pseudocracca (Rijksherbarium, Leiden) ingewerkt en die in zijn woonstad Rotterdam vele adventieven verzamelde.

Vergelijkbare documenten
LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten. Klokje (Campanula)

Toorts (Verbascum) LPW-Florasleutel samengesteld door Johan Geusens

Nachtschade (Solanum)

Basterdwederik (Epilobium)

(Rijksherbarium, Leiden)

Rupsklaver (Medicago)

Dovenetel (Lamium) ALGEMENE SLEUTEL

Smeerwortel (Symphytum)

Ooievaarsbek (Geranium)

hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.

schijnaren. Bloemdekbladen 5, vrij, vaak ongelijk van vorm en grootte, kaal pseudostaminodiën, Aegypt.-Arab. 1775, p. 28, is als volgt gekenmerkt:

Warkruid (Cuscuta) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten

Boterbloem (Ranunculus)

(Rijksherbarium, Leiden)

Ganzenvoeten? Amarentenfamilie Amaranthaceae

(Rijksherbarium, Leiden)

Waterlepeltje (Ludwigia)

Munt: Methol wordt gebruikt in smaak- en geurstoffen als snoep thee en tandpasta Muntolie wordt gewonnen uit Pepermunt of Groene munt

(Rijksherbarium, aangedrukt behaard. Onderste bladen lang-, de hogere korter gesteeld, de. Leiden) 4, 1755, p.

Paardenstaart (Equisetum)

NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990

(Rijksherbarium, Leiden)

Vergeet-mij-nietje (Myosotis)

GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3 GROEP 4 GROEP 5 GROEP 6

Examenlijst onkruiden open teelten. Beeldenbank

Determineren van planten

tweehuizige Amaranthus-soorten, terwijl

LPW-Florasleutel samengesteld door Liliane Dedroog. Vetkruid (Sedum)

vegetatieve Bij mijn vegetatiekundig onderzoek word ik regelmatig geconfronteerd met

Tandzaad (Bidens) Veerdelig tandzaad (B. tripartita) Smal tandzaad (B. connata) 3-5 tallig met gesteelde blaadjes. 3-5 tallig, donkergroen

Bies. Bolboschoenus (Zeebies-Heen) Scirpoides (Kogelbies)

Wolfsmelk (Euphorbia)

Wespenorchis (Epipactis)

Beschrijving. Rubus-bastaarden II. Lindley. Afkortingen: c = van caesius, s zz van saltuum, opgaande, de spits gebogen (f),

Gentiana bavarica var. subacaulis. Centrale Alpen Oostenrijk, Zwitserland m

Vrouwenmantel (Alchemilla)

Klaproos (Papaver) Grote klaproos (P. rhoeas ) afstaand of. aangedrukt behaard bleek rood, soms donkerrood, soms aan de voet zwart gevlekt

jaren bezocht hij niet alleen een aantal van de bekende adventief-terreinen, maar ook

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

Plantenkennis. Klim, slinger en leiplanten. lijst 1 G41-G31-GB1+2

enige bijeen. Kelk tijdens de bloei klein, tot zijdelingse, overlangse spleten openspringend. Vruchtbeginsel tweehokkig,

Cultuunassen van Avena. n, It, c, Av. saliva; d, e, Av. strigosa; f, g, />, Ac. brevis; k, Av, nuda.

Van Hallstraat. Prunus avium Plena

Cypergrassen Cyperaceae. Meestal kantig, vol, zonder knopen

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2

Plantenfamilies leren herkennen

HYPERICUM 4, maart 2005

Hoornblad (Ceratophyllum) & Vederkruid (Myriophyllum)

1.-bladeren duidelijk naaldvormig 2. -bladeren geen naalden (vlak blad, grote-of kleine schubben, aanliggend aan twijgen, dakpansgewijze geplaatst) 49

Alsemambrosia Ambrozijn Ambrosia artemisiifolia

Les 3 (werkcollege) Determineren van planten / maken van een determinatietabel

Gele bloemen in het grasland

Dahlst. em. Lindb. f. door. toestand neutraal bruin (notenhout, donker. lc Vruchten geelachtig gebakken steenrood, terra-cotta oflicht zalmkleurig.

Indeling zure kersen ALS WE OVER ZURE KERSEN SPREKEN DAN

LPW-Florasleutel samengesteld door Veerle Cielen. Linde (Tilia)

Rasbeschrijving. 5. Gewas (gat.) Pisum sativum L. (partim)

DE VOORNAAMSTE BRAMEN W. BEIJERINCK en IN HET DRENTSE DISTRICT A.J.TER PELKWIJK II

Plantekennis. Naam: Teun Laureijs. Klas: G42. Vak: Plantenkennis.

Werkgroep KNNV IJssel en Lek. Blauwe passiebloem (Passiflora caerulea)

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1. Deel 3 G41-G31-GB1+2

(Rijksherbarium, planten aan, die wij. Leiden) Jongh, Mennema en Van Ooststroom op dezelfde plaats een nieuwe, nog niet geïdentificeerde

Viburnum burkwoodii Anne Russell Nederlandse naam: sneeuwbal

Plantenkennis. Bladhoudende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Bladhoudende Heesters

Variety Description Rasbeschrijving

Variety Description Rasbeschrijving

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

WORD EEN ECHTE bomenkenner!

Enige. wij naar Aellens bewerking van de Chenopodiaceae in de 2e druk van HEGI, Illustrierte. (Rijksherbarium, Leiden)

De teelt van zonnebloemen

Rasbeschrijving Variety Description. Strong Gold Donker Rood met Gele Rand Breeder's reference Holland Bolroy Markt B.V., HEILOO, NL Applicant

Stijl 1, vaak met 3 stijltakken; deze draad-, priem- of waaiervormig, soms bloembladachtig;

Rasbeschrijving. Vertuco B.V., BREEZAND, NL

Variety Description Rasbeschrijving

Rasbeschrijving Variety Description

DEZE adventieve Helmkruid-soort lijkt het meest op onzt Scrophularianodosa,

Rasbeschrijving Variety Description

Download het originele werkstuk in de bijlage voor de foto's van de bloemen.

Rasbeschrijving Variety Description

De NO-Atlantische en Mediterrane GLYCYMERIDIDAEsoorten

Soortenkennis O43. Bloemplanten

Rasbeschrijving Variety Description. M.A. 2 Breeder's reference Van den Berg Hytuna Vof, BREEZAND, NL Applicant

Variety Description Rasbeschrijving. PanAmerican Seed, VENHUIZEN, NL Applicant

Rasbeschrijving Variety Description Breeder's reference Testcentrum voor Siergewassen B.V., LISSE, NL Applicant

UPOV Rasbeschrijving

Inhoud. Grassen Herkenning onkruidgiersten in vegetatieve toestand Dicotylen

Bij het bestuderen van het in de collectie van het Rijksherbarium. Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging aanwezige

Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland

(Rijksherbarium, Leiden)

planten Akkerhoornbloem Cerastium arvense fenofase Bloei (april-mei).

Rasbeschrijving Variety Description

België. gaand aangevoerd en, blijkens de vele onjuiste determinaties, die door. beschrijvingen en door afbeeldingen de verschillen zo helder mogelijk

bijeengebracht J. Bijlsma (Wageningen),

Oosterse en Westerse Karmozijnbes:

Rasbeschrijving Variety Description

Plantenkennis. Ericaceae. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Avis juridique important 31993L0079 Richtlijn 93/79/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen

Rasbeschrijving Variety Description. Witte Mutant First Class Breeder's reference Van Schagen Tulips B.V., HENSBROEK, NL Applicant

overzicht en vermelding van twee nieuwe soorten

Transcriptie:

Aanwinsten voor de Nederlandse adventief-flora, 9 door S.J. van OoststroomenTh.J. Reichgelt (Rijksherbarium, Leiden) Wederom zijn wij in staat een aantal voor Nederlandnieuweadventieven te melden. Een deel hiervan werd gevonden door de Leidse bioloog R. van der Meijden, die zich de laatste jaren met groot enthousiasme in de kennis van de Nederlandse flora heeft ingewerkt en die in zijn woonstad Rotterdam vele adventieven verzamelde. 1. Vicia pseudocracca Bertol., Rar. Ital. Pl. Dec. 3, 1810, p. 58 (fam. Leguminosae). Rotterdam, Schiehaven, leg. R. van der Meijden. 13 aug. 1965 (L). Van de uit Nederland bekende soorten komt Vicia pseudocracca Bertol. het meest overeen met V. villosa Roth en V. dasycarpa Ten. Zij verschilt er echter al op het eerste gezicht van door de weinigbloemige bloeiwijzen en de kleur van de bloemen. Een korte beschrijving volgt hier: Plant eenjarig, meestal zwak afstaand behaard tot kaal. Stengels kantig. Bladen met 3 10 (meestal 4 5) paar blaadjes en een vertakte rank; blaadjes langwerpig elliptisch tot lancet- of lijn-lancetvormig, stomp tot spits, met een topspitsje; steunblaadjes klein, scheef lancet- of halfspiesvormig, gaafrandig. Bloeiwijze gesteeld, meestal langer dan het erbij behorendeblad, los, meestal ca. 3 6-bloemig; bloemstelen korter dan de kelk. Kelk duidelijk klokvormig de beide bovenste tanden veel korter 51

Rozetbladen Plant Rozetbladen dan de onderste, breed driehoekig, toegespitst, de drie onderste lijn-lancetvormig, geleidelijk toegespitst en ongeveer even lang als of korter dan de buis. Bloemkroon ca. 15 18 mm lang; vlag lichtblauw met donkerder aderen, zwaardenen kiel geelwit, de laatste met een blauwe vlek aan de top; plaat van de vlag ruim half zo lang tot bijna even lang als de nagel. Peul kaal, 2 4 cm lang en 5 10 mm breed, aan de voet versmald in een korte steel, die niet of nauwelijks langer is dan de kelkbuis; zaden ca. 6 8, iets afgeplat bolvormig, glad, zwart; denavel innemend. van de omtrek van het zaad De soort komt oorspronkelijk voor in het Middellandse Zee-gebied, in Europa van het Iberische Schiereiland door Zuid-Frankrijk tot Italië, voorts op de Balearen, Corsica, Sardinië en Sicilië en in Noord-Afrika. 2. Verbascum macrocarpum Boiss., Diagn. ser. 1, 12, 1853, p. 6 (fam. Scrophulariaceae). Oude Pekela, spontaan in tuin, vermoedelijk opgeschoten uit zaad, dat met moestuinkruiden is meegekomen, leg. J. Mart. Duiven, 5 aug. 1953 (L). Deze soort behoort evenals de nauw verwante V. blattaria L. tot de sectie Bothrosperma Murb. subsectie Singuliflora Murb. en wel tot de serie Adenotricha Murb. van de laatste. Deze serie is gekarakteriseerd door een uitsluitend uit klierharen bestaande beharing. De soorten zijn in hoofdzaak als volgt van elkaar te onderscheiden: V. macrocarpum Boiss. duidelijk gesteeld; middelste stengelbladen met afgeronde tot afgeknotte voet. Hogere schutbladen driehoekig-eirond tot eirond-lancetvormig, steeds veel langer dan de bloemstelen. Kelkslippen vrij stomp of met een kort topspitsje. Helmdraden van de voorste twee meeldraden alleen aan de binnenzijde met paarse wolharen. Gehele plant met klierharen; deze zeer verschillend van lengte. V. blattaria L. zittend of kort gesteeld; middelste stengelbladen met hartvormige voet halfstengelomvattend. Hogere schutbladen meestal lancetvormig, meestal duidelijk korter dan de bloemstelen. Kelkslippen meestal spits. Helmdradenvan de voorste twee meeldraden in het bovenste derde deelkaal, overigens geheel met paarse wolharen. Plant bovenaan met kort gesteelde of soms zittende klieren, overigens vrijwel kaal. V. macrocarpum Boiss. komt oorspronkelijk voor in Zuidwest-Azië, van Transkaukasië en Koerdistan oostelijk tot Russisch Midden-Azië. 3. Linaria orlganifolia (L.) DC., Fl. Fr. 3, 1805, p. 591 (fam. Scrophulariaceae). Oostvoorne, in de duinen van de Brielse Waterleiding, leg. Mej. M. Strijbis, 23 mei 1964 (L). Linaria origanifolia is wat de in ons land oorspronkelijk voorkomende soorten betreft het best te vergelijken met L. minor (L.) Desf. Beide zijn als van volgt elkaar te onderscheiden: L. origanifolia (L.) DC. meestal tweejarig tot overblijvend. Stengels neerliggend-opstijgend. Bladen vrij dik, iets vlezig, de onderste dichter opeen dan de hogere, elliptisch tot omgekeerd eirond, vrij plotseling in de steel versmald. Bloemkroon (spoor niet inbegrepen) ca. 7 10( 15) mm lang, duidelijk langer dan dekelk. 52

Plant Overlangse lijsten op de zaden met onregelmatige tanden. L. minor (L.) Desf. eenjarig. Stengels rechtopstaand. Bladen dunner, niet vlezig, de onderste niet dichter opeen dan de hogere, omgekeerd lancetvormig, meer geleidelijk in de steel versmald. Bloemkroon (spoor niet inbegrepen) ca. 4 6 mm lang, weinig langer dan de kelk. Overlangse lijsten op de zaden vrijwel glad. L. origanifolia komt oorspronkelijk voor in Spanje, Portugal, Zuid-Frankrijk en op de Balearen. Fig. 1. Vrucht van a: Picris hieracioides L.; b: P. sprengeriana (L.) Poir. 4. Scrophularia peregrina L., Sp. Pl. 1753, p. 621 (fam. Scrophulariaceae). Leiden, Voorschoterweg, wegrand, leg. 5. E. de Jongh, 19 okt. 1965 (herb. De Jongh). S. peregrina L. heeft evenals S. vernalis L. de bloemen in bijschermen in de bladoksels van de naar boven geleidelijk kleiner wordende bladen, terwijl de kelkslippen niet vliezig gerand zijn. Zij verschilt door deze kenmerken van de overige in Nederland voorkomende soorten waarbij de bloemen tot een eindelingse pluim zijn verenigd en de kelkslippen een vliezige rand vertonen. S. peregrina is van S. vernalis te onderscheiden doordat zij eenjarig en kaal of bijna kaal is (S. vernalis is tweejarig tot overblijvend en dicht en vooral bovenaan klierachtig behaard), door de losse, 2 5-bloemige bijschermen (bij S. vernalis zijn deze gedrongen en 3 10( 20)-bloemig) en door de donker bruinpurperen bloemkroon met een ongeveer cirkelrond staminodium (bij S. vernalis is de bloemkroon groen- het staminodium achtig-geel terwijl ontbreekt). De soort komt voor in het Middellandse Zee-gebied en wordt in West-Frankrijk ook nog aangetroffen tot in het departement Cötes-du-Nord. Volgens Rouy is zij in West-Frankrijk echter waarschijnlijk niet oorspronkelijk. 5. Picris sprengeriana (L.) Poir., Encycl. 5, 1804, p. 310 (fam. Compositae) Fig. 1. Rotterdam, Vierhavensstraat bij Lekhaven, leg. R. van der Meijden, 3 sept. 1965 (L). Deze soort verschilt van de hier te lande inheemse P. hieracioides L. o.a. als volgt: Plant eenjarig (bij P. hieracioides tweejarig tot overblijvend). Stengel vanaf de voet 53

Fig. 2. a b: Eragrostis multicaulis Steud., a: bloeiwijze, b: aartje; c d: E. pilosa (L). P.B., c: bloeiwijze, d: aartje. 54

Bladscheden wijd vertakt, ook de takken van de bloeiwijze wijd afstaand (bij P. hieracioides hoger vertakkend, de takken van de bloeiwijze rechtop-afstaand of opstijgend). Hoofdjes kleiner dan bij P. hieracioides; het omwindsel 8 10 mm lang (bij P. hieracioides 10 15 mm), na de bloei in het onderste deel opgeblazen en daarboven ingesnoerd; debinnensteomwindselbladendanonderaan gebogen en bootvormig (bij P. hieracioides niet opgeblazen en niet ingesnoerd, deomwindselbladen vlak). Vruchten (fig. 1, b) meestal sterk gebogen, in een korte snavel versmald, overlangs en grof dwars geribd (bij P. hieracioides {fig. l,a) zwak gebogen tot vrijwel recht, met nauwelijks ontwikkelde snavel en overlangs en zeer fijn dwars geribd). P. sprengeriana komt voor in het Middellandse Zee-gebied, van Spanje door Zuid-Frankrijk en Italië tot het Balkan Schiereiland; ook in het oostelijke deel van Noord-Afrika en verder oostelijk tot in Mesopotamië. 6. Eragrostis multicaulis Steud., Syn. Pl. Gram. 1855, p. 426(fam. Gramineae)Fig. 2. Rotterdam, Schiehaven N.Z., spoorwegterrein, leg. J. H. Kern, S. J. van Ooststroom & Th. J. Reichgelt, herb. v. O. no. 21053, 8 sept. 1958 (L); id., id., leg. S. E. de Jongh, J. Mennema, S. J. van Ooststroom & Th. J. Reichgelt, herb. v. O. no. 24310 en 24324, 26 aug. 1965 (L); id., Maashaven, leg. R. van der Meijden, 3 sept. 1965 (L); id., Vierhavensstraat bij IJselhaven, leg. R. van der Mei/den, 3 sept. 1965 (L). Van de hier te lande adventief aangetroffen Eragrostis-soorten gelijkt E. pilosa (L.) P. B. het meest op E. multicaulis Steud. Beide soorten zijn als volgt van elkaar te onderscheiden: E. multicaulis Steud. (fig. 2, a-b) Bladscheden aan de top aan de buitenzijde kaal of gedeeltelijk met weinige lange haren. Takken van de bloeiwijze vrijwel steeds zonderharen aan de voet, vrij stijf, van dicht bij de voet af aartjes dragend. Stelen van de aartjes korter dan deze, die van de hogere zijaartjes van iedere tak tot ca. 1 mm lang. Aartjes eirond oflangwerpig eirond, ca. IJ mm breed; debloemen meer afstaand dan bij de volgende soort. E. pilosa (L.) P. B. (fig. 2, c-d) aan de top aan de buitenzijde met talrijke lange haren. De onderste takken van de bloeiwijze aan de voet meestal met ange haren; alle takken minder stijf, bochtig, pas op een aanzienlijke afstand van de voet Stelen van aartjes dragend. de aartjes overwegend langer dan deze, die van de van iedere tak ten minste 2 mm hogere zijaartjes lang. Aartjes langwerpig tot lijnvormig, ca. 1 mm breed; bloemen weinig afstaand. E. multicaulis werd door Steudel beschreven naar planten uit Japan. De soort schijnt oorspronkelijk in Oost-Azië thuis te behoren, doch is thans over een groot deel van deaarde verspreid. 7. Beckeropsis verisim. petiolaris (Hochst.) Fig. & De Not., in Mem. Accad. Sci. Torino ser. 2, 14, 1854, p. 368 (fam. Gramineae) Fig. 3. Rotterdam, Vierhavensstraat, spoorwegterrein,leg. R. van der Meijden, 24 aug. 1965 (L); id., id., leg. R. van der Meijden, 16 sept. 1965; dit exemplaar overgebracht naar de Leidse Hortus en daar bloeiend verzameld in dec. 1965 (L). De beide hier genoemde planten behoren zeer waarschijnlijk tot Beckeropsis 55

Fig. 3. Beckeropsis cf.petiolaris (Hochst.) Fig. &De Not. a: bloeiwijze; b c: bladen; d e: aartje van twee zijden gezien. 56

petiolaris (Hochst.) Fig. & De Not., hoewel daarover geen volkomen zekerheid bestaat. Het genus Beckeropsis Fig. & De Not. behoort tot de Paniceae en onderscheidt zich van de hier te lande inheemse en adventieve geslachten van deze tribus door de volgende kenmerken: Aartjes aan de voet met een enkele borstel en bij rijpheid samen met deze afvallend. B. petiolaris is in het kort als volgt gekenmerkt: Plant eenjarig. Stengels rechtopstaand, tot ruim 1 m hoog, kaal. Bladscheden aan de top aan hunrand gewimperd; ligula gereduceerd tot een lijn van korte haren; bladschijf dun, slap, gesteeld, met hart- of pijlvormige of met afgeronde voet, zelden ten dele ofalle met geleidelijk versmalde voet, debovenste zittend, alle in een lange spitse punt versmald, ca. 10 30 mm breed (bij ons exemplaar slechts tot 8 mm), kaal of aan weerszijden lang en verspreid behaard en met ruwe randen en een bleke middennerf. Aartjes tot trossen verenigd; deze 1 tot meerdere bijeen in de oksels van de bovenste bladen, lang gesteeld ons (bij exemplaar 1 2 per bladoksel, in het laatste geval één lang gesteeld en één korter), met inbegrip van de borstels bij ons tot ruim exemplaar 3 cm lang; borstels tot 3 cm lang (bij ons exemplaar tot 2 cm); aartjes smal elliptisch, spits, ca. 2 2 mm lang; eerste en tweede kelkkafje zeer klein, afgerond tot uitgerand, nog geen i mm lang; lemma van de steriele en de fertiele bloem van dezelfde vorm en grootte als het aartje, vooral naar de top verspreid kort borstelig behaard. De soort komt voor in Soedan en Ethiopië en wordt daar als hooi voor het vee gebruikt. 8. Verwilderde sierplanten. Polygonum aubertii L. Henry, fam. Polygonaceae. Deze soort werd in oktober 1964 aangetroffen op een stortplaats aan het Papenpad te Bennekom door Dr. F. M. Muller. Herkomst: West-China en Tibet. Euphorbia marginata Pursh, fam. Euphorbiaceae. Deze soort werd in september 1965 door A. J. de Boer verwilderd gevonden te Deventer, op een tuinderslandje. Zij is afkomstig uit de centrale Verenigde Staten. Alchemillamollis (Buser) Rothm., fam. Rosaceae, werd verwilderd gevonden te Berg en Dal bij Nijmegen, aan een zandig-lemige wegberm in juni 1950 door M. Jacobs; vervolgens ten noorden van Lonneker ca. 1955 door J. van der Veer en tenslotte langs een wegrand te Blaricum in juni 1965 door A. S. Troelstra. Herkomst: Balkan Schiereiland. Cotoneaster moupinensis Franch., fam. Rosaceae. Verwilderd bij Veenendaal, Gat van Vonk", leg. S. J. van O oststroom & Th. J. Reichgelt, herb. v. O. no. 23332, 16 juli 1963 en bij Losser, De Grevenmaat", leg. P. A. Bakker, 22 juni 1965. De soort is uit West-China. afkomstig Crataegus crus-galli L., fam. Rosaceae. Verwilderd bij Maarn, in een zandafgraving, leg. M. T. Jansen & J. A. E. dekleuver, 12 juni 1965. Afkomstig uit de oostelijke Verenigde Staten. 57

Cytisus nigricans L., fam. Leguminosae. Deze in Midden- en Zuid-Europa voorkomende heester werd in meerdere exemplaren verwilderd aangetroffen op een ruderaal terrein even ten noorden van het veer Rheden-Giesbeek door E. C. H. Kolvoort in augustus 1965. Cytisus x praecox Bean, fam. Leguminosae, werd verwilderd gevonden op een wegberm te Hilversum door J. B. M. Frencken & J. A. E. dekleuver op 15 mei 1965. Trifolium repensl.var. atropurpureum Nich.,fam. Leguminosae. Te Beverwijk, op braakliggend terrein, gevonden door J. Akkerman, in september 1965. Godetia amoena G. Don x G. grandiflora Lindl. (Godetia x hybrida Voss), fam. Deze Onagraceae. als eenjarige sierplant gekweekte hybride groeide in een aardbeienveld bij Kesteren in september 1965 en werd verzameld door J. A. E. de Kleuver. Phlox drummondiihook., fam. Polemoniaceae.Verwilderd gevonden op een ruderale wegberm te Achterberg, gem. Rhenen door J. A. E. dekleuver op 8 augustus 1965. Oorspronkelijk voorkomend in oostelijk Texas. Gentiana asclepiadea L.,fam. Gentianaceae. Van deze soort werd een aantal exemplaren aangetroffen op het landgoed Strypemonde, gem. Rockanje doorh. Verheij op 26 september 1965. G. asclepiadea komt oorspronkelijk voor in de gebergten van Midden- en Zuid- Europa, oostelijk tot de Kaukasus. Coreopsis grandiflora Hogg, fam. Compositae, oorspronkelijk afkomstig uit de zuidelijke Verenigde Staten, werd op 4 juli 1965 verwilderd gevonden op een opgespoten terrein in Amsterdam-Zuid door A. S. Troelstra. Venidium decurrens Less., fam. Compositae. Verwilderd gevonden te Leiden aan derand van de Voorschoterweg door Th. J. Reichgelt (no. 20044) op 17 oktober 1965. Deze soort is afkomstig uit Zuid-Afrika. AHium moly L., fam. Liliaceae, werd verwilderd gevonden op het terrein van Duivenvoorde bij Voorschoten in 1965 door J. W. Mol. De soort hoort oorspronkelijk thuis in Spanje, doch wordt in het overige Middellandse Zee-gebied herhaaldelijk verwilderd aangetroffen. Summary Acquisitions to the adventitious flora of the Netherlands, mainly found in 1965. 1. Vicia pseudocracca Bertol., a native of the Mediterranean region, was found on a railway-yard in the harbour of Rotterdam. 2. Verbascum macrocarpum Boiss.,from S.W. Asia, occurred as a weed in a garden at Oude Pekela, prov. Groningen, most probably introduced with seeds for the kitchen-garden. 3. Linaria origanifolia(l.) DC., a native ofthe western part ofthe Mediterranean region, was found as an alien in the dunes near Oostvoorne,prov. S. Holland. 4. Scrophulariaperegrina L., a native ofthe same region, was found along a roadside near Leiden. 58

5. Picris sprengeriana (L.) Poir., also from the Mediterranean region, occurred on a railway-yard in Rotterdam-harbour. 6. Eragrostis multicaulissteud. from eastern Asia was found under similar circumstances as no. 5. It was growing there in abundance. 7. In the same locality two specimens of the E. African Beckeropsis cf. petiolaris (Hochst.) Fig. & De Not. were found. 8. A number of plants escaped from cultivation are enumerated. 59