Rapport monitor Opvang asielzoekers week 28 t/m 39 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 29 september 2016 Projectnummer: 20672
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten Bijlagen Onderzoeksverantwoording Colofon In opdracht van: Majka van Doorn Consultant 033 330 3321 Majka.vandoorn@samr.nl Shelly van Winden Consultant 033 330 3127 Shelly.vanwinden@samr.nl
Voorwoord In opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie doet SAMR continu onderzoek naar de houding van Nederlanders over de opvang van asielzoekers. Deze monitor is gestart in september 2015 en loopt inmiddels tot en met september 2016 onder een representatieve steekproef van Nederlanders van 18 jaar of ouder. In het begin werd elke vier weken een representatieve groep van 1000 Nederlanders ondervraagd, vanaf juli 2016 zijn dit 2.000 Nederlanders per kwartaal. In het voorliggende rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek in week 28 tot en met week 39 2016. Na dit voorwoord volgt een samenvatting. Hierna worden de onderzoeksresultaten beschreven. Wanneer in het rapport verschillen in resultaten binnen achtergrondkenmerken (op totaal niveau, alle respondenten van de metingen bij elkaar) worden genoemd, zijn deze verschillen significant. Als bijlage is de onderzoekstechnische verantwoording opgenomen. Leusden, 29 september 2016 SAMR Smart Agent MarketResponse Majka van Doorn en Shelly van Winden Consultants SAMR 3
Samenvatting
Management Summary Belangrijkste conclusies op basis van dit onderzoek: Asielopvang moet, maar bereidheid tot bijdrage brokkelt af. Zorgen over overlast en samenleving beperkt en stabiel Belangrijkste conclusies Ongeveer de helft van de Nederlanders vindt dat Nederland asielzoekers moet opvangen. Ruim één op de vijf vindt dit juist niet. Dit draagvlak is het afgelopen jaar stabiel. Men vindt nog meer dan vorig kwartaal dat Nederland op het moment voldoende doet. Het aantal Nederlanders dat vindt dat Nederland te weinig doet is afgenomen. Hoewel men vindt dat er opvang in de regio moet zijn, vindt minder dan de helft van de Nederlanders dat Nederland financieel hieraan moet bijdragen. Deze steun is afgenomen. Er zijn zorgen over de Nederlandse samenleving door de komst van de asielzoekers, maar deze zijn niet toegenomen. Nederlanders met een AZC in de buurt ervaren weinig overlast en ook niet meer overlast dan voorheen. Ook de verwachting van mensen zonder AZC in de buurt is beperkt en vergelijkbaar met eerdere metingen. Draagvlak voor opvang in NL = 52%, al sinds de nulmeting is de helft van de Nederlanders voorstander van opvang in NL. De helft vindt dat NL voldoende doet (56%) om asielzoekers op te vangen. Dit is meer dan de vorige meting. Drie op de tien vinden dat Nederland teveel doet. vindt dat NL te weinig doet. Dit percentage is deze meting gedaald. Het draagvlak voor opvang in de regio is 67%. Dit is vergelijkbaar met voorgaande metingen. Bijna de helft (47%) vindt dat NL financieel moet bijdragen aan opvang in de regio. Dit is lager dan vorige meting, maar vergelijkbaar met de metingen daarvoor. De meerderheid maakt zich zorgen over de Nederlandse samenleving vanwege de asielzoekers. De meeste zorgen maakt men zich over de toekomst en kosten van de sociale voorzieningen in NL (58%). Ruim een derde geeft aan niet in de buurt te wonen van een AZC (36%), dit aandeel is weer vergelijkbaar met de metingen daarvoor. Verwachte overlast versus ervaren overlast: 7 van de respondenten met AZC in de eigen buurt zegt hier geen of nauwelijks overlast van te hebben. ervaart enige overlast, 6% veel overlast. Dit is vergelijkbaar met voorgaande metingen. 5 Van de respondenten zonder AZC in de buurt, verwacht enige overlast en 21% veel overlast van de komst van een AZC in de eigen buurt. 30% verwacht nauwelijks tot geen overlast. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met voorgaande metingen.
Management Summary Belangrijkste conclusies op basis van dit onderzoek: 6 Doet Nederland voldoende om asielzoekers op te vangen? Vraag 1 Opvangen van asielzoekers Vraag 2 t/m 4 Uitsplitsingen naar achtergrond worden op totaalniveau (alle metingen bij elkaar) weergegeven. Drie op de tien Nederlanders vinden dat Nederland te veel doet om asielzoekers op te vangen. Dat is iets lager dan in het begin van de zomer, maar vergelijkbaar met de metingen daarvoor. Ruim de helft (56%) vindt dat Nederland voldoende doet, ook dit is meer dan vorige meting en de metingen daarvoor. vindt dat Nederland te weinig doet, dit is iets minder dan voorgaande metingen. Vrouwen vinden vaker dan mannen dat Nederland te veel doet (3 versus 31%). De jongere leeftijdsgroepen vinden significant vaker dat Nederland te veel doet (25 t/m 34 jaar: 3; 35 t/m 44 jaar: ). Ook laag en midden opgeleiden vinden significant vaker dat Nederland te veel doet (respectievelijk 47% en ). Circa de helft van de respondenten (52%) is het eens met de stelling dat Nederland asielzoekers moet opvangen in Nederland, ruim een vijfde van de respondenten (22%) is het hier niet mee eens. Dit is gelijk aan voorgaande metingen. Het deel dat neutraal hier tegenover staat is toegenomen (20% naar 2) Hoog opgeleiden zijn het vaker eens met deze stelling (6 versus 48% onder midden en 36% onder laag opgeleiden. In de leeftijdscategorie 35 t/m 44 jaar zijn ze het vaker oneens met deze stelling (26%). Mannen zijn het ook vaker oneens met deze stelling dan vrouwen (2 versus 22%). Twee derde van de Nederlanders (67%) is het eens met de stelling dat asielzoekers vooral opgevangen moeten worden in de regio waar zij vandaan komen. Dit is vergelijkbaar met voorgaande metingen. 8% van de Nederlanders is het hiermee oneens, ook dit is ongeveer gelijk aan de voorgaande metingen. Mannen zijn het hier vaker mee eens dan vrouwen (7 om 6). Ook lager opgeleiden zijn het hier vaker helemaal mee eens dan midden en hoger opgeleiden (38% versus 33% en 26%). Jongeren (18-24 jaar:, 25-34 jaar: ) zijn het vaker oneens met deze stelling. Bijna de helft van de Nederlanders (47%) is het eens met de stelling dat Nederland een financiële bijdrage moet leveren aan de opvang van asielzoekers in de regio waar zij vandaan komen. Dit is wat minder dan voorgaande metingen. 23% van de Nederlanders is het oneens met deze stelling. Het deel dat hier neutraal tegenover staat is toegenomen. Ook hier zijn mannen het vaker mee eens dan vrouwen (58% om 41%). Ook hoog opgeleiden zijn het hier vaker mee eens (6), evenals de leeftijdsgroepen 45 t/m 54 jaar: 52%, 55 t/m 64 jaar: 58% en 65+: 66%.
Management Summary Belangrijkste conclusies op basis van dit onderzoek: Burgers die een bijdrage leveren Vraag 5 2 van de Nederlanders geeft aan geen bijdrage te willen leveren aan de opvang van asielzoekers. Ruim de helft van de Nederlanders (5) geeft aan een bijdrage te willen leveren door kleding of andere goederen aan te bieden. Ruim een kwart (28%) wil vrijwilligerswerk doen. Dit is nagenoeg gelijk aan de vorige metingen. 20% wil wel een financiële bijdrage leveren, dit is vergelijkbaar met de vorige meting, maar hoger dan de metingen ervoor (gemiddeld 18%). Laag (47%) en midden () opgeleiden geven vaker aan geen bijdrage te willen leveren dan hoog opgeleiden (20%). Ook mannen willen vaker geen bijdrage leveren (3 versus 31%). Hoog opgeleiden willen alle type bijdrage vaker leveren. Vrouwen zouden wat vaker kleding of andere goederen aanbieden (5 versus 46%) of vrijwilligerswerk doen (28% versus 2), mannen zouden daarentegen juist wat vaker een financiële bijdrage leveren (21% versus 1) of tijdelijke opvang bieden (6% versus ). Jongeren zouden vaker vrijwilligerswerk willen doen (18-24: 31%, 25-34 jaar: 30%), kleding of andere goederen aanbieden (58% en 5) of tijdelijke opvang verlenen (18-24 jaar: 7%). Zorgen n.a.v. komst asielzoekers Vraag 6 Nederlanders maken zich de minste zorgen over de kwaliteit van het onderwijs nu er grote aantallen asielzoekers naar Nederland komen. 30% maakt zich hier totaal geen zorgen om, maakt zich hier wel zorgen om, dit is vergelijkbaar met vorige meting. Vorig kwartaal maakten relatief minder Nederlanders zich zorgen over de veiligheid. Deze meting zijn deze zorgen echter weer terug op het niveau van de metingen daarvoor (51%) Ruim de helft van de Nederlanders maakt zich zorgen over verdringing op de woningmarkt, kosten voor opvang en levensonderhoud van asielzoekers en de toekomst en kosten van sociale voorzieningen in Nederland. Hoger opgeleiden, mannen en jongeren (18 t/m 24 jaar) maken zich doorgaans de minste zorgen. Vrouwen, lager en midden opgeleiden maken zich daarentegen vaker veel zorgen. 7
Management Summary Belangrijkste conclusies op basis van dit onderzoek: AZC in de buurt Vraag 7 t/m 10 Circa de helft van de Nederlanders (51%) geeft aan dat er bij hen in de gemeente een asielzoekerscentrum is, ruim een derde (36%) zegt van niet en weet het niet. Dit is vergelijkbaar met de vorige metingen. Circa driekwart van de Nederlanders (7) die een opvangcentrum in hun gemeente hebben, zegt geen of nauwelijks last te hebben van (de bewoners van) het opvangcentrum. ervaart enige last, 6% ervaart veel of zelfs zeer veel overlast. Dit is vergelijkbaar met de vorige meting. Hoog opgeleiden geven vaker aan geen of nauwelijks overlast te ervaren (83%) dan midden (68%) en laag opgeleiden (60%). Ook ouderen (55-64 jaar: 77%; 65+: 80%) en mannen (7) ervaren vaker geen overlast. Nederlanders met een AZC in hun gemeente en overlast hiervan ervaren, noemen met name overlast van rondhangende asielzoekers (83%). Ook ervaren zij een onveilig gevoel op straat (70%) en aanpassingsproblemen (68%). Dit is vergelijkbaar met voorgaande metingen. Vrouwen geven vaker aan zich onveilig te voelen op straat (72% versus 62%). Jongeren geven vaker aan zich onveilig te voelen op straat (18-24 jaar: 7 en 25-34 jaar: 81%). Ook ervaren jongeren (25-34 jaar) vaker geluidsoverlast (27%), vandalisme (36%) en criminaliteit en diefstal (5). Van de Nederlanders die een AZC in hun gemeente hebben, is dit bij ruim een kwart (28%) (erg) meegevallen, voor is het juist (erg) tegengevallen. Dit is vergelijkbaar met de vorige meting. Hoger opgeleiden geven vaker aan dat het ze erg is meegevallen (1). Laag opgeleiden en jongeren (18-24 jaar) is het juist vaker (erg) tegengevallen (20% en 18%). 8
Management Summary Belangrijkste conclusies op basis van dit onderzoek: Geen AZC in de buurt Vraag 11 en 12 Van de Nederlanders die nu geen AZC in hun gemeente hebben, verwacht 21% hier (zeer) veel overlast van te krijgen. Een grotere groep (30%) verwacht hier niet tot nauwelijks overlast van te krijgen. Dit is vergelijkbaar met de voorgaande metingen. Laag opgeleiden verwachten vaker (zeer) veel overlast te krijgen van asielzoekers (2) dan hoog opgeleiden (1). Ouderen (65+) en mannen verwachten vaker nauwelijks overlast te krijgen (respectievelijk 33% en 28%). Nederlanders die nu geen AZC in hun gemeente hebben, maar wel overlast verwachten wanneer deze er komt, verwachten met name overlast door aanpassingsproblemen (81%) en rondhangende asielzoekers (80%). In vergelijking met de vorige meting verwachten Nederlanders minder overlast door rommel op straat (41% vs. 32%). Vrouwen verwachten vaker een onveilig gevoel op straat (62% versus 53%). Jongeren (18-24 jaar) verwachten vaker overlast door een onveilig gevoel op straat (67%), opstootjes (6), geluidsoverlast (40%), te worden lastiggevallen (4) en rommel op straat (43%). Hoog opgeleiden verwachten vaker aanpassingsproblemen (8) terwijl laag opgeleiden zich vaker onveilig voelen op straat (6), overlast verwachten van criminaliteit (56%), rommel op straat (41%) en vandalisme (30%). 9
Vraag 1: Vindt u dat Nederland voldoende doet om asielzoekers op te vangen? week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=2025) 30% 56% week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=1177) 32% 52% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=1160) 40% 4 7% week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=1006) 30% 53% week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=1012) 31% 5 week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=937) 31% 5 week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=947) 31% 5 week 52 t/m 2 (21 dec t/m 17 jan) (n=1066) 3 52% week 48 t/m 51 (23 nov t/m 20 dec) (n=1008) 3 52% 8% week 44 t/m 47 (26 okt t/m 22 nov) (n=887) 32% 52% week 40 t/m 43 (28 sept t/m 25 okt) (n=918) 3 51% week 38 (16 t/m 20 sept) (n=868) 2 50% 8% Nederland doet te veel Nederland doet voldoende Nederland doet te weinig Weet niet Drie op de tien Nederlanders vinden dat Nederland te veel doet om asielzoekers op te vangen. Dat is iets lager dan in het begin van de zomer, maar vergelijkbaar met de metingen daarvoor. Ruim de helft (56%) vindt dat Nederland voldoende doet, ook dit is meer dan vorige meting en de metingen daarvoor. vindt dat Nederland te weinig doet, dit is iets minder dan voorgaande metingen. Vrouwen vinden vaker dan mannen dat Nederland te veel doet (3 versus 31%). De jongere leeftijdsgroepen vinden significant vaker dat Nederland te veel doet (25 t/m 34 jaar: 3; 35 t/m 44 jaar: ). Ook laag en midden opgeleiden vinden significant vaker dat Nederland te veel doet (respectievelijk 47% en ). Basis: Alle respondenten. 11
Vraag 2: stelling: Nederland moet asielzoekers opvangen in Nederland. week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=2025) 3 2 week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=1177) 1 40% 20% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=1160) 36% 22% week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=1006) 2 1 8% week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=1012) 40% 2 week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=937) 1 40% 22% week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=947) 1 40% 23% week 52 t/m 2 (21 dec t/m 17 jan) (n=1066) 1 40% 22% week 48 t/m 51 (23 nov t/m 20 dec) (n=1008) 1 3 2 week 44 t/m 47 (26 okt t/m 22 nov) (n=887) 1 38% 22% 1 week 40 t/m 43 (28 sept t/m 25 okt) (n=918) 36% 21% 1 week 38 (16 t/m 20 sept) (n=868) 1 3 20% 1 Helemaal mee eens Mee eens Niet eens, niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Weet niet Circa de helft van de respondenten (52%) is het eens met de stelling dat Nederland asielzoekers moet opvangen in Nederland, ruim een vijfde van de respondenten (22%) is het hier niet mee eens. Dit is gelijk aan voorgaande metingen. Het deel dat neutraal hier tegenover staat is toegenomen (20% naar 2) Hoog opgeleiden zijn het vaker eens met deze stelling (6 versus 48% onder midden en 36% onder laag opgeleiden. In de leeftijdscategorie 35 t/m 44 jaar zijn ze het vaker oneens met deze stelling (26%). Mannen zijn het ook vaker oneens met deze stelling dan vrouwen (2 versus 22%). Basis: Alle respondenten. 12
Vraag 3: stelling: Asielzoekers moeten vooral opgevangen worden in de regio waar zij vandaan komen. week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=2025) 27% 40% 22% 6% week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=1177) 31% 21% 7% 3% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=1160) 33% 3 1 7% week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=1006) 26% 36% 2 7% week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=1012) 33% 1 week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=937) 3 36% 21% 6% week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=947) 30% 43% 17% 6% week 52 t/m 2 (21 dec t/m 17 jan) (n=1066) 33% 17% week 48 t/m 51 (23 nov t/m 20 dec) (n=1008) 3 41% 17% week 44 t/m 47 (26 okt t/m 22 nov) (n=887) 3 6% week 40 t/m 43 (28 sept t/m 25 okt) (n=918) 36% 3 18% 7% week 38 (16 t/m 20 sept) (n=868) 32% 1 8% Helemaal mee eens Mee eens Niet eens, niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Weet niet Twee derde van de Nederlanders (67%) is het eens met de stelling dat asielzoekers vooral opgevangen moeten worden in de regio waar zij vandaan komen. Dit is vergelijkbaar met voorgaande metingen. 8% van de Nederlanders is het hiermee oneens, ook dit is ongeveer gelijk aan de metingen daarvoor. Mannen zijn het hier vaker mee eens dan vrouwen (7 om 6). Ook lager opgeleiden zijn het hier vaker helemaal mee eens dan midden en hoger opgeleiden (38% versus 33% en 26%). Jongeren (18-24 jaar:, 25-34 jaar: ) zijn het vaker oneens met deze stelling. Basis: Alle respondenten. 13
Vraag 4: stelling: Nederland moet financieel bijdragen aan de opvang van asielzoekers in de regio waar zij vandaan komen. week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=2025) 8% 3 27% 1 week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=1177) 3 22% 1 week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=1160) 23% 1 1 week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=1006) 8% 41% 22% week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=1012) 28% 1 week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=937) 8% 43% 22% 1 week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=947) 3 27% 8% week 52 t/m 2 (21 dec t/m 17 jan) (n=1066) 41% 22% 3% week 48 t/m 51 (23 nov t/m 20 dec) (n=1008) 42% 23% week 44 t/m 47 (26 okt t/m 22 nov) (n=887) 40% 22% 1 3% week 40 t/m 43 (28 sept t/m 25 okt) (n=918) 41% 23% 1 week 38 (16 t/m 20 sept) (n=868) 42% 1 Helemaal mee eens Mee eens Niet eens, niet oneens Mee oneens Helemaal mee oneens Weet niet Bijna de helft van de Nederlanders (47%) is het eens met de stelling dat Nederland een financiële bijdrage moet leveren aan de opvang van asielzoekers in de regio waar zij vandaan komen. Dit is wat minder dan voorgaande metingen. 23% van de Nederlanders is het oneens met deze stelling. Het deel dat hier neutraal tegenover staat is toegenomen. Ook hier zijn mannen het vaker mee eens dan vrouwen (58% om 41%). Ook hoog opgeleiden zijn het hier vaker mee eens (6), evenals de leeftijdsgroepen 45 t/m 54 jaar: 52%, 55 t/m 64 jaar: 58% en 65+: 66%. Basis: Alle respondenten. 14
Vraag 5: Welke mogelijkheid zou u overwegen om een bijdrage te leveren aan de opvang van asielzoekers? (Meerdere antwoorden mogelijk) week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=2025) 28% 5 20% 2 week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=1177) 26% 52% 21% 31% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=1160) 27% 52% 6% 1 33% week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=1006) 26% 53% 6% 20% 31% week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=1012) 26% 5 20% 31% week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=937) 27% 52% 17% 3 week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=947) 26% 56% 18% 2 week 52 t/m 2 (21 dec t/m 17 jan) (n=1066) 27% 50% 1 week 48 t/m 51 (23 nov t/m 20 dec) (n=1008) 28% 51% 17% 3 week 44 t/m 47 (26 okt t/m 22 nov) (n=887) 27% 51% 1 3 week 40 t/m 43 (28 sept t/m 25 okt) (n=918) 26% 48% 17% 36% week 38 (16 t/m 20 sept) (n=868) 2 53% 3% 1 33% Vrijwilligerswerk Kleding of andere goederen aanbieden Tijdelijke opvang bieden Een financiële bijdrage leveren Iets anders Ik wil geen bijdragen leveren 2 van de Nederlanders geeft aan geen bijdrage te willen leveren aan de opvang van asielzoekers. Ruim de helft van de Nederlanders (5) geeft aan een bijdrage te willen leveren door kleding of andere goederen aan te bieden. Ruim een kwart (28%) wil vrijwilligerswerk doen. Dit is nagenoeg gelijk aan de vorige metingen. 20% wil wel een financiële bijdrage leveren, dit is vergelijkbaar met de vorige meting, maar hoger dan de metingen ervoor (gemiddeld 18%). Laag (47%) en midden () opgeleiden geven vaker aan geen bijdrage te willen leveren dan hoog opgeleiden (20%). Ook mannen willen vaker geen bijdrage leveren (3 versus 31%). Hoog opgeleiden willen alle type bijdrage vaker leveren. Vrouwen zouden wat vaker kleding of andere goederen aanbieden (5 versus 46%) of vrijwilligerswerk doen (28% versus 2), mannen zouden daarentegen juist wat vaker een financiële bijdrage leveren (21% versus 1) of tijdelijke opvang bieden (6% versus ). Jongeren zouden vaker vrijwilligerswerk willen doen (18-24: 31%, 25-34 jaar: 30%), kleding of andere goederen aanbieden (58% en 5) of tijdelijke opvang verlenen (18-24 jaar: 7%). Basis: Alle respondenten. 15
Vraag 6: Er komen al geruime tijd grote aantallen asielzoekers naar Nederland. Geef op een schaal van nul tot tien aan in hoeverre u zich hierdoor zorgen maakt over onderstaande aspecten: Kwaliteit van het onderwijs 30% 33% Verdringing op de arbeidsmarkt 27% 32% 42% Veiligheid 20% 30% 51% Verdringing op de woningmarkt 27% 57% Kosten voor opvang en levensonderhoud van de asielzoekers 30% 5 Toekomst en kosten van sociale voorzieningen in Nederland 1 27% 58% Geen zorgen (0 t/m 3) Neutraal (4 t/m 6) Veel zorgen (7 t/m 10) Nederlanders maken zich de minste zorgen over de kwaliteit van het onderwijs nu er grote aantallen asielzoekers naar Nederland komen. 30% maakt zich hier totaal geen zorgen om, maakt zich hier wel zorgen om, dit is vergelijkbaar met vorige meting. Vorige meting maakten relatief minder Nederlanders zich zorgen over de veiligheid. Deze meting zijn deze zorgen echter weer terug op het niveau van de metingen daarvoor (51%) Ruim de helft van de Nederlanders maakt zich zorgen over verdringing op de woningmarkt, kosten voor opvang en levensonderhoud van asielzoekers en de toekomst en kosten van sociale voorzieningen in Nederland. Hoger opgeleiden, mannen en jongeren (18 t/m 24 jaar) maken zich doorgaans de minste zorgen. Vrouwen, lager en midden opgeleiden maken zich daarentegen vaker veel zorgen. Basis: Alle respondenten. 16
Vraag 7: Is er bij u in de gemeente op dit moment een asielzoekerscentrum (AZC) of tijdelijk opvangcentrum voor asielzoekers? week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=2025) 3 36% week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=1177) 40% 36% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=1160) 3 30% week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=1006) 3 week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=1012) 1 week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=937) 3 week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=947) 38% 40% Ja, binnen een straal van ongeveer 1 km van mijn woning Ja, maar in een andere buurt Nee Weet niet Circa de helft van de Nederlanders (51%) geeft aan dat er bij hen in de gemeente een asielzoekerscentrum is, ruim een derde (36%) zegt van niet en weet het niet. Dit is vergelijkbaar met de vorige metingen. Basis: Alle respondenten. 17
Vraag 8: U geeft aan dat er in uw gemeente een opvangcentrum voor asielzoekers is. In hoeverre ervaart u overlast van (de bewoners van) dit opvangcentrum? week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=1042) 4 2 week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=616) 4 2 1 6% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=635) 40% 2 1 8% week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=497) 48% 2 1 week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=482) 52% 23% 1 week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=477) 47% 26% 17% 3% week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=462) 46% 26% 18% 3% Geen overlast Nauwelijks overlast Enige overlast Veel overlast Zeer veel overlast Weet niet Circa driekwart van de Nederlanders (7) die een opvangcentrum in hun gemeente hebben, zegt geen of nauwelijks last te hebben van (de bewoners van) het opvangcentrum. ervaart enige last, 6% ervaart veel of zelfs zeer veel overlast. Dit is vergelijkbaar met de vorige meting. Hoog opgeleiden geven vaker aan geen of nauwelijks overlast te ervaren (83%) dan midden (68%) en laag opgeleiden (60%). Ook ouderen (55-64 jaar: 77%; 65+: 80%) en mannen (7) ervaren vaker geen overlast. Basis: Alle respondenten die een opvangcentrum hebben in de eigen gemeenten. 18
Vraag 9: Welke van onderstaande soorten overlast ervaart u bij u in de buurt van (de bewoners van) het opvangcentrum? Meerdere antwoorden mogelijk. Rondhangende asielzoekers Onveilig gevoel op straat Aanpassingsproblemen, onwetendheid vwb Nederlandse normen en gebruiken Criminaliteit, diefstal Rommel op straat Lastigvallen, beledigen, uitschelden, etc Opstootjes of vechtpartijen tussen asielzoekers onderling Vandalisme Geluidsoverlast Anders 3% 3% 83% 78% 7 71% 81% 70% 62% 6 70% 6 68% 61% 60% 72% 77% 4 52% 47% 42% 43% 42% 46% 46% 3 33% 32% 4 40% 3 3 31% 3 3 38% 43% 2 30% week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=220) 28% 2 2 week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=128) 21% 2 week 19 t/m 23 (14 mei t/m 8 juni) (n=188) 1 1 week 15 t/m 19 (15 apr t/m 13 mei) (n=94) 17% week 11 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=103) Nederlanders met een AZC in hun gemeente en overlast hiervan ervaren, noemen met name overlast van rondhangende asielzoekers (83%). Ook ervaren zij een onveilig gevoel op straat (70%) en aanpassingsproblemen (68%). Dit is vergelijkbaar met voorgaande metingen. Vrouwen geven vaker aan zich onveilig te voelen op straat (72% versus 62%). Jongeren geven vaker aan zich onveilig te voelen op straat (18-24 jaar: 7 en 25-34 jaar: 81%). Ook ervaren jongeren (25-34 jaar) vaker geluidsoverlast (27%), vandalisme (36%) en criminaliteit en diefstal (5). Basis: Alle respondenten die een opvangcentrum hebben in de eigen gemeenten én overlast ervaren. 19
Vraag 10: Toen u hoorde dat er een opvangcentrum in uw gemeente zou komen, had u mogelijk verwachtingen, zorgen of angsten. Als u terugdenkt aan die verwachtingen, zorgen en angsten, is de komst van het centrum u dan over het algemeen: week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=1042) 1 48% 7% 1 week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=615) 18% 47% 6% 1 week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=635) 4 week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=497) 18% 4 6% 1 week 12 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=482) 48% 7% week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=477) 1 18% 41% 8% week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=462) 17% 46% 1 Erg meegevallen Meegevallen Niet meegevallen, niet tegengevallen Tegengevallen Erg tegengevallen Weet niet Van de Nederlanders die een AZC in hun gemeente hebben, is dit bij ruim een kwart (28%) (erg) meegevallen, voor is het juist (erg) tegengevallen. Dit is vergelijkbaar met de vorige meting. Hoger opgeleiden geven vaker aan dat het ze erg is meegevallen (1). Laag opgeleiden en jongeren (18-24 jaar) is het juist vaker (erg) tegengevallen (20% en 18%). Basis: Alle respondenten die een opvangcentrum hebben in de eigen gemeenten. 20
Vraag 11: Stel dat er in uw buurt een opvangcentrum voor asielzoekers zou komen. In hoeverre zou u dan overlast van (de bewoners van) dit opvangcentrum verwachten? week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=983) 2 1 6% week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=562) 7% 28% 33% 8% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=525) 2 3 1 week 16 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=509) 6% 2 42% 6% week 11 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=530) 27% 3 6% week 8 t/m 11 (19 feb t/m 18 mrt) (n=460) 23% 3 7% week 4 t/m 7 (29 jan t/m 18 feb) (n=485) 8% 2 3 7% Geen overlast Nauwelijks overlast Enige overlast Veel overlast Zeer veel overlast Weet niet Van de Nederlanders die nu geen AZC in hun gemeente hebben, verwacht 21% hier (zeer) veel overlast van te krijgen. Een grotere groep (30%) verwacht hier niet tot nauwelijks overlast van te krijgen. Dit is vergelijkbaar met de voorgaande metingen. Laag opgeleiden verwachten vaker (zeer) veel overlast te krijgen van asielzoekers (2) dan hoog opgeleiden (1). Ouderen (65+) en mannen verwachten vaker nauwelijks overlast te krijgen (respectievelijk 33% en 28%). Basis: Alle respondenten die geen opvangcentrum hebben in de eigen gemeente. 21
Vraag 12: Welke van onderstaande soorten overlast zou u in uw buurt verwachten van (de bewoners van) een opvangcentrum? Meerdere antwoorden mogelijk. Aanpassingsproblemen, onwetendheid vwb Nederlandse normen en gebruiken Rondhangende asielzoekers Opstootjes of vechtpartijen tussen asielzoekers onderling Onveilig gevoel op straat Criminaliteit, diefstal Lastigvallen, beledigen, uitschelden, etc Rommel op straat Geluidsoverlast Vandalisme Anders 2% 2% 0% 56% 5 56% 5 81% 8 83% 88% 7 80% 7 87% 8 77% 6 5 58% 66% 5 57% 47% 43% 51% 46% 48% 36% 38% 38% 3 3 32% 41% 3 3 30% 31% 3 27% 2 week 28 t/m 39 (9 juli t/m 29 sept) (n=569) 2 22% 2 week 23 t/m 27 (9 juni t/m 7 juli) (n=304) 23% 23% week 19 t/m 23 (13 mei t/m 8 juni) (n=309) week 15 t/m 19 (15 apr t/m 12 mei) (n=299) week 11 t/m 15 (19 mrt tm 14 apr) (n=292) Nederlanders die nu geen AZC in hun gemeente hebben, maar wel overlast verwachten wanneer deze er komt, verwachten met name overlast door aanpassingsproblemen (81%) en rondhangende asielzoekers (80%). In vergelijking met de vorige meting verwachten Nederlanders minder overlast door rommel op straat (41% vs. 32%). Vrouwen verwachten vaker een onveilig gevoel op straat (62% versus 53%). Jongeren (18-24 jaar) verwachten vaker overlast door een onveilig gevoel op straat (67%), opstootjes (6), geluidsoverlast (40%), te worden lastiggevallen (4) en rommel op straat (43%). Hoog opgeleiden verwachten vaker aanpassingsproblemen (8) terwijl laag opgeleiden zich vaker onveilig voelen op straat (6), overlast verwachten van criminaliteit (56%), rommel op straat (41%) en vandalisme (30%). Basis: Alle respondenten die geen opvangcentrum hebben in de eigen gemeente. 22
Bijlagen
Bijlagen Onderzoeksverantwoording Kwantitatief, online onderzoek Doelgroep: Nederlanders 18+ Steekproefkader: De Onderzoek Groep, het consumentenpanel van SAMR. Van september 2015 tot juli 016 deden maandelijks netto circa 1000 respondenten mee aan het onderzoek. Vanaf juli 2016 zijn dit er 2.000 per kwartaal. Dit is voldoende om betrouwbare uitspraken te doen over Nederland, met een maximale foutmarge van 3,1%. De vragenlijst is opgesteld door het ministerie van Veiligheid en Justitie. SAMR heeft de programmering en het uitsturen van de vragenlijst verzorgd. Het veldwerk vindt continu plaats vanaf september 2015. Het veldwerk voor deze meting (week 28 t/m 39) liep van 9 juli t/m 29 september 2016. In deze periode hebben 2.025 respondenten de vragenlijst ingevuld. De gemiddelde invultijd van de vragenlijst bedroeg: 3 minuten De resultaten zijn gewogen naar Nederland representatief (18+). De volgende weegvariabelen zijn daarbij gebruikt: opleiding, geslacht, leeftijd, gezinsgrootte, Nielsenregio. De resultaten zijn dus representatief voor Nederland op deze kenmerken.
SAMR Marktonderzoek wordt marktvinden Met marktonderzoek is niets mis. En ook niet met data. Sterker nog: wij gebruiken beide. Maar alléén onderzoek levert geen inzicht in welke kansen er in de sterk veranderende markt liggen. Om daar achter te komen moet je verder gaan. Voorbij het onderzoek. Voorbij de data-analyse. Let wel, die gooien we niet weg. We gaan ze anders gebruiken. En vooral, aanvullen. Dus vaarwel marktonderzoek. Marktvinden is wat wij doen!