VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE GEOGRAFIE

Vergelijkbare documenten
VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ROMAANSE TALEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE GERMAANSE TALEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN - SOCIALE EN CULTURELE AGOGIEK

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE CRIMINOLOGISCHE WETENSCHAPPEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE NATUURKUNDE

De onderwijsvisitatie Scheikunde-Biochemie. Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen Scheikunde en Biochemie aan de Vlaamse universiteiten

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE LATIJN EN GRIEKS

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE OOSTERSE STUDIES

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE MATERIAALKUNDE - TOEGEPASTE SCHEIKUNDE

De onderwijsvisitatie Lichamelijke Opvoeding

De onderwijsvisitatie Geologie en Mijnbouwkunde

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE OOST-EUROPESE TALEN EN CULTUREN

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

De onderwijsvisitatie Geschiedenis

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE LICHAMELIJKE OPVOEDING

De onderwijsvisitatie Elektrotechniek. Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen Elektrotechniek aan de Vlaamse universiteiten

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN - SOCIOLOGIE

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE RECHTEN, NOTARIAAT EN KERKELIJK RECHT

Bijlagen OER Master Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen (2016/2017)

Onderwijs- en examenregeling

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Onderwijs- en examenregeling 2010/2011 Master Gezondheidszorgpsychologie

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE WISKUNDE

Onderwijs- en examenregeling

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE INFORMATICA-TOEGEPASTE INFORMATICA- COMPUTERWETENSCHAPPEN

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Onderwijs- en examenregeling

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE FAMILIALE EN SEKSUOLOGISCHE WETENSCHAPPEN

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE SOCIALE EN CULTURELE ANTROPOLOGIE

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE WIJSBEGEERTE

Bachelorproject (15 EC), BSK. Docent: MSc, Drs. C. Nagtegaal

Competentie-invullingsmatrix

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

ZER Informatica. Programma-evaluatie. Resultaten programma-evaluatie. 5 enquêtes:

Onderwijs- en examenregeling

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

STUDIEGIDS MASTER THEOLOGIE ALGEMEEN

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Universiteit van Amsterdam FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

Onderwijs- en examenregeling

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ARCHITECTUUR

VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE DUALE PROGRAMMA NEDERLANDS ALS TWEEDE TAAL FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

,87 persoonlijke groei, maatschappelijk engagement)

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN

Minor in het buitenland Mogelijkheden bij de opleiding Geneeskunde

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE ARCHEOLOGIE EN KUNSTWETENSCHAPPEN

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Onderwijs- en examenregeling

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Samenvatting aanvraag. Bijlage 8

HBO5 Boekhouden/Accountancy (90 studiepunten) Bij Organisatie:

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Onderwijs- en examenregeling

STUDIEGIDS (v. 3.0) INLEIDING

Onderwijs- en examenregeling

BIJ DIE WERELD WIL IK HOREN! HANS ROMKEMA 3 MAART 2010, DEN HAAG

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

beheerst de volgende vaardigheden, kan deze onderwijzen en vaardigheden

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE LOGOPEDIE EN AUDIOLOGIE

Minor Landschapsgeschiedenis

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Onderwijs- en examenregeling

Deel B van de onderwijs- en examenregeling voor de duale masteropleiding Communicatie- en informatiewetenschappen, 90 EC,

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

Visiedocument FSR FNWI

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Universiteit van Amsterdam FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

Onderwijs- en examenregeling

De onderwijsvisitatie Eerste cyclus Toegepaste Wetenschappen Werktuigkunde-Elektrotechniek

Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

1. Mobiliteitscoach, van idee tot project: Inleiding

Onderwijs- en examenregeling

Transcriptie:

VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD DE ONDERWIJSVISITATIE GEOGRAFIE Een onderzoek naar de kwaliteit van de opleidingen Geografie aan de Vlaamse universiteiten Brussel, september 2002

Ten geleide In dit rapport brengt de visitatiecommissie Geografie verslag uit over haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij in 2001 heeft verricht naar de kwaliteit van de academische opleidingen Geografie in Vlaanderen. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de universiteiten en van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het academisch onderwijs. De visitatie Geografie werd om praktische redenen afzonderlijk in Vlaanderen ingericht. Er blijft evenwel een belangrijke Nederlandse inbreng bestaan door de toepassing van het Nederlandse visitatiestelsel en door de opname van Nederlandse leden in de visitatiecommissie. Het rapport is in de eerste plaats bedoeld voor allen die betrokken zijn bij het academisch onderwijs in de geografie in Vlaanderen. Met het oog daarop heeft de commissie voor iedere opleiding afzonderlijk een deelrapport uitgebracht op basis waarvan actie kan worden ondernomen om de kwaliteit van het onderwijs te handhaven en verder te verbeteren. Daarnaast is het rapport er tevens op gericht de bredere samenleving in te lichten over de wijze waarop de betrokken faculteiten omgaan met de kwaliteit van hun onderwijs. Aan deze opdracht wordt ruimschoots voldaan, niet alleen in de afzonderlijke opleidingsrapporten, maar ook in dat gedeelte van het rapport waarin de situatie aan de verschillende universiteiten op een aantal kwaliteitsaspecten wordt vergeleken. De lezer moet zich echter terdege realiseren dat het rapport slechts een momentopname biedt van het academisch onderwijs in de geografie in Vlaanderen en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg. De visitatie Geografie was niet mogelijk zonder de inzet van al diegenen die binnen de universiteiten betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Ik dank dan ook allen die vanuit de instellingen hebben bijgedragen aan het goede verloop van deze visitatie. Daarnaast echter is de VLIR in het bijzonder veel dank verschuldigd aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de grote mate van deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd. Als voorzitter van de VLIR hoop en verwacht ik ten slotte dat dit rapport door de vele behartenswaardige bemerkingen die het bevat, zal bijdragen, en dit zowel op korte als op lange termijn, tot een verdere bloei van het academisch onderwijs in de geografie in Vlaanderen. F. Van Loon Voorzitter VLIR 09/2002 2

Inhoud Ten geleide 1 Deel 1 : Algemeen Deel 5 I. De onderwijsvisitatie Geografie 7 1. Inleiding 7 2. De betrokken opleidingen 7 3. De visitatiecommissie 8 3.1. Samenstelling 8 3.2. Taakomschrijving 8 3.3. Werkwijze 8 4. Korte terugblik op de visitatie 9 5. Opzet en indeling van het rapport 10 II. Het referentiekader Geografie 11 III. De opleidingen in vergelijkend perspectief 14 1. Onderwijsfilosofie 15 1.1. Doelstellingen en eindtermen 15 2. Het programma 16 2.1. Opbouw en inhoud van het programma 16 2.2. Gebruikte werkvormen 18 2.3. Karakteristieken van het programma 19 2.4. Vaardigheden van studenten 19 2.5. Toetsing 20 3. Eindverhandeling 20 4. De student en zijn/haar onderwijs 21 4.1. Instroom en totale aantallen studenten 21 4.2. Slaagcijfers 21 4.3. Gemiddelde studieduur 22 3 09/2002

5. Studeerbaarheid 22 5.1. Studietijd 22 5.2. Studievoorlichting en -begeleiding 22 6. De faciliteiten 23 7. De afgestudeerden 23 8. De staf 24 9. Internationalisering 25 10. Interne kwaliteitszorg 26 10.1. Zelfstudie 26 10.2. Interne kwaliteitszorg 26 11. Samenvatting van de aanbevelingen 26 Deel 2 : Opleidingsrapporten 29 1. Universiteit Gent 31 2. Katholieke Universiteit Leuven 45 3. Vrije Universiteit Brussel 59 Bijlagen 73 Bijlage 1 : Personalia van de leden van de visitatiecommissie 75 Bijlage 2 : Voorbeelden van bezoekschema s 77 09/2002 4

DEEL I ALGEMEEN DEEL 5 09/2002

09/2002 6

I. De onderwijsvisitatie Geografie 1. Inleiding In dit rapport brengt de visitatiecommissie geografie verslag uit van haar bevindingen over de academische opleidingen geografie aan de Vlaamse universiteiten, die zij in de periode november december 2001, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heeft bezocht. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de VLIR op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten gevolg geven aan de decretale verplichting ter zake. Het moet tevens geplaatst worden in de bestaande samenwerking tussen de VLIR en de VSNU, hetgeen tot uiting komt in de gehanteerde procedure. 2. De betrokken opleidingen Ingevolge haar opdracht heeft de visitatiecommissie bezocht: Universiteit Gent (7 tot 9 november 2001): geografie Katholieke Universiteit Leuven (28 tot 30 november 2001): geografie Vrije Universiteit Brussel (10 tot 12 december 2001): geografie De volgorde van de bezoeken is veelal bepaald door overwegingen van pragmatisch-organisatorische aard. De commissie is er zich van bewust dat deze volgorde, zij het impliciet, een invloed kan hebben gehad op de visitatie. Ze heeft er evenwel zorgvuldig voor gewaakt dat in alle opzichten vergelijkbare beoordelingen en adviezen tot stand kwamen. DE ONDERWIJSVISITATIE GEOGRAFIE 7 09/2002

3. De visitatiecommissie 3.1. Samenstelling De visitatiecommissie geografie werd ingesteld door de VLIR bij besluit van 28 februari 2001. De commissie had de volgende samenstelling: Voorzitter: prof. H. Van der Wusten, emeritus hoogleraar Politieke Geografie, Universiteit van Amsterdam Leden: prof. C. Vandermotten, hoogleraar Sociale Geografie, Université Libre de Bruxelles prof. E. A. Koster, hoogleraar Fysische Geografie, Universiteit Utrecht prof. H. Ottens, hoogleraar Sociale Geografie, Universiteit Utrecht prof. G. A. Hoekveld, emeritus hoogleraar Regionale Geografie en Geografie voor Educatie, Universiteit Utrecht Secretaris: mevr. M. Bronders, coördinator kwaliteitszorg verbonden aan het VLIR-secretariaat. Haar taak werd vanaf 1 oktober overgenomen door mevr. C. Heerman, stafmedewerker kwaliteitszorg. Voor een kort curriculum vitae van de leden van de visitatiecommissie wordt verwezen naar bijlage 1. 3.2. Taakomschrijving De opdracht aan de visitatiecommissie, die in het instellingsbesluit is omschreven, luidde als volgt: a. op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijk kennis; b. het doen van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering. 3.3. Werkwijze 3.3.1. VOORBEREIDING De visitatiecommissie hield haar installatievergadering op 21 september 2001. Tijdens deze vergadering heeft de commissie een referentiekader geformuleerd (zie II.), waarin de minimumeisen werden vastgelegd waaraan het te visiteren onderwijs naar haar opvatting zou moeten voldoen. Voorts werd er het programma van de bezoeken opgesteld en werden er de zelfstudies, die een eerste informatiebron vormden voor de commissie, in eerste instantie besproken. Aan de zelfstudies is aan alle universiteiten door velen hard gewerkt. In het algemeen zijn de zelfstudies goed gestructureerde en informatieve documenten. 09/2002 8 DE ONDERWIJSVISITATIE GEOGRAFIE

3.3.2. BEZOEK AAN DE INSTELLINGEN De tweede bron van informatie wordt gevormd door de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek aan de betreffende faculteiten heeft gevoerd met alle geledingen die zijn betrokken bij het onderwijs in de geografie. De gesprekken zijn een goede aanvulling geweest op de zelfstudies en in de alle gevallen heeft de commissie deze als open ervaren. Een voorbeeld van bezoekschema van de visitatiecommissie is toegevoegd als bijlage 2. Verder heeft de commissie kennis genomen van bijkomende informatie, zoals verslagen, voorbeelden van examenvragen, schriftelijk studiemateriaal, tijdschriften en handboeken, die door de opleidingen ter beschikking werden gesteld. Ook werd door de visitatiecommissie nog vóór de bezoeken een aantal eindverhandelingen en cursussen opgevraagd. Tevens werden onderwijsruimten, practicumlokalen, computerfaciliteiten en bibliotheken bezocht. Deze hebben de commissie een goed beeld gegeven van de omgeving waarin het onderwijs plaatsvindt. Aan het einde van elk bezoek werden, na intern beraad van de visitatiecommissie, de voorlopige bevindingen mondeling gepresenteerd aan de gevisiteerde opleiding. 3.3.3. RAPPORTERING Als laatste stap in het visitatieproces heeft de commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Daarbij gebruikte de commissie een informele waardeschaal, die loopt van zeer goed over goed, voldoende en onvoldoende tot ondermaats. Zeer goed betekent dat het beschouwde item nauwelijks beter kan zijn. Goed geeft aan dat het aspect in kwestie aan alle verwachtingen voldoet en door de commissie gewaardeerd wordt. Voldoende wordt gebruikt voor zaken die aan de basiseisen van de commissie voldoen. Onvoldoende, daarentegen, geeft aan dat men een bepaald aspect moet remediëren. Ondermaats, ten slotte, betekent dat dat deel van de opleiding in het geheel niet aan de verwachtingen voldoet. De commissie wil er evenwel op wijzen dat zij geen rangorde onder de opleidingen wenst op te stellen. De faculteiten werden hierbij in de gelegenheid gesteld om op de concepten van het rapport en van het hun aanbelangende facultaire deelrapport te reageren. De commissie heeft de reacties van de faculteiten in de mate dat zij zich hierin kon vinden in het rapport verwerkt. 4. Korte terugblik op de visitatie De commissie heeft de haar toegekende opdracht met veel belangstelling uitgevoerd. De visitatie heeft de leden van de commissie niet alleen de kans geboden om het academisch onderwijs in de geografie in Vlaanderen van naderbij te bekijken, maar het was voor haar tevens een unieke gelegenheid om onder vakgenoten veelvuldig te reflecteren en te debatteren over de aard en de toekomst van dit onderwijs. De commissie heeft tijdens deze discussies steeds getracht om, vanuit een kritische ingesteldheid, een constructieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het Vlaamse geografieonderwijs. Ook met het voorliggend rapport hoopt de commissie een bijdrage te leveren tot de verdere positieve ontwikkeling van het onderwijs in de geografie in Vlaanderen. Zij wenst met het rapport in de eerste plaats een discussie op gang te brengen binnen de betrokken faculteiten met de bedoeling na te gaan op welke punten verbetering nodig is en in welke mate dit binnen de gegeven randvoorwaarden te verwezenlijken is. De commissie heeft inmiddels reeds kunnen vaststellen, onder andere op basis DE ONDERWIJSVISITATIE GEOGRAFIE 9 09/2002

van de schriftelijke reacties op de respectieve deelrapporten die de commissie vanwege de universiteiten ontving, dat haar aanbevelingen in de diverse instellingen ter harte worden genomen. Verder hoopt de visitatiecommissie dat voorliggend rapport in zijn geheel ook aan de buitenwereld nuttige informatie verschaft en een goed inzicht geeft in de kwaliteit van de gevisiteerde opleidingen. Tot slot wenst de visitatiecommissie haar dank te betuigen aan al diegenen die binnen de universiteiten betrokken zijn geweest bij de voorbereiding en de uitvoering van de visitatie. 5. Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste conclusies en bevindingen van de commissie per thema vergelijkenderwijs weergeven. Achteraan dit laatste hoofdstuk zijn enkele aanbevelingen opgenomen, die voor alle opleidingen geografie in Vlaanderen gelden. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van de afzonderlijke universiteiten worden in deze deelrapporten achteraan opgenomen. Tenslotte werden de deelrapporten geordend naar de chronologische opvolging van de bezoeken. 09/2002 10 DE ONDERWIJSVISITATIE GEOGRAFIE

II. Referentiekader Geografie De visitatiecommissie is bij de beoordeling van het onderwijs uitgegaan van de doelstellingen die elke faculteit voor de eigen opleiding heeft geformuleerd. Deze doelstellingen mogen uiteraard verschillen, maar dienen niettemin enkele algemene uitgangspunten in acht te nemen. De commissie heeft deze uitgangspunten omschreven in onderhavig referentiekader. Het referentiekader heeft de achtergrond gevormd voor de discussie met de faculteiten. Het is noch vóór, noch tijdens de bezoeken expliciet bekend gemaakt. Dit om de instellingen toe te laten onbevangen met de commissie van gedachten te wisselen over het eigen functioneren. Algemene uitgangspunten De doelstellingen en de daarvan afgeleide eindtermen van de opleiding en van de afzonderlijke opleidingsonderdelen dienen duidelijk geformuleerd te zijn en bekend te zijn aan docenten en studenten. De uitwerking en uitvoering van het programma dienen aan te sluiten bij en bij te dragen tot de gemaakte keuzen ten aanzien van de doelstellingen en het te bereiken profiel. De onderdelen van het programma dienen op de juiste plaats in de opleiding geprogrammeerd te zijn en dienen een onderlinge samenhang te vertonen. Het programma dient een stevige wetenschappelijke grondslag te hebben en de wetenschappelijke vorming dient een duidelijke herkenbare plaats te hebben in de opleiding. Wat de student betreft moet worden gekeken of het programma studeerbaar is voor de gemiddelde student, dient in de mate van het mogelijke rekening te worden gehouden met individuele verschillen in studietempo en dient elke student de mogelijkheid te hebben om zich maximaal te ontplooien. Hiertoe dient tevens te worden voorzien in een systeem van studie- en studentenbegeleiding dat gericht is op het voorkomen en tijdig signaleren van studieproblemen. Duidelijk moet zijn aangegeven op welke wijze wordt getoetst of het nagestreefde eindproduct ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. De vorm en inhoud van de evaluatie dienen overeen te stemmen met de gestelde leerdoelen en aan te sluiten op het leerproces. De exameneisen en -vormen dienen de studenten duidelijk te zijn. Tussen het niveau van de opleiding en het niveau van de afgestudeerden zou een relatie moeten bestaan. Daarom wordt verder eerst aangegeven wat de commissie van een afgestudeerde verwacht, vervolgens komen doelstellingen van de opleiding aan de orde en de eisen die men aan de opleiding mag stellen. Tenslotte vermeldt zij enkele randvoorwaarden. HET REFERENTIEKADER 09/2002 11 09/2002

Wat mag van een afgestudeerde in de geografie worden verwacht? hij/zij beschikt over een goed overzicht van de verworven inzichten van de Geografie in het algemeen en op het gebied van zijn/haar specialisatie in het bijzonder; hij/zij heeft voldoende analyserend, probleemoplossend en synthetiserend vermogen en een aantoonbare wetenschappelijke attitude ontwikkeld om daartoe geëigende maatschappelijke functies uit te oefenen op een niveau dat bij zo een afgestudeerde past; hij/zij heeft een reeks praktische vaardigheden (presentatie, verslaggeving, computerkennis) verworven om adequaat in die maatschappelijke functies te kunnen functioneren; hij/zij is in staat zelfstandig wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren binnen de Geografie en meer geavanceerd onderzoek deskundig te beoordelen; hij/zij heeft een attitude ontwikkeld die het mogelijk maakt kritisch te reflecteren op het eigen wetenschappelijk handelen; hij/zij beschikt over een attitude om zich permanent te blijven vormen. hij/zij is in staat maatschappelijke effecten van kennis te overzien en aan het maatschappelijk debat bij te dragen. Doelstellingen van de opleiding Om goede afgestudeerden af te leveren dient de opleiding zich tot doel te stellen studenten: te introduceren in de voornaamste ontwikkelingen en inzichten binnen de Geografie; kennis te laten maken met de voornaamste theoretische en methodologische grondslagen van de Geografie; kennis te laten maken met voor de opleiding relevante disciplines alsmede met andere of aanverwante disciplines; te leren zelfstandig onderzoek op te zetten, uit te voeren en erover te rapporteren; zelfstandig problemen te leren definiëren, analyseren en op te lossen; te leren om kennis en inzicht in woord en geschrift over te dragen op het niveau van de doelgroep waarop ze zich richten (scholieren/studenten/maatschappij in België en in het buitenland); op ten minste één onderdeel te brengen in de buurt van de nieuwste ontwikkelingen; een manier van denken bij te brengen die hen toelaat maatschappelijk verantwoord te handelen, met aandacht voor ethische aspecten; de attitude bij te brengen om zijn/haar kennis steeds te vernieuwen en hem/haar aldus voor te bereiden op permanente vorming. Eisen die aan de opleiding gesteld mogen worden KANDIDATUREN de opleidingsonderdelen moeten een overzicht geven van het gehele veld der Geografie. Ze moeten voldoende representatief zijn om een beeld te geven van de vervolgopleiding en om verantwoorde selectie mogelijk te maken; er dienen verschillende werkvormen te worden aangeboden (hoorcolleges ondersteund door werkcolleges en vaardigheidsoefeningen), gericht op het activeren en motiveren van studenten en de bevordering van zelfwerkzaamheid; 09/2002 12 HET REFERENTIEKADER

het curriculum dient samenhangend te zijn; organisatie en inrichting van de curriculumonderdelen moeten een bijdrage leveren aan het vermogen zelfstandig te studeren. Licenties het onderwijsaanbod dient een opklimmende graad van moeilijkheid te hebben, gericht op verdieping en specialisatie; het opleidingspakket moet samenhang vertonen, dit geldt ook voor de keuzeopleidingsonderdelen. De opleiding dient de student hierbij te adviseren; de eindverhandeling dient als proeve van zelfstandig onderzoek sluitstuk van de studie te zijn; hiermee kan de student laten zien wat hij/zij heeft geleerd. De begeleiding dient gestructureerd te zijn; indien een stage wordt ingepast dan moet er een duidelijk reglement zijn teneinde niveau en begeleiding te waarborgen. Randvoorwaarden Om de doelstellingen te realiseren zal de opleiding minstens aan de volgende randvoorwaarden moeten voldoen: 1. een goed functionerend systeem voor kwaliteitszorg; 2. een evenwichtige verhouding tussen onderwijs en onderzoeksinspanning bij de staf; en een inbedding van het onderwijs in een goede onderzoeksomgeving; 3. goed personeelsbeleid: functioneringsgesprekken onderwijs en onderzoek spelen een gelijkwaardige rol bij carrièreperspectief deskundigheidsbevordering HET REFERENTIEKADER 13 09/2002

III. De opleidingen in vergelijkend perspectief In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie een overzicht van de situatie aan de verschillende universiteiten voor een aantal kwaliteitsaspecten inzake onderwijs, onderwijsorganisatie en randvoorwaarden. Per onderwerp geeft zij haar bevindingen weer en verwijst hierbij naar de toestand aan de verschillende faculteiten. De commissie besteedt hierbij voornamelijk aandacht aan de elementen die haar het meest in het oog sprongen of die zij belangrijk acht, en aan vaststellingen die zij in meer dan één opleiding heeft gedaan. De lezer dient er zich derhalve bewust van te zijn dat het niet de bedoeling van de commissie is, de deelrapporten in dit hoofdstuk in detail te herhalen. Daarom verwijst de commissie ook naar het deelrapport van de RUG voor de specifieke opmerkingen over de landmeetkunde: het is immers enkel aan de RUG dat deze opleiding wordt aangeboden. Voor een goed begrip van de rest van dit hoofdstuk en de facultaire deelrapporten, is het noodzakelijk kort in te gaan op enkele factoren die de Vlaamse (en bij uitbreiding Belgische) geografie gevormd hebben tot wat zij is. Zo was tot 1991 een groot deel van het programma van de opleidingen Geografie wettelijk vastgelegd. Dit historisch gegeven zorgde ervoor dat de programma s van de verschillende universiteiten allen vrij gelijklopend waren en nog steeds zijn. Alle opleidingen bieden immers in één opleiding (met weliswaar verschillende specialisaties) zowel sociale, fysische als technische en integratieve geografie aan (zie tabel 1). Ook wordt er overal een groot aantal niet-geografische opleidingsonderdelen gedoceerd, vooral in de kandidaturen. Deze niet-geografische opleidingsonderdelen zijn overwegend van exact-wetenschappelijke aard. Dat heeft dan weer zijn wortels in de positie van de geografie binnen de universiteiten. De opleidings- en onderzoekseenheden die zich met geografie bezighouden, vallen immers aan de Vlaamse universiteiten steeds onder de faculteit Wetenschappen. Wat eveneens een gevolg is van de historiek van de Belgische geografie, is een grotendeels gemeenschappelijke benadering van de geografie. Zo overheerst aan alle Vlaamse universiteiten de opvatting dat in de geografie de relaties tussen mens en omgeving (met een nadruk op fysisch en ecologisch milieu) een centrale plaats hebben. Daarbij streeft men naar een synthetische en generalistische benadering van deze relatie met haar oorzaken en effecten. Bovendien gaan alle opleidingen ervan uit dat een universitaire vorming tot geograaf meer inhoudt dan een ontwikkeling 09/2002 14 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

tot specialist, en dus ook zicht moet geven op de aard van andere wetenschappen en hun perspectieven op de werkelijkheid. Dit impliceert dat de student breed gevormd moet worden. Daarmee onderscheidt de Vlaamse geografie zich duidelijk van de Angelsaksische en Noord- Europese geografie. Daarin is in de meeste gevallen een sterke scheiding tussen menselijke en natuurkundige geografie voltrokken, leidend tot referentiekaders respectievelijk van maatschappijen natuur- (in het bijzonder aard-) wetenschappelijke aard. Dat heeft voor gevolg dat (delen van) de geografie op verschillende plaatsen binnen een universiteit gepositioneerd kunnen worden, zowel binnen de natuurwetenschappen als maatschappij- en zelfs geesteswetenschappen. De studie van de relatie mens-omgeving wordt in zulk een weliswaar als belangrijk gezien, maar functioneert toch veel minder als de centrale vraagstelling van de discipline. Verder kenmerkt de Angelsaksische en Noord-Europese geografie zich door een, de laatste tijd overigens vaak bekritiseerde, specialisering. Bovendien bestaat er meer dan in Vlaanderen, de tendens om academische vorming te zien als de vorming tot onderzoeker binnen een specifiek kennisdomein. Een ander specifiek punt dat aan alle universiteiten terugkomt, en wellicht ook door de context van de geografie in Vlaanderen verklaard kan worden, is dat veel studenten een vervolgopleiding volgen. Zij doen dit veelal met het oog op betere kansen op de arbeidsmarkt. De opleiding geografie blijft op zich immers vrij breed; een extra diploma kan dan meer specialisatie mogelijk maken. Voor de commissie was de erkenning van en de waardering voor de eigenheid van de Vlaamse academische en geografische traditie het uitgangspunt van haar beschouwingen. Zij heeft getracht in haar aanbevelingen deze Vlaamse tradities te verbinden met de internationale ontwikkelingen die hun invloed laten gelden zowel op het onderwijs, met de invoering van de principes van de Bolognaverklaring, als op de vakontwikkeling in het onderzoek, en op de arbeidsmarkt voor afgestudeerde geografen. 1.1. Doelstellingen en eindtermen 1. Onderwijsfilosofie Alle zelfstudies beschreven de doelstellingen en eindtermen van de verschillende opleidingen geografie, conform de richtlijnen. Deze doelstellingen en eindtermen waren in het algemeen helder en duidelijk geformuleerd. Ze voldoen aan de minimumeisen die de commissie met betrekking tot de opleidingen in haar referentiekader heeft geformuleerd. Bovendien waren het steeds duidelijk doelstellingen van een universitaire opleiding. Wel miste de commissie doelstellingen in verband met methodologie en theorievorming aan de VUB. Verder werd in vergelijking met het referentiekader van de commissie wat weinig aandacht besteed aan mondelinge communicatieve vaardigheid in de doelstellingen van de RUG. Aan de RUG en de VUB werden de doelstellingen echter nogal algemeen geformuleerd, waardoor de vertaling van deze doelstellingen in eindtermen niet optimaal was. Alle opleidingen slagen erin de door hen gestelde doelstellingen te realiseren, ondanks de materiële en/of personele tekorten, die vooral aan de VUB en de RUG spelen. DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 15 09/2002

2. Het programma 2.1. Opbouw en inhoud van het programma De opleidingen geografie van de K.U. Leuven, de RUG en de VUB bestaan alle uit twee cycli van telkens twee jaar, respectievelijk de kandidatuursjaren en de licentiaatsjaren. Alle opleidingen hangen in meerdere of mindere mate het idee aan van de eenheidsgeografie, zodat zowel de sociale als de fysische geografie grondig bestudeerd wordt door elke student, ongeacht diens studiepad. Tijdens de kandidaturen wordt aan alle universiteiten een brede basisopleiding gegeven, met een nadruk op de exacte wetenschappen, zoals natuurkunde en wiskunde. Enkele menswetenschappelijke vakken maken eveneens deel uit van het kandidatuurscurriculum. Ook worden in alle opleidingen de studenten gradueel ingeleid in de geografie. De verhouding tussen deze twee componenten, enerzijds de brede basisvakken en anderzijds de opleidingsspecifieke geografische vakken, verschilt van universiteit tot universiteit, zoals goed te zien in is tabel 1. Toch meent de visitatiecommissie dat, vooral aan de K.U.Leuven en de RUG, in de kandidaturen, en dan vooral in het eerste jaar, wat meer ruimte moet ingeruimd worden voor geografische vakken. Zo kan de student al in het eerste jaar een echte identiteit als geograaf ontwikkelen, wat goed zou zijn voor de motivatie. Bovendien kan men er zo zekerder van zijn dat men op grond van de studieprestaties in het eerste jaar de juiste studenten selecteert: diegenen met aanleg voor de geografie. Voor alle opleidingen geldt dat ook enige versterking van het aandeel opleidingsonderdelen in de humane wetenschappen wenselijk is. Zeker met het oog op het aandeel afgestudeerden in de sociale geografie zou dat beter recht doen aan een evenwichtige vorming in de basiswetenschappen. Tijdens de licentiaatsjaren is er ruimte voor uitdieping van de geografische basiskennis en specialisatie. Alle opleidingen voorzien verscheidene afstudeerrichtingen: twee aan de K.U.Leuven (sociale en fysische geografie), drie aan de VUB (sociaal milieu, fysisch milieu en geografische informatiesystemen) en vier aan de RUG, binnen de optie geografie (fysisch milieu; maatschappij, planning en ontwikkeling; landschap en milieuzorg; cartografie). De landmeetkunde aan de RUG biedt geen afstudeerrichtingen, maar de studenten kunnen hun pakket in het laatste jaar via keuzeopleidingsonderdelen zelf in zekere mate samenstellen. De definitieve keuze van de afstudeerrichting blijkt in alle opleidingen samen te lopen met het moment waarop het onderwerp van de eindverhandeling wordt gekozen, meestal in het eerste licentiejaar. De opbouw van het programma in zijn geheel, over de cycli heen, is overal coherent en logisch. Wel is er een spanning te detecteren tussen de brede aanvangsfase van de opleiding, en de sterke specialisatie in de afstudeerfase. Deze overgang van breed naar gespecialiseerd zou meer gradueel kunnen verlopen, met meer geografische opleidingsonderdelen in het begin van de opleiding, die daarna in specialisatieopleidingsonderdelen verder uitgewerkt worden, en een geografisch onderzoek als culminatiepunt. De tweede cyclus aan de RUG kent ook nog een vrij sterke versnippering. De commissie pleit er voor het aantal afstudeervarianten te beperken, om de coherentie te vergroten. Elementen zoals landschapskunde en regionale geografie kunnen dan weerkerend in het programma van alle studenten worden opgenomen, zodat de rode draad van de eenheidsgeografie zichtbaar gemaakt kan worden. Ook bij de K.U.Leuven en de VUB zou men een beroep kunnen doen op meer regionale geografie, zodat er ook een gemeenschappelijke stam blijft bestaan in de huidige licenties en wellicht de toekomstige masters. Het aantal zinvolle keuzemogelijkheden wordt door de commissie als voldoende tot goed beoordeeld. Toch is er een aantal verbeteringen mogelijk. Zo is aan de K.U.Leuven de vrije 09/2002 16 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

keuzeruimte nogal beperkt. De keuze voor een bepaalde specialisatie bepaalt er het overgrote deel van het vakkenpakket. Aan de RUG is het aantal specialisaties groot, maar blijft de vrije keuzeruimte eveneens beperkt. Ook aan de VUB kan het aandeel van de vrije keuzevakken nog toenemen en moet men het aanbod onder de loep nemen. Enkele keuzeopleidingsonderdelen lijken daar eerder thuis te horen in de kandidaturen, als basisvakken. Tot slot vindt de commissie dat alle opleidingen geografie in Vlaanderen klassieke en degelijke academische opleidingen zijn van goed niveau. De inhoud van het programma is meestal actueel, en sluit over het algemeen ook goed aan bij het lopende onderzoek van de staf. Wel dient er voor gezorgd te worden dat de Vlaamse geografie-opleidingen, via het meer aanbieden van literatuur in de originele taal en een intensievere studentenuitwisseling, nog beter aansluiten op de internationale ontwikkelingen in de geografische wetenschappen, zeker in het licht van de Bologna-verklaring. Tabel 1: Opbouw studieprogramma s Geografie in Vlaanderen (Situatie als beschreven in de zelfstudies, omvang aangegeven in ECTS-studiepunten) RUG RUG KUL VUB (Landmeetk.) (Geografie) Eerste Kandidatuur Fysische Geografie 4 8 7 10 Sociale Geografie 9 10 Technische Geografie 10 6 Integratieve Geografie 3 7 7 Basisvakken Natuurwetenschappen 13 18 28 15 Basisvakken Wiskunde/Informatica 19 11 13 15 Basisvakken Wijsbegeerte 3 3 3 3 Basisvakken Menswetenschappen 8 7 Tweede Kandidatuur Fysische Geografie 3 7 10 11 Sociale Geografie 11 6 11 Technische Geografie 27 14 15 6 Integratieve Geografie 3 5 Basisvakken Natuurwetenschappen 6 9 7 (+ 10 keuze) 12 Basisvakken Wiskunde/Informatica 15 10 5 (+ 10 keuze) 10 Basisvakken Wijsbegeerte Basisvakken Menswetenschappen 6 9 7 5 Eerste Licentie Fysische Geografie 8 18 12 (+ 8 spec.) 8 (+ 21 spec.) Sociale Geografie 8 11 19 (+ 8 spec.) 10 (+ 17 spec.) Technische Geografie 33 10 9 (18 spec.) Integratieve Geografie 15 9 7 Basisvakken Wiskunde/Informatica 7 Basisvakken Wijsbegeerte (3 keuze) Basisvakken Menswetenschappen 5 (3 keuze) Keuzevakken 6 6 7 tot 11 Tweede Licentie Fysische Geografie (23 spec) 10 (+ 9 spec.) 5 (+ 16 spec.) Sociale Geografie (23 spec) 6 (+ 9 spec.) 3 (+ 10 spec.) Technische Geografie 21 4 (+23 spec) 3 (+ 12 spec.) Integratieve Geografie 3 (+23 spec) 6 7 Basisvakken Wijsbegeerte 3 Keuzevakken 24 9 6 4 tot 10 Eindverhandeling 15 21 20 22 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 17 09/2002

Wijsbegeerte inclusief Vraagstukken over godsdienstwetenschappen Wiskunde inclusief Statistiek Menswetenschappen inclusief Recht Fysische Geografie inclusief: Aardwetenschappen, Bodemkunde, Ecologie, Meteorologie en Klimatologie Sociale Geografie inclusief: Economische Geografie/Regionale Economie, Demografie, Planning Technische Geografie (informatie- en bouwtechnologie/techniek): Geodesie, Fotogrammetrie, Topografie, Cartografie, GIS, Geostatistiek, Logistiek, Bouwkunde, MER Integratieve Geografie: Regionale Geografie, Landschapsgeografie, fysisch/sociaal terreinwerk De specialisatie- en keuzemogelijkheden zijn zo goed mogelijk aangegeven, maar wisselen soms enigszins per jaar. Tabel 2: Aandelen van de groepen vakken per studiejaar (percentages) RUG RUG KUL VUB (Landmeetkunde) (Geografie) Eerste Kandidatuur Geografie 28,3 35,0 26,7 45,0 Andere Basisvakken 71,7 65,0 73,3 55,0 Tweede Kandidatuur Geografie 55,0 53,3 51,7 55,0 Andere Basisvakken 45,0 46,7 48,3 45,0 Eerste Licentie Geografie 81,7 90,0 95,0 70,0 tot 76,7 Andere Basisvakken 8,3 0,0 5,0 11,7 Keuzevakken 10,0 10,0 0,0 11,7 tot 18, 3 Tweede Licentie Geografie 35,0 50,0 51,7 46,7 tot 56,7 Basisvakken Wijsbegeerte 0,0 0,0 5,0 Keuzevakken 40,0 15,0 10,0 6,7 tot 16,7 Eindverhandeling 25,0 35,0 33,3 36,7 2.2. Gebruikte werkvormen In alle opleidingen geografie in Vlaanderen wordt een waaier aan werkvormen gebruikt. Er zijn de klassieke hoorcolleges, maar ook allerlei vormen van oefeningen en seminaries, laboratoriumpractica en excursies en veldwerk. Aan de VUB en de RUG worden deze onderwijsvormen voldoende adequaat gebruikt. De RUG gebruikt echter nog vrij vaak traditionele werkvormen. Werkvormen die meer interactief zijn en de mondelinge en schriftelijk vaardigheden van de studenten stimuleren, zouden nog meer moeten voorkomen, net zoals seminaries waarin studenten kennis kunnen maken met lopend onderzoek. Ook aan de VUB zouden nog meer activerende werkvormen gebruikt moeten worden. Bovendien zijn er daar weinig mogelijkheden voor laboratoriumpractica in de fysische geografie, wat samenhangt met de beperkte laboratoriumuitrusting. 09/2002 18 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

Aan de K.U.Leuven is de adequaatheid van de werkvormen goed. De aandacht voor onderwijsinnovatie is zeer groot, zowel op niveau van de opleiding als op het niveau van de hele universiteit. Excursies vindt de commissie erg belangrijk. Er moet dan ook aan alle universiteiten over gewaakt worden dat men hier een goede omkadering voor voorziet. Vooral aan de K.U.Leuven doet men hiervoor reeds veel inspanningen. De onderwijsmiddelen zijn voldoende tot goed aan de K.U. Leuven en de VUB, gezien de eisen die er aan moeten worden gesteld om de doelstellingen van de opleidingen te bereiken. Dit geldt zowel voor de leermiddelen als voor de materiële infrastructuur, al is de laboratoriumuitrusting aan de VUB te beperkt. Aan de RUG voldoen de onderwijsmiddelen echter niet altijd. Dat geldt vooral voor de materiële infrastructuur: de bibliotheek en de practicumruimten. Het is overigens voor alle opleidingen het geval dat, met betrekking tot de leermiddelen, nog meer anderstalige handboeken en artikelen zouden moeten worden gebruikt als verplichte literatuur. Zo kan men de studenten beter vertrouwd maken met de internationale standaard in de geografie. Dominant is immers het systeem van de syllabi, die vaak als Nederlandstalige handboeken zijn opgezet. Anderstalige literatuur wordt dan als bijlage opgenomen of er wordt naar verwezen. Daardoor wordt er door de studenten vaak slechts in beperkte mate kennis genomen van die anderstalige literatuur. 2.3. Karakteristieken van het programma De mate waarin programma s in hun geheel mogelijkheden voorzien om het onafhankelijk en kritisch denken en het zelfstandig werken en leren te bevorderen, wordt steeds als voldoende beoordeeld. Dat gebeurt vooral door het gebruik van activerende en zelfstandige werkvormen. Het ontwikkelen van het probleemoplossend vermogen wordt eveneens als voldoende beoordeeld door de commissie voor wat de K.U.Leuven en de VUB betreft. Het probleemoplossend vermogen is echter niet steeds duidelijk zichtbaar in de eindverhandelingen. Er zou daarom meer aandacht besteed kunnen worden aan onderzoeksontwerp en onderzoeksmethodologie. Het probleemoplossend vermogen wordt aan de RUG evenwel nog niet voldoende gestimuleerd. Ook hier is meer aandacht voor onderzoeksvaardigheden gewenst, maar tevens moet het encyclopedisch karakter van een aantal opleidingsonderdelen verminderen, ten voordele van een meer probleemgeoriënteerd onderwijs. Voor alle opleidingen gold dat de commissie geen gestructureerde mogelijkheden zag voor de studenten om voldoende zicht te krijgen op de samenhang tussen opleiding en beroep. Dat is in de ogen van de commissie het gevolg van de brede geografieopleiding: er is niet één specifiek beroepsprofiel voor geografen, ze kunnen integendeel nog vele kanten uit. Vrij veel afgestudeerden volgen na hun geografieopleiding nog een vervolgopleiding, of ze beginnen hun beroepscarrière in het contractonderzoek. Opvallend is dat deze laatste vaststelling ook voor de afgestudeerde landmeters (RUG) geldt, hoewel zij een helderder beroepsbeeld hebben. 2.4. Vaardigheden van studenten De betrokken opleidingen besteden volgens de visitatiecommissie in wisselende mate aandacht aan het bijbrengen van vaardigheden aan hun studenten. De computervaardigheden van de studenten zijn overal goed, aan de RUG zelfs goed tot uitstekend. Grotere verschillen zijn te zien bij de communicatievaardigheden. De K.U.Leuven doet het op dit vlak over vrijwel de hele lijn goed; enkel de vaardigheden in vreemde talen krijgen nog onvoldoende aandacht. Aan de RUG is de DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 19 09/2002

aandacht voor mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, zowel in de moedertaal als in vreemde talen, onvoldoende: de commissie pleit dan ook voor meer papers en mondelinge presentaties in deze opleiding. De VUB zou nog meer mondelinge oefeningen kunnen inpassen in het curriculum, maar over het geheel genomen zijn de moedertaalvaardigheden hier voldoende, zowel mondeling als schriftelijk. Ook de vreemde-taalvaardigheid is voldoende, al kunnen hier ook nog verbeteringen aangebracht worden. Het intensiever gebruik van anderstalige literatuur zou dus voor alle opleidingen zijn diensten kunnen bewijzen, om de vaardigheden in vreemde talen te bevorderen. 2.5. Toetsing Het verheugde de commissie te zien dat de examenprocedures in alle opleidingen correct en zorgvuldig worden toegepast, gezien het feit dat er hieromtrent geen problemen werden gemeld aan de commissie. Het niveau van de examens wordt door de commissie als voldoende tot goed gekwalificeerd aan de RUG en de VUB, en als goed aan de K.U.Leuven. Over het algemeen zijn de examenvormen adequaat en komen ze goed overeen met de inhoud en doelstellingen van de opleidingsonderdelen. Dat impliceert wel dat aan de RUG het enigszins encyclopedisch karakter van de cursussen in de examens weerspiegeld wordt. Er mag daar nog meer aandacht besteed worden aan het testen van inzicht. Ook aan de VUB zou men nog systematischer op inzicht kunnen testen. De verhouding tussen inzicht en feitenkennis in de examens van de K.U.Leuven was goed volgens de commissie. 3. Eindverhandeling Aan alle universiteiten schrijven de studenten geografie tijdens hun tweede licentiejaar een eindverhandeling. Het onderwerp daarvan wordt, naargelang de universiteit, vastgelegd aan het einde van het eerste semester in de eerste licentie (K.U.Leuven), in het tweede semester van de eerste licentie (VUB) of aan het einde van de eerste licentie (RUG). Het gewicht van de verhandeling is, afhankelijk van de opleiding, rond de 21 studiepunten, behalve voor de optie landmeetkunde aan de RUG: daar is het gewicht ervan 15 punten. Op basis van de steekproef van verhandelingen die de commissie in het kader van de visitatiebezoeken heeft bestudeerd, komt ze tot de vaststelling dat het niveau ervan in de meeste gevallen voldoende tot goed is. De eindverhandelingen zijn overal zeer degelijke en verzorgde werken, waar duidelijk met veel ijver aan gewerkt is. Een heel aantal eindverhandelingen is echter nogal beschrijvend van aard, en weinig door theorie gestuurd. De elders in het curriculum gedoseerd aangebrachte wetenschappelijke methodologie wordt niet genoeg benut. In alle geografiecurricula zou bijgevolg meer expliciete aandacht mogen gaan naar het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden. Er zijn daartoe reeds enkele aanzetten, zoals het maken van een startnota (een schriftelijke afspraak over onderwerp, vraagstelling, opzet en tijdspad van de verhandeling) en het organiseren van een onderzoeksseminarie aan de K.U.Leuven, maar deze initiatieven moeten nog uitgebreid (of ingevoerd) worden. De commissie waardeert het ten zeerste dat de eindverhandelingen in een aantal gevallen bij het lopende onderzoek van de staf aansluiten. Toch zou het aansluiten bij lopend onderzoek nog meer aangemoedigd kunnen worden. 09/2002 20 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

Dat is vooral belangrijk om de begeleiding van de eindverhandeling nog vlotter te kunnen laten verlopen. Die begeleiding is bij alle opleidingen behoorlijk, maar soms te student- en docentafhankelijk. Een duidelijker regeling is dan ook wenselijk: dat zou men bij voorbeeld kunnen door te werken met de eerder genoemde startnota. De beoordeling van de eindverhandelingen verloopt voldoende aan de RUG en de VUB, aan de K.U.Leuven voldoende tot goed. De grens tussen een voldoende en een onvoldoende voor de eindverhandeling is overal correct gemarkeerd. In een aantal gevallen meende de commissie dat er, nadat besloten was de verhandeling te accepteren, eerder hoog werd gecijferd, en dat de kwantiteit van het werk in de beoordeling werd betrokken. Desalniettemin was de commissie van mening dat de eindverhandelingen in het algemeen zeker van voldoende niveau zijn en dus in elk geval kunnen dienen als brevet om de arbeidsmarkt te betreden. 4. De student en zijn/haar onderwijs Voor de cijfers met betrekking tot de studenteninstroom, de slaagpercentages en de gemiddelde studieduur wordt verwezen naar de deelrapporten. 4.1. Instroom en totale aantallen studenten De absolute studentenaantallen zijn aan alle universiteiten nogal laag. Aan de VUB is de instroom zelfs onvoldoende voor het garanderen van een voldoende grote staf voor een zelfstandige opleiding. De laatste jaren was er een verbetering merkbaar, maar de stijging van de studentenaantallen lijkt zich niet voldoende te bestendigen. Er zullen dus initiatieven genomen moeten worden om deze aantallen op te krikken. Aan de andere universiteiten is de instroom voldoende groot om een adequate opleiding in stand te houden, waarbij opgemerkt dient te worden dat vooral de opleiding Geografie van de RUG een sterke groei heeft gekend. Het valt op dat dit vooral een gevolg is van de verhoogde aantrekkingskracht van de optie geografie, terwijl men zou verwachten dat het de invoering van de landmeetkunde is die deze uitbreiding in de hand heeft gewerkt. De instroom aan de RUG en de K.U.Leuven is weliswaar voldoende, maar toch blijft de richting geografie kwetsbaar op dit vlak. Er moet dan ook over gewaakt worden dat de studenteninstroom minstens stabiel blijft. De verhouding vrouwelijke en mannelijke studenten verschilt wat van opleiding tot opleiding, maar schommelt rond de 50 %. Aan de K.U.Leuven is er een licht overwicht aan vrouwelijke studenten, aan de VUB van mannelijke studenten. 4.2. Slaagcijfers De slaagcijfers zijn volgens de commissie goed bij alle opleidingen, zowel voor de eerste kandidatuur, waar er een vrij grote maar normale uitval is, als voor het vervolg van de opleiding. De slaagcijfers aan de VUB liggen na de eerste kandidatuur wel iets lager dan aan de andere universiteiten, vooral in de tweede kandidatuur en de tweede licentie. Het feit dat er weinig uitval is na de eerste kandidatuur, en dat de slaagcijfers hoog liggen, maakt het aannemelijk dat de selectie in het eerste jaar in alle opleidingen geografie in Vlaanderen op de juiste manier gebeurt. DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 21 09/2002

4.3. Gemiddelde studieduur De gemiddelde studieduur voor alle universiteiten ligt rond de 4, 4 jaar: aan de RUG is het 4, 4 jaar, aan de K.U.Leuven 4, 3 jaar en aan de VUB 4,5 jaar. Er zijn dus geen grote verschillen: de gemiddelde studieduur is zondermeer goed. Het is voor de gemiddelde student ook aan alle instellingen goed mogelijk om de opleiding geografie binnen de voorziene tijd af te werken. Wel moet er aan zowel de VUB als aan de RUG aandacht gaan naar het fenomeen thesisjaar. De commissie meent dat het erg belangrijk is dat de combinatie van eindverhandeling en andere studieactiviteiten niet mag leiden tot studievertraging: het moet mogelijk blijven de eindverhandeling af te werken tijdens de voorziene studieduur. Ook aan de K.U.Leuven moet de problematiek nauwlettend opgevolgd worden: de commissie vreest immers dat het aantal thesisjaren hier ook zou kunnen toenemen als het recent ingevoerde semesterexamensysteem zich ook zou gaan uitstrekken naar de tweede licentie. 5.1. Studietijd 5. Studeerbaarheid De verhouding tussen contacturen en zelfstudie is redelijk tot goed aan de Vlaamse opleidingen geografie. Het aantal contacturen zou wel nog kunnen verminderen aan de RUG en de VUB, ten voordele van meer gestructureerde zelfstudie. Aan de K.U.Leuven worden activerende werkvormen reeds zeer frequent gebruikt, onder andere door de invoering van Begeleide Zelfstudie als onderwijsconcept. Helaas merkte de commissie op dat er door dit onderwijsconcept hier en daar onevenwichtigheid in de studielast ontstaat, zeker in combinatie met de invoering van het semesterexamensysteem. Ook in de tweede kandidatuur aan de VUB is er een geïsoleerd probleem met studeerbaarheid, door een ongelukkige programmering van vakken en excursies. Over de studeerbaarheid in het algemeen aan de VUB kon de commissie geen uitspraak doen, omdat daar nog onvoldoende aandacht is besteed aan de meting en normering van de studietijd. De commissie hoopt dat er dan ook snel werk zal gemaakt worden van een studietijdmeting. De studeerbaarheid bij de andere programma s is voldoende (K.U.Leuven) tot goed (RUG). Bij deze beide opleidingen komt de vastgestelde studietijd in het algemeen overeen met de reële studietijd. Er zijn echter nog ook bij deze opleidingen discrepanties bij individuele opleidingsonderdelen: sommige vergen meer tijd dan begroot op basis van de studiepunten, andere minder. Men zou studietijd en studiepunten dan ook beter op elkaar moeten afstemmen, op basis van studietijdmetingen. 5.2. Studievoorlichting en -begeleiding In het algemeen waardeert de commissie de vele initiatieven die door de faculteiten, meestal in samenwerking met de centrale diensten voor studieadvies, worden genomen met betrekking tot de voorlichting van abituriënten. Wel lijkt er een enigszins verkeerd beeld te bestaan bij sommige abituriënten over de opleiding: vooral het exact karakter van de opleiding wordt nogal eens onderschat. Hier dient voortdurende aandacht naar uit gaan bij de voorlichting van aspirantstudenten, al moet gezegd worden dat hier al het nodige gebeurt. Naast de intensivering van de voorlichting, kan men ook in het programma meer rekening houden met de verwachtingen van de studenten. 09/2002 22 DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF

Ook de voorlichting en advisering tijdens de studies zijn in het algemeen voldoende tot goed beoordeeld. De gestructureerde studiebegeleiding is aan de VUB en de K.U.Leuven goed georganiseerd. De commissie heeft hierbij in het bijzonder waardering voor het zelfstudiecentrum aan de VUB: een prachtige, toegesneden en blijkbaar druk gebruikte voorziening. De ombudsdienst en het monitoraat van de K.U.Leuven zijn goed gestructureerd en effectief. Aan de RUG leveren de begeleiding en advisering geen problemen op. Dat is, naast het uitgebreide opvangapparaat op centraal niveau, vooral te danken aan het veelvuldig informeel contact tussen studenten en docenten. Dit informeel contact is ook aanwezig bij de andere twee opleidingen; de belangrijkste knelpunten kunnen vaak op deze manier opgelost worden. 6. De faciliteiten De onderwijsruimten van alle Vlaamse opleidingen geografie zijn volgens de commissie voldoende tot goed uitgerust. De practicaruimte aan de VUB is echter van een nogal bescheiden omvang. De beoordeling voldoende tot goed geldt ook voor de computervoorzieningen van alle universiteiten. De bibliotheek daarentegen vertoont overal in meer of mindere mate tekorten. Aan de RUG is er een aantal lacunes in de collectie, die bovendien verouderd is, en de digitalisering loopt achter. De uitbouw van de bibliotheek hoort dan ook een absolute prioriteit te zijn. Ook bij de VUB is de collectie op een aantal vlakken verouderd of onvolledig, ondanks de vele inspanningen die men zich ervoor getroost: versterking van het bestand is noodzakelijk. Ook de toegankelijkheid van de bibliotheek laat te wensen over. De visitatiecommissie stelt daarom voor de geografische bibliotheek in de centrale bibliotheek onder te brengen als herkenbare unit. Aan de K.U.Leuven, ten slotte, ligt het grootste probleem in de versnippering en de beperkte openingsduur van de bibliotheekvoorzieningen, al lijkt daar een oplossing voor te komen met de nakende opening van de campusbibliotheek Exacte Wetenschappen. Ook bij de K.U.Leuven is waakzaamheid met betrekking tot de collectie geboden: de verkleining van het budget en de weerslag daarvan op het tijdschriftenbestand moeten in de gaten gehouden worden om minstens op het huidige niveau te blijven. Excursies en veldwerk zijn erg belangrijk in een curriculum geografie. De K.U.Leuven en de VUB hebben een flink aantal excursies in hun studieprogramma, en voldoen ruimschoots aan de eisen op dit vlak. De RUG zou de mogelijkheden om op excursie te gaan nog kunnen uitbreiden, en daar ook de nodige financiële middelen en de nodige ruimte in het programma voor moeten vrijmaken. Kredieten voor studenten om zelf veldwerk te doen, zijn echter aan alle universiteiten zo goed als onbestaand voor wat betreft het binnenland. Buitenlands veldwerk kan vaak wel via bepaalde fondsen (deels) gefinancierd worden. Op het gebied van (kredieten voor) veldwerk is zeker nog verbetering mogelijk. 7. De afgestudeerden De afgestudeerden met wie de commissie tijdens de visitatiebezoeken heeft kunnen spreken, waren allen tevreden over de door hen genoten opleiding. Het niveau van de afgestudeerden was overal goed volgens de commissie. DE OPLEIDINGEN IN VERGELIJKEND PERSPECTIEF 23 09/2002