CURIEUZE NEUZEN WERKOEK 6
Wie heeft voorrang? Voorrang oefenen Voorrang van rechts 1 2 A A C D Tekening 1 heeft voorrang op Tekening 2 A heeft voorrang op en moet voorrang geven aan heeft voorrang op en moet voorrang geven aan heeft voorrang op en moet voorrang geven aan heeft voorrang op en moet voorrang geven aan Voorrang bij een stopteken Wat moet je doen? Ik moet Ik moet Ik Ik Pas op! De auto wil rechts afslaan. De fietser wil rechtdoor. Wie heeft voorrang? Wat doet de fietser het best? 94 TUSSENDOOR
Altijd voorrang? Je komt uit een pad of een aardeweg Als je uit een pad of aardeweg komt, moet je Spoorvoertuigen Als de slagbomen toe zijn dan moet je altijd Sta nooit stil op de sporen! Spoorvoertuigen hebben altijd voorrang! Voertuigen met een dringende opdracht Wat doe je als een politiewagen, brandweerwagen of ziekenwagen met zwaailicht en sirene komt aangereden? WIE HEEFT VOORRANG? 95
Een bus vertrekt aan de halte De bus vertrekt. Ze geeft dit aan met de richtingaanwijzer. Je fietst in dezelfde richting. Wat doe je? De dode hoek Kleur de dode hoek telkens in het rood. Je komt aangereden. De vrachtwagen staat er en wil rechts afslaan. Je staat er. De vrachtwagen komt aangereden en wil rechts afslaan. Je komt samen aangereden. De vrachtwagen wil rechts afslaan. 1. Maak altijd oogcontact. 2. Ga nooit vlak achter een vrachtwagen staan. 3. Ga nooit net voor of naast de cabine van een vrachtwagen staan. 4. Gaat een vrachtwagen rechts afslaan? lij ver genoeg achter de vrachtwagen. Geef veiligheid altijd voorrang! 96 TUSSENDOOR
Wie heeft voorrang? Wat willen we bereiken? Voorrang geven op een kruispunt waar de algemene voorrangsregel van toepassing is. Vertragen bij het zien van het bord rechts gaat voor. Weten wanneer je voorrang moet verlenen aan bestuurders die van rechts komen. Weten dat de voorrang niet wegvalt nadat een bestuurder is gestopt. ij elk stopteken stoppen en voorrang verlenen. Het verband zien tussen wegmarkering en voorrang. Voorrang geven wanneer fietsers uit een pad of aardeweg komen. Weten dat sommige voertuigen altijd voorrang hebben. Het eigen gedrag aanpassen aan prioritaire voortuigen. CURSORISCH Ι Eindtermen De leerlingen: 6.12 kunnen de gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving lokaliseren. 6.13 beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie en kennen de verkeersregels voor fietsers en voetgangers, om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. 6.14* tonen zich in hun gedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers. * = attitudes Leerplandoelen Doelen GO! 3.5.9.33 Aangeven dat passagiers van een bus of tram bij het uit- of instappen voorrang hebben. 3.5.9.40 Aangeven dat voorrang geen synoniem is van veiligheid. 3.5.9.34 Aangeven dat een bus die de bushalte verlaat, voorrang heeft. 3.5.9.54 Aangeven dat het veilig is om kort oogcontact te maken met de andere weggebruikers. 3.5.9.55 Rekening houden met de dode hoek van wagens of vrachtwagens. PRAKTISCHE HANDLEIDING Cursorisch 293
Curieuzeneuzen 6 CURSORISCH Ι Doelen OVSG WO-VKR-10.3 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dat betekent dat ze begrippen zoals fietsstrook, rijstrook, voorsorteren... in de juiste betekenis gebruiken. WO-VKR-10.5 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dat betekent dat ze de algemene voorrangsregel kennen. WO-VKR-10.6 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dat betekent dat ze de voorrangsregels op een kruispunt met voorzieningen kennen. WO-VKR-10.7 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dat betekent dat ze weten hoe ze een kruispunt met de fiets moeten oversteken. WO-VKR-10.8 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dat betekent dat ze de voorrangsregels bij een pad of aardeweg kennen. WO-VKR-10.9 De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers. Dat betekent dat ze weten aan welke bijzondere voertuigen een fietser voorrang moet verlenen. WO-VKR-13.3 De leerlingen beschikken als fietser over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie om zich zelfstandig en veilig te verplaatsen. Daartoe kunnen ze in een beveiligde oefenruimte een omloop voor fietsers foutloos afleggen. WO-VKR-14.1 De leerlingen tonen zich in hun fietsgedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers, door op een correcte wijze rechts af te slaan. Doelen VVKaO 5.9 Kinderen beseffen dat ze door verkeersregels strikt toe te passen zichzelf en anderen beschermen en ze handelen daarnaar. Dat houdt in dat ze: - er rekening mee houden dat voertuigen en personen een eigen plaats hebben in het verkeer; - de verkeerstekens, -borden en -regels voor voetgangers en fietsers kennen en correct naleven om zich veilig te verplaatsen langs een voor hen vertouwde route. 294 CURIEUZENEUZEN 6 9.16 Kinderen bewegen zich op een verantwoorde manier en dragen zo bij tot de eigen veiligheid en die van anderen. Dat houdt in dat ze beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie. 9.19 Kinderen ontwikkelen een verantwoord en vaardig fietsgedrag. Dat houdt in dat ze als fietser vaardig rechts en links kunnen afslaan.
Inhoud Deze les gaat over voorrang verlenen. De kinderen verwoorden wat de regels zijn en passen ze ook toe nadat ze geoefend hebben in een veilige omgeving. enodigdheden CURSORISCH Ι Materialen: fietsen, een fluitje, een kruispunt met kegels, een witte strook en een strook met haaientanden, verkeersborden Werkboek: p. 94-96 Lesduur 1 x 50 minuten Lesstappen Opstap - Wat is voorrang? espreek met de kinderen de vraag wat is voorrang. Doorstap - Voorrang oefenen Voorrang van rechts Û Werkboek p. 94 Maak de volgende situaties op de speelplaats en zorg voor oefenmomenten. STAP 1 ouw een kruispunt zoals op het schema. Geef een fluitsignaal telkens wanneer een fietser mag vertrekken. Na het signaal vertrekt een fietser aan punt A, rijdt naar het keerpunt en draait daar terug. Af en toe laat je een fietser vanuit punt vertrekken en rechts afslaan. Dit is een oefening om de voorrang van rechts toe te passen. De kinderen zeggen ook telkens wanneer ze vertrekken rechts gaat voor. Zorg voor voldoende oefening. keerpunt A PRAKTISCHE HANDLEIDING Cursorisch 295
Curieuzeneuzen 6 CURSORISCH Ι STAP2 Dit is een variatie op de situatie uit stap 1. Verdeel de kinderen in twee gelijke groepen. De ene groep vertrekt aan keerpunt A. Ze rijden rechtdoor tot aan het einde van de straat en slaan dan rechtsaf om aan te sluiten aan de rij bij punt. De fietsers die aan punt vertrekken, slaan linksaf en keren rond keerpunt A. Daarna rijden ze de straat uit, slaan rechtsaf en sluiten opnieuw aan in de rij bij punt. Ook dit is een oefening op de voorrang van rechts. De kinderen zeggen telkens wanneer ze vertrekken rechts gaat voor. Zorg voor voldoende oefening. keerpunt A STAP 3 Maak een kruispunt met vier wegen. In elke richting staat een fietser. Achter elke fietser wachten een aantal andere kinderen zonder fiets. Elke fietser krijgt de opdracht om rechtdoor te fietsen. Aan het einde van de straat geeft hij de fiets af aan de volgende en gaat achteraan in de rij staan. Roep telkens de letter van de straat af waar iemand mag vertrekken. Zorg voor onregelmatigheid in het afroepen. De kinderen moeten de voorrang van rechts toepassen. Terwijl ze vertrekken zeggen ze rechts gaat voor. A D C Voorrang bij een stopteken Zorg voor de juiste verkeersborden en wegmarkeringen: - omgekeerde driehoek (vertragen en voorrang verlenen indien nodig) - zeshoekig stopteken (stoppen en voorrang verlenen) - driehoekig bord de hoofdweg heeft voorrang - ruitvormig bord voor een voorrangsweg - dikke witte stopstreep - haaientanden - kegels 296 CURIEUZENEUZEN 6
STAP 1 Û Werkboek p. 94 De kinderen maken de oefening over de omgekeerde driehoek en het stopbord in het werkboek. Ze verwoorden wat ze moeten doen als ze deze borden zien: CURSORISCH Ι Ik moet vertragen en stoppen als het nodig is om voorrang te verlenen. Ik moet stoppen en voorrang verlenen. espreek daarna de borden die aangeven dat je op een voorrangsweg rijdt. STAP 2 Trek enkele lijnen op de speelplaats. De fietsers staan op één lijn. Ze vertrekken samen. Toon afwisselend de omgekeerde driehoek en het stopteken. ij de omgekeerde driehoek moeten ze sterk vertragen en traag over de lijn rijden. ij het stopbord moeten ze stoppen voor de lijn. Je kunt een witte plastic strook gebruiken. Aan de ene kant is ze gewoon wit, aan de andere kant is ze voorzien van de zogenaamde haaientanden. Twee kinderen kunnen de strook telkens omdraaien in functie van het stopteken of de omgekeerde driehoek. STAP 3 Maak een kruispunt. Zet palen met borden zoals op de schets. A D STOP C Op jouw teken vertrekt uit elke groep de eerste fietser. Ze rijden tot het kruispunt. In functie van het bord handelen ze op de juiste wijze. Na een tijdje verwissel je de borden van plaats. Gebruik ook eens het ruitvormige bord voor een voorrangsweg maar zet het niet op de plaats waar het vorige stond. Dit bord moet immers vóór de hoek van het kruispunt komen. Het wijst op voorrang over heel de weg tot je het bord met een streep erdoor tegenkomt. STAP 4 Variaties: - De groepen slaan aan het einde van hun straat rechtsaf en geven de fiets af aan een volgende fietser. - De kinderen kiezen zelf of ze rechts afslaan of rechtdoor rijden. - Er rijden meerdere fietsers tegelijk. - De fietsers vertrekken zonder startsignaal van de leerkracht. - PRAKTISCHE HANDLEIDING Cursorisch 297
Curieuzeneuzen 6 CURSORISCH Ι STAP 5 Û Werkboek p. 94 De kinderen maken de oefening in het werkboek. espreek samen de situatie op de foto. De auto wil rechts afslaan. Wat mag? Waar moet je op letten? De fietser mag rechtdoor maar oogcontact met de autobestuurder is altijd veilig. espreek de situatie en leg uit wat een fietsopstelstrook is. De fietsers mogen zich in de strook opstellen. Ze tonen zich aan de autobestuurders. Wat mag? Waar moet je op letten? Uitstap - Altijd voorrang? Û Werkboek p. 95-96 espreek samen met de kinderen de volgende situaties waarin je voorrang moet geven. Indien mogelijk bekijk je situaties in de omgeving van de school. Je komt uit een pad of aardeweg. Een pad is een smalle openbare weg waarop alleen voetgangers of fietsers kunnen komen. Een aardeweg is breder dan een pad. Wanneer je uit een pad of aardeweg komt, zie je vaak geen verkeersbord. Toch moet je hier altijd voorrang verlenen. Spoorvoertuigen Laat de sporen vrij. Spoorvoertuigen hebben altijd voorrang! Prioritaire voertuigen Voertuigen zoals ziekenwagens, politie- en brandweerwagens geven met een blauw zwaailicht en een geluidssignaal aan dat ze een dringende opdracht hebben. Je geeft hen dan altijd voorrang. Ga opzij en stop indien nodig. ij de bushalte Wanneer een lijnbus binnen de bebouwde kom aan een halte staat en met haar richtingaanwijzer aangeeft dat ze verder wil rijden, moet je altijd voorrang geven. Als passagiers uitstappen aan een halte waar een fietspad naast loopt, geef je als fietser voorrang aan de mensen die van de bus stappen. Wees uiterst voorzichtig! De dode hoek espreek de drie situaties in het werkboek. De vrachtwagen staat er al en knippert naar rechts. Jij komt aangereden. Jij staat er al en de vrachtwagen komt aangereden en wil rechts afslaan. Je komt samen met de vrachtwagen aangereden. De vrachtwagen wil rechts afslaan. De kinderen kleuren de dode hoek in op de tekeningen. 298 CURIEUZENEUZEN 6
CURSORISCH Ι espreek de aandachtspunten aan de hand van volgend schema. IS ER EEN FIETSPAD? NEE JA lijf 3 meter achter de vrachtwagen. Kun je de vrachtwagen voorbij? Houd zoveel mogelijk rechts en blijf uit de dode hoek. Houd zoveel mogelijk rechts en blijf uit de dode hoek. Laat de vrachtwagen eerst afslaan. Maak oogcontact. Heeft de chauffeur je gezien? NEE JA Ga snel opzij (stoep of berm). Neem geen risico, ook al heb je voorrang. PRAKTISCHE HANDLEIDING Cursorisch 299
Wie heeft voorrang? Voorrang oefenen Voorrang van rechts 1 2 A A C D Tekening 1 heeft voorrang op A Tekening 2 A heeft voorrang op D en moet voorrang geven aan C heeft voorrang op C en moet voorrang geven aan D C heeft voorrang op A en moet voorrang geven aan D heeft voorrang op en moet voorrang geven aan A Voorrang bij een stopteken Wat moet je doen? Ik moet vertragen en stoppen en als het nodig is Ik moet stoppen en voorrang geven Ik heb voorrang Ik heb voorrang Pas op! De auto wil rechts afslaan. De fietser wil rechtdoor. Wie heeft voorrang? de fietser Wat doet de fietser het best? Hij laat het best de auto eerst afslaan, tenzij hij zeker weet dat de chauffeur hem gezien heeft. 94 TUSSENDOOR
Altijd voorrang? Je komt uit een pad of een aardeweg Als je uit een pad of aardeweg komt, moet je altijd voorrang geven Spoorvoertuigen Als de slagbomen toe zijn dan moet je altijd stoppen en wachten Sta nooit stil op de sporen! Spoorvoertuigen hebben altijd voorrang! Voertuigen met een dringende opdracht Wat doe je als een politiewagen, brandweerwagen of ziekenwagen met zwaailicht en sirene komt aangereden? Voorzichtig aan de kant gaan om hen door te laten. WIE HEEFT VOORRANG? 95
Een bus vertrekt aan de halte De bus vertrekt. Ze geeft dit aan met de richtingaanwijzer. Je fietst in dezelfde richting. Wat doe je? Laat de bus eerst vertrekken. Steek ze niet voorbij. De dode hoek Kleur de dode hoek telkens in het rood. Je komt aangereden. De vrachtwagen staat er en wil rechts afslaan. Je staat er. De vrachtwagen komt aangereden en wil rechts afslaan. Je komt samen aangereden. De vrachtwagen wil rechts afslaan. 1. Maak altijd oogcontact. 2. Ga nooit vlak achter een vrachtwagen staan. 3. Ga nooit net voor of naast de cabine van een vrachtwagen staan. 4. Gaat een vrachtwagen rechts afslaan? lij ver genoeg achter de vrachtwagen. Geef veiligheid altijd voorrang! 96 TUSSENDOOR