sl Boss nade PlasBossinade Advocaten N.V. Postbus 1100 9701 BC Groningen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA DEN HAAG Paterswoldseweg 804 Tel. +31(0)50 521 43 33 Fax +31(0)50 525 88 50 www.plasbossinade.n1 KvK: 01144514 Stichting Beheer Derdengelden PlasBossinade Advocaten IBAN: NL20 RABO 034 72 05 860 BIC: RABONL2U Groningen, 16 maart 2016 Zonder bijlagen per fax vooruit: 070 365 13 80 Inzake : Gemeente Noordenveld/Gasopslag Norg Onze ref. : 20160102-14/wrv-/gcb/16-00862021 Uw ref. : 201601249/1/A1 mr. W.R. van der Velde Advocaat Tel. direct : (050) 521 43 65 Fax direct : (050) 525 54 35 E-mail : vandervelde@plasbossinade. n1 AANVULLEND BEROEPSCHRIFT Hoogedelgestrenge Raad, In bovengenoemde zaak treed ik op als advocaat-gemachtigde van de Colleges van B&W van de gemeente Noordenveld en de gemeente Leek. Hierna treft u de gronden aan die horen bij de pro forma beroepschriften van 9 februari 2016 (gemeente Noordenveld) en 10 februari 2016 (gemeente Leek) en die zijn gericht tegen het besluit van de Minister van EZ van 4 januari 2016, houdende een beslissing op bezwaar inzake de ministeriële instemming met het gewijzigd opslagplan Norg (ex artikel 39 lid 1 juncto 34 Nmbw). 1. Het bestreden besluit wijzigt het instemmingsbesluit van 26 juni 2014, waarbij de Minister instemde met het toenmalige opslagplan Norg. In dat opslagplan (2014) werd ondermeer het maximale werkgasvolume uitgebreid van 3 miljard Nm3 naar 7 miljard Nm3. In het instemmingsbesluit 2015 wordt de minimaal gemiddelde reservoirdruk en de maximale gemiddelde reservoirdruk in compartiment 2 gewijzigd ten opzichte van het instemmingsbesluit 2014. Minimaal gemiddelde reservoirdruk Maximaal gemiddelde reservoirdruk Instemmingsbesluit 2014 Instemnningsbesluit 2015 235 Bar (A) 225 Bar (A) voor compartiment 2 327 Bar (A) 347 Bar (A) voor compartiment 2 Alle werkzaamheden warden verricht uit hoofde van een overeenkomst van opdracht met PlasBossinade Advocaten NM., waarop van toepassing zijn de op de achterzijde van deze brief vermelde algemene voorwaarden. PlasBossinade Advocaten Notarissen is een samenwerkingsverband tussen PlasBossinade Advocaten N.V. en PlasBossinade Notarissen All activities shah Accorded out under an assignment agreement with PlasBossinade Advocaten NM, to which the general terms and conditions printed at the back of this letter shall apply. PlasBossinade Advocaten Notarissen is an alliance between PlasBossinade Advocaten MV and PlasBossinade Notarissen N.V..
Plas I Boss nade Geen zorgvuldig onderzoek en geen zorgvuldige belangenafweging 2. De "natuurlijke" maximale reservoirdruk in het voorkomen Norg is 327 Bar. Dat is de oorspronkelijke druk in het reservoir in de periode dat de reservoirs nog als productievelden werden gebruikt. Het is niet gebruikelijk en niet zonder risico om de normale, oorspronkelijk aanwezige reservoirdruk, te verhogen. Daaraan dient zorgvuldig onderzoek en een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag te liggen, waarbij ten minste duidelijk is wat de (kwantitatieve) voordelen zijn van het verhogen van die reservoirdruk, zulks in relatie tot de risico's en nadelen. Geen informatie over 'voordelen' van lagere en hogere druk in compartiment 2 3. Het instemmingsbesluit is gebaseerd op onvolledige gegevens. In de aanbiedingsbrief van 5 juli 2015 van de NAM staat ongemotiveerd en ongespecificeerd dat een beperking van de maximale en minimale druk voor compartiment 2 "leidt tot een significante reductie van de mogelijke inzet van de ondergrondse gasopslag". In de daarop volgende stukken van de Minister wordt niet meer gesproken over een "significante reductie", maar wel van een "reductie" van de inzet van de ondergrondse gasopslag. Wat echter die reductie (al dan niet significant) getalsmatig inhoudt, is niet duidelijk. 4. De Minister had zonder nader onderzoek daarnaar niet mogen instemmen met een verlaging van de minimale gemiddelde reservoirdruk en een verhoging van de gemiddelde maximale reservoirdruk in compartiment 2. 5. Immers, thans is niet duidelijk wat de nadelige gevolgen zijn van het handhaven van de minimale en maximale gemiddelde druk uit het instemmingsbesluit 2014. Wat zijn de 'beperkingen' die aanleiding geven tot een herziening van die drukmaxima en minima? Zonder die informatie is het niet mogelijk een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen enerzijds die voordelen en anderzijds de nadelen (grotere kans op bodembeweging, seismische risico's) van het instemmingsbesluit. Opslagplan bevat in strijd met Mbb onvoldoende informatie over bodembeweging 6. In strijd met artikel 26 lid 1 sub g Mbb bevat het gewijzigde opslagplan geen risicoanalyse omtrent bodembeweging. Daarvoor was juist wel alle aanleiding nu zich juist in de periode dat de aangevraagde drukken zich feitelijk voordeden, sprake is geweest van veel schade aan gebouwen. Evenmin bevat het opslagplan de krachtens art. 26 lid 2 juncto art. 24 lid 1 sub q, r en s Mbb benodigde informatie over de gevolgen van bodembeweging. Onaanvaardbare toename seismisch risico 7. In de onderbouwing van de aanvraag (bij brief d.d. 5 juli 2015) heeft de NAM aangegeven dat de aangevraagde berekende gemiddelde drukken (tussen de 225 en 347 Bar) zich sinds de ingebruikname van de ondergrondse opslag Norg eerder hebben voorgedaan (zie ook blz. 3 van het primaire besluit van 6 augustus 2015). Dat is op zichzelf juist. Die grote drukverschillen hebben zich voorgedaan in compartiment 2 in de periode 2014/2015 (bijlage 1), waarschijnlijk als gevolg van de vermindering van de productie uit het Groningenveld in diezelfde periode. 2
PI as Bossinade 8. Hoewel de constatering dat deze gemiddelde minimale en maximale druk zich eerder hebben voorgedaan juist is, rechtvaardigt dat geenszins om deze minimale en maximale gemiddelde druk als voorschrift te hanteren, integendeel. Juist in deze periode (2014/2015) hebben zich op 91 adressen schademeldingen aan gebouwen voorgedaan, terwijl van schades op zo'n grote schaal sinds de ingebruikname van de gasopslag in Norg geen sprake is geweest. 9. Er lijkt dus een verband te bestaan tussen enerzijds de grote druk verschillen in blok 2 in 2014/2015 (groter dan ooit) en anderzijds schades aan gebouwen in diezelfde periode. Dat zou reden moeten zijn voor extra (voor)zorg en nader onderzoek, alvorens deze minimale en maximale drukken blijvend te vergunnen. De Minister had derhalve instemming moeten weigeren in verband met het risico van schade ten gevolge van beweging van de aardbodem (art. 36 lid 1 sub b juncto art. 39 Mbw). Aardbevingen versus aardtrillingen 10. Minister en NAM gaan geheel voorbij aan de vrijwel constante aardtrillingen die van deze variaties in druk het gevolg zijn. Het moge zo zijn dat aardbevingen (met een magnitude boven de 1,5 op de schaal van Richter) als gevolg van de gasopslag Norg zich slechts tweemaal hebben voorgedaan; schade aan gebouwen wordt niet enkel veroorzaakt door aardbevingen, maar ook door voortdurende aardtrillingen (met een magnitude beneden de 1,5 op de schaal van Richter). 11. Door de gemiddelde lagere en hogere druk in compartiment 2 gaan extra grote drukverschillen ontstaan tussen compartiment 2 (waar de 16 putten zich bevinden en waar het gas wordt geïnjecteerd en geproduceerd) en de compartimenten 1, 3 en 4. Waarschijnlijk is dat juist de bedoeling van de NAM, omdat door die variatie in druk tussen enerzijds compartiment 2 en anderzijds de compartimenten 1, 3 en 4 het ondergrondse gas met een grotere snelheid vanuit compartiment 2 naar de overige compartimenten wordt gevoerd (bij injectie) en eveneens met grotere snelheid vanuit de overige compartimenten naar compartiment 2 stroomt (bij productie). 12. Die grotere drukverschillen kunnen op de breuklijnen in de gasopslag leiden tot extra bodembeweging. Het gaat dan niet zozeer om van aardbevingen, maar om trillingen die aan de bovengrond voor mensen misschien niet voelbaar zijn, maar vanwege het voortdurende karakter daarvan wel negatieve gevolgen hebben voor fundamenten en gebouwconstructies. 13. Om die reden had de Minister moeten afzien van instemming met het gewijzigde opslagplan, althans had de Minister overeenkomstig het advies van de Tcbb zijn instemming moeten geven voor een periode van maximaal (een proefperiode van) één jaar. 3
Bossinw e. Afwijking advies Tcbb 14. De Minister heeft dit advies van zijn wettelijk adviseur naast zich neer gelegd. De Minister meent dat een proefperiode niet nodig is omdat, zo nodig, met toepassing van artikel 50 Mbw maatregelen kunnen worden voorgeschreven. Dat is geen zuivere en solide redenering. 15. Artikel 50 Mbw is een vangnetbepaling die wordt ingezet bij "ernstige aantasting" van de belangen die zijn genoemd in artikel 49 lid 2 en 3 Mbw, in concreto het belang van het beperken van schade ten gevolge van bodembeweging. Blijkens de MvT (TK 26.219, blz. 71) is dit instrument bedoeld voor "ernstige gevallen". De aanwijzingsbevoegdheid van art. 50 Mbw kan niet worden gebruikt om, bij onvoldoende kennis en inzicht in mogelijke risico's, te dienen als 'doekje voor het bloeden'. Indien over die risico's onzekerheden blijven bestaan die door onderzoek (nog) niet kunnen worden weggenomen, terwijl het gefundeerde vermoeden bestaat dat de gasopslag tot ernstige of onomkeerbare gevolgen kan leiden, is de Minister gehouden om de noodzaak van proportionele maatregelen ter beperking van die risico's in zijn afweging te betrekken (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3578, r.o. 18.3). 16. De door de TCBB voorgestelde proefperiode van één jaar strekt er juist toe om een dergelijke "ernstige aantasting" te vóórkonnen. Doorredenerend in de lijn van de Minister, zou vrijwel ieder voorschrift aan een opslagplan of winningsplan overbodig zijn, omdat altijd achteraf maatregelen ex artikel 50 Mbw getroffen kunnen worden. Die maatregelen hebben echter een hoog "als het kalf is verdronken..."-karakter en miskennen de zelfstandige en preventieve betekenis van voorschriften ex artikel 36 lid 2 Mbw juncto artikel 39 lid 1 sub b Mbw. BRZO 17. Onshore ondergrondse gasopslag valt onder het toepassingsbereik van het BRZO 2015 (artikel 2 lid 2 sub a). De compartimenten (ondergrondse gasopslagen) vallen onder het begrip installatie als bedoeld in artikel 1 BRZO 2015. Zie de Nvt (Stb. 2015, 272, blz. 52): "Daarnaast benadrukt de richtlijn dat onder het begrip installatie zowel bovengrondse als ondergrondse installaties vallen, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, gebezigd of opgeslagen." Dat betekent dat er een geactualiseerd veiligheidsrapport moet zijn (artikel 9 lid 1 BRZO 2015). Dat is er niet. 18. Ten behoeve van het Instemmingsbesluit 2014 is een BRZO-veiligheidsrapport opgesteld (Veiligheidsrapport UGS Norg, NAM B.V., maart 2013). Een kopie van dit Veiligheidsrapport is als bijlage 2 bijgevoegd. 19. Blijkens het BRZO-veiligheidsrapport (blz. 74) is druk een belangrijke veiligheidsparameter. Druk wordt gegenereerd door de gascompressie bij het injecteren en de formatie genereert een druk op de behandelingsinstallatie bij het terugproduceren van het aardgas. 20. Zie ook BRZO-veiligheidsrapport blz. 29: "De maximaal toegestane reservoirdruk is 327 Bar(A). Om integriteitsproblemen van het reservoir te voorkomen mag de maximale druk van 327 Bar(A) niet overschreden worden, aangezien dit de originele reservoirdruk was." 4
21. Het Veiligheidsrapport is gebaseerd op een maximale druk in het reservoir van 327 Bar(A) (zie bijvoorbeeld blz. 15 en blz. 53): "De druk in het reservoir varieert tussen de 327 Bar (vol reservoir) en 200 Bar (werkvolume teruggeproduceerd)" "De maximale reservoirdruk is gelijk aan de oorspronkelijke reservoirdruk en mag niet worden overschreden." 22. In artikel 8 van het Instemmingsbesluit 2015 wordt uitgegaan een maximale injectiedruk op reservoirniveau van 360 Bar(A). Die injectiedruk wijkt af van de injectiedruk waarmee in het BRZO-veiligheidsrapport is gerekend (zie blz. 53, namelijk een injectiedruk die varieert tussen minimaal 150 Bar(A) en maximaal 310 Bar(A). 23. Het instemmingsbesluit 2015 behelst een wijziging van de BRZO-installatie, als bedoeld in artikel 9 BRZO. Dat betekent dat daaraan voorafgaand een actualisatie van het veiligheidsrapport moet plaatsvinden, hetgeen voor zover B&W bekend niet is gebeurd. Wegens het ontbreken daarvan had de minister zijn instemming aan het gewijzigde opslagplan moeten onthouden. Conclusie 24. De colleges van B&W van de gemeenten Noordenveld en Leek verzoeken Uw Afdeling: het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit van 4 januari 2016 te vernietigen het primaire besluit van 6 augustus 2015 te herroepen de Minister te veroordelen in de kosten van deze procedure Hoogachtend, W. R. van er Velde 5