Autonome kaderovereenkomst over intimidatie en geweld op het werk. Een interpretatiegids



Vergelijkbare documenten
GOVERNMENT NOTICE. STAATSKOERANT, 18 AUGUSTUS 2017 No NATIONAL TREASURY. National Treasury/ Nasionale Tesourie NO AUGUST

VOORSTEL TOT STATUTENWIJZIGING UNIQURE NV. Voorgesteld wordt om de artikelen 7.7.1, 8.6.1, en te wijzigen als volgt: Toelichting:

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1983 Nr. 100

Alcohol policy in Belgium: recent developments

Chapter 4 Understanding Families. In this chapter, you will learn

Revoluties inzake criminaliteitsstatistiek

Opleiding PECB IT Governance.

Impact en disseminatie. Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven

NETWORK CHARTER. #ResourceEfficiency

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1989 Nr. 96

2010 Integrated reporting

Welkom. Digitale programma: #cmdag18. Dagvoorzitter Prof. dr. Arjan van Weele NEVI hoogleraar inkoopmanagement.

Opleiding PECB ISO 9001 Quality Manager.

Ius Commune Training Programme Amsterdam Masterclass 15 June 2018

Voorzorg is niet onredelijk. WF Passchier Gezondheidsraad en Universiteit Maastricht

EU Data Protection Wetgeving

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate

PRIVACYVERKLARING KLANT- EN LEVERANCIERSADMINISTRATIE

Process Mining and audit support within financial services. KPMG IT Advisory 18 June 2014

2 e webinar herziening ISO 14001

Ius Commune Training Programme Amsterdam Masterclass 22 June 2017

Integratie van Due Diligence in bestaande risicomanagementsystemen volgens NPR 9036

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Full disclosure clausule in de overnameovereenkomst. International Law Firm Amsterdam Brussels London Luxembourg New York Rotterdam

DE ALGEMENE VERORDENING GEGEVENSBESCHERMING

BE Nanoregistry Annual Public Report

Activant Prophet 21. Prophet 21 Version 12.0 Upgrade Information

ANGSTSTOORNISSEN EN HYPOCHONDRIE: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING (DUTCH EDITION) FROM BOHN STAFLEU VAN LOGHUM

Appendix A: List of variables with corresponding questionnaire items (in English) used in chapter 2

Academisch schrijven Inleiding

Summary 124

Introductie in flowcharts

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1987 Nr. 158

Welke functies moeten ingevuld worden?

Ius Commune Training Programme Amsterdam Masterclass 16 June 2016

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

GMPZ herziening 2013 H7 Uitbestede werkzaamheden Pagina 1 van 6

Raadsman bij het politieverhoor

FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU 25/2/2016. Biocide CLOSED CIRCUIT

General info on using shopping carts with Ingenico epayments

0515 DUTCH (FOREIGN LANGUAGE)

TRACTATENBLAD VAN HET

Besluitenlijst CCvD HACCP/ List of decisions National Board of Experts HACCP

TRACTATENBLAD VAN HET

(Big) Data in het sociaal domein

TRACTATENBLAD VAN HET

OPEN TRAINING. Onderhandelingen met leveranciers voor aankopers. Zeker stellen dat je goed voorbereid aan de onderhandelingstafel komt.

Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (34 208) het "Wetsvoorstel"

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2007 Nr. 138

Privacy in de zorg. Een primer over de wettelijke kaders rondom persoonsgegevens. Christiaan Hillen. Security consultant bij Madison Gurkha

Nieuwsbrief NRGD. Editie 11 Newsletter NRGD. Edition 11. pagina 1 van 5.

Disclosure belangen spreker

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1992 Nr. 135

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1974 Nr. 59

DEPARTMENT OF ENVIRONMENTAL AFFAIRS NOTICE 245 OF 2017

Brigitte de Vries Staedion. Kwaliteitsbeheersing De uitdagingen voor een éénpitter

0515 FOREIGN LANGUAGE DUTCH

Cambridge Assessment International Education Cambridge International General Certificate of Secondary Education. Published

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 15. Europees Sociaal Handvest, met Bijlage; Turijn, 18 oktober 1961

PRESTATIEVERKLARING. DoP: voor fischer RM II (Lijm anker voor gebruik in beton) NL

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1996 Nr. 209

PRESTATIEVERKLARING. Nr NL. 5. Het systeem of de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid: 2+

PRESTATIEVERKLARING. Nr NL. 5. Het systeem of de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid: 1

EXAM & VAT. Michel De Bisschop ESA Executive Director

ervaringen met de privacyrichtlijn. wat Richtlijn 95/46 en WBP: evaluatie en vooruitblik gaat er veranderen? Gerrit-Jan Zwenne

R. DEPARTMENT OF LABOUR DATE:

Sessie Centrumsteden VVJ

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1968 Nr. 1

Examenreglement Opleidingen/ Examination Regulations

PRESTATIEVERKLARING. Nr NL. 5. Het systeem of de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid: 2+

Themasessie vluchtelingen. Frans van Hoek Marieke Hanekamp

Sportopleidingen in Internationaal perspectief

FW: Aigemene verordening gegevensbescherming Bijlage 1 aangepaste versie.docx; Bijlage 2.docx

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2006 Nr. 118

Quality requirements concerning the packaging of oak lumber of Houthandel Wijers vof ( )

Patiëntenparticipatie in

Preschool Kindergarten

PRESTATIEVERKLARING. Nr NL. 5. Het systeem of de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid: 2+

Intermax backup exclusion files

Innovaties in de chronische ziekenzorg 3e voorbeeld van zorginnovatie. Dr. J.J.W. (Hanneke) Molema, Prof. Dr. H.J.M.

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2009 Nr. 89

L.Net s88sd16-n aansluitingen en programmering.

Topic 10-5 Meeting Children s Intellectual Needs

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. 47 (1975) Nr. 1. JAARGANG 1976 Nr. 7

Wat komt er op ons af?

VOORGESTELDE WIJZIGING STATUTEN ALTICE N.V.

---ENGLISH BELOW--- ALGEMENE VOORWAARDEN VSV EERSTEJAARSWEEKEND 2017

Algemene Voorwaarden Schurman Juristen Online

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

PRESTATIEVERKLARING. DoP: 0094 voor injectiesysteem fischer FIS V (Lijm anker voor gebruik in beton) NL

3e Mirror meeting pren April :00 Session T, NVvA Symposium

Quality of life in persons with profound intellectual and multiple disabilities. Marga Nieuwenhuijse maart 2016

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

Toegang tot overheidsinformatie: de gevolgen van Europese ontwikkelingen voor Nederland

PRESTATIEVERKLARING. Nr NL

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

ISO/IEC 20000, van standaardkwaliteit naar kwaliteitsstandaard. NGI Limburg 30 mei 2007

Met uitzondering van de Griekse delegatie, die zich tegen dit besluit heeft uitgesproken.

FLEGT Licensing Scheme

LET S SHARE SOME VALUES OUR CODE OF BUSINESS CONDUCT AND ETHICS ONZE NORMEN EN WAARDEN

Transcriptie:

Autonome kaderovereenkomst over intimidatie en geweld op het werk Een interpretatiegids 1

Deze gids is tot stand gebracht door de EVV (logo) en de ETUI-REHS (logo) met financiële ondersteuning van de Europese Commissie 2

Inhoudsopgave Voorwoord 4 1. Inleiding 5 2. Doel 7 3. Beschrijving 8 4. Intimidatie en geweld op het werk voorkomen, herkennen en aanpakken 9 5. Implementatie en opvolging 12 Bijlagen 14 Bijlage 1: Relevante EU-richtlijnen 15 Bijlage 2: Intimidatie en geweld op het werk en Europese wetgeving/jurisprudentie: to be or not to be in? 16 Bijlage 3: Voorstel voor een classificatiesysteem ten aanzien van geweld en intimidatie op het werk 56 Bijlage 4: Een selectie uit referentiemateriaal over intimidatie en geweld op het werk 59 Bestelformulier 3

Voorwoord De onderhandelingen over intimidatie en geweld op het werk maken deel uit van de Werkprogramma s van de Europese sociale partners voor 2003-2005 en 2006-2008. De gesprekken, die voortbouwden op de conclusies van een gezamenlijk voorbereidend seminar (12 mei 2005 Brussel), gingen op 7 februari 2006 van start en werden op 15 december 2006 afgerond. De EVV, Businesseurope 1 /UEAPME en de CEEP tekenden vervolgens op 26 april 2007 deze kaderovereenkomst nadat de respectieve beslissende organen van deze organisaties deze hadden goedgekeurd. De afspraken in deze overeenkomst dienen door alle lidorganisaties van de EVV, Businesseurope/UEAPME en CEEP overeenkomstig de managment- en arbeidsspecifieke procedures en praktijken, zoals nader aangegeven in artikel 139 van het Verdrag, binnen 3 jaar na tekening (d.w.z. voor 26 april 2010) ten uitvoer te zijn gelegd. Deze interpretatiegids biedt een overzicht van de inhoud van de overeenkomst per hoofdstuk en richt zich daarbij op de belangrijkste zaken zoals deze tijdens alle onderhandelingen aan bod zijn gekomen. Verder biedt deze gids: 1) een overzicht van de relevante Europese richtlijnen (bijlage 1), 2) een analyse van bepaalde Europese wetgeving en jurisprudentie waaruit blijkt dat deze voorzien in intimidatie en geweld op het werk (bijlage 2), 3) een voorstel voor een classificatiesysteem met betrekking tot geweld en intimidatie op het werk (bijlage 3) en 4) een selectie van referentiemateriaal over intimidatie en geweld op het werk (bijlage 4). De gids heeft als doel de lidorganisaties van de EVV te ondersteunen bij de tenuitvoerlegging van de inhoud van deze overeenkomst en om het verbeteren van de bewaking en beoordeling van de bereikte resultaten mogelijk te maken 2 2 De redactie van deze EVV-interpretatiegids was in handen van Maria Helena André (plaatsvervangend secretaris-generaal van de EVV en woordvoerder namens de EVV tijdens de onderhandelingen) en Stafan Clauwaert (onderzoeker bij ETUI-REHS en lid van de onderhandelingsdelegatie Intimidatie en geweld op het werk van de EVV). Gauthy Roland en Schömann Isabelle (eveneens EUTI-REHS-onderzoekers en leden van de onderhandelingsdelegatie van de EVV) hebben met hun deskundig commentaar aan de gids bijgedragen. Bijzondere dank is ook verschuldigd aan Margarida Arenga (stagiaire bij de ETUI-REHS van juni december 2007) voor haar zeer waardevolle ondersteuning bij de totstandkoming van deze gids. 4

Met deze gids hopen wij ook de verspreiding en de bekendheid van deze overeenkomst en de inhoud ervan onder sociale partners, werknemers en het publiek in het algemeen te bevorderen. 1. Inleiding Text of the agreement Mutual respect for the dignity of others at all levels within the workplace is one of the key characteristics of successful organisations. That is why harassment and violence are unacceptable. BUSINESSEUROPE,, UEAPME, CEEP and ETUC (and the liaison committee EUROCADRES/CEC) condemn them in all their forms. They consider it is a mutual concern of employers and workers to deal with this issue, which can have serious social and economic consequences. Interpretatie/commentaar De overeenkomst heeft dus betrekking op intimidatie en geweld in al hun verschijningsvormen, ondanks het feit dat de werkgevers tijdens de onderhandelingen aanvankelijk van mening waren dat de overeenkomst uitsluitend betrekking zou moeten hebben op intimidatie en in het geheel niet op geweld op het werk. Ook wordt onderstreept dat intimidatie en geweld ernstige maatschappelijke consequenties met zich mee kan brengen (bijv. vanuit het oogpunt van gezondheid, werksfeer, bevrediging uit het werk, enz.) evenals nadelige economische gevolgen. Daarom is dit probleem voor hen van groot belang en moeten de sociale partners de handen ineenslaan om het probleem aan te pakken. EU 3 and national law define the employers duty to protect workers against harassment and violence in the workplace. 3 This includes amongst others the following Directives: Directive 2000/43/EC of 29 June 2000 implementing the principle of equal treatment between persons irrespective of racial or ethnic origin Directive 2000/78/EC of 27 November 2000 establishing a general framework for equal treatment in employment and occupation and Directive 2002/73/EC of the European Parliament and of the Council of 23 September 2002 amending Council Directive 76/207/EEC on the implementation of the principle of equal treatment for men and women as regards access to employment, vocational training and promotion, and working conditions Directive 89/391/EEC on the introduction of measures to encourage improvements in the safety and health of workers at work 5

Different forms of harassment and violence can affect workplaces. They can be physical, psychological and/or sexual be one off incidents or more systematic patterns of behaviour, be amongst colleagues, between superiors and subordinates or by third parties such as clients, customers, patients, pupils, etc. range from minor cases of disrespect to more serious acts, including criminal offences, which require the intervention of public authorities. The European social partners recognise that harassment and violence can potentially affect any workplace and any worker, irrespective of the size of the company, field of activity or form of the employment contract or relationship. However, certain groups and sectors can be more at risk. In practice not all workplaces and not all workers are affected. This agreement deals with those forms of harassment and violence which are within the competence of social partners and correspond to the description made in section 3 below. In de overeenkomst wordt onderkend dat de bestaande wetgeving op zowel Europees als nationaal niveau van toepassing is en dat derhalve de processen en procedures waarin die wetgeving voorziet ook van toepassing kan zijn op het gebied van intimidatie en geweld: bijv. informatie- en adviseringsprocedures, methodes/processen voor risicobeoordeling, het gebruik van interne en externe deskundigen, training, verantwoordelijkheid van de werkgever om werknemers te beschermen, enz. Er dient te worden opgemerkt dat de verwijzingen in de voetnoten naar Europese wetgeving geen uitputtende lijst van relevante Europese wetgeving behelzen. In deze paragraaf worden de verschillende vormen van intimidatie en geweld beschreven alsmede de mogelijke daders, waaronder ook derden. De mening van de EVV over geweld door derden is vanaf het begin helder geweest: de overeenkomst heeft niet specifiek betrekking op een bepaald type geweld. Echter, zodra er een verband is met de beroepsmatige werkzaamheden vallen geweld en intimidatie onder de verantwoordelijkheid van de sociale partners en dienen zij zich aan deze zaak gelegen te laten liggen, ook als de dader afkomstig is van buiten de onderneming. Sommige maatregelen kunnen in het algemeen worden toegepast op de verschillend vormen van geweld. Meer specifieke maatregelen zouden echter op sectorniveau moeten worden genomen. Verder valt het aanpakken van bepaald gedrag of bepaalde handelwijzen geheel of gedeeltelijk onder de verantwoordelijkheid van de publieke overheid. Het gaat hier immers om strafbare feiten, en daar gaan uiteindelijk de sociale partners niet over. Dit gezegd hebbende, is men het erover eens dat werkgevers een verantwoordelijkheid hebben om op te treden in die gevallen die onder hun specifieke verantwoordelijkheid vallen en dat zij hun werknemers dienen te beschermen. Verder wordt in deze paragraaf de breedte van het toepassingsgebied aangetoond door de erkenning dat geweld en intimidatie op het werk overal kunnen voorkomen, ook in het midden- en kleinbedrijf. Verder wordt in deze paragraaf erkend dat bepaalde groepen en sectoren op dit gebied extra kwetsbaar kunnen zijn, ook voor wat betreft geweld door derden. De partijen die deze overeenkomst hebben ondertekend zijn het erover eens dat werkgevers niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de toename van geweld en intimidatie in onze samenlevingen. De erkenning 6

daarvan hoeft hen er echter niet van te weerhouden om zorgvuldig en proactief op te treden teneinde de werksituatie te beoordelen en incidenten te voorkomen. 7

2. Doel Text of the agreement The aim of the present agreement is to: increase the awareness and understanding of employers, workers and their representatives of workplace harassment and violence, provide employers, workers and their representatives at all levels with an action-oriented framework to identify, prevent and manage problems of harassment and violence at work. Interpretatie/commentaar Het voornaamste doel is de aanpak van intimidatie en geweld op de werkvloer, waarbij alles wat duidt op de aanwezigheid van intimidatie en geweld in overweging dient te worden genomen. Dit betekent ten eerste dat alle werknemers, werkgevers en hun vertegenwoordigers dienen te weten hoe de situatie moet worden beoordeeld, de subtiele mechanismen van bijvoorbeeld verborgen geweld en hoe daarop te reageren, wie erbij te betrekken enz. De mensen op de werkvloer en de bedrijfsleiding moeten daarom met elkaar samenwerken om initimidatie en geweld te herkennen, te voorkómen en te beheersen/aan te pakken In wezen moet deze overeenkomst worden beschouwd als een handelingsgericht naslagwerk dat kan worden gebruikt en aangepast door sociale partners op andere niveaus aan de hand van hun behoeften en problemen. Ten slotte geeft deze paragraaf onder meer ook aan dat intimidatie en geweld op het werk moet worden beschouwd als een collectief vraagstuk/probleem en niet als iets dat alleen op individuen betrekking heeft of zich tussen individuen afspeelt. 8

3. Beschrijving Text of the agreement Harassment and violence are due to unacceptable behaviour by one or more individuals and can take many different forms, some of which may be more easily identified than others. The work environment can influence people s exposure to harassment and violence. Harassment occurs when one or more worker or manager are repeatedly and deliberately abused, threatened and/or humiliated in circumstances relating to work. Violence occurs when one or more worker or manager is assaulted in circumstances relating to work. Harassment and violence may be carried out by one or more managers or workers, with the purpose or effect of violating a manager s or worker s dignity, affecting his/her health and /or creating a hostile work environment. Interpretatie/commentaar In deze paragraaf wordt wederom erkend dat initimidatie en geweld op vele verschillende wijzen kan voorkomen, soms meer verborgen, soms openlijker. Wat derhalve de morele en sociale aspecten aangaat, kan bijvoorbeeld zelfs het beledigen van iemand, het verhinderen van iemand om noodzakelijke informatie te verkrijgen of om normale sociale contacten te onderhouden met collega s en superieuren, worden beschouwd als geweld. Ook wordt erkend dat de werkomgeving die hier in brede zin moet worden opgevat, met inbegrip van de werkorganisatie, de werkomstandigheden en de werkzaamheden kan leiden tot intimidatie en geweld. Gezien de complexiteit van de besproken vraagstukken stelde de EVV voor om twee afzonderlijke definities te hanteren om een onderscheid te kunnen maken tussen herhaaldelijke en eenmalige gebeurtenissen. Soms, bijvoorbeeld in het geval van seksuele intimidatie van collega s, is wat doorgaans wordt bestempeld als intimidatie in feite niets minder dan een ernstige bedreiging. In zo n geval is de eenmaligheid van het voorval dan ook eenmaal te veel. De beschrijving van zowel intimidatie als geweld houdt tevens de erkenning in dat deze verschijnselen altijd vallen binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst zodra er een verband bestaat met het werk Ze moeten daarom niet worden opgevat als iets dat zich beperkt tot de persoonlijke verhoudingen tussen individuele personen. Voor wat betreft de beschrijving van mogelijke daders zou de ETUC in tegenstelling tot de werkgeversorganisaties het wenselijk hebben geacht om tot een formulering te zijn gekomen die niet uitdrukkelijk geweld van derden buiten beschouwing liet. Hoewel, zoals eerder opgemerkt, de beschrijvingen in paragraaf 2 tot 4 van deze clausule voornamelijk werkgerelateerd zijn, moeten ze worden gelezen in samenhang met alle andere verwijzingen in de tekst naar geweld door derden en in het bijzonder de laatste zin in clausule 4, waarin wordt gesteld dat de aangegeven maatregelen ook van toepassing zijn op geweld van buitenaf. Daarbij moet worden opgemerkt dat de eerste openingsparagraaf van deze clausule - door te verwijzen naar individuele personen in het algemeen en daarmee niet specifiek werknemers of leidinggevenden op het oog heeft - evenmin onder- 9

scheid maakt tussen mogelijke daders. 10

4. Intimidatie en geweld op het werk voorkomen, herkennen en aanpakken Text of the agreement Raising awareness and appropriate training of managers and workers can reduce the likelihood of harassment and violence at work. Enterprises need to have a clear statement outlining that harassment and violence will not be tolerated. This statement will specify procedures to be followed where cases arise. Procedures can include an informal stage in which a person trusted by management and workers is available to give advice and assistance. Pre-existing procedures may be suitable for dealing with harassment and violence. A suitable procedure will be underpinned by but not confined to the following: It is in the interest of all parties to proceed with the necessary discretion to protect the dignity and privacy of all No information should be disclosed to parties not involved in the case Complaints should be investigated and dealt with without undue delay All parties involved should get an im- Interpretatie/commentaar De eerste paragraaf van deze clausule richt zich op maatregelen van algemene aard, zoals bewustwording en training, die moeten worden genomen teneinde alle aspecten van intimidatie en geweld te herkennen en om acties gericht op voorkoming en genezing te ondernemen, waaronder slachtofferhulp waar preventie niet is gelukt. Het moet worden opgemerkt dat deze maatregelen van toepassing horen te zijn op iedereen op het werk (leidinggevenden, werknemers enz.) en dus los staan van welke positie iemand inneemt in de hiërarchie van de onderneming of de organisatiestructuur. Verder moeten deze maatregelen ook van toepassing zijn op geweld door derden. Deze paragraaf geeft uitdrukking aan de plicht van elke onderneming of organisatie om een zerotolerance -houding/-beleid te hebben ten aanzien van intimidatie en geweld. Hieruit vloeit voert dat, om actie te kunnen ondernemen in gevallen waar deze zero tolerance niet is gehandhaafd, zij een specifieke procedure moeten opstellen waarin staat beschreven hoe er wordt omgegaan met gevallen van intimidatie en geweld, waaronder de benoeming van een persoon die het vertrouwen van alle partijen heeft. Deze benoeming dient wel door de bedrijfsleiding en de werknemers gezamenlijk te worden gedaan. Deze persoon kan een interne collega zijn. Echter, gezien de complexiteit en gevoeligheid van dit soort zaken zou het ook een externe raadsman/-vrouw kunnen zijn, bijvoorbeeld een bedrijfspsycholoog. De derde paragraaf bevat een niet-uitputtende actielijst die deel zou moeten uitmaken van de op bedrijfsniveau ingestelde procedure. Deze lijst kan worden gezien als een evenwichtige lijst, die de meeste relevante aspecten inhouden. Onpartijdigheid, vertrouwelijkheid, respect en persoonlijke waardigheid zijn factoren die het uitermate moeilijk maken om met gevoelige onderwerpen als intimidatie en geweld om te gaan. Zelfs in gevallen waar duidelijk sprake is van geweld en intimidatie waarin de bestaande wetgeving voorziet, moet dikwijls een beroep worden gedaan op extern advies om te voorkomen dat er langdurige psychologische problemen ontstaan. 11

partial hearing and fair treatment Complaints should be backed up by detailed information False accusations should not be tolerated and may result in disciplinary action External assistance may help If it is established that harassment and violence has occurred, appropriate measures will be taken in relation to the perpetrator(s). This may include disciplinary action up to and including dismissal. The victim(s) will receive support and, if necessary, help with reintegration. Employers, in consultation with workers and/or their representatives, will establish, review and monitor these procedures to ensure that they are effective both in preventing problems and dealing with issues as they arise. In de tekst wordt ook gesteld dat er disciplinaire maatregelen moeten worden getroffen tegen de dader en dat het slachtoffer de garantie krijgt van volledig herstel via een volledige reïntegratie op zijn/haar werkplek, waaronder ook maatregelen ter voorkoming dat het slachtoffer in het vervolg weer te maken krijgt met de dader. Bovendien zou de werknemer, als onderdeel van het reïntegratieproces, het slachtoffer/de slachtoffers hulp en ondersteuning moeten bieden bij het nemen van juridische stappen, mocht dit nodig zijn, en bij het zoeken van verhaal. Where appropriate, the provisions of this chapter can be applied to deal with cases of external violence. Aanvankelijk wilden de werkgevers de maatregelen beperken tot de aanstelling van een vertrouwenspersoon en wensten zij geen verdere procedures te bespreken. Men was er zelfs beducht voor om werknemers en hun vertegenwoordigers een rol toe te kennen bij de benoeming van zo n vertrouwenspersoon. Uiteindelijk stemden zij ermee in om ook werknemers en hun vertegenwoordigers erbij te betrekken, en niet alleen bij de revisie en het bewaken van de procedures, maar ook bij het opstellen van de procedures. Het opstellen, herzien en bewaken van procedures moet daarom een gezamenlijke taak zijn. Wat ook dient te worden opgemerkt is dat het concept dat gebruikelijk was in eerdere kaderovereenkomsten, waarbij het consulteren van 12

werknemers en/of hun vertegenwoordigers wordt verbonden met de notie overeenkomstig nationale praktijk en procedures, uit de tekst van de huidige overeenkomst is weggelaten. Het punt dat er het meest verantwoordelijk was dat de onderhandelingen soms stil kwamen te liggen betreft het toepassingsgebied van procedures voor het voorkomen en uitsluiten van, en omgaan met intimidatie en geweld door derden. De erkenning in de laatste paragraaf van deze clausule, dat de procedures ook kunnen worden toegepast op extern geweld, lost dit probleem gedeeltelijk op. Gedeeltelijk, want het zal afhangen van het vermogen van vakbonden om bij de implementatie van de overeenkomst deze mogelijkheid open te houden. Collega s van de Europese Industriefederaties van de EVV die aanwezig waren bij de onderhandelingen hadden er alle vertrouwen in dat de huidige tekst hun genoeg handvatten biedt om de huidige overeenkomst toe te passen in hun specifieke sectoren als uitgangspunt voor verdere onderhandelingen. 13

5. Implementatie en opvolging Text of the agreement In the context of article 139 of the Treaty, this autonomous European framework agreement commits the members of BUSINESSEUROPE, UEAPME, CEEP and ETUC (and the liaison committee EUROCADRES/CEC) to implement it in accordance with the procedures and practices specific to management and labour in the Member States and in the countries of the European Economic Area. The signatory parties also invite their member organisations in candidate countries to implement this agreement. Interpretatie/commentaar Het oogmerk van de EVV in dit hoofdstuk was om iets verder te komen met betrekking tot de kaderovereenkomst inzake werkgerelateerde stress. Het onderhandelingsteam was zich dienaangaande bewust van de moeilijkheden, omdat het werkprogramma 2006-2008 van de sociale partners voorziet in een gezamenlijke analyse van de implementatieprocedures van het instrumentarium voor maatschappelijke dialoog. De aanvankelijke stellingname van de werkgevers was om het hoofdstuk over de tenuitvoerlegging en opvolging ongewijzigd te laten in verband met hetgeen was overeengekomen tijdens de onderhandelingen over de kaderovereenkomst inzake werkgerelateerde stress. Het voornaamste punt voor de EVV-delegatie was het weglaten van de term vrijwillig bij het refereren aan de aard van de overeenkomst teneinde verdere verwarring over de status van de overeenkomsten te vermijden. The implementation of this agreement will be carried out within three years after the date of signature of this agreement. Member organisations will report on the implementation of this agreement to the Social Dialogue Committee. During the first three years after the date of signature of this agreement, the Social Dialogue Committee will prepare and adopt a yearly table summarising the on-going implementation of the agreement. A full report on the implementation actions taken will be prepared by the Social Dialogue Committee and adopted by the European social partners during the fourth year. Een tweede voornaam punt voor de EVV-delegatie was om de rol van de Commissie voor maatschappelijke dialoog (SDC) in de procedures voor de tenuitvoerlegging en de opvolging een relevanter status toe te kennen. Dit is met deze tekst bereikt en de SDC heeft nu een duidelijker rol dan het geval was bij eerdere overeenkomsten. Deze wijziging vereist ook dat er een jaarlijks verslag wordt opgesteld en aangenomen bij de SDC waardoor de gelegenheid wordt geboden voor een jaarlijkse evaluatie ten aanzien van de tenuitvoerlegging en eventueel problemen te bespreken die zich daarbij voordoen. 14

The signatory parties shall evaluate and review the agreement any time after the five years following the date of signature, if requested by one of them. In case of questions on the content of this agreement, member organisations involved can jointly or separately refer to the signatory parties, who will jointly or separately reply. When implementing this agreement, the members of the signatory parties avoid unnecessary burdens on SMEs. Implementation of this agreement does not constitute valid grounds to reduce the general level of protection afforded to workers in the field of this agreement. This agreement does not prejudice the right of social partners to conclude, at the appropriate level, including European level, agreements adapting and/or complementing this agreement in a manner which will take note of the specific needs of the social partners concerned. De overeenkomst omvat tevens non-regressie en een gunstiger clausule ter voorkoming van een vermindering van het algemene beschermingsniveau dat werknemers ten aanzien van de momenteel besproken zaken inmiddels wordt geboden. De onderhandelingen hebben geen vooruitgang opgeleverd op het gebied van de beslechting van geschillen of over het verwijderen van de clausule inzake onnodige lasten voor het midden- en kleinbedrijf. De werkgevers hebben echter wel nota genomen van het belang dat wij hieraan 15

hechten en beide aangelegenheden zullen zeker weer ter tafel worden gebracht bij de besprekingen die volgens planning zullen worden gevoerd tijdens het werkprogramma 2006 2008 van de sociale partners waarin zij afhankelijk van de tenuitvoerlegging van onder meer de kaderovereenkomsten inzake telewerken en stress op het werk nader tot gemeenschappelijke overeenstemming inzake deze instrumenten zullen komen (...) 16

Bijlagen Bijlage 1: Relevante Europese richtlijnen 15 Bijlage 2: Intimidatie en geweld op het werk en Europese wetgeving/jurisprudentie: to be or not to be in? 16 Bijlage 3: Voorstel voor een classificatiesysteem ten aanzien van geweld en intimidatie op het werk 56 Bijlage 4: Een selectie van referentiemateriaal over intimidatie en geweld op het werk 59 17

Bijlage 1: Paragraaf 2 van clausule 1 Inleiding stelt dat: De Europese Unie en nationale wetgeving stellen dat het de plicht van werkgevers is om hun werknemers te beschermen tegen intimidatie en geweld op de werkvloer. De verwijzing naar Europese wetgeving is een niet-uitputtende lijst en omvat onder meer de volgende richtlijnen: Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (OJ L 183, 29.06.1989, p. 1) (Geconsolideerde versie: http://europa.eu.int/eur-lex/lex/lexuriserv/site/en/consleg/1989/l/01989l0391-20031120-en.pdf) Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelij ke behandelingvan personen ongeacht ras of etnische afstamming (OJ L 180, 19.7.2000, p. 22 26) (Geconsolideerde versie: http://eur-lex.europa.eu/lexuriserv/site/en/oj/2000/l_180/l_18020000719en00220026.pdf) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (OJ L 303, 2.12.2000, p. 16 22) (Geconsolideerde versie: http://eur-lex.europa.eu/lexuriserv/site/en/oj/2000/l_303/l_30320001202en00160022.pdf ) Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (Voor de EER relevante tekst) (OJ L 269, 5.10.2002, p. 15 20) (Geconsolideerde versie: http://eur-lex.europa.eu/lexuriserv/site/en/oj/2002/l_269/l_26920021005en00150020.pdf ) Andere relevante documenten: Verklaring van de Raad van 19 december 1991 inzake de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Commissie betreffende de bescherming van de waardigheid van vrouwen en mannen op het werk, met inbegrip van de gedragscode om sexuele intimidatie tegen te gaan (OJ C 27, 4.2.1992, p. 1 1) (Geconsolideerde versie: http://eur-lex.europa.eu/lexuriserv/lexuriserv.do?uri=celex:31992y0204(01):en:html ) 18

19

Bijlage 2: Intimidatie en geweld op het werk en Europese wetgeving/jurisprudentie. to be or not to be in? In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de Europese richtlijnen waarnaar is verwezen in bijlage 1 en in het bijzonder van een analyse van de voorbereidende documenten die tot die richtlijnen hebben geleid. De analyse toont helder aan dat het de intentie was van de teksten, hoewel niet altijd expliciet, om ook van toepassing te zijn op intimidatie en geweld, daar zij immers van toepassing zijn op alle gezondheids- en veiligheidsrisico s! Verder komt duidelijk naar voren dat al deze teksten zeer sterk de nadruk leggen op de betrokkenheid van werknemers en hun vertegenwoordigers bij het totale proces van risicobestrijding. Een analyse van de jurisprudentie van het Europese Gerechtshof (EGH) levert eveneens interessante informatie op. Als men de zoektermen violence/harassment/harcèlement in de zoekmachine van de gegevensbank voor jurisprudentie van het EGH invoert (adres: http://curia.europa.eu/jurisp) dan levert dat een lange lijst op van zaken die op de een of andere manier te maken hebben met aspecten van geweld en intimidatie op de werkvloer. Het overgrote deel daarvan heeft echter betrekking op zaken in verband met werknemers van Europese instellingen (de zogeheten T-zaken ) die meenden dat zij slachtoffers waren van intimidatie en/of geweld op de werkvloer. In verband hiermee is het van belang te benadrukken dat slechts een paar van deze zaken een objectieve interpretatie bieden van de relevante richtlijnen en de begrippen intimidatie en geweld zonder dat die zaken onderling overeenstemmen ten aanzien van een concrete definitie van die begrippen. Als gevolg daarvan bieden deze zaken niet meer dan een indruk van welke situaties op het werk (binnen de Europese instellingen) als intimidatie en geweld worden aangemerkt en welke niet. Een paar andere zaken hebben wel betrekking op aspecten van geweld op het werk en in werkgerelateerde situaties, maar de prejudiciële vragen lijken te moeten worden gezocht in andere afdelingen van (Europese) wetgeving. Een voorbeeld is de zaak Pupino (C-105/03) 4, die handelt over gewelddadige handelingen jegens jonge kinderen van een kleuterleidster, maar waarbij de centrale vraag is of het kaderbesluit 2001/220/JHA van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, een nationale rechtbank de mogelijkheid biedt om jonge kinderen, die slachtoffer zijn geweest van mishandeling, te laten getuigen als bepaalde regelingen zijn getroffen (bijv. buiten de rechtzaak, voordat de rechtzaak wordt gehouden, met deskundige begeleiding enz.) Er is echter één interessante aanstaande zaak. De zogeheten zaak Coleman (zaak C-303/06) 5 gaat in het bijzonder over Richtlijn 2000/78/EG van 27 november en legt de EHG de volgende prejudiciële vragen voor: 4 De conclusie van de advocaat-generaal en het vonnis van het EHG zijn te vinden op: http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl? lang=en&newform=newform&submit=submit&alljur=alljur&jurcdj=jurcdj&jurtpi=jurtpi&jurtfp=jurtfp&alldocrec=alldocrec&docj=docj&docor=docor&docop=docop&docav= docav&docsom=docsom&docinf=docinf&alldocnorec=alldocnorec&docnoj=docnoj&docnoor=docnoor&typeord=alltyp&allcommjo=allcommjo&affint=affint&affclose=aff close&numaff=c-105%2f03&ddatefs=&mdatefs=&ydatefs=&ddatefe=&mdatefe=&ydatefe=&nomusuel=&domaine=&mots=&resmax=100 20

1. Biedt de richtlijn 6 wat het verbod van discriminatie op grond van handicap betreft, alleen personen die zelf een handicap hebben bescherming tegen directe discriminatie en intimidatie? 2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, biedt de richtlijn bescherming aan werknemers die zelf geen handicap hebben, maar op grond van een band met een gehandicapte minder gunstig worden behandeld of worden geïntimideerd? 3. Wanneer een werkgever een werknemer minder gunstig behandelt dan andere werknemers en vaststaat dat de werknemer aldus wordt behandeld omdat hij voor zijn gehandicapte zoon zorgt, dient een dergelijke behandeling dan te worden aangemerkt als directe discriminatie in strijd met het in de richtlijn vervatte beginsel van gelijke behandeling? 4. Wanneer een werkgever een werknemer intimideert en vaststaat dat de werknemer aldus wordt behandeld omdat hij voor zijn gehandicapte zoon zorgt, is een dergelijke intimidatie dan in strijd met het in de richtlijn vervatte beginsel van gelijke behandeling? 7. Op het moment van dit schrijven (december 2007) moeten de conclusie van de advocaat-generaal en het vonnis van het EHG nog worden gegeven. De zaak Coleman heeft dus betrekking op wat discriminatie door associatie heet. In de uitgave van de Anti Discrimination Law Review 8 van de Commissie wordt deze zaak ook vermeld als uitgangspunt voor het introduceren van het concept "discriminatie door associatie" op Europees niveau. Dit wordt in deze uitgave gedefinieerd als de situatie waarin persoon A persoon B discrimineert vanwege de relatie of associatie van persoon B met persoon C. Hierin stelt de Commissie verder dat discriminatie door associatie kan voorkomen met betrekking tot alle gronden waarop de antidiscriminatierichtlijnen van toepassing zijn, evenals eventueel met betrekking tot geslacht en andere gronden waarop nationale wetgeving inzake non-discriminatie van toepassing is, zoals nationaliteit of lidmaatschap van een vakbond" en merkt tevens op dat bij eerste lezing van de Richlijnen de suggestie lijkt te worden gewekt dat deze niet dienen ter bescherming van personen die met een andere persoon worden geassocieerd tegen bepaalde vormen van discriminatie." Echter, aangezien de definitie van intimidatie in deze Richtlijnen de woorden op gronden van inhoudt, lijkt dit naar de zienswijze van de Europese Commissie de juridische bescherming uit te breiden naar dit soort situaties. Ook wordt gesteld dat gelijkheid een wezenlijk beginsel van de Europese Gemeenschap is en dat de Richtlijnen daarom in brede zin moeten worden geïnterpreteerd.". Verder is, als gevolg van het belang van het respecteren van grondrechten, hetgeen ook wordt benadrukt in de preambules van de richtlijnen, een verbod op discriminatie door associatie in overeenstemming met het doel van de richtlijnen. Daarom lijkt de Commissie tot de conclusie te komen dat Europese wetgeving van toepassing is op discriminatie door associatie en dat dit krachtens de Europese wetgeving verboden is. Ondanks de juridische mogelijkheid voor deze interpretatie moet nu nog blijken of het EHG deze interpretatie zal bekrachtigen door zijn vonnis in de zaak Coleman. 7 OJ C 237 van 30.09.2006, p.6. 21

Op het nationale niveau toont een analyse van de (tenuitvoerlegging van de) wetgeving en de jurisprundentie van de lidstaten in het merendeel van de gevallen dat er (nog) geen uitdrukkelijke wetgeving bestaat ten aanzien van discriminatie door associatie. Veel lidstaten hebben eenvoudig de formulering van de Richtlijnen woordelijk overgenomen en hebben (rechtstreekse) discriminatie verboden op gronden van de gronden ten aanzien waarvan wetgiving geldt, maar hebben het toepassingsbereik van deze bescherming (nog) niet helemaal uitgewerkt. In een aantal lidstaten bestaat echter expliciet wetgeving op deze kwestie, of wordt deze kwestie vermeld in voorbereidende documenten of in jurisprudentie. Dit is met name het geval in Oostenrijk, Frankrijk, Ierland, Slowakije, Zweden en het Verenigd Koninkrijk; meer informatie over de afzonderlijke regelingen in deze landen staat te lezen op pagina 17 20 van de European Anti-Discrimination Law Review, Issue 5, juli 2007. 22

Directive 89/391/EEC Framework Directive on Health and Safety at work Nature of text Initial Commission proposal for directive (COM(88) 73 final of 7 March 1988, OJ C 141/88, p. 1) Selection of interesting and relevant text proposals Article 2: proposed definition of occupational risk stating any workrelated situation liable to damage the physical and psychological safety and/ or health of the worker, excluding accidents on the way to and from work. Article 4 (1) on the Responsibility of the employer states that: The employer shall be responsible for the safety and health of the workers in every aspect which is directly or indirectly related to the work in the undertaking and/or establishment. Article 5(2) on Obligations of the employer states: The employer shall put the following general preventive principles into practice, adapting them to match the specific conditions applying to his undertaking, including the size of the undertaking: ( ) -developing a coherent overall prevention policy based on technology, organisation of work, working conditions and human relationships. Article 5(3) (b) on specific obligations of the employer states: The safety and health measures taken by the employer must be integrated into all the activities of the undertaking and/or establishment and at all hierarchical levels. And Article 5(3)(f) states: The planning and introduction of new technologies shall be undertaken in close cooperation with the workers and/or their representatives, particularly in respect of the choice of 23

equipment and the working conditions, including those aspects connected with the working environment and the physical and psychosocial well-being of the individual. Workers shall receive appropriate training. EESC Opinion (OJ C 175/88, p. 22, 28 April 1988) (amendments proposed in bold) The EESC s comment on the Directive s provisions concerning Article 1 (Object of the Directive) is: The participation of workers should be included in the second sentence, which should thus read: The Directive contains general principles concerning in particular the prevention of occupational risks, the protection of safety and health and the informing, consultation, participation and training of workers and their representatives, as well as general principles concerning the implementation of such measures. The EESC proposes to define workplace in Article 2 as: All places where workers need to be or to go by reason of their work and which are under the direct or indirect control of the employer. The EESC also proposes to insert a paragraph in Article 5 in relation to evaluation of safety and health risks to workers : In so doing [i.e. the evaluation], the employer shall assess the following risks in particular: -( ) - excessive physical, nervous and mental strain caused by heavy work, shift work, night work, fixed posture, monotonous and unvaried work processes, pressure of deadlines, high-speed work, working time and work organisation. Article 5(3) (f) should read: When new technologies are planned and introduced, detailed consideration shall be given to aspects of workers safety and health, particularly in respect of the choice of equipment and the working 24

conditions, and the physical and psycho-social effects of the working environment on the individual. EESC proposes to entitle Article 10 Worker consultation and participation and to start with this principle: 1. Employers must cooperate closely with workers or workers representatives with specific responsibility for safety and health. Article 11 (1) should read: The employer shall ensure that each worker receives adequate safety and health instruction and necessary training specific to his workstation or job. EP Amendments 1st reading (OJ C 326/88, p. 102, 16 November 1988) (amendments proposed in bold) The EP proposes to amend the initial 1 st recital to read: Whereas Article 118A of the Treaty provides that the Council shall adopt, by means of directives, minimum requirements for encouraging improvements as regards the health and safety of workers, especially in the working environment; whereas the health and safety of workers should be protected at the highest possible level. The EP proposes to amend the initial 9 th recital to read: Whereas it is necessary to develop information, dialogue and negotiations on safety and health at work between employers and workers and their representatives by means of appropriate procedures and instruments. The EP proposes to amend the initial 10th recital to read: Whereas safety and hygiene at the workplace and the physical and mental health of workers are rights which cannot be subordinated to economic considerations. The EP proposes to add a definition of work environment in Article 2, as follows: the workplace, the design of the workplace, the furnishings, layout machines, equipment, materials, the organisation of 25

work, the working atmosphere, the working hours, the duration and quality of work, the facilities for relaxation, general living conditions, safety and hygiene, and all factors which have a bearing on the living conditions of the worker. The EP proposes to amend the definition of workplace in Article 2 to read: all places in and/or outside the undertaking or establishment where workers must remain or which they must visit in connection with their work and for which the employer is directly or indirectly responsible, or any place to which the worker has access in the undertaking and/or establishment. The EP proposes to add a definition of health in Article 2, as follows: health in the context of work shall encompass not only the absence of sickness or disease but also all physical and mental factors affecting health and directly related to safety and health at work. As for Article 5 (see above), the EP proposed the following amendments: Article 5 (1) Within the context of his responsibilities, the employer shall take the necessary measures for the protection of the safety and health of workers, including prevention of occupational risks and provision of information and training, as well as provision of the necessary organisation and resources. The employer shall ensure that these measures are taken and, if they are not, shall take appropriate decisions concerning the organisation of work. ( ) - developing a coherent overall prevention policy based on technology, organisation of work, working conditions, human relationships and environmental influences. 26

Article 5 (3) (a) In so doing [i.e. the evaluation], the employer shall identify and assess and draw up surveys of the following hazards: ( ) physical, nervous and mental strain caused by heavy physical labour, shift work, night work, the requirement to work in a specific position, monotonous work, piece-work, individual work carried out in isolation and similar pressures. (d) with a view to improving safety and health at the workplace, the employer must take the necessary measures to permit workers and their representatives to participate in the organisation of their work. Article 6a new 2. Where the health of a worker is at particular risk, talks shall be held between the worker and the employer, with the participation of the worker s representatives, with a view to the worker s employment in another, non-hazardous job, whilst guaranteeing his position. The EP suggests the following amendment: Article 10 (1) Employers must cooperate closely with workers and their representatives in all issues involving safety and health protection. Amended Commission proposal for Directive (COM(88) 802 final of 5 December 1988, OJ C 30/89, p. 19) (amendments proposed in bold) Whereas, in order to achieve the maximum degree of protection which is reasonably practicable, it is essential that workers and their representatives be informed of the risks to their safety and health of the measures required to reduce or eliminate these risks; whereas it is also essential that they be allowed to verify and ensure, by means of balanced participation in accordance with national practice and/or legislation, that the necessary protective measures have indeed been taken; 27

Whereas information, dialogue and negotiations on safety and health at work must be developed between employers and workers and their representatives by means of appropriate procedures and instruments, in accordance with national practice and/or legislation; Whereas the improvement of safety and health at work and of the physical and mental health of workers are objectives which should not be subordinated to purely economic considerations; The Commission amends Article 4(1) concerning the Responsibility of the employer as follows: The employer shall be responsible for the safety and health of the workers in every aspect which is directly or indirectly related to the work or to presence in the undertaking and/or establishment. The Commission suggests the following amendments to Article 5 concerning the Obligations of the employer : 2. ( )- developing a coherent overall prevention policy based on technology, organisation of work, working conditions, human relationships and the influence of environmental factors. 4. ( ) e) ( ) All aspects of the safety and health protection of workers should be taken into account, particularly those in respect of the choice of equipment, working conditions and the impact of environmental factors on the physical and psycho-social well-being of the individual. EP Amendments 2nd reading (OJ C 158/89, p. 131, 24 May 1989) whereby, amongst others, the EP reiterates its proposal to add a Article 10 should be entitled Consultation and participation of workers and start with this principle: 1. Employers must work closely with workers and their representatives on all questions involving safety and health protection at work. The EP suggests the following amendments: 28

definition of health (see above). Article 3 (new) (ca) health: in the context of work shall encompass not only the absence of sickness or disease but also all physical and mental factors affecting health and directly related to safety and health at work; (cb) prevention: all the provisions or measures taken or provided for at each stage of the activities performed within the undertaking with a view to avoiding or reducing the occupational risks, including, where appropriate, banning the use of certain processes or substances and the laying down of specific conditions for the undertaking of certain tasks; (cc) occupational risk: any work-related situation liable to damage the physical or psychological safety and/or health of the worker, excluding accidents on the way to and from work. Article 11 2. Consultation of workers. The employer shall be obliged to consult the workers with specific responsibility for the protection of the safety and health of workers and workers representatives in good time before any measure or programme is introduced which might have a substantial impact on safety and health protection. Seconded amended proposal of Commission (COM(89) 281 final of 12 June 1989, OJ C 172/89, p. 3) Article 3 d) prevention: all the provisions or measures taken or provided for at each stage of the activities performed within the undertaking with a view to avoiding or reducing the occupational risks; e) occupational risk: any work-related situation liable to damage the physical or psychological safety and/or health of the worker, excluding accidents on the way to and from work ECJ Case law: In line with the argumentation of the Advocate General, the ECJ states 29

Commission vs. Italy (Case C-49/00; available at http://curia.eu.int/) the following in its judgment of 15/11/2001: According to the Commission, Article 6(3) (a) of the directive requires employers to evaluate all the risks to the safety and health of workers at work. The three types of risk mentioned in that provision are only examples of particular risks which must be evaluated. ( ) It must be noted, at the outset, that it follows both from the purpose of the directive, which, according to the 15th recital, applies to all risks, and from the wording of Article 6(3)(a) thereof, that employers are obliged to evaluate all risks to the safety and health of workers. It should also be noted that the occupational risks which are to be evaluated by employers are not fixed once and for all, but are continually changing in relation, particularly, to the progressive development of working conditions and scientific research concerning such risks. ( 10-13) 30

Directive 2000/43/EC Non-discrimination based on racial and ethnic grounds Nature of text Explanatory Memorandum Commission proposal for a Council Directive (COM (1999) 566 final of 25 November 1999, p.4, 5 and 7) (OJ C 116, p.56, 26 April 2000) Selection of interesting and relevant text proposals In proposing a Directive to combat discrimination on grounds of racial and ethnic origin, the Commission has taken account of experience at national and international levels and the views expressed in the various consultations which it has carried out. The European Parliament in its resolution of 29 January 1998 10 argued that the Directive should cover the fields of employment, education, health care, social security, housing and public and private services. Article 2: Concept of discrimination Paragraph 3 deals with the notion of harassment. Such conduct can take different forms, ranging from spoken words and gestures to the production, display or circulation of written words, pictures or other material and, to be caught by the Directive, must be of a serious nature, creating a generally disturbing or hostile working environment. Harassment on grounds of racial or ethnic origin seriously undermines people's rights in professional, economic and social spheres and should be deemed to constitute discrimination. 10 Resolution of 29 January 1998 (OJ C 56, 23.2.1998). 31

Commission proposal for a Council Directive (COM (1999) 566 final of 25 November 1999) (OJ C 116, p.56, 26 April 2000) Recital (11): Harassment on grounds of racial or ethnic origin of a person or group of persons which produces an intimidating, hostile, offensive or disturbing environment should be deemed to be discrimination. Article 2: Concept of discrimination 1. For the purposes of this Directive, the principle of equal treatment shall mean that there shall be no direct or indirect discrimination based on racial or ethnic origin. 2. For the purposes of paragraph 1: (a) direct discrimination shall be taken to occur where one person is treated less favourably than another is, has been or would be treated on grounds of racial or ethnic origin; (b) indirect discrimination shall be taken to occur where an apparently neutral provision, criterion or practice is liable to affect adversely a person or a group of persons of a particular racial or ethnic origin, unless that provision, criterion or practice is objectively justified by a legitimate aim which is unrelated to the racial or ethnic origin of a person or group of persons and the means of achieving that aim are appropriate and necessary. 3. Harassment of a person or group of persons related to racial or ethnic origin, which has the purpose or effect of creating an intimidating, hostile, offensive or disturbing environment in any of the areas covered in Article 3, shall be deemed to be discrimination within the meaning of paragraph 1. Article 11: Social dialogue 1. Member States shall take adequate measures to promote the social dialogue between the two sides of industry with a view to fostering equal treatment, including through the monitoring of workplace practices, collective agreements, codes of conduct, research or exchange of experiences and good practices. 2. Member States shall encourage the two sides of the industry to conclude, at the appropriate level, including at undertaking level, 32