Schoolfeedbackrapport Paralleltoets van de peiling WISKUNDE. Getallenleer en algebra

Vergelijkbare documenten
Schoolfeedbackrapport Paralleltoets van de peiling NEDERLANDS. Lezen

Schoolfeedbackrapport paralleltoets van de peiling NEDERLANDS - LEZEN Einde basisonderwijs Juni 2009

Schoolfeedbackrapport Paralleltoets van de peiling NEDERLANDS. Luisteren

Schoolfeedbackrapport Paralleltoets van de peiling PROJECT ALGEMENE VAKKEN. Functionele rekenvaardigheid

NEDERLANDS - LUISTEREN

Schoolfeedbackrapport Paralleltoets van de peiling WISKUNDE. Data: Omgaan met data

Schoolfeedbackrapport paralleltoets van de peiling FRANS - LEZEN. Einde eerste graad secundair onderwijs (A-stroom) Juni 2009.

Schoolfeedbackrapport. Nederlands - Begrijpend Lezen

Effectiviteit van leerresultaten meten met paralleltoetsen. Daniël Van Nijlen Jos Willems

Schoolfeedbackrapport. Begin eerste leerjaar ( ) tot einde zesde leerjaar ( ) lager onderwijs. Juni 2010

PEILPROEVEN WISKUNDE TWEEDE GRAAD ASO. 1 De resultaten

Kwalitatieve prestatieverschillen in de peiling wiskunde tweede graad algemeen secundair onderwijs Daniël Van Nijlen, Hanne Damen en Rianne Janssen

inzoomen op een bepaald gebied waarmee ze een probleem vaststelden;

Peiling wiskunde in de derde graad secundair onderwijs

Met feedback op paralleltoetsen kunnen scholen, vakgroepen en leerkrachten bijvoorbeeld:

Identificatie en typering van de PARALLELTOETSEN

PERSBERICHT Peiling wiskunde in de tweede graad algemeen secundair onderwijs

Peiling natuurwetenschappen eerste graad A-stroom. dr. Daniël Van Nijlen Colloquium 16 juni 2016

PARALLELTOETSEN VAN PEILINGEN

Uitleg van de figuren VO 1

Peiling natuurwetenschappen eerste graad A-stroom. Voorstelling resultaten Werkseminarie 17 november 2016

Peiling wiskunde secundair onderwijs 1 ste graad A-stroom. Duiding van de resultaten. Johan Deprez Brussel, 12/06/19

Handleiding. Toets Nederlands leesvaardigheid

peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso

PEILING INFORMATIEVERWERVING EN -VERWERKING IN HET BASISONDERWIJS. Agentschap

Toelichting rapportages Entreetoets 2014

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

PEILING WISKUNDE 1 STE GRAAD A-STROOM 2018 STUDIE- EN ONTMOETINGSDAG 12 JUNI Lien Willem

Begrijpend lezen Vierde leerjaar

Peiling wereldoriëntatie: natuur en techniek in het basisonderwijs. Voorstelling resultaten Werkseminarie 17 november 2016

Peiling wereldoriëntatie: natuur en techniek in het basisonderwijs. dr. Eef Ameel Colloquium 16 juni 2016

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

Categorieënanalyse bij de LOVStoetsen

Wat betekent het twee examens aan elkaar te equivaleren?

Sterktes en zwaktes uit de peilingen wiskunde - mogelijke verklaringen. Patricia De Grande AHOVOKS

4 Schoolfeedback als input voor interne kwaliteitszorg

Computerprogramma LOVS

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Derde peiling rekenen-wiskunde aan het einde van de basisschool

Onderwerp Vooronderzoek en vrije afnames van diagnostische toetsen taal en rekenen Resultaten mbo. Kenmerk. Datum november 2009

Uitleg van de figuren PO 1

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Categorieënanalyse bij de LOVStoetsen

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

HANDREIKING. Overzichten van toetsresultaten: LOVS Cito. Dwarsdoorsnede. Opbrengstgericht werken

Peiling informatieverwerving en -verwerking in de eerste graad secundair onderwijs (A-stroom)

Voorlopige normering opbrengsten speciaal basisonderwijs

Peiling wiskunde basisonderwijs

INTERDIOCESANE PROEVEN

LOP Gent BaO. Evolutie in GOK-cijfers

Peiling wereldoriëntatie natuur en techniek

Naar school om iets te leren, ook bij een leervoorsprong.

Uw kind duidelijk in beeld

Doelstelling van het project. Wie? Doelstelling van het project. Waarom? Waarom? Uitgangspunt: CIPO-model. Over een nieuw systeem voor SCHOOLFEEDBACK

Bestuursrapportage Personeeltevredenheidspeiling Basisonderwijs Stichting Grimm. Haarlem, maart 2009

Oefentoets uitwerkingen

PTA wiskunde A HAVO Belgisch Park cohort

Beste leerling, Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Peiling techniek. in de eerste graad secundair onderwijs a-stroom. Vlaanderen is onderwijs en vorming.

Betreft: Aanpassing normen LVS-toetsen van Cito. Beste ouders, verzorgers,

Peiling wiskunde in de tweede graad algemeen secundair onderwijs

HET LiSO-PROJECT. Onderzoek Loopbanen in het secundair onderwijs : Een stand van zaken. Katrijn Denies

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Peiling wiskunde in de tweede graad algemeen secundair onderwijs

Taalresultaten Giessenlanden. Toetsresultaten basisscholen en

Toelichting bij applicatie "betekenis geven aan cijfers"

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

Peilingsonderzoek in een notendop

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

20 De leerling leert alleen en in samenwerking met anderen in praktische situaties wiskunde te herkennen en te gebruiken om problemen op te lossen

Peiling Frans in het basisonderwijs

Peiling natuurwetenschappen

Programma. Schaalconstructie. IRT: moeilijkheidsparameter. Intro: Het model achter het LOVS Mogelijkheden die het model biedt voor interpretatie

Beheersen de leerlingen uit de 2de graad aso de eindtermen wiskunde? Resultaten van de peiling van mei Situering. kennismaking.

Het Almeerse basisonderwijs


Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Migrerende euromunten

(V)SO De Piramide Den Haag. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, februari 2018

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie: december 2017

Werkbelevingsonderzoek 2013

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

De aanvangsjaren in het secundair onderwijs. Een eerste bundeling van resultaten van het LOSO-project

Pedagogische begeleiding wiskunde oktober 2016 Pagina 1

De peilingsresultaten PAV in internationaal perspectief Colloquium peiling PAV, Brussel, 11 juni 2014

PEILING WISKUNDE IN DE 1 STE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS A-STROOM 2018

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Peiling wiskunde in de eerste graad secundair onderwijs (A-stroom)

Overzichtsrapportage OTP2016

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie: Januari 2015 Leerlingniveau (ten bate van de individuele analyse van de leerlingen)

Nadere analyse van de toetsgegevens. Bijlage bij de schooluitslag Monitoren Lezen 2016

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie: augustus 2015

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Transcriptie:

Schoolfeedbackrapport Paralleltoets van de peiling WISKUNDE Getallenleer en algebra Einde tweede graad algemeen secundair onderwijs (aso) Juni 2015 999999 Secundaire school X Schoolstraat 1 9999 OOSTERDONK

Inhoud van dit rapport 1. Inleiding 2. Over dit schoolfeedbackrapport 3. Deelnemende groepen en leerlingen 4. Resultaten voor alle deelnemende leerlingen van het tweede leerjaar van de tweede graad aso samen 5. Resultaten per optiegroep Leeswijzer - 1 -

1. Inleiding Het peilingsonderzoek: wat en waarom? Het peilingsonderzoek in Vlaanderen gaat na in welke mate leerlingen de eindtermen (ET) behaald hebben. De eindtermen zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie. In de tweede graad van het secundair onderwijs gelden er eindtermen voor de basisvorming. Het hoofddoel van de peilingen is om op een betrouwbare manier na te gaan in welke mate de leerlingen deze minimumdoelen behalen op het niveau van het Vlaamse onderwijs in zijn geheel. Daartoe worden op periodieke basis grootschalige toetsafnames georganiseerd bij een representatieve steekproef van scholen en leerlingen. Bij iedere peiling wordt zo een aspect van het Vlaamse onderwijs onder de loep genomen. In de peiling van 23 mei 2011 stonden de eindtermen wiskunde voor de tweede graad van het algemeen secundair onderwijs (aso) centraal. In deze peiling werden acht clusters van eindtermen onderscheiden. Aan de toets getallenleer en algebra namen 1437 leerlingen van het tweede leerjaar van de tweede graad aso, uit 129 scholen voor secundair onderwijs in Vlaanderen en het Nederlandstalig onderwijs in Brussel deel. Meer informatie over deze peiling vindt u in de brochure die u kan downloaden of bestellen via http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/peilingen/secundair-onderwijs/peilingen/wiskunde-tweede-graad-secundaironderwijs.htm. Een bijkomend doel van de peilingen is na te gaan in welke mate scholen van elkaar verschillen en met welke kenmerken eventuele verschillen samenhangen. Kwaliteitsvol onderwijs houdt immers niet alleen in dat de eindtermen behaald worden door een voldoende hoog percentage leerlingen, maar ook dat er geen grote verschillen zijn in de mate waarin scholen de eindtermen bij hun leerlingen realiseren. Paralleltoetsen en schoolfeedback In een lerende samenleving is het de opdracht van zowel de overheid als van de scholen om systematisch de kwaliteit van het onderwijs te evalueren en bij te sturen. Om dat voor scholen mogelijk te maken, is het nodig om ook hen te informeren en zo bij te dragen aan een informatierijke omgeving. Waar voorheen enkel een beperkte groep van scholen aan de peilingen kon deelnemen en daarover feedback kon ontvangen, wordt nu aan iedere Vlaamse school de mogelijkheid geboden om bij haar leerlingen een parallelversie van de peilingstoets af te nemen. Op die manier krijgt iedere school de kans feedback te ontvangen over het prestatieniveau van haar leerlingen en in hoeverre daarmee de getoetste eindtermen gerealiseerd werden. De eindtermen en de getoetste inhouden die in de paralleltoetsen aan bod komen zijn dezelfde als bij de peilingen. Ook worden dezelfde meetschalen en dezelfde toetsnormen gehanteerd om te bepalen vanaf welk prestatieniveau leerlingen de eindtermen bereikt hebben. Ten slotte zijn ook de technische vereisten betreffende validiteit en betrouwbaarheid voor de paralleltoets even hoog als voor het oorspronkelijke peilingsinstrument. - 2 -

De getoetste eindtermen: wiskunde - getallenleer en algebra (tweede graad aso) 15 De leerlingen zien reële getallen als eindige of oneindig doorlopende decimale getallen en stellen reële getallen voor op een getallenas. 16 De leerlingen gebruiken rekenregels voor machten met gehele exponenten en voor vierkantswortels bij berekeningen. 17 De leerlingen schrijven bij praktische formules één variabele in functie van de andere. 18 De leerlingen kunnen tweedegraadsveeltermen ontbinden in factoren van de eerste graad. 19 De leerlingen kunnen vergelijkingen van de eerste en de tweede graad in één onbekende oplossen. 20 De leerlingen kunnen ongelijkheden van de eerste en de tweede graad in één onbekende oplossen. 28 De leerlingen kunnen stelsels van twee vergelijkingen van de eerste graad met twee onbekenden algebraïsch oplossen en de oplossing grafisch interpreteren. - 3 -

Schoolfeedback en interne kwaliteitszorg De schoolfeedback die u op basis van de afname van de paralleltoets bezorgd wordt, is bedoeld als hulpmiddel bij de interne kwaliteitszorg in uw school. Weten waar men staat de kwaliteit van het geboden onderwijs correct kunnen inschatten vormt daarin een belangrijk element. Dit feedbackrapport biedt u daarover belangrijke informatie. Maar het vormt zeker niet de enige informatiebron. U dient het naast andere informatie te leggen. Bovendien biedt het enkel informatie over de output op een bepaald moment en bij een bepaalde groep leerlingen. Het is aan u en uw team om te onderzoeken waarom de resultaten zijn wat ze zijn, welke omstandigheden en welke kenmerken van uw school wellicht tot deze resultaten geleid hebben. Schoolfeedback kan slechts een hulp vormen bij interne kwaliteitszorg als de informatie die ermee verstrekt wordt, vertrouwelijk behandeld wordt. Dit feedbackrapport wordt daarom enkel aan uw school bezorgd. Derden krijgen er geen toegang toe. We willen u op onze beurt vragen om van uw kant dezelfde vertrouwelijkheid in acht te nemen en het rapport niet te gebruiken om publiciteit voor uw school te maken. - 4 -

2. Over dit schoolfeedbackrapport Dit schoolfeedbackrapport wil uw school informeren over de prestaties van uw leerlingen op het einde van de tweede graad aso met betrekking tot de eindtermen voor wiskunde getallenleer en algebra. Vooreerst wordt voor elke leerling een vaardigheidsscore bepaald. Daarmee gaan we vervolgens op twee wijzen aan de slag: enerzijds bepalen we voor uw school welk aandeel (procent) leerlingen de getoetste eindtermen voor getallenleer en algebra bereikt heeft, anderzijds situeren we uw school t.o.v. de steekproef die aan het peilingsonderzoek deelnam. Hieronder worden de stappen en de kernbegrippen nader toegelicht. Deze uitleg wordt hernomen in de leeswijzer (zie achteraan) die u als geheugensteun naast het rapport kan leggen en die u daarom het best apart afdrukt. Bepalen van het aandeel (%) leerlingen dat de eindtermen haalt Vooreerst enige uitleg bij de meetschaal die voor het peilingsinstrument en de paralleltoets getallenleer en algebra ontwikkeld werd. De scores van de leerlingen zijn niet zomaar een optelsom van het aantal correcte antwoorden. Via statistische analyses worden de antwoorden van een leerling omgezet in een VAARDIGHEIDSSCORE die uitdrukt in welke mate de leerling de eindtermen beheerst. Daarbij wegen sommige opgaven (bv. moeilijker opgaven die echt alleen door leerlingen met een hoger vaardigheidsniveau correct opgelost worden) zwaarder door dan andere. Door onderwijsdeskundigen (leerkrachten, inspecteurs, pedagogisch begeleiders, lerarenopleiders en beleidsmedewerkers) werd voor het geheel van de eindtermen voor getallenleer en algebra een minimumprestatie (=TOETSNORM) vastgelegd die de leerlingen moeten halen om te slagen voor die eindtermen. Vervolgens werd de oorspronkelijke meetschaal omgezet naar een schaal met scores tussen 0 en 10, waarbij een score van 5 overeenstemt met het behalen van die minimumnorm. Leerlingen met een lagere score halen de eindtermen voor getallenleer en algebra niet. Leerlingen met een score hoger dan 5 vertonen een vaardigheidsniveau dat hoger ligt dan voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk geacht wordt. Het aandeel (procent) leerlingen uit uw school dat een score van 5 of meer haalt, geeft u een idee van de mate waarin uw school erin slaagt de betreffende eindtermen voor getallenleer en algebra te realiseren. Situering van scholen ten opzichte van elkaar bepaling van de toegevoegde waarde van uw school Ook de vergelijking van de resultaten van uw school met die van andere scholen in Vlaanderen kan u helpen zicht te krijgen op de kwaliteit van het onderwijs in uw school. Het is goed mogelijk dat scholen die met een gelijke proportie leerlingen de eindtermen halen, toch nog verschillen in gemiddeld vaardigheidsniveau voor getallenleer en algebra. Een situering van uw school ten opzichte van de scholen uit het peilingsonderzoek kan daarom beter op basis van de gemiddelde vaardigheidsscore gebeuren. Het gemiddelde van de vaardigheidsscores van de deelnemende leerlingen in uw school wordt in het rapport benoemd als het FEITELIJK GEMIDDELDE van uw school. Maar een vergelijking enkel op basis van de FEITELIJKE GEMIDDELDE vaardigheidsscores zou niet erg fair zijn. En het zou u weinig zeggen over de kwaliteit van het onderwijs in uw school. Fair vergelijken vertrekt van het idee dat we gelijken met gelijken vergelijken. Daarom moet gekeken worden naar de ACHTERGRONDKENMERKEN van de leerlingen in een school. Die omvatten zowel leerlingkenmerken als thuiskenmerken. Hoe goed een leerling scoort - 5 -

hangt namelijk niet alleen van de kwaliteit van de school af. Ook de invloed van de thuisomgeving en individuele verschillen tussen leerlingen spelen mee. Niemand zal bijvoorbeeld verbaasd opkijken als een school met weinig kansarme leerlingen gemiddeld hoger scoort dan een school met veel kansarme leerlingen. Samengevat: De feitelijke schoolgemiddelden kunnen pas op een faire manier vergeleken worden wanneer ze afgezet worden tegenover de resultaten van scholen die dezelfde instroom hebben. Om het principe gelijken met gelijken vergelijken in de praktijk te brengen, presenteren we naast het feitelijke schoolgemiddelde ook het VERWACHTE SCHOOLGEMIDDELDE. Dit verwachte schoolgemiddelde drukt uit welke gemiddelde score voor uw school statistisch gezien verwacht kon worden, gelet op de achtergrondkenmerken van uw leerlingen. Het kan geïnterpreteerd worden als het gemiddelde van alle scholen in Vlaanderen met precies dezelfde samenstelling naar achtergrondkenmerken van leerlingen als uw school. Om dat verwachte gemiddelde voor uw school te bepalen, baseren we ons op de samenhangen die uit het peilingsonderzoek naar voor kwamen tussen bepaalde achtergrondkenmerken van leerlingen enerzijds en hun vaardigheidsscores anderzijds. De achtergrondkenmerken die in de berekening van de verwachte schoolgemiddelden opgenomen werden, zijn: (a) de sekse van de leerling, (b) of de leerling dyslexie, dyscalculie, ADHD, autisme of een andere handicap of leerprobleem heeft, (c) het opleidingsniveau van de moeder, (d) of het gezin een schooltoelage krijgt voor kinderen in het basis of het secundair onderwijs, (e) de taal die het kind spreekt met vader, moeder, broers en zussen, (f) cultureel kapitaal (aantal boeken thuis), (g) de schoolse achterstand (op basis van het geboortejaar van de leerling) (h) de studierichting die de leerling volgt (i) het gemiddelde van de scores op de financieringscriteria van de totale leerlingenpopulatie van de school. Door te kijken hoever uw feitelijke schoolgemiddelde boven het verwachte schoolgemiddelde uitstijgt (of eronder blijft) kunt u zien, hoeveel beter (of minder goed) uw school het doet dan vergelijkbare andere scholen in Vlaanderen (d.w.z. scholen met een vergelijkbare leerlingenbevolking). Met andere woorden: hoeveel beter (of minder goed) de leerlingen het in uw school gemiddeld doen dan op grond van hun achtergrondkenmerken en de samenstelling van de leerlingenpopulatie in uw school statistisch gezien verwacht kon worden. Eigenlijk hebben we het nu dus vooral over de mate waarin uw school in vergelijking met andere scholen op het vlak van getallenleer en algebra iets toevoegt aan wat de leerlingen leren. We spreken daarom van de TOEGEVOEGDE WAARDE (TW) die uw school realiseert. Om die toegevoegde waarde uit te drukken in een getal, maakt men het verschil: TW = FEITELIJK GEMIDDELDE VERWACHT GEMIDDELDE Is dat verschil gelijk aan 0, dan is de toegevoegde waarde die uw school realiseert even groot als gemiddeld in Vlaanderen. Een positief getal wijst op een toegevoegde waarde die groter is dan gemiddeld in Vlaanderen; een negatief getal op een toegevoegde waarde die kleiner is. De maat voor de toegevoegde waarde van een school is dus steeds een relatief getal. Dat wil zeggen dat de toegevoegde waarde voor uw school bepaald wordt in vergelijking met een referentiegroep. In dit geval is de referentiegroep de groep secundaire scholen met een tweede graad aso, uit het peilingsonderzoek met een vergelijkbare leerlingenbevolking. - 6 -

Door scholen te vergelijken op basis van de toegevoegde waarde die ze realiseren, neutraliseren we de invloed van de achtergrondkenmerken en maken we een faire vergelijking die u iets zegt over de kwaliteit van het onderwijs van uw school. In het volgende hoofdstuk beschrijven we eerst bij welke groepen en leerlingen in uw school de paralleltoets voor wiskunde getallenleer en algebra afgenomen werd. Vervolgens worden de resultaten gepresenteerd, eerst voor alle deelnemende studierichtingen van uw school samen en daarna opgesplitst per optiegroep. Er wordt net als bij de peiling een indeling in vijf optiegroepen gemaakt: economie, humane wetenschappen (studierichtingen humane wetenschappen en Yeshiva), klassieke talen (studierichtingen Grieks, Grieks Latijn en Latijn), wetenschappen en sport (studierichtingen sportwetenschappen en wetenschappen topsport). Bij de eerste bespreking van de resultaten wordt uitgelegd hoe de figuren geïnterpreteerd moeten worden. In de andere hoofdstukken wordt dit niet meer herhaald maar kan de leeswijzer ernaast gelegd worden ter ondersteuning. - 7 -

3. Deelnemende groepen en leerlingen In tabel 1 vindt u een overzicht van de lesgroepen en leerlingen uit uw school die de paralleltoets voor wiskunde getallenleer en algebra aflegden. Tabel 1. Overzicht van de deelnemende lesgroepen en leerlingen Optiegroep Lesgroep Aantal leerlingen Deelnemende lesgroepen Deelnemende leerlingen Leerlingen in feedback economie 48 48 48 4eC 17 17 17 4eB 15 15 15 4eA 16 16 16 klassieke talen 27 27 27 4glA 5 5 5 4glB 22 22 22 wetenschappen 16 16 16 4w 16 16 16 Totaal 91 91 91 De leerlingen werden gegroepeerd per optiegroep (zie eerste kolom) en daarbinnen per lesgroep (tweede kolom). Een lesgroep bestaat uit alle leerlingen die samen zitten voor de lessen wiskunde. Lesgroepen met leerlingen uit verschillende optiegroepen worden bij elke optiegroep vermeld met het aantal leerlingen uit die optiegroep. De benamingen voor de lesgroepen in de tweede kolom zijn de benamingen die uw school zelf doorgaf bij het invoeren van de gegevens via de website. De derde kolom toont hoeveel leerlingen elke optiegroep telt (linkerkant) en hoe die over de lesgroepen verdeeld zijn (rechterkant). Die aantallen zijn gebaseerd op de leerlingen die uw school via de website heeft toegewezen aan de lesgroepen. Leerlingen die na 1 februari 2015 de school verlaten hebben (en door u uit de oorspronkelijke leerlingenlijst op de website verwijderd werden) zijn in deze aantallen niet opgenomen. In de vierde kolom staan de lesgroepen aangevinkt die door uw school uitgekozen werden om aan de paralleltoets wiskunde getallenleer en algebra deel te nemen. Houd bij de interpretatie van de resultaten rekening met welke lesgroepen niet deelgenomen hebben. De niet deelname van sommige lesgroepen kan ertoe leiden dat u een onvolledig beeld krijgt van de mate waarin uw school de eindtermen realiseert en/of van de positie van uw school ten opzichte van andere, vergelijkbare scholen. Een gelijkaardige bedenking geldt i.v.m. de niet deelname van sommige individuele leerlingen. Wanneer vooral bepaalde categorieën van leerlingen (bv. zwakkere) de toets niet afleggen, kan ook dat een vertekend beeld opleveren van de output van uw school. Tenslotte kan ook een grote uitstroom van leerlingen (voortijdige schoolverlaters of schoolveranderaars) het beeld verstoren. Kolom 5 toont per optiegroep hoeveel leerlingen uit elke deelnemende lesgroep de toets volledig en geldig afgelegd hebben. De feedback is gebaseerd op een aantal statistische analyses. Daarin konden alleen die leerlingen opgenomen worden voor wie behalve de toetsscore ook alle nodige achtergrondgegevens beschikbaar waren. Kolom 6 toont hoeveel leerlingen in de analyses en dus ook in de schoolfeedback opgenomen werden. In het volgende hoofdstuk worden eerst de resultaten voor alle deelnemende leerlingen van het tweede leerjaar van de - 8 -

de tweede graad aso samen besproken. In hoofdstuk 5 worden de resultaten per optiegroep weergegeven. Wanneer voor een bepaalde optiegroep minder dan vijf leerlingen de toets volledig en geldig hebben afgelegd, kan voor deze optiegroep geen afzonderlijk resultaat berekend worden. De resultaten zijn betrouwbaarder en stabieler naargelang meer leerlingen in de analyses opgenomen zijn. Ze zijn minder onderhevig aan natuurlijke schommelingen die zich bij kleine groepen van jaar tot jaar kunnen voordoen. - 9 -

4. Resultaten voor alle deelnemende leerlingen van het tweede leerjaar van de tweede graad aso samen Het aandeel leerlingen dat de eindtermen bereikt Zoals hoger beschreven, worden de vaardigheidsscores voor wiskunde getallenleer en algebra weergegeven op een schaal van 0 tot 10. De ondergrens om de eindtermen te behalen is 5. Onderstaand overzicht geeft per score: - het aantal en het percentage leerlingen uit uw school dat die score feitelijk behaald heeft, - het percentage leerlingen dat die score behaald heeft in Vlaanderen. De verdeling voor Vlaanderen verwijst naar de representatieve steekproef van scholen en leerlingen in het peilingsonderzoek wiskunde 2e graad aso in 2011. De verdeling van de scores geeft u een meer gedifferentieerd zicht op het niveau dat uw leerlingen halen dan het pure percentage leerlingen dat de eindtermen bereikt heeft. Dat percentage vindt u onderaan het overzicht. Opgelet: Het gaat hier enkel om de scores die feitelijk behaald werden. Met de interpretatie van deze resultaten moet u dus voorzichtig zijn. Bij de vergelijking van uw school met Vlaanderen moet u er rekening mee houden dat de leerlingenbevolking van uw school qua achtergrondkenmerken misschien niet overeenstemt met de gemiddelde Vlaamse school. hebben de ET behaald hebben de ET niet behaald { 9 { 4 wiskunde - getallenleer en algebra Uw school Vlaanderen Score Aantal Procent Procent 6 6.6% 4.2% 8 8 8.8% 8.0% 7 10 11.0% 12.9% 6 15 16.5% 14.3% 5 14 15.4% 12.0% 14 15.4% 12.7% 3 12 13.2% 13.4% 2 9 9.9% 13.0% 1 2 2.2% 8.0% 0 1 1.1% 1.5% TOTAAL 91 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindtermen haalt Uw school Vlaanderen 53 58.2% 51.4% Gemiddelde score Uw school Vlaanderen 5.1 4.6-10 -

Vergelijking met andere scholen en met het eigen verwachte gemiddelde In Figuur 1 worden de scholen uit het peilingsonderzoek van 2011 (met daarbij uw school) gerangschikt volgens de feitelijke gemiddelde vaardigheidsscore van hun leerlingen voor wiskunde getallenleer en algebra. Elke stip stelt een school voor. De stip aangeduid met de letter S stelt uw school voor (feitelijk gemiddelde). De stip aangeduid met S- verw geeft het verwachte gemiddelde voor uw school aan (zie p. 5). 10,0 vaardigheidsscore 7,5 5,0 2,5 S-verw S V 0,0 0 25 50 75 100 125 scholen Figuur 1. Feitelijk en verwacht gemiddelde voor uw school voor wiskunde - getallenleer en algebra op het einde van de tweede graad (aso) in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef De verschillende elementen in Figuur 1 zijn: - VERTICALE AS: Deze as toont de meetschaal voor wiskunde getallenleer en algebra. Hoe hoger de score op de as, hoe hoger het (feitelijke) gemiddelde van de school. - HORIZONTALE AS: Rangschikking van de scholen uit het peilingsonderzoek naar hun feitelijk gemiddelde. Hoe meer naar rechts, hoe hoger de positie van uw school ten opzichte van de scholen uit de peiling. - HORIZONTALE STIPPELLIJN: Deze lijn geeft het algemene 'Vlaams gemiddelde' aan (V). In feite is dat het gemiddelde van alle leerlingen in het peilingsonderzoek. - VERTICALE LIJNTJES: Deze lijntjes lopen door de stippen en geven een betrouwbaarheidsinterval aan. Het werkelijke schoolgemiddelde ligt met 95% zekerheid tussen de boven- en ondergrens van dit lijnstukje. Enkel scholen met een betrouwbaarheidsinterval (verticaal lijntje) volledig boven of volledig onder de horizontale stippellijn, hebben een gemiddelde dat STATISTISCH SIGNIFICANT afwijkt van het Vlaamse gemiddelde. Statistisch significant wil zeggen dat het verschil meer dan waarschijnlijk niet aan het toeval toegeschreven kan worden. Het betrouwbaarheidsinterval van uw schoolgemiddelde (S) wordt aangeduid met een gekleurde lijn. In figuur 1 kunt u voor uw school twee vergelijkingen maken: met het 'Vlaamse gemiddelde' en met het verwachte gemiddelde voor de eigen school. - 11 -

De feitelijke gemiddelde score van uw school (S) is significant hoger dan het 'Vlaamse gemiddelde' (V). De feitelijke gemiddelde score van uw school (S) is (iets) hoger dan verwacht (S-verw). Anders gezegd: de leerlingen in uw school presteren op het einde van de tweede graad voor wiskunde - getallenleer en algebra gemiddeld (iets) beter dan andere leerlingen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken in scholen met een gelijkaardige samenstelling van de leerlingenpopulatie als uw school. Maar is dat verschil met het verwachte gemiddelde nu statistisch significant of kan het aan het toeval te wijten zijn? Dat gaan we na aan de hand van de toegevoegde waarde (zie figuur 2). De toegevoegde waarde voor wiskunde getallenleer en algebra einde tweede graad Het verschil tussen het feitelijke gemiddelde van uw school (S) en het verwachte gemiddelde voor uw school (S-verw) geeft een maat voor de toegevoegde waarde (TW) die uw school tegen het einde van de tweede graad voor wiskunde getallenleer en algebra realiseert. In figuur 2 hebben we voor alle scholen uit het peilingsonderzoek de toegevoegde waarde voor getallenleer en algebra bepaald en hen geordend van een kleinere naar een grotere toegevoegde waarde. 4 toegevoegde waarde 3 2 1 0-1 -2-3 S-tw V 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 scholen Figuur 2. Toegevoegde waarde van uw school voor wiskunde - getallenleer en algebra op het einde van de tweede graad (aso) in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef Elke stip stelt de toegevoegde waarde van een school voor. S-tw geeft de toegevoegde waarde van uw school weer. Voor het overige oogt figuur 2 vrij gelijk aan figuur 1: - VERTICALE AS: De getallen op deze as tonen de toegevoegde waarde van lager dan het Vlaamse gemiddelde (negatieve getallen onderaan) naar hoger dan het Vlaamse gemiddelde (positieve getallen bovenaan). Hoe hoger op de verticale as, hoe hoger de toegevoegde waarde. Een score 0 voor toegevoegde waarde betekent dat de - 12 -

- - - toegevoegde waarde van de school even hoog is als de gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen. HORIZONTALE AS: Links vindt men de scholen met een kleinere toegevoegde waarde, rechts met een grotere toegevoegde waarde. HORIZONTALE STIPPELLIJN: Deze lijn geeft de gemiddelde toegevoegde waarde voor Vlaanderen aan. Doordat die gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen gelijkgezet is aan 0, ziet u voor uw school meteen hoeveel hoger of lager uw toegevoegde waarde is in vergelijking met de gemiddelde Vlaamse toegevoegde waarde. VERTICALE LIJNTJES: Deze lijntjes lopen door de stippen en geven het 95%- betrouwbaarheidsinterval voor de toegevoegde waarde aan. Enkel scholen met een verticaal lijntje dat volledig boven of onder de horizontale stippellijn ligt, hebben een toegevoegde waarde die STATISTISCH SIGNIFICANT afwijkt van de gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen. Het betrouwbaarheidsinterval voor de toegevoegde waarde van uw school wordt aangeduid met een gekleurd lijntje. De toegevoegde waarde die uw school voor wiskunde - getallenleer en algebra op het einde van de tweede graad (aso) realiseert, is significant groter dan 0, d.w.z. beduidend hoger dan de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen voor wiskunde - getallenleer en algebra einde tweede graad aso gerealiseerd wordt. Met andere woorden: op het einde van de tweede graad aso presteren de leerlingen in uw school voor wiskunde - getallenleer en algebra gemiddeld significant beter dan andere leerlingen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken in scholen met een gelijkaardige samenstelling van de leerlingenpopulatie als uw school. - 13 -

5. Resultaten per optiegroep Voor optiegroepen met minstens vijf leerlingen in de analyse presenteren we afzonderlijke resultaten. 5.1 Het aandeel leerlingen dat de eindtermen bereikt Optiegroep economie In onderstaande tabel worden de resultaten van de leerlingen uit de optiegroep economie in uw school vergeleken met die van alle leerlingen economie uit de scholen die in 2011 aan het peilingsonderzoek deelnamen. hebben de ET behaald hebben de ET niet behaald { 9 { 4 Optiegroep economie in uw school wiskunde - getallenleer en algebra Optiegroep economie in Vlaanderen Score Aantal Procent Procent 2 4.2% 0.3% 8 3 6.3% 3.1% 7 1 2.1% 5.0% 6 4 8.3% 6.3% 5 9 18.8% 13.1% 8 16.7% 17.8% 3 11 22.9% 19.6% 2 7 14.6% 20.1% 1 2 4.2% 12.5% 0 1 2.1% 2.3% TOTAAL 48 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindtermen haalt Uw school Vlaanderen 19 39.6% 27.7% Gemiddelde score Uw school Vlaanderen 4.1 3.5-14 -

Optiegroep klassieke talen In onderstaande tabel worden de resultaten van de leerlingen uit de optiegroep klassieke talen in uw school vergeleken met die van alle leerlingen klassieke talen uit de scholen die in 2011 aan het peilingsonderzoek deelnamen. hebben de ET behaald hebben de ET niet behaald { 9 { 4 Optiegroep klassieke talen in uw school wiskunde - getallenleer en algebra Optiegroep klassieke talen in Vlaanderen Score Aantal Procent Procent 4 14.8% 10.8% 8 4 14.8% 15.6% 7 9 33.3% 20.2% 6 5 18.5% 19.3% 5 1 3.7% 11.9% 3 11.1% 9.2% 3 0 0.0% 7.1% 2 1 3.7% 3.9% 1 0 0.0% 1.8% 0 0 0.0% 0.2% TOTAAL 27 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindtermen haalt Uw school Vlaanderen 23 85.2% 77.8% Gemiddelde score Uw school Vlaanderen 6.7 6.1-15 -

Optiegroep wetenschappen In onderstaande tabel worden de resultaten van de leerlingen uit de optiegroep wetenschappen in uw school vergeleken met die van alle leerlingen wetenschappen uit de scholen die in 2011 aan het peilingsonderzoek deelnamen. hebben de ET behaald hebben de ET niet behaald { 9 { 4 Optiegroep wetenschappen in uw school wiskunde - getallenleer en algebra Optiegroep wetenschappen in Vlaanderen Score Aantal Procent Procent 0 0.0% 3.4% 8 1 6.3% 9.8% 7 0 0.0% 21.0% 6 6 37.5% 24.9% 5 4 25.0% 13.2% 3 18.8% 11.8% 3 1 6.3% 7.6% 2 1 6.3% 4.8% 1 0 0.0% 3.1% 0 0 0.0% 0.6% TOTAAL 16 100% 100% Percentage leerlingen dat de eindtermen haalt Uw school Vlaanderen 11 68.8% 72.3% Gemiddelde score Uw school Vlaanderen 5.1 5.5-16 -

5.2 Vergelijking met andere scholen en met het eigen verwachte gemiddelde Volgens dezelfde werkwijze als in hoofdstuk 4 uitgelegd werd, kan ook voor elke optiegroep afzonderlijk geschat worden welke toevoegde waarde gerealiseerd wordt voor wiskunde getallenleer en algebra. De toegevoegde waarde voor elke optiegroep afzonderlijk kan verschillen van de algemene toegevoegde waarde voor alle deelnemende studierichtingen samen in uw school (zie S-tw in figuur 2). In wat volgt wordt de toegevoegde waarde voor elke optiegroep in uw school vergeleken met de toegevoegde waarde per optiegroep binnen elke school uit de peiling. Bij de schatting van de toegevoegde waarde werd rekening gehouden met alle hoger vernoemde achtergrondkenmerken (zie hoofdstuk 4). Dat betekent dat bij de bepaling van het verwachte gemiddelde per optiegroep ook rekening gehouden wordt met het gegeven dat het Vlaamse feitelijke gemiddelde voor elke optiegroep verschillend is. Daardoor zijn de toegevoegde waarden over de optiegroepen heen vergelijkbaar gemaakt en kunnen alle 148 optiegroepen uit de peiling in één grafiek voorgesteld worden. De grafieken vanaf figuur 3 laten echter niet toe optiegroepen binnen een school rechtstreeks met elkaar te vergelijken. Resultaten voor optiegroep economie 4 toegevoegde waarde 3 2 1 0-1 -2-3 -4 Ec-tw V -5 0 25 50 75 100 125 150 optiegroepen binnen scholen Figuur 3. Toegevoegde waarde voor wiskunde - getallenleer en algebra op het einde van de tweede graad: de optiegroep economie uit uw school gesitueerd tegenover de Vlaamse referentiesteekproef Figuur 3 situeert de toegevoegde waarde voor de optiegroep economie in uw school (Ec-tw) tegenover de toegevoegde waarde die 129 scholen in de peiling met betrekking tot wiskunde getallenleer en algebra voor hun verschillende optiegroepen realiseerden. In figuur 3 stelt elke stip een optiegroep in één van de 129 scholen voor. Enkel indien ze minstens 5 leerlingen tellen, werden optiegroepen binnen scholen in de grafiek opgenomen (totaal - 17 -

aantal = 148). De blauwe stippen stellen de 41 scholen uit de peiling voor met een optiegroep economie voor. De dikkere, rode stip stelt de optiegroep economie uit uw school voor. Voor de optiegroep economie is de toegevoegde waarde die uw school tegen het einde van de tweede graad voor wiskunde - getallenleer en algebra realiseert, significant groter dan 0, d.w.z. beduidend hoger dan de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen bij leerlingen economie gerealiseerd wordt. Met andere woorden: op het einde van de tweede graad presteren de leerlingen economie in uw school voor wiskunde - getallenleer en algebra gemiddeld significant beter dan andere leerlingen economie in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken in scholen met een gelijkaardige leerlingenpopulatie als uw school. Resultaten voor optiegroep klassieke talen 4 toegevoegde waarde 3 2 1 0-1 -2-3 -4 KT-tw V -5 0 25 50 75 100 125 150 optiegroepen binnen scholen Figuur 4. Toegevoegde waarde voor wiskunde - getallenleer en algebra op het einde van de tweede graad: de optiegroep klassieke talen uit uw school gesitueerd tegenover de Vlaamse referentiesteekproef Figuur 4 situeert de toegevoegde waarde voor de optiegroep klassieke talen in uw school (KT-tw) tegenover de toegevoegde waarde die 129 scholen in de peiling met betrekking tot wiskunde getallenleer en algebra voor hun verschillende optiegroepen realiseerden. In figuur 4 stelt elke stip een optiegroep in één van de 129 scholen voor. Enkel indien ze minstens 5 leerlingen tellen, werden optiegroepen binnen scholen in de grafiek opgenomen (totaal aantal = 148). De blauwe stippen stellen de 41 scholen uit de peiling voor met een optiegroep klassieke talen voor. De dikkere, rode stip stelt de optiegroep klassieke talen uit uw school voor. - 18 -

Voor de optiegroep klassieke talen is de toegevoegde waarde die uw school tegen het einde van de tweede graad voor wiskunde - getallenleer en algebra realiseert, niet significant verschillend van 0, d.w.z. ongeveer even hoog als de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen bij leerlingen klassieke talen gerealiseerd wordt. Met andere woorden: op het einde van de tweede graad presteren de leerlingen klassieke talen in uw school voor wiskunde - getallenleer en algebra gemiddeld niet significant beter of minder goed dan andere leerlingen klassieke talen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken in scholen met een gelijkaardige leerlingenpopulatie als uw school. Resultaten voor optiegroep wetenschappen 4 toegevoegde waarde 3 2 1 0-1 -2-3 -4 We-tw V -5 0 25 50 75 100 125 150 optiegroepen binnen scholen Figuur 5. Toegevoegde waarde voor wiskunde - getallenleer en algebra op het einde van de tweede graad: de optiegroep wetenschappen uit uw school gesitueerd tegenover de Vlaamse referentiesteekproef Figuur 5 situeert de toegevoegde waarde voor de optiegroep wetenschappen in uw school (We-tw) tegenover de toegevoegde waarde die 129 scholen in de peiling met betrekking tot wiskunde getallenleer en algebra voor hun verschillende optiegroepen realiseerden. In figuur 5 stelt elke stip een optiegroep in één van de 129 scholen voor. Enkel indien ze minstens 5 leerlingen tellen, werden optiegroepen binnen scholen in de grafiek opgenomen (totaal aantal = 148). De blauwe stippen stellen de 40 scholen uit de peiling voor met een optiegroep wetenschappen voor. De dikkere, rode stip stelt de optiegroep wetenschappen uit uw school voor. - 19 -

Voor de optiegroep wetenschappen is de toegevoegde waarde die uw school tegen het einde van de tweede graad voor wiskunde - getallenleer en algebra realiseert, niet significant verschillend van 0, d.w.z. ongeveer even hoog als de toegevoegde waarde die gemiddeld in Vlaanderen bij leerlingen wetenschappen gerealiseerd wordt. Met andere woorden: op het einde van de tweede graad presteren de leerlingen wetenschappen in uw school voor wiskunde - getallenleer en algebra gemiddeld niet significant beter of minder goed dan andere leerlingen wetenschappen in Vlaanderen met dezelfde achtergrondkenmerken in scholen met een gelijkaardige leerlingenpopulatie als uw school. - 20 -

Leeswijzer bij de begrippen en de rupsgrafieken Druk deze twee bladzijden afzonderlijk af en gebruik ze als insteekblad bij het feedbackrapport. WAT IS EEN VAARDIGHEIDSSCORE? Voor elke leerling wordt een vaardigheidsscore bepaald op basis van zijn of haar antwoorden op de toets. Daarbij wegen sommige opgaven zwaarder door dan andere. De scores worden weergegeven op een meetschaal die loopt van 0 tot 10. Het FEITELIJKE GEMIDDELDE voor uw school is het gemiddelde van de vaardigheidsscores van uw leerlingen. WANNEER BEHAALT EEN LEERLING DE EINDTERMEN OF ONTWIKKELINGSDOELEN VOLGENS DE PARALLELTOETS? De meetschaal is zo geconstrueerd dat een score van 5 overeenkomt met de minimumnorm die door onderwijsdeskundigen (leerkrachten, pedagogisch begeleiders, inspecteurs, lerarenopleiders en beleidsmedewerkers) werd vastgelegd voor het behalen van de getoetste eindtermen/ontwikkelingsdoelen. Leerlingen met een score van 5 of meer hebben de betreffende eindtermen/ontwikkelingsdoelen behaald; leerlingen met een lagere score niet. WAT ZIJN ACHTERGRONDKENMERKEN? Achtergrondkenmerken zijn persoons- en thuiskenmerken van de leerlingen. Net zoals schoolkenmerken beïnvloeden zij de leerlingprestaties. Daarom wordt in de analyses rekening gehouden met bepaalde achtergrondkenmerken. In het feedbackrapport staat vermeld met welke specifieke kenmerken er rekening werd gehouden voor het betreffende project. WAT IS HET VERWACHTE GEMIDDELDE? Het verwachte gemiddelde is de gemiddelde vaardigheidsscore die we op grond van de achtergrondkenmerken van uw deelnemende leerlingen en uw schoolpopulatie statistisch gezien bij uw leerlingen mogen verwachten. U kunt het interpreteren als het gemiddelde van alle scholen in Vlaanderen met precies dezelfde samenstelling van leerlingenpopulatie als uw school. Door het feitelijke gemiddelde van uw school te vergelijken met het verwachte gemiddelde voor uw school, vergelijken we gelijken met gelijken en maken we dus een faire vergelijking. Dat is niet het geval wanneer we het feitelijke gemiddelde van uw school met het Vlaamse gemiddelde vergelijken. WAT IS DE TOEGEVOEGDE WAARDE? De toegevoegde waarde (TW) van uw school geeft aan hoe groot de bijdrage van uw school in het leren van uw leerlingen is (in vergelijking met wat andere scholen aan het leren van hun leerlingen bijdragen). TOEGEVOEGDE WAARDE = FEITELIJK GEMIDDELDE VERWACHT GEMIDDELDE, dus: - een 0 betekent dat de toegevoegde waarde even groot is als gemiddeld in Vlaanderen. Uw leerlingen presteren gemiddeld zoals op grond van hun achtergrond en uw schoolpopulatie verwacht kon worden. - een positief TW-getal wijst op een toegevoegde waarde die groter is dan gemiddeld in Vlaanderen. Uw leerlingen presteren gemiddeld beter dan op grond van hun achtergrond en uw schoolpopulatie verwacht kon worden. - een negatief TW-getal wijst op een toegevoegde waarde die kleiner is dan gemiddeld in Vlaanderen. Uw leerlingen presteren gemiddeld lager dan op grond van hun achtergrond en uw schoolpopulatie verwacht kon worden. WELKE REFERENTIEGROEP WORDT GEBRUIKT? De referentiegroep bestaat uit een representatieve groep van scholen in Vlaanderen en het Nederlandstalig onderwijs in Brussel die meegedaan hebben aan de peiling van het betreffende project. In het feedbackrapport vindt u meer details over het aantal scholen en leerlingen die in de referentiegroep voor het betreffende project zitten. - 21 -

Feitelijk en verwacht gemiddelde voor uw school in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef Leeswijzer bij de begrippen en de rupsgrafieken Toegevoegde waarde van uw school in vergelijking met de scholen uit de Vlaamse referentiesteekproef Verwacht gemiddelde voor uw school Uw school scoort hoger dan verwacht op basis van achtergrondkenmerken Feitelijk gemiddelde niet significant groter dan Vlaams gemiddelde Toegevoegde waarde significant groter dan gemiddeld in Vlaanderen Rangschikking van de feitelijke gemiddelden (stippen) van links naar rechts, en dus van een laag naar een hoog feitelijk gemiddelde. De horizontale stippellijn V geeft het Vlaamse gemiddelde van de referentiegroep (peilingsonderzoek) aan. Elke kleine stip stelt een school uit het peilingsonderzoek voor. S is het feitelijke gemiddelde voor uw school. S-verw is het verwachte gemiddelde voor uw school. De verticale staafjes zijn betrouwbaarheidsintervallen. Indien het staafje o de stippellijn snijdt, is er geen statistisch significant verschil tussen het feitelijke en het Vlaamse gemiddelde. o volledig boven de stippellijn ligt, is het feitelijke gemiddelde statistisch significant hoger dan het Vlaamse gemiddelde. o volledig onder de stippellijn ligt, is het feitelijke gemiddelde statistisch significant lager dan het Vlaamse gemiddelde. Rangschikking van toegevoegde waarden (stippen), van links naar rechts en dus van kleine naar grote toegevoegde waarde. Toegevoegde waarde voor uw school (S-tw) = feitelijk gemiddelde (S) verwacht gemiddelde (S-verw) De horizontale stippellijn V geeft de gemiddelde toegevoegde waarde in Vlaanderen (van de referentiegroep in het peilingsonderzoek) aan. Elke kleine stip stelt een school uit het peilingsonderzoek voor. De verticale staafjes zijn betrouwbaarheidsintervallen. Indien het staafje o de stippellijn snijdt, is er geen statistisch significant verschil met de gemiddelde TW in Vlaanderen. o volledig boven de stippellijn ligt, is de toegevoegde waarde statistisch significant groter dan de gemiddelde TW in Vlaanderen. o volledig onder de stippellijn ligt, is de toegevoegde waarde statistisch significant kleiner dan de gemiddelde TW in Vlaanderen. - 22 -