VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR Aandachtsveldhouder B.J. Bussink Vergadering : 5 juli 2016 Agendapunt : 6. Bijlagen : Varianten ingezetenenomslag met effect op tarieven en kosten per profiel Onderwerp : Wijzigen kostentoedeling Informatie bij : H.W.C. Hoefsloot manager Financiën Telefoon : (0314) 369 420 E-mail : h.hoefsloot@wrij.nl Advies 1. Kennis te nemen van de waardeverhouding tussen ongebouwde zaken (niet zijnde natuurterreinen), gebouwde onroerende zaken en natuurterreinen binnen het watersysteembeheer met als peildatum 1 januari 2015. 2. De kostentoedeling watersysteembeheer als volgt te wijzigen: 1. uit te gaan van de waardeverhoudingen per 1 januari 2015; 2. het kostenaandeel voor de categorie ingezeten vast te stellen op 36,5%; 3. ten aanzien van de tariefdifferentiatie geen wijziging door te voeren. 3. De wijziging van de kostentoedeling voor het watersysteembeheer door te voeren met ingang van 1 januari 2017. Advies van de bestuurlijke commissie Financiën en Bestuurlijke Zaken aan het college van dijkgraaf en heemraden: De commissie Financiën en bestuurlijke zaken heeft dit voorstel besproken in de vergadering van 14 juni 2016. De commissie heeft geen specifiek advies voor het college, mede gezien de uiteenlopende standpunten van de leden over dit onderwerp. Reactie van het college van dijkgraaf en heemraden: Voorstel wordt ongewijzigd voorgelegd aan het algemeen bestuur. Inleiding Met de wijziging van de Waterschapswet per 1 januari 2009 zijn nieuwe regels van kracht geworden voor het bepalen van de bijdragen van de diverse categorieën belanghebbenden aan de kosten voor het watersysteembeheer. Het algemeen bestuur van het waterschap dient ten behoeve van de watersysteemheffing een verordening vaststellen, waarin voor elk van de categorieën het kostenaandeel is opgenomen. De kostentoedelingsverordening moet tenminste eenmaal in de vijf jaren worden herzien. Omdat dit bij het waterschap voor het laatst in 2013 is gedaan en omdat sindsdien de waardeverhouding tussen ongebouwde zaken, gebouwde onroerende zaken en natuurterreinen is veranderd, is de vraag actueel in welke mate en in welk jaar van deze bestuursperiode een actualisering wordt doorgevoerd. Er bestaat een onderlinge, logische samenhang tussen de kaderstelling ten behoeve van de begroting en meerjarenraming, en de wijze waarom de hieruit voortvloeiende kosten verdeeld worden over de belastingcategorieën. Daarom doen wij u parallel aan dit voorstel voor aanpassing van de kostentoedeling het voorstel voor de perspectievennota toekomen.
Eerder genomen besluiten Het algemeen bestuur heeft in de vergadering van 2 juli 2013 besloten: 1. Kennis te nemen van de waardeverhouding ongebouwd onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, gebouwde onroerende zaken en natuurterreinen binnen het watersysteembeheer met als peildatum 1 januari 2012. 2. In te stemmen met een percentage van 30% voor de categorie ingezetenen. 3. In te stemmen met het toepassen van 100% tariefdifferentiatie voor verharde openbare wegen. Onderbouwing 1.1. Wijzigingen in de waardeverhoudingen zijn mede bepalend voor de vaststelling van het kostenaandeel voor de verschillende categorieën. De manier waarop de kosten van het watersysteembeheer aan de categorieën belanghebbenden worden toegedeeld, is wettelijk vastgelegd. Het wijzigen van de kostentoedeling is een middel om eventuele scheefgroei van de bijdragen in de kosten van de categorieën binnen het watersysteembeheer te corrigeren. De kostentoedeling voor de categorieën ongebouwde onroerende zaken (niet zijnde natuurterreinen), natuurterreinen en gebouwde onroerende zaken vindt plaats op basis van de waarde van de onroerende zaken in het economische verkeer (art. 120, lid 4, Waterschapswet). De onderlinge waardeverhouding tussen deze drie categorieën is bepalend voor de kostentoedeling. Volgens het Waterschapsbesluit (Stb. 2007,497; art. 6.11, lid 1) ligt de peildatum voor de waardeverhouding maximaal twee jaar voor het begin van het eerste kalenderjaar waarop de kostentoedelingsverordening van kracht is. Als een nieuwe kostentoedeling voor het watersysteembeheer in 2017 van kracht zou worden, dient de peildatum voor de waardeverhouding daarom 1 januari 2015 te zijn. Naast de waardeverhouding is ook de oppervlakte per (sub)categorie opnieuw berekend, op basis van de meest recente informatie en inzichten. De actuele waarden en oppervlakten zijn als volgt berekend: Voor de waarde van de (spoor)wegen is gebruik gemaakt van de taxatiewijzer wegen en spoorwegen van de Unie van Waterschappen uit 2013. Dit prijspeil is geactualiseerd naar de situatie 1 januari 2015. Voor de waarde van de agrarische gronden is gebruik gemaakt van informatie over de grondprijzen van AST Vastgoed Vermogensbeheer. (In het verleden werd gebruik gemaakt van de informatie van de Dienst Landelijk Gebied; deze bestaat echter niet meer). De informatie van AST Vastgoed Vermogensbeheer is getoetst met informatie van het Kadaster. Voor de oppervlaktebepaling van de spoorwegen is gebruik gemaakt van het CBS bodemgebruik 2012. Voor de oppervlaktebepaling van de openbare verharde wegen is gebruik gemaakt van de meest recente Top10NL. De oppervlakte bouwpercelen is bepaald aan de hand van de Nieuwe Kaart van Nederland. 2 van 6
Onderstaande tabel toont de (gewijzigde) oppervlakten en waarden(verhoudingen) van de drie categorieën: ongebouwd, natuur en gebouwde eigendommen met peildatum 1 januari 2015. Categorie Oppervlakte in ha Bedrag per ha Waarde i.v.m. veroudering (100% - 25%)¹ Totaal bedrag In % Autosnelwegen 780 1.503.000 75% 879.255.000 Hoofd- en regionale wegen 4.158 861.000 75% 2.685.028.500 Lokale wegen en bebouwde kom 6.755 1.352.000 75% 6.849.063.000 Overige verharde wegen 652 1.359.000 75% 664.551.000 Totaal openbare landwegen 12.345 11.077.897.500 12,33% Agrarische gronden 111.838 52.800 5.905.035.602 Openbare spoorwegen 378 13.460.000 75% 3.815.910.000 Bouwpercelen 940 1.400.000 1.316.000.000 Overige 0 52.800 0 Totaal ongebouwd 125.500 22.114.843.102 24,6% Natuur 37.317 10.560 394.067.520 0,4% Gebouwde eigendommen 67.316.955.928 75,0% Totaal 162.817 89.825.866.550 100,0% ¹. Om de technische en functionele veroudering van onroerende zaken eensluidend toe te passen heeft de wetgever een correctiefactor in het Waterschapsbesluit vastgelegd van -25%. 2.1. Door veranderingen in de waardeverhouding is er scheefgroei ontstaan in het kostenaandeel tussen de categorieën voor de watersysteemheffing. De waarde van gebouwde eigendommen is sinds de vorige peildatum (1 januari 2012) afgenomen, terwijl de waarde van ongebouwde eigendommen juist is toegenomen. Wanneer op deze nieuwe waardeverhouding (peildatum 1 januari 2015) de kostentoedeling zou worden toegepast, neemt het kostenaandeel voor de categorie ongebouwd toe, terwijl het kostenaandeel voor de gebouwde eigendommen daalt. Door deze aanpassing zou de scheefgroei tussen de categorieën gecorrigeerd kunnen worden. Onderstaande tabel toont de waardeverhouding per 1 januari 2012 in vergelijking tot de verhouding met peildatum 1 januari 2015. Bedragen in 1.000 Categorie Waarde per 1 januari 2012 Waarde per 1 januari 2015 waarde percentage waarde percentage Ongebouwd (excl. natuur) 20.823.454 22,2% 22.114.843 24,6% Natuur 255.629 0,3% 394.067 0,4% Gebouwd 72.775.460 77,5% 67.316.956 75,0% Totaal 93.854.543 100,0% 89.825.866 100,0% 3 van 6
De volgende tabel toont het effect van het toepassen van de nieuwe waardeverhouding voor alle categorieën binnen de watersysteemheffing, uitgaan van het huidige ingezetenenaandeel van 30%. Categorie Huidige kostentoedeling Kostentoedeling o.b.v. waarde per 01-01-2015 Ingezetenen 30,0% 30,0% Ongebouwd 15,5% 17,2% Natuur 0,2% 0,3% Gebouwd 54,3% 52,5% Totaal 100,0% 100,0% 2.2. Het vaststellen van het kostenaandeel voor de categorie ingezetenen is een bestuurlijke keuze en heeft gevolgen voor de bijdragen van alle categorieën. De volgende stap in het wijzigen van de kostentoedeling is het bepalen van het aandeel van de categorie ingezetenen. Dit gebeurt aan de hand van de gemiddelde inwonerdichtheid in het beheergebied van het waterschap. Op basis van de inwonerdichtheid (< 500 inwoners per vierkante kilometer) moet minimaal 20% en kan maximaal 30% van de watersysteemkosten worden toegerekend aan deze categorie. Het bestuur heeft echter de bevoegdheid om het aandeel van 30% met 10% te verhogen, maar zal deze verhoging dan wel goed moeten onderbouwen. Op grond van ontwikkelingen in de afgelopen periode zijn er argumenten om van de genoemde bevoegdheid gebruik te maken, namelijk: door een uitspraak van de Hoge Raad op 7 november 2014 ten aanzien van de watersysteemheffing voor natuurterreinen, is de oppervlakte natuurterreinen in ons gebied gestegen met ca. 10.000 ha, terwijl de oppervlakte ongebouwde onroerende zaken (niet zijnde natuurterreinen) met ca. 10.000 hectare is afgenomen. Hierdoor is de oppervlakte natuur momenteel 37.000 ha; de grondwaarde van de categorie ongebouwd (niet zijnde natuurterreinen) is de afgelopen jaren sterk gestegen, terwijl de WOZ-waarde van onroerende zaken (ingezetenen) is gedaald; de daling van de WOZ-waarde heeft een dempend effect op de lastenstijging voor ingezetenen; het waterschap maakt steeds meer kosten voor zaken waarin de groep ingezeten als geheel belang stelt en/of waarvan deze groep profiteert; voorbeelden zijn: (de verhoogde kosten van het waterschap voor) het dijkbeheer c.q. hoogwaterbeschermingsprogramma, maatregelen gericht op klimaatadaptatie zoals het voorkomen van wateroverlast, o.a. door gericht en intensiever maaien in stedelijk gebied, duurzamer en natuurlijkvriendelijker onderhoud in het buitengebied, waardoor o.a. de natuurwaarden en de recreatieve waarden van beken en watergangen toenemen. 4 van 6
Dit voorjaar zijn de mogelijke wijzigingen van het kostenaandeel voor ingezetenen verkend en gedeeld met het algemeen bestuur. Ter verkenning zijn de gevolgen van de volgende varianten voor het aandeel ingezetenen op een rij gezet (zie tabel). Categorie IO 30% IO 35% IO 36% IO 36,5% IO 37,5% IO 40% Ingezetenen 30,0% 35,0% 36,0% 36,5% 37,5% 40,0% Ongebouwd 17,2% 16,0% 15,8% 15,6% 15,4% 14,8% Natuur 0,3% 0,3% 0,3% 0,3% 0,3% 0,3% Gebouwd 52,5% 48,7% 47,9% 47,6% 46,8% 44,9% Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% De effecten van deze varianten op de tarieven per categorie en op de kosten voor diverse profielen voor inwoners en (agrarische) bedrijven zijn vervolgens berekend (zie bijlage). Op hoofdlijn is het effecten van een stapsgewijs stijgend kostenaandeel voor ingezeten, dat ook het tarief voor ingezeten stijgt en inherent hieraan een daling plaatsvindt van de tarieven bij de overige categorieën (gebaseerd op de waardeverhouding per 1-1-2015). Ook de totale kosten voor de diverse profielen variëren mee met het gekozen aandeel ingezeten. Alles overwegende komen wij tot de conclusie dat, door uit te gaan van een kostenaandeel van 36,5% voor ingezetenen, we rekening houden met: - het feit dat de collectieve diensten, zoals natuur en HWBP, zijn toegenomen; - de uitgangspunten voor gelijkmatige tariefstijging uit de bestuursovereenkomst het best gehonoreerd worden. 2.3. Voor het aanpassen van de tariefdifferentiatie is nu geen aanleiding. Er zijn geen actuele ontwikkelingen die aanleiding geven tot een aanpassing van de tariefdifferentiatie. 3.1 De uitspraak van de Hoge Raad uit 2014 ten aanzien van de watersysteemheffing voor natuurterreinen en de veranderingen in de waardeverhouding nopen tot een bijstelling. De kostentoedelingsverordening moet tenminste eenmaal in de vijf jaren worden herzien. Dit is bij het waterschap voor het laatst in 2013 gedaan. In 2014 heeft de uitspraak van de Hoge Raad in 2014 geleid tot een wijziging in de omvang van natuurterreinen. Ook de waardeverhouding tussen ongebouwde zaken, gebouwde onroerende zaken en natuurterreinen is de afgelopen jaren veranderd. Door deze ontwikkelingen is er een scheefgroei ontstaan. Door de kostentoedeling per 1 januari 2017 te wijzigen wordt voorkomen dat deze scheefgroei langer voortduurt. Kosten N.v.t. Kanttekeningen Om de voorgestelde wijziging van de kostentoedeling met ingang van 1 januari 2017 in te kunnen laten gaan, is besluitvorming voor de zomermaanden gewenst in verband met de benodigde procedurele stappen die daartoe moeten worden gezet (kritisch tijdpad). 5 van 6
Juridische consequentie De gewijzigde concept kostentoedelingsverordening moet door het college worden gepubliceerd. Gedurende zes weken kunnen vervolgens zienswijzen worden ingediend. Na deze periode wordt bij eventuele bedenkingen een bedenkingennota opgesteld. Communicatie De goedgekeurde verordening wordt openbaar gepubliceerd (GVOP). Planning/routing Algemeen bestuur (besluit) 5 juli 2016 Uitvoering Kritisch tijdpad voor invoering van nieuwe kostentoedeling: 5 juli 2016: vaststellen uitgangspunten voor wijziging kostentoedelingsverordening per 1 januari 2017; 2 augustus 2016: concept kostentoedelingsverordening vaststellen door college van dijkgraaf en heemraden; 8 augustus 2016: publiceren concept kostentoedelingsverordening, gedurende 6 weken; 26 september 2016: eventueel opstellen bedenkingennota; 25 oktober 2016: kostentoedelingsverordening incl. eventuele bedenkingennota behandelen in college van dijkgraaf en heemraden; 8 november 2016: vaststelling kostentoedelingsverordening door het algemeen bestuur; tussen 9 november en 20 december 2016: goedkeuring door Gedeputeerde Staten; publicatie Verordening voor 22 december 2016. 6 van 6