Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.06.0263.N 1. M.D., 2. M.B., eisers, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen M.M., verweerster, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1060 Brussel, Henri Wafelaertsstraat 47-51, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan.

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 12 december 2005 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen. Afdelingsvoorzitter Ernest Waûters heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guy Dubrulle geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 953, 955, 957, 959, 1093, 1096, en voor zoveel als nodig 943 en 947 van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest verklaart het hoger beroep van de eiseres tegen het vonnis a quo van 14 januari 2002 gegrond, hervormt dit vonnis en verklaart de oorspronkelijke vordering van de eisers ongegrond, op volgende gronden: Voorwerp van de vordering in eerste aanleg. De vordering van (de eisers), ingesteld bij exploot d.d. 11 mei 2000, strekt er toe te zeggen voor recht dat de schenking van het grootst beschikbaar gedeelte in volle eigendom van de nalatenschap, gedaan door de rechtsvoorganger van (de eisers) ten voordele van (de verweerster) bij huwelijkscontract d.d. 1 augustus 1991 verleden voor notaris R. J. wegens ondankbaarheid bij toepassing van art. 955 B.W. herroepen wordt. Beslissing van de eerste rechter. De eerste rechter heeft de vordering gegrond verklaard. De contractuele erfstelling, gedaan bij huwelijkscontract d.d. 1 augustus 1991 in het voordeel van (de verweerster), werd op grond van art. 955, tweede lid, B.W. herroepen. (De verweerster) werd tot de gerechtskosten veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Doelstellingen in hoger beroep. (De verweerster) streeft de hervorming na van de bestreden vonnissen en concludeert tot de ongegrondheid van de door (de eisers) ingestelde vordering. Zij vordert (de eisers) te veroordelen tot de gerechtskosten van beide aanleggen. Zij vraagt het incidenteel beroep ongegrond te verklaren. (De eisers) concluderen tot de ongegrondheid van het hoger beroep en de bevestiging van de bestreden vonnissen. Bij incidenteel beroep - conclusie neergelegd ter griffie van dit

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/3 hof op 21 februari 2003 - vragen zij te zeggen voor recht dat (de verweerster) op 29 augustus 1994 wijlen de heer M. in zijn woning met brandstichting bedreigde. De feiten. (De eisers) zijn de zonen van wijlen de heer M. R. uit zijn eerste huwelijk, terwijl (de verweerster) zijn weduwe in tweede echt is. In het huwelijkscontract van de echtgenoten M. -M. d.d. 1 augustus 1991, verleden voor notaris R. J., met standplaats te Zonhoven, inhoudende stelsel van scheiding van goederen werd er een wederzijdse gift gedaan van het grootst beschikbaar gedeelte in volle eigendom van hun nalatenschap (d.i. een contractuele erfstelling), onverminderd het wettelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot op de gehele nalatenschap. De heer R. M. heeft op 5 mei 1995 een dagvaarding in echtscheiding uitgebracht. De echtscheiding werd bij vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Hasselt d.d. 2 februari 1999 ten nadele van (de verweerster) op grond van grove beledigingen uitgesproken. Dit vonnis werd niet betekend vóór het overlijden van wijlen de heer R. M. op 2 september 1999. (De eisers) wensen de contractuele erfstelling in het huwelijkscontract wegens grove beledigingen in hoofde van (de verweerster) te herroepen. Standpunten van partijen Argumenten van (de eisers). Door de echtscheiding in te stellen heeft wijlen de heer R. M. de vordering tot herroeping van de schenking ingesteld (Cass.18 februari 1993, R. W. 1993-1994, 225). Deze vordering werd tijdig ingesteld, samen met de echtscheidingseis op 5 mei 1995, ruim binnen een jaar vanaf het einde van het feit van 21 september 1994 (slagen en verwondingen) of minstens van het feit van 28 augustus 1994 (bedreiging brandstichting echtelijke woonst). (De eisers) zetten als erfgenamen de eis op grond van art. 957, tweede lid, B.W. verder. De grove beledigingen ten laste van (de verweerster), op grond waarvan de schenking wordt herroepen, zijn bewezen. De echtscheiding werd ten laste van (de verweerster) uitgesproken. Dit vonnis heeft gezag van gewijsde. Dit is een grove belediging en dus heeft (de verweerster) zich aan ondankbaarheid, zoals voorzien in art. 955, tweede lid, B.W., schuldig gemaakt. Het feit van slagen en verwondingen d.d. 21 september 1994 heeft (de verweerster) nooit betwist. Er werd daarvan proces-verbaal opgesteld. Op 29 augustus 1994 heeft (de verweerster) de bedreiging geuit de echtelijke woning in brand te steken. Argumenten van (de verweerster). De contractuele erfstelling gedaan in het huwelijkscontract is onherroepelijk (art. 1096 en 1097 B.W.). Het huwelijkscontract is een wederkerig contract en kan dus niet eenzijdig worden gewijzigd.

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/4 (De verweerster) is gerechtigd in de nalatenschap van wijlen de heer R. M.. Deze laatste heeft niets ondernomen om de herroeping van de schenking te bekomen. De eerste rechter kon niet beslissen dat door het instellen van de echtscheidingseis op grond van bepaalde feiten wijlen de heer R. M. tevens de vordering tot herroeping wegens ondankbaarheid heeft ingesteld. De vordering tot herroeping werd niet tijdig ingesteld. De beweerde feiten hebben zich niet voorgedaan binnen een jaar voorafgaandelijk aan het instellen van de echtscheidingseis. Noch uit de getuigenverhoren noch uit het echtscheidingsvonnis kan worden afgeleid wanneer precies de aangehaalde beledigingen hebben plaatsgevonden. De grove beledigingen, die de schenking wegens ondankbaarheid kunnen herroepen, zijn niet bewezen. Uit het echtscheidingsvonnis kan geen gevolgtrekking worden gemaakt nu dit in hoger beroep mogelijkerwijze zou zijn hervormd. De strafklacht van wijlen R. M. wegens opzettelijke slagen en verwondingen werd zonder gevolg gerangschikt. In verband met de beweerde bedreiging wegens brandstichting hebben de meeste getuigen in het raam van de echtscheidingsprocedure verklaard daarover niets te weten en aan de objectiviteit van de getuigenverklaring van (de eerste eiser) kan worden getwijfeld. De sanctie van art. 299 B.W. - verlies van de huwelijksvoordelen - is één van de gevolgen van de echtscheiding. Hier is er geen sprake van een echtscheiding nu het huwelijk door overlijden is ontbonden. Beoordeling (De verweerster) voert ten aanzien van de tussenvonnissen van 11 juni 2001 en 5 november 2001 geen grieven aan. Het hoger beroep tegen die vonnissen is bijgevolg zonder grond. In essentie heeft de betwisting tussen partijen betrekking op de herroeping door bepaalde erfgenamen van een contractuele erfstelling tussen aanstaande echtgenoten in hun huwelijkscontract gedaan. Het betreft hier een contractuele erfstelling en niet een gewone schenking waarop de eenzijdige herroeping, voorzien in art. 955 B.W., niet van toepassing is. Het beginsel dat overeenkomsten, die wettig zijn aangegaan, strekken tot wet (art. 1134 B.W.) is toepasselijk op de contractuele erfstelling, die immers een overeenkomst is, waarbij een partij de andere tot erfgenaam aanwijst. De onherroepelijkheid van de titel van erfgenaam brengt mee dat de erfstelling door de erfsteller niet eenzijdig kan worden herroepen. De contractuele erfstelling tussen aanstaande echtgenoten is dus relatief onherroepelijk. Deze kan slechts worden herroepen naar aanleiding van de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel, wat hier niet is gebeurd. De argumenten van (de eisers) in verband met de echtscheidingsprocedure zijn niet relevant. Het huwelijk is hier ontbonden door de dood en niet door echtscheiding, in welk geval de schuldige echtgenoot geen aanspraak kan maken op de contractuele erfstelling

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/5 (art. 299 B. W). De partijen hebben in de contractuele erfstelling niet bedongen dat deze komt te vervallen indien een procedure tot echtscheiding hangende is. De contractuele erfstelling werd met andere woorden onvoorwaardelijk bedongen. Om hoger vermelde redenen is de vordering van (de eisers) ongegrond (arrest pp. 2-7). Grieven 1. Luidens artikel 953 van het Burgerlijk Wetboek kan een schenking onder de levenden niet worden herroepen dan wegens niet vervulling van de voorwaarden waaronder zij is gedaan, of wegens ondankbaarheid. Overeenkomstig artikel 955 van het Burgerlijk Wetboek kan een schenking onder de levenden alleen in de volgende gevallen wegens ondankbaarheid herroepen worden: 1 indien de begiftigde een aanslag op het leven van de schenker heeft gepleegd, 2 indien hij zich tegenover de schenker heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen, 3 indien hij weigert hem levensonderhoud te verschaffen. Artikel 957, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat de eis tot herroeping wegens ondankbaarheid (moet) ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf waarvan de schenker de begiftigde beschuldigt, of van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn. Luidens artikel 957, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, kan die herroeping niet gevorderd worden door de erfgenamen van de schenker tegen de begiftigde, tenzij de eis reeds door de schenker was ingesteld, of deze overleden is binnen het jaar van het misdrijf. 2. De contractuele erfstelling is een overeenkomst om niet welke aan de erfgestelde de hoedanigheid van erfgerechtigde van de erfsteller verleent. Artikel 1093 van het Burgerlijk Wetboek omschrijft de contractuele erfstelling als een schenking van toekomstige goederen en laat deze toe tussen echtgenoten bij huwelijkscontract, hetzij door een van beiden, hetzij wederkerig. Het voorwerp van de schenking is het geheel of een deel van de goederen die de schenker-erfsteller bij zijn dood zal nalaten. Artikel 943 van het Burgerlijk Wetboek verbiedt weliswaar de schenking van toekomstige goederen, doch deze wetsbepaling is, luidens artikel 947 van hetzelfde wetboek, niet van toepassing op de schenkingen waarvan sprake in hoofdstuk VIII ( Schenkingen bij huwelijkscontract aan de echtgenoten en aan de kinderen die uit het huwelijk zullen worden geboren ; artikelen 1081 tot 1090 B.W.) en in hoofdstuk IX ( Beschikkingen tussen echtgenoten, hetzij bij huwelijkscontract, hetzij tijdens het huwelijk ; artikelen 1091 tot 1100 B.W.) van titel II schenkingen onder levenden en testamenten.

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/6 Luidens artikel 1096 van het Burgerlijk Wetboek zijn alle schenkingen tussen de echtgenoten tijdens het huwelijk, anders dan bij huwelijkscontract gedaan, steeds herroepbaar, hoewel zij schenkingen onder de levenden worden genoemd. De contractuele erfstelling tussen aanstaande echtgenoten bij huwelijkscontract gedaan, is op grond van artikel 955 van het Burgerlijk Wetboek herroepbaar wegens ondankbaarheid. Het voorschrift van artikel 959 van het Burgerlijk Wetboek, naar luid waarvan schenkingen ten voordele van het huwelijk niet wegens ondankbaarheid kunnen worden herroepen, is slechts van toepassing op de schenkingen aan de echtgenoten door derden gedaan, en niet op de schenkingen die de echtgenoten zich bij huwelijkscontract hebben gedaan. 3. Uit de vaststellingen van het bestreden arrest blijkt dat in het huwelijkscontract van scheiding van goederen tussen de rechtsvoorganger van de eisers, wijlen R. M., en de verweerster, verleden voor notaris R. J. te Zonhoven, door de aanstaande echtgenoten wederzijdse gift werd gedaan van het grootst beschikbaar gedeelte in volle eigendom van hun nalatenschap, onverminderd het wettelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot op de gehele nalatenschap. Het bestreden arrest kwalificeert de wederzijdse gift als een contractuele erfstelling tussen aanstaande echtgenoten in hun huwelijkscontract gedaan. Het verwerpt de door de eisers als rechtsopvolgers van wijlen R. M., in toepassing van de artikelen 955 en 957 van het Burgerlijk Wetboek gevorderde herroeping van de contractuele erfstelling, omdat het hier een contractuele erfstelling en niet een gewone schenking (betreft) waarop de eenzijdige herroeping, voorzien in art. 955 B.W., niet van toepassing is. Door aldus te oordelen, terwijl de contractuele erfstelling wel op grond van artikel 955 van het Burgerlijk Wetboek kan herroepen worden wegens ondankbaarheid, kon het bestreden arrest niet wettig eisers vordering in herroeping van de contractuele erfstelling van hun rechtsvoorganger in het huwelijkscontract van 1 augustus 1991, verwerpen (schending van de artikelen 953, 955, 957, 959, 1093, 1096, en voor zoveel als nodig 943 en 947 van het Burgerlijk Wetboek).

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/7 III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Ontvankelijkheid van het middel Eerste grond van niet-ontvankelijkheid 1. De verweerster werpt op dat de eisers niet preciseren waarin de beweerde schending van de artikelen 943, 947, 959 en 1096 van het Burgerlijk Wetboek bestaat. 2. Het middel geeft aan hoe en waardoor het arrest die wetsbepalingen schendt. 3. De grond van niet-ontvankelijkheid kan niet worden aangenomen. Tweede grond van niet-ontvankelijkheid 4. De verweerster werpt op dat het middel niet tot cassatie kan leiden doordat de bestreden beslissing steunt op de niet bekritiseerde zelfstandige redenen dat: - het huwelijk tussen de verweerster en R. M. door de dood van deze laatste is ontbonden en niet door de op dat ogenblik hangende procedure tot echtscheiding, zodat de litigieuze contractuele erfstelling niet van rechtswege is vervallen ten nadele van de bij de echtscheiding schuldige echtgenoot; - de contractuele erfstelling niet onvoorwaardelijk is en er niet in is bedongen dat zij komt te vervallen als er een echtscheiding hangende is. 5. Anders dan de verweerster aanvoert, bestrijdt het middel die redenen op grond van de aangewezen wetsbepalingen. 6. De grond van niet-ontvankelijkheid kan niet worden aangenomen.

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/8 Middel zelf 7. Krachtens artikel 953 van het Burgerlijk Wetboek kan een schenking onder de levenden niet worden herroepen dan wegens niet-vervulling van de voorwaarden waaronder zij gedaan is, wegens ondankbaarheid. Krachtens artikel 955 van hetzelfde wetboek kan een schenking onder de levenden alleen in de volgende gevallen wegens ondankbaarheid herroepen worden: - indien de begiftigde een aanslag op het leven van de schenker heeft gepleegd; - indien hij zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen; - indien hij weigert hem levensonderhoud te verschaffen. 8. Voormelde bepalingen hebben een algemene draagwijdte en zijn derhalve ook van toepassing op de schenking van toekomstige goederen of van tegenwoordige goederen en toekomstige goederen, tussen echtgenoten bij huwelijkscontract gedaan. 9. Krachtens artikel 959 van het Burgerlijk Wetboek kan een schenking ten voordele van het huwelijk niet wegens ondankbaarheid worden herroepen. 10. Blijkens de parlementaire voorbereiding geldt deze uitzondering op voormelde mogelijkheid om een schenking onder de levenden te herroepen wegens ondankbaarheid enkel voor een schenking die derden bij huwelijkscontract aan de echtgenoten hebben gedaan, daar deze schenking is gedaan ten behoeve van het huwelijk als dusdanig veeleer dan ten behoeve van de persoon van de echtgenoten zelf. Uit het voorgaande volgt dat het mogelijk is om een schenking van toekomstige goederen dan wel van tegenwoordige en toekomstige goederen tussen echtgenoten bij huwelijkscontract gedaan, te herroepen wegens ondankbaarheid. 11. De appelrechters die deze mogelijkheid uitsluiten, schenden de artikelen 953, 955 en 959 van het Burgerlijk Wetboek. Het middel is gegrond.

9 FEBRUARI 2007 C.06.0263.N/9 Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre dit het hoger beroep tegen het eindvonnis van 14 januari 2002 gegrond verklaart en uitspraak doet over de kosten. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Robert Boes, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Ernest Waûters, en de raadsheren Ghislain Londers, Eric Dirix en Beatrijs Deconinck, en in openbare terechtzitting van 9 februari 2006 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Robert Boes, in aanwezigheid van advocaat-generaal Guy Dubrulle, met bijstand van griffier Philippe Van Geem. Ph. Van Geem B. Deconinck E. Dirix G. Londers E. Waûters R. Boes