuur : 3/100.000 S c h a a l: Model : 1 /1 0 0 de der aangaande MOD 119 PEILING: ISSS-'Se stortplaatsen ' baggerspecie B ijla g e 4 STORTPLAATS kentering h<oogwater SOOcc gedurende 20 achtereenvolgende jetijen im M im Konijnenschor_rechteroever vaarwater (N ^ A ) ( ^ ) Toestand na 65 + 65 getijen! > Storting van M Overloop van V a lken isse.rech teroever vaarwater(n 15) Konijnenschor-rechteroever vaarwater (N M A ) ( /.) GRENSL'JN DER DIEPTEN VAN O m 5 m 8 m t o V NKD FORT FREDERIK WALSOORDEN W.L. LIEFKENSHOEK Oktober 196(J

A S c h a a l: B4.TH Model r Sto rtin g van looocc bij kentering A ^0^ o r 'y^ V,.-.. A: 'K GRENSL'JN J ^ ^ A. V A., V '",: A sn.' i- n A V NKD - c i A V' sn ^ vv u- A- V A Njy'f V t o A- V V v-x <? -V- vxv / A A 'V. «S' U> u> U» vv 5 m» VAN 0 m 8 m // A DIEPTEN ---------------------- e U 'S.. DER... 4 /? A fw a a rts e ingang Schaar van den Noord ( N 19) fy V I getije n r % -"A X. STORTPLAATS A-^ ia*^oe VA 6 G AT A. / B ijla g e '' V (M^JMstÂrè^OLD^ PEILING; 1955^56 W eb o 119, v-ji na I K getije n MOD 0^ A- ^0 H 0b Toestand 'V h o o gw ater g ed u re n d e 112 a c h te re e n v o lg e n d e H A > Proeven aangaande de stortplaatsen der baggerspecie :3 /1 0 0 M 0 : 1/100 HEDWIGPOLDER A FORT FREOERIK V- X l V A ' > - «, A X >N. WALSfifOROENJ AN. XS's. ^ OX 0 o R TT E N ^ A - «p i :x0^.-v ' A' A O sn V,A- AALtiOEl A ts> A X X - A. L lu O SCHELDEMQDEL Hansweert-Lillo DOEL qo^ AJ i M U E F K EN S H O E I W.L. Oktober 1960 I

Fotoc^namen betreffende de proef weergegeven op bijlage 6. Foto 1 - Toestand na 20 tijen K.H. W, Foto 2 - Toestand na 66 tijen K.H. W. Foto 3 > Toestand na 66 tijen K. L. W. Foto 4 - Toestand na 85 tijen K.H.W, Foto 5 - Toestand na 85 tijen K. L.W. Foto 6 - Einde proef bij K. H. W.

FOTO: 6 Toestand na 11A tijen ( K.H.W) Einde proef.

FOTO 5 Toestand na 85 tijen K.L.W.

' FOTO A Toestand na 85 tijen K.H.W.

F0T0:3 Toestand na 66 tijen (K.L.W)

FOTO;2 Toestand na 66 tijen (K.H.W)

nederzetting van beweegbaar materiaal FOTOl ; Toestand na 20 tijen(k.l.w.)