HFDST 6. HET WEER IN ONZE STREKEN 54
II. Hoe kunnen we verklaren dat we in België vaak een wisselvallig weer hebben? Wat wordt bedoeld met wisselvallig weer? De verklaring: op ca. 50 NB hebben we een botsing tussen -... en - Resultaat:.. a) Lokalisatie van het polair front: op een doorsnede van het noordelijk halfrond: 55
b) Lokalisatie van het polair front: op de weerkaart: Zoek op de kaart: de lagedrukgebieden (= cyclonen=depressies) en de hogedrukgebieden (=anticyclonen) de isobaar van 1015 hpa koudefront : warmtefront: occlusiefront: >> Atlantische depressie 56
c) Ontstaan en evolutie van een frontale depressie: Typisch voor de depressies in onze gematigde streken is dat ze meestal fronten hebben. Men spreekt daarom van frontale depressies. De figuur toont hoe een klassieke depressie ontstaat en evolueert. De ontwikkeling van een lagedrukgebied start langs een stationair front. Geleidelijk wordt de lagedrukkern dieper en tekenen de fronten zich duidelijker af. De gestippelde zone omvat regen of sneeuw, de driehoekjes stellen buien voor in de koudere lucht. Het gebied in figuur c en d tussen het warm- en het koufront noemt men de warme sector. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat bij de situatie in figuur d de kern L zich verplaatst van Schotland naar Ierland. In dat geval krijgen onze streken achtereenvolgens een warmfront, een warme sector en een koufront te verwerken. bron: http://www.meteo.be/meteo/view/nl/91313-weerwoorden.html?view=135000 57
d) Wat gebeurt er met het weer bij de passage van een frontale depressie? koude lucht (tot een paar dagen erna) koufront warme lucht warmtefront koude lucht (in de uren ervoor) temperatuur luchtdruk bewolking neerslag 58
Conclusie: Waarom is het weer in lagedrukgebieden dikwijls zo wisselvallig? Het is makkelijker om eerst de omgekeerde vraag te behandelen: waarom zorgen hogedrukgebieden dikwijls voor rustig en standvastig weer? Dat heeft ongetwijfeld te maken met de grote uitgestrektheid van een hogedrukgebied. Zo n hogedrukgebied of anticycloon heeft dikwijls een diameter van 1500 km. Het is een traag bewegend systeem met neerwaartse luchtbewegingen die de wolken doen oplossen. Zolang de kern van hoge druk ten westen van ons land blijft, verandert er niet zoveel. In tegenstelling daarmee de depressies of lagedrukgebieden. Dat zijn dikwijls relatief kleine systemen (diameter enkele honderden kilometer) die snel kunnen bewegen. Met een treksnelheid van 25 km/h legt een depressiekern op één dag tijd een afstand van 600 km af. Een depressie herbergt verschillende luchtsoorten die over mekaar glijden en zo de fronten veroorzaken. Dergelijke fronten of regengebieden kunnen dan ook vrij snel van west naar oost over ons land trekken. Bij de doortocht van zo n regenzone zal de wind van richting veranderen. Dat wordt dan gevolgd door een andere luchtsoort. En zo kan het voorkomen dat bij de doortocht van een depressiekern van west naar oost dwars door België je op één dag tijd bijna vier seizoenen krijgt. Eerst opklaringen, zacht weer en een stevige zuidoostelijke wind, dan toenemende bewolking gevolgd door regen, soms met onweer en felle rukwinden, dan een periode met vrijwel windstil weer (als de eigenlijke kern passeert) en daarna nieuwe opklaringen met polaire lucht en daar nog een paar fikse buien met hagel bovenop en de wind die aanspant uit noordwestelijke richting. bron: http://www.frankdeboosere.be/vragen/vraag15.php 59
LEERSTOF hoofdstuk 5: klimaat en vegetatie. op foto s of tekeningen vegetatiezones kunnen herkennen (zie atlas p.145) de volgorde en plaats van de verschillende vegetatiezones kennen vegetatiezones op de juiste plaats op de wereldkaart kunnen situeren klimatogrammen kunnen determineren klimatogrammen determineren en op de juiste plaats op de wereldkaart kunnen situeren de verklaringen kennen LEERSTOF hoofdstuk 6: het weer in onze streken. Verschillende luchtsoorten beïnvloeden ons weer theorie (tekst en kaart) kennen (p.54) het weer kunnen voorspellen aan de hand van de windrichting (p.54) op een doorsnede van het noordelijk halfrond het polair front kunnen situeren (p.55) diezelfde doorsnede begrijpen (p.55) op een weerkaart drukgebieden, isobaren en fronten kunnen terugvinden en aanduiden (p.55) de verschillende stappen in het ontstaan en de evolutie van een frontale depressie op een tekening of een kaart kunnen herkennen en in de juiste volgorde kunnen plaatsen (p.56) een tabel met weersverschijnselen bij de doortocht van een frontale depressie kunnen invullen (p.57) p.57 fig 12.7 begrijpen p.58 weten dat een hogedrukgebied voor rustig weer zorgt en dat kunnen verklaren p.58 weten dat lagedrukgebieden voor wisselvallig weer zorgen en dat kunnen verklaren (fronten!) de wolkenfoto bij de weerkaart op p.2 60
Oefeningen: a) Voorspel het weer: Het is 15 januari en er waait een noordoostenwind met aanvoer van polaire continentale lucht. Temperatuur en neerslag: zie tekening. Op 16 januari ruimt de wind naar het ZO met als gevolg: de luchtsoort wordt de temperatuur. de neerslag Op 17 januari ruimt de wind verder naar het ZW met als gevolg: de luchtsoort wordt de temperatuur. de neerslag legende: 61
b) Zet op de juiste plaats: Zet op de juiste plaats: (V2-3p) stationair front warmtefront occlusiefront dit is een trog. : veroorzaakt verticale opwaartse bewegingen en leidt vaak tot stortbuien en/of een intensivering van de onweersactiviteit. Er is meestal een buienlijn aanwezig. Symbool: of een dikke blauwe lijn. 62
c) Welke weerkaart (p.12) hoort bij onderstaand weerbericht? (V3-8p) Weerkaart A / B (omcirkel het juiste antwoord) want op deze weerkaart zien we en het weer op het weerbericht is Op de andere weerkaart daarentegen zien we een dus het weer zal op dat moment 63
weerkaart A: weerkaart B: 64