Projectnummer: B Opgesteld door: Beno Koolstra. Ons kenmerk: :C. Kopieën aan: ARCADIS Dolf Logemann

Vergelijkbare documenten
EVALUATIE EFFECTBEOORDELING STIKSTOFDEPOSITIE MER E.ON ENERGY FROM WASTE

Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie.

VOORTOETS STIKSTOFDEPOSITIE STEPELERVELD, FASE

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

MEMO. Stikstofberekening bestemmingsplan t Zand Noord, fase 1 blz. 1. Project : Bestemmingsplan t Zand Noord, fase 1. Opdrachtgever : Interra

OOSTERHOUT Stikstofberekening Zwaaikom

Duinen Ameland. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 5

De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx).

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

Onderwerp: Uitgangspunten en N-depositieresultaten gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente, scenario 2.4 mln

Stikstofdepositieonderzoek bestemmingsplan Duingeest te Monster

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Duinen Terschelling. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 4

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikelen 19d en 19e

Kennemerland-Zuid. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 88. PAS-bureau

AANVULLENDE AANVRAAG NB- WETVERGUNNING RWE NOORDKADE VERLENGDE WILHELMINAHAVEN

BESCHIKKING D.D. 15 APRIL ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Westvoorne. Langeweg 7 Rockanje. bestemmingsplan. identificatiecode: datum: status: nvt 11 november 2010 definitief. projectnummer:

Varkenshouderij Emmaweg 13a te Uithuizen

BESCHIKKING D.D. 1 OKTOBER ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

onderzoek stikstofdepositie naar aanleiding van ophoging duin Neeltjesnol

Bijlagen bij de toelichting. bestemmingsplan Lagewaard 42, Koudekerk aan den Rijn - NL.IMRO.0484.B141KKlagewaard42-ON01 ontwerp

Het bedrijf aan de Verbindingsweg 2 Overslag ligt in de omgeving van de volgende Vlaamse Natura 2000 gebieden:

Programma publieke avond 26 januari 2012

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Verplaatsing Manege Hillegom

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Duinen en Lage Land Texel

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING D.D. 27 FEBRUARI ZAAKNUMMER VAN GEDEPU- TEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING D.D. 20 AUGUSTUS ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN

BESCHIKKING, D.D. 10 APRIL ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx).

Voor de berekening van de stikstofdepositie met AERIUS Calculator zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS)

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING D.D. 7 MEI ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie

Memo. nummer datum 27 januari 2014 G-J. van de Geijn L.Dolmans. Defensie Gemeente Breda M.Beljaars D. Bouman

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Noordwijk. Hotels van Oranje. Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet definitief. ir. G.J.G.

Bestemmingsplannen en PAS

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING, D.D. 4 JUNI ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN

BESCHIKKING D.D. 1 OKTOBER ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

STIKSTOFDEPOSITIE DOOR DE RWE-KOLENCENTRALE IN EEMS- HAVEN/PROVINCIE GRONINGEN

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VERLENEN NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Provincie Noord-Holland

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie

BESCHIKKING D.D. 13 AUGUSTUS ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN

Memo. memonummer rev. 00 datum 27 augustus 2015 BDP Ontwikkeling BV S. Visser

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

BESCHIKKING D.D. 2 JULI ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

NOTITIE. Aanleiding. Natuurbeschermingswet 1998

BESCHIKKING, D.D. 17 SEPTEMBER ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

BESCHIKKING D.D. 13 AUGUSTUS ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Transcriptie:

MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111 Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl Onderwerp: Zicht op vergunbaarheid in verband met effecten op Duitse Waddeneilanden Assen, 21 september 2011 Van: Beno Koolstra Afdeling: Divisie M&R Assen Aan: RWE - Essent Arjan Schultinga Projectnummer: B02042.000182.0100 Opgesteld door: Beno Koolstra Kopieën aan: ARCADIS Dolf Logemann DIVISIE MILIEU & RUIMTE Inleiding GS Groningen zijn voornemens een gedoogbeschikking af te geven waarmee RWE - Essent de bouwwerkzaamheden aan de centrale in de Eemshaven voort kan zetten tot dat een nieuwe Natuurbeschermingswetvergunning is verleend. Met het oog daarop willen GS weten of er zicht is op vergunbaarheid gezien de punten waarop de vergunning door de Afdeling Bestuursrechtspraak is vernietigd. In dit memo wordt op één van deze punten ingegaan: de effecten van stikstofdepositie op de Duitse eilanden. De uitspraak In de uitspraak staat (punt 2.4.19) dat de conclusie uit het ARCADIS rapport over de effecten op de Duitse eilanden niet wordt geconcretiseerd, omdat er geen analyse is gemaakt van habitattypen, de achtergronddepositie, de staat van instandhouding van de habitattypen en de eventuele accumulatie van stikstof. Hiermee is de Afdeling van oordeel dat de gevolgen van de toename van stikstof door de vergunde centrales op de Duitse Waddeneilanden in het ARCADIS-rapport onvoldoende zijn onderzocht. Dit betekent dat er een analyse plaats moet vinden van habitattypen, achtergronddepositie, staat van instandhouding en accumulatie van stikstof om het al dan niet optreden van een aantasting van de natuurlijke kenmerken te onderbouwen. Te onderbouwen aspecten Naar aanleiding van de uitspraak wordt nader onderzoek verricht ter verdere onderbouwing van de conclusie dat de extra depositie vanuit de centrale op de Duitse Waddeneilanden de betrokken natuurlijke kenmerken niet zal aantasten. Vooruitlopend op de uitkomsten van dat onderzoek kan, met betrekking tot de hiervoor genoemde punten (habitattypen, achtergronddepositie, staat van instandhouding, accumulatie), het volgende gezegd worden. 1/6

Habitattypen Het Duitse Natura 2000-gebied Niedersächsisches Wattenmeer (waar de Duitse Waddeneilanden onderdeel van uit maken) is aangewezen voor een aantal habitattypen die gevoelig zijn voor de depositie van stikstof. In de onderstaande tabel zijn de stikstofgevoelige habitattypen van het Niedersächsisches Wattenmeer opgesomd, en is aangegeven op welke van de Duitse Waddeneilanden deze typen voorkomen. De informatie over het voorkomen van de habitattypen is ontleend aan de TMAP 1 -vegetatiekartering van de Duitse Waddeneilanden van de Nationalparkverwaltung Niedersächsisches Wattenmeer. Daarvoor zijn de TMAP vegetatietypen vertaald naar Natura 2000- habitattypen. Code Habitattype KDW 2 (mol N/ha*jr) Borkum / Lutje Horn Memmert Juist Norderney Baltrum H2110 Embryonale duinen 1400 H2120 Witte duinen 1400 H2130 Grijze duinen 770 H2140 Duinheiden met kraaihei 1100 H2150 Duinheiden met struikhei 1100 H2160 Duindoornstruwelen 2020 H2170 Kruipwilgstruwelen 2310 H2180 Duinbossen 2040 H2190 Vochtige duinvalleien 1380 H3130 / H2190A Zwakgebufferde vennen / Vochtige duinvalleien open water 1000 De in de Nederlandse literatuur beschreven kritische depositiewaarden (KDW) zijn per subtype bepaald. Gezien de vergelijkbaarheid van de ecosystemen kunnen in dit geval de voor Nederland bepaalde KDW s (Alterra-rapport rapport 1654) ook op de Duitse typen worden toegepast. In tegenstelling tot de Nederlandse systematiek wordt in de Duitse systematiek geen onderscheid gemaakt in subtypen van habitats. Daar waar in Nederland een habitattype in meerdere subtypen is verdeeld (zoals H2130, waarbij een onderverdeling wordt gemaakt naar subtypen H2130A, H2130B, H2130C met ieder een eigen KDW), wordt voor de Duitse habitattypen een dergelijk onderscheid in subtypen niet gemaakt, maar wordt voor ieder habitattype steeds de laagste KDW aangehouden die voor alle onder dat habitattype vallende subtypen gelden. De voor ieder habitattype geldende KDW is derhalve vastgesteld op basis van een worst-case benadering. 1 TMAP = Trilateral Monitoring and Assessment Program 2 Kritische Depositiewaarden volgens Alterra-rapport 1654 (Van Dobben en Van Hinsberg 2008). Deze zijn bepaald voor de Nederlandse gebieden, maar gezien de grote onderlinge vergelijkbaarheid van de gebieden ook bruikbaar voor de Duitse Waddeneilanden. 2/6

De Duitse Waddeneilanden komen wat betreft het voorkomen van stikstofgevoelige habitats overeen met de Nederlandse eilanden. Net als in de Nederlandse situatie vormen de Grijze duinen (H2130) het meest stikstofgevoelige habitattype. Het duinmeer op Juist is in de Duitse vegetatiekartering geclassificeerd als H3130 (zwakgebufferde vennen), wat volgens Alterra-rapport rapport 1654 een KDW heeft van 410 mol N/ha*jaar. In de overige gebieden komt dit habitattype niet voor. Gezien de ligging van het duinmeer op Juist (omsloten door de duinen, omgeven door ruigtevegetaties) komen de specifieke kenmerken van dit habitattype echter ter plaatse overeen met het habitattype Vochtige duinvalleien open water (H2190A). Deze duinvalleien hebben een KDW van 1000 mol N/ha*jaar. De voor het Nederlandse type H2190A bepaalde KDW van 1000 mol N/ha*jaar is daarom ook van toepassing op het duinmeer op Juist. Deze kritische depositiewaarde is daarom in bovenstaande tabel opgenomen omen bij de zwakgebufferde vennen. Concluderend, de Grijze Duinen is op de Duitse eilanden het habitattype met de laagste KDW. Door bij de systeemanalyse de Grijze Duinen als uitgangspunt te nemen voor de beoordeling of de extra depositie vanuit de centrale tot enig effect zou kunnen leiden voor de instandhoudingsdoelstellingen van dit habitattype is een worst-case benadering gekozen, zodat de daarvoor ingenomen conclusies ook gelden voor de overige op de Duitse eilanden voorkomende habitattypen. Achtergronddepositie (Voor onderstaande tekst is mede gebruik gemaakt van een schriftelijke mededeling van dr. Ab Grootjans, Rijksuniversiteit Groningen) Volgens gegevens over de achtergronddepositie van stikstof op de Duitse Waddeneilanden van het Duitse Umweltbundesambt (UBA, als instituut vergelijkbaar met de Nederlandse RIVM) is de berekende achtergronddepositie op de Duitse Waddeneilanden iets hoger dan op de Nederlandse Waddeneilanden. Zo is de bijvoorbeeld achtergronddepositie op de duinen van Borkum maximaal ongeveer 1.570 mol N/ha*jaar, terwijl de achtergronddepositie op de duinen van het meest dichtbij gelegen Nederlandse (bewoonde) Waddeneiland Schiermonnikoog maximaal 1220 mol N/ha*jaar bedraagt. Dit betekent echter niet dat de werkelijke achtergronddepositie op de Duitse eilanden hoger is dan op de Nederlandse. Dit is ook logisch gezien de geringe afstand die bestaat tussen de bij elkaar gelegen gebieden. Op basis van een vergelijking van de aanwezige (grote) emissiebronnen op en in de omgeving van de Nederlandse en Duitse Waddeneilanden kan worden geconcludeerd dat de achtergronddepositie in werkelijkheid ongeveer gelijk is aan de Nederlandse. De invloed van grote emissiebronnen rondom de Waddenzee heeft op de eilanden aangezien ze dicht bij elkaar liggen- een vergelijkbaar effect. Verder is zowel op de Nederlandse als Duitse eilanden invloed van landbouwemissies merkbaar, die op deze eilanden een belangrijke bron van stikstofdepositie vormen. Dit leidt tot de conclusie dat de Duitse en Nederlandse berekeningen slechts verschillen als gevolg van verschillen in de uitgangspunten van de modellen. Zo verschillen het Nederlandse OPS Pro model en het Duitse UBA-model bijvoorbeeld in de jaren waarmee is gerekend (in het Duitse model is gerekend 3/6

met emissies van 2004, in het Nederlandse model met emissies uit 2007). Verder verschillen ook de gehanteerde ruwheidslengten 3 tussen beide modellen. Het verschil tussen de Duitse en Nederlandse berekening van de achtergronddepositie is overigens van geen belang bij de beantwoording van de vraag of de extra depostie vanuit de centrale tot enig effect zou kunnen leiden voor de instandhoudingsdoelstellingen. Vast staat dat de achtergronddepositie -net als in de Nederlandse situatie- hoger is dan de kritische depositiewaarde van het meest gevoelige habitattype. De mate waarin deze overschreden wordt is -tenzij de verschillen zeer groot zijn wat hier niet het geval is- niet van belang. Ook wanneer de achtergronddepositie op de Duitse eilanden enkele honderden mol hoger zou zijn dan op de Nederlandse zou dit van geen invloed zijn op de conclusie ten aanzien van het afwezig zijn van effecten voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Duitse Waddeneilanden. De conclusie is dan ook dat de achtergronddepositie op de Duitse eilanden vergelijkbaar is met de Nederlandse. De in Nederland gehanteerde methodiek voor het bepalen van de effecten van stikstofdepositie kunnen daarom ook voor de Duitse eilanden toe worden gepast. Staat van instandhouding (Voor onderstaande tekst is mede gebruik gemaakt van een schriftelijke mededeling van dr. Ab Grootjans, Rijksuniversiteit Groningen) Het kustbeheer op de Duitse eilanden is aan de westkanten weinig dynamisch. Dit komt doordat de westkanten op de Duitse eilanden in basalt en beton zijn vastgelegd. De gevoeligheid van de duinen is hier vergelijkbaar met Nederland, mede omdat er dezelfde habitattypen voorkomenen deze typen (de oudere duinen) in de Nederlandse situatie ook weinig dynamisch zijn als gevolg van het gevoerde kustbeheer. Het kustbeheer aan de oostkanten is daarentegen minder intensief dan in Nederland. Daardoor is de kust er dynamischer dan in Nederland. Door deze dynamiek is stikstof minder dominant en is het depositieprobleem er minder groot. Door de dynamiek en overstuiving met vers zand blijft er een continue stikstofarme situatie in stand. In de Duitse database van aan te wijzen Natura 2000-gebieden wordt de staat at van instandhouding en herstelmogelijkheden als volgt benoemd: Code H2110 H2120 H2130 H2140 H2150 H2160 H2170 H2180 H2190 H3130 Habitattype Embryonale duinen Witte duinen Grijze duinen Duinheiden met kraaihei Duinheiden met struikhei Duindoornstruwelen Kruipwilgstruwelen Duinbossen Vochtige duinvalleien Zwakgebufferde vennen SvI 3 De ruwheidslengte is een maat voor de hoeveelheid stikstof dat een en bepaald vegetatietype invangt. Zo vangen bomen en hoge struiken meer stikstof in (en is de depositie op deze typen dus ook hoger) dan bijvoorbeeld een grasland. 4/6

De staat van instandhouding van de Duitse habitats is goed tot zeer goed, wat betekent dat deze beter is dan in de Nederlandse situatie en de Duitse habitats dus een hogere veerkracht hebben dan de Nederlandse. De conclusie van Arcadis in 2008 dat de extra stikstofdepositie vanuit de centrale de instandhoudingdoelstellingen van de beschermde habitattypen typen op de Nederlandse eilanden niet in gevaar zal brengen, en zelfs niet tot enig effect zal leiden, geldt derhalve evenzeer voor de Duitse eilanden. Accumulatie De achtergronddepositie op de Duitse eilanden is vergelijkbaar met de Nederlandse eilanden en er zijn geen redenen om te veronderstellen dat de historische achtergronddepositie op de Duitse eilanden veel hoger of lager is dan op de Nederlandse eilanden. n. Dit leidt tot de conclusie dat de accumulatie van stikstof op de Duitse eilanden zich op vergelijkbare wijze heeft ontwikkeld en van de zelfde ordegrootte zal zijn als op de Nederlandse eilanden. Wellicht met uitzondering van de meer dynamische oostkanten van de eilanden, waar de dynamiek de accumulatie van stikstof beperkt kan hebben. Zoals reeds gezegd, zal juist op de oostkanten van de eilanden sprake zijn van een continue stikstofarme situatie gezien de dynamiek van het systeem. Omvang stikstofdepositie De beoordeling van de effecten op de Nederlandse Waddeneilanden is opgesteld voor een toename van de al aanwezige depositie met 3-4 mol N/ha*jaar. Voor de Duitse eilanden is de toename mogelijk iets hoger, namelijk maximaal 7 mol N/ha*jaar 4. De depositie door de Eemshaven-projecten is op de Duitse eilanden hoger dan op de Nederlandse vanwege de heersende zuidwestelijke wind 5. Omdat de Duitse eilanden meer benedenwinds van de emissiebron liggen, is de depositie op die eilanden ook iets hoger. In de berekeningen wordt alleen een totale depositie vanuit de Eemshaven-projecten berekend, waarbij de bijdrage van de afzonderlijke bronnen niet te herleiden is. Uit de berekeningen die voor de Nederlandse eilanden zijn uitgevoerd voor de afzonderlijke Eemshaven-p projecten blijkt dat de toename van de stikstofdepositie met 3-4 mol N/ha*jaar op die eilanden voor ongeveer 35% wordt veroorzaakt door RWE. op basis van dit aandeel wordt geconcludeerd dat de bijdrage van de centrale van RWE aan de toename van de depositie met 7 mol N/ha*jaar op de Duitse eilanden maximaal 2,5 mol N/ha*jaar bedraagt. De effecten van de toename van de stikstofdepositie worden beoordeeld tegen de achtergrond van de al aanwezige jaarlijkse depositie en de hoeveelheid stikstof die zich in de bodem heeft geaccumuleerd. De jaarlijkse achtergronddepositie bedraagt in ieder geval meer dan 1000 mol N/ha/jaar en de hoeveelheid geaccumuleerd stikstof bedraagt meer dan 100.000 mol per hectare. Ten opzichte van deze waarden is het verschil in toename tussen de Nederlandse en Duitse eilanden verwaarloosbaar klein. Dit verschil zal geen invloed hebben op de effectbepaling. 4 Provincie Groningen 2010. Nitrogen deposition in the Northwestern part of lower Saxony. 5 Het depositiemodel houdt bij het berekenen van de depositie rekening met klimatologische omstandigheden, waaronder de windrichting en -snelheid. De overheersende windrichting is zuidwest, wat betekent dat de depositie ten noordoosten van de bron hoger is dan in andere richtingen. 5/6

Zicht op vergunbaarheid Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de Duitse situatie voor wat betreft het voorkomen van habitats, de achtergronddepositie en de accumulatie van stikstof, vergelijkbaar is met de Nederlandse. De staat van instandhouding van de habitattypen is in de Duitse situatie beter dan in de Nederlandse. Dit betekent dat ten aanzien van de effecten op de Duitse eilanden dezelfde conclusie getrokken kan worden als voor de Nederlandse eilanden; namelijk dat de extra depositie vanuit de centrale geen enkel effect zal sorteren op de betrokken habitattypen, en dat de natuurlijke kenmerken niet zullen worden aangetast door de extra stikstofdepositie. Dat betekent dat er voor wat betreft de stikstofdepositie vanuit de centrale geen belemmeringen lijken te zijn voor het verlenen van de Natuurbeschermingswetvergunning. 6/6